gepubliceerd op 15 juli 2003
Wet tot wijziging van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen
21 MEI 2003. - Wet tot wijziging van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst
Art. 2.Aan artikel 67 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, gewijzigd bij de wet van 16 maart 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) § 2 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2.Voor wat betreft de eenvoudige risico's bepaald door de Koning, wordt de vergoeding betaald als volgt : 1° de verzekeraar stort het bedrag tot dekking van de kosten van huisvesting en van andere eerste hulp ten laatste binnen vijftien dagen die volgen op de datum van aangifte van het schadegeval of van de mededeling van het bewijs dat deze kosten werden gemaakt;2° de verzekeraar betaalt binnen negentig dagen die volgen op de datum van aangifte van het schadegeval het bedrag van de vergoeding dat zonder betwisting verschuldigd is zoals het bij onderling akkoord door de partijen is vastgesteld;3° in geval van wederopbouw of wedersamenstelling van de beschadigde goederen, is de verzekeraar ertoe gehouden de verzekerde, binnen dertig dagen die volgen op de datum van sluiting van de expertise of, bij ontstentenis, de datum van de vaststelling van het bedrag van de schade, een eerste gedeelte uit te betalen dat gelijk is aan de in § 3, 1°, b) bepaalde minimumvergoeding. De rest van de vergoeding mag worden betaald in schijven naargelang de wederopbouw of wedersamenstelling vorderen, voorzover de voorgaande schijf uitgeput is.
De partijen kunnen na het schadegeval een andere verdeling van de betaling van de vergoedingsschijven overeenkomen; 4° in geval van vervanging van het beschadigde gebouw door de aankoop van een ander gebouw is de verzekeraar er toe gehouden de verzekerde, binnen dertig dagen die volgen op de datum van de sluiting van de expertise of bij ontstentenis eraan, van de bepaling van het bedrag van de schade, een eerste gedeelte uit te betalen dat gelijk is aan de in § 3, 1°, b) bepaalde minimumvergoeding. Het saldo wordt gestort bij het verlijden van de authentieke akte van aankoop van het vervangingsgoed; 5° in alle andere gevallen is de vergoeding betaalbaar binnen dertig dagen die volgen op de datum van de sluiting van de expertise of bij ontstentenis, de datum van de vaststelling van het bedrag van de schade;6° de sluiting van de expertise of de schatting van de schade bedoeld bij 3°, 4° en 5° hierboven moet plaatsvinden binnen negentig dagen die volgen op de datum van de aangifte van het schadegeval.» b) een § 2bis wordt ingevoegd, als volgt : « § 2bis.De termijnen bedoeld bij § 2 worden opgeschort in de volgende gevallen : 1° De verzekerde heeft op de datum van sluiting van de expertise niet alle verplichtingen vervuld die hem door de verzekeringsovereenkomst zijn opgelegd.In dit geval beginnen de termijnen pas te lopen vanaf de dag die volgt op de dag waarop de verzekerde de genoemde contractuele verplichtingen is nagekomen; 2° Het gaat over een diefstal of er bestaan vermoedens dat het schadegeval opzettelijk veroorzaakt kan zijn door de verzekerde of de verzekeringsbegunstigde.In dit geval kan de verzekeraar zich het recht voorbehouden vooraf kopie van het strafdossier te nemen. Het verzoek om kennis ervan te mogen nemen moet uiterlijk binnen dertig dagen na de afsluiting van de door hem bevolen expertise geformuleerd worden. Indien de verzekerde of de begunstigde die om vergoeding vraagt niet strafrechtelijk wordt vervolgd, moet de eventuele betaling geschieden binnen dertig dagen nadat de verzekeraar kennis genomen heeft van de conclusies van het genoemde dossier; 3° De vaststelling van de vergoeding of van de verzekerde aansprakelijkheden worden betwist.In die gevallen moet de betaling van het betwiste deel van de eventuele vergoeding geschieden binnen dertig dagen die volgen op de sluiting van de genoemde betwistingen; 4° Het schadegeval is veroorzaakt door een overstroming bedoeld bij onderafdeling Ibis van deze afdeling.In dit geval kan de Minister bevoegd voor Economische Zaken de termijn van negentig dagen, bedoeld bij § 2, 2°, verlengen. 5° De verzekeraar heeft de verzekerde schriftelijk de redenen, buiten zijn wil en die van zijn gemachtigden, duidelijk gemaakt, redenen die de sluiting van de expertise of de raming van de schade, bedoeld in § 2, 6° beletten.» c) er wordt een zesde paragraaf toegevoegd, luidend als volgt : « § 6.In geval van niet-eerbiediging van de termijnen bedoeld bij § 2, brengt het gedeelte van de vergoeding dat niet wordt betaald binnen de termijnen van rechtswege een intrest op die gelijk is aan tweemaal de wettelijke intrestvoet te rekenen vanaf de dag die volgt op het verstrijken van de termijn tot op de dag van de daadwerkelijke betaling, tenzij de verzekeraar bewijst dat de vertraging niet te wijten is aan hemzelf of aan een van zijn gemachtigden. »
Art. 3.In dezelfde wet wordt na Titel II, Hoofdstuk II, Afdeling II, Onderafdeling I, een nieuwe onderafdeling Ibis ingevoegd, luidende : « Onderafdeling Ibis - De overstromingsverzekering wat betreft de eenvoudige risico's.
Artikel 68-1 Dekking van het risico van overstromingen De zaakverzekeringsovereenkomsten met betrekking tot het gevaar brand die dekking verlenen voor eenvoudige risico's, zoals bepaald ter uitvoering van artikel 67, § 2, gelegen in risicogebieden die afgebakend zijn met toepassing van artikel 68-7, bevatten verplicht de waarborg tegen overstromingen volgens de voorwaarden bedoeld bij deze onderafdeling.
Het geheel van de bij deze onderafdeling bedoelde gevaren vormt een enkele en dezelfde waarborg en mag slechts worden beperkt tot een gedeelte van de verzekerde bedragen op het gebouw en de inhoud, volgens de door de Koning bepaalde maatregelen.
Behoudens andersluidende bepalingen, worden de bepalingen van onderafdeling I toegepast op de waarborg bedoeld bij deze onderafdeling.
Artikel 68-2 Overstroming : omschrijving Onder overstroming, wordt verstaan het buiten de oevers treden van waterlopen, kanalen, meren, vijvers of zeeën of een overloop, een opstuwing van openbare rioleringen of een dijkbreuk, ten gevolge van atmosferische neerslag, een storm, het smelten van sneeuw of ijs, of een vloedgolf.
Artikel 68-3 Overstroming : eenheid Als één enkele overstroming wordt beschouwd, de initiële overstroming van een waterloop, kanaal, meer, vijver of zee en elke overloop die optreedt binnen 168 uur na het zakken van het waterpeil of de terugkeer binnen zijn gewone limieten van de waterloop, kanaal, meer, vijver of zee.
Artikel 68-4 Omvang van de waarborg De waarborg dekt op zijn minst : a) de schade die rechtstreeks aan de verzekerde goederen wordt veroorzaakt door een overstroming zoals bepaald in artikel 68-2 of een verzekerd gevaar dat er rechtstreeks uit voortvloeit, inzonderheid brand, ontploffing met inbegrip van ontploffing van springstoffen, implosie en diefstal;b) de schade aan de verzekerde goederen die zou voortspruiten uit maatregelen die in voornoemd geval zouden zijn genomen door een bij wet ingesteld gezag voor de beveiliging en de bescherming van de goederen en personen, daarbij inbegrepen de overstromingen die het gevolg zijn van het openzetten of de vernietiging van sluizen, stuwdammen of dijken, met het doel een eventuele overstroming of de uitbreiding ervan te voorkomen. Artikel 68-5 Uitsluitingen § 1. Behalve andersluidende uitdrukkelijke bepalingen van de verzekeringsovereenkomst, zijn in principe van de waarborg bedoeld bij deze onderafdeling uitgesloten de niet-binnengehaalde oogsten, de levende veestapel buiten het gebouw, de bodem, de teelten en de bosaanplantingen. § 2. Kunnen van de waarborg bedoeld bij deze onderafdeling worden uitgesloten : a) de voorwerpen die zich buiten een gebouw bevinden, behalve als ze er voorgoed aan vastgemaakt zijn;b) de constructies die gemakkelijk verplaatsbaar of uiteen te nemen zijn of die bouwvallig zijn of in afbraak zijn, en hun eventuele inhoud, behalve indien deze constructies als hoofdverblijf van de verzekerde dienen;c) de afsluitingen en hagen van om 't even welke aard, de tuinen, aanplantingen, toegangen en binnenplaatsen, terrassen, tuinhuisjes, schuurtjes, berghokken, alsook de luxegoederen, zoals zwembaden, tennis- en golfterreinen;d) de gebouwen of gedeelten van gebouwen in opbouw, verbouwing of herstelling en hun eventuele inhoud, behalve indien zij bewoond of normaal bewoonbaar zijn;e) de voertuigen en de lucht-, zee-, meer- en riviervaartuigen;f) de vervoerde goederen;g) de goederen waarvan de herstelling van de schade wordt georganiseerd door bijzondere wetten of door internationale overeenkomsten. § 3. De Koning kan de bij de voorgaande paragrafen bedoelde uitsluitingen nader omschrijven.
Artikel 68-6 Uit de door deze onderafdeling bedoelde waarborg worden gesloten, de goederen waarvan het bewezen is dat hun aanwezigheid, op het ogenblik van het schadelijk feit, op de plaats waar zij geteisterd werden, in hoofde van geteisterde, een schuld, een nalatigheid of een onvoorzichtigheid uitmaakt.
Artikel 68-7 Risicozones § 1. Onder risicozones verstaat men de plaatsen die aan terugkerende en belangrijke overstromingen blootgesteld werden of blootgesteld kunnen worden. § 2. De Koning bepaalt, in overeenstemming met de gewesten de criteria op basis waarvan de gewesten hun voorstellen inzake de afbakening van de risicozones dienen te formuleren.
De Koning bakent vervolgens de risicozones af.
De Koning kan de risicozones slechts uitbreiden of verkleinen in onderling overleg met de gewesten. Hij bepaalt tenslotte de modaliteiten van de bekendmaking van de risicozones. § 3. In afwijking van artikel 68-1, derde lid, mag de verzekeringsovereenkomst de dekking tegen het overstromingsgevaar uitsluiten als zij een gebouw, een gedeelte van een gebouw of de inhoud van een gebouw dekt, die werden gebouwd meer dan achttien maanden na de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het koninklijk besluit, dat de zone waarin het gebouw zich bevindt, in overeenstemming met § 2, als risicozone klasseert.
De goederen bedoeld in het vorig lid zijn de goederen in opbouw, verbouwing of herstelling, die definitief zijn gesloten met afgewerkte en vast geplaatste deuren en ramen, en definitief en volledig gedekt zijn.
Deze uitzondering is eveneens van toepassing op de uitbreidingen op de grond van de goederen die bestonden voor de datum van klassering, bedoeld in het eerste lid.
Deze uitzondering is niet van toepassing op de goederen of delen van de goederen die werden heropgebouwd of wedersamengesteld na een schadegeval en die overeenstemmen met de waarde van de wederopbouw of de wedersamenstelling van de goederen voor het schadegeval. § 4. De informatie over het feit dat een goed in een risicozone gelegen is, wordt verstrekt : - door het comité van aankoop of de notaris, in de authentieke akte, in het geval van akte van overdracht van een zakelijk recht op een onroerend goed; - door de architect, schriftelijk in de overeenkomst, in het geval van bouw, restauratie of uitbreiding van een onroerend goed; - door de overdrager, schriftelijk in de overeenkomst, in geval van akte van overdracht van een zakelijk recht op een onroerend goed; - door de verhuurder, schriftelijk in de overeenkomst of in een bijzonder document, voor de in verhuur gegeven onroerende goederen die na de afbakening van de risicozones werden opgericht; - door de daartoe door de Koning aangewezen ambtenaren; - door de gemeentelijke administraties, wat betreft de risicozone's die zich op hun grondgebied bevinden.
Artikel 68-8 Betaling van de vergoeding § 1. Behoudens toepassing van paragraaf 2, wordt de vergoeding betaald volgens de bepalingen van artikel 67. § 2. De verzekeraar mag de vergoedingen die hij zal moeten betalen bij een onvoorziene overstroming, beperken tot het laagste bedrag van die welke door toepassing van de volgende formules worden verkregen : a) 3.000.000 EUR + 0,35 x P + 0,05 x S b) 1,05 x (3.000.000 EUR + 0,35 x P) waar : - P is het incasso van de premies en bijzaken, buiten de verwervingskosten, voor de waarborgen brand, elektriciteit en de risico's die verbonden zijn aan de eenvoudige risico's, bedoeld in artikel 67, § 2, incasso dat door de verzekeraar gerealiseerd werd gedurende het boekjaar voorafgaand aan het schadegeval, - S is het bedrag van de vergoedingen te betalen door de verzekeraar voor een overstroming die 3.000.000 EUR + 0,35 x P overschrijdt. § 3. Indien een verzekeraar de bepalingen van vorige paragraaf toepast, wordt de vergoeding, door hem verschuldigd uit hoofde van elke door hem gesloten verzekeringsovereenkomst, evenredig verminderd.
Artikel 68-9 Tariferingsbureau § 1. Teneinde de dekking van de door deze onderafdeling bedoelde risico's te verzekeren, richt de Koning een Tariferingsbureau op met als opdracht een verzekeringsdekking tegen de overstromingen te vinden voor de risico's die geen dekking vinden en er de tariefvoorwaarden van vaststellen.
De kandidaat-verzekeringsnemer wiens risico door tenminste drie verzekeraars werd geweigerd of aan wie door ten minste drie verzekeraars een dekking werd voorgesteld waarvan de premie of de vrijstelling de maxima vastgesteld door de Koning overschrijden, omwille van het risico overstromingen, kan zich tot het Bureau wenden.
De Koning stelt de procedure en de termijnen van toegang tot het Bureau vast. § 2. De verzekeraar moet de kandidaat-verzekeringsnemer informeren over het feit dat hij zich in één van de gevallen bevindt als bedoeld in § 1. § 3. Het Bureau is samengesteld uit vier leden die de verzekeringsondernemingen vertegenwoordigen en uit vier leden die de consumenten vertegenwoordigen, benoemd door de Koning voor een termijn van zes jaar.
De leden van het Bureau worden gekozen uit een dubbele lijst, voorgesteld door de beroepsverenigingen van de verzekeringsondernemingen en door de verenigingen die in aanmerking komen om de belangen van de consumenten te vertegenwoordigen.
De Koning benoemt, voor een periode van zes jaar, een voorzitter die niet bij de vorige categorieën hoort.
De Koning bepaalt de vergoedingen waarop de voorzitter en de leden van het tariferingsbureau recht hebben.
De Koning wijst eveneens voor ieder lid een plaatsvervanger aan. De plaatsvervangers worden op dezelfde manier gekozen als de effectieve leden.
Het Bureau kan er deskundigen bij nemen die niet stemgerechtigd zijn.
De Ministers bevoegd voor Economische Zaken en Binnenlandse Zaken kunnen een waarnemer naar het Bureau afvaardigen.
Tenzij de Koning er anders over beslist, oefent het Bureau zijn activiteiten uit bij de Nationale Kas voor Rampenschade, bedoeld bij artikel 35 van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen, die er het secretariaat en het dagelijks beheer van waarneemt. § 4. De Koning legt de voorwaarden vast van de werking van het Bureau en de verplichtingen van de verzekeraars teneinde de dekkingsverplichting te eerbiedigen bedoeld in paragraaf 1.
De verzekeraar die de door en krachtens dit artikel bepaalde verplichtingen niet naleeft, wordt geacht niet meer in overeenstemming te zijn met de bepalingen van de wet van 9 juli 1975 op de controle der verzekeringsondernemingen. § 5. De door het Bureau getarifeerde risico's worden verzekerd door al de verzekeraars die in België de verzekering van de eenvoudige risico's tegen brand aanbieden. Het Bureau vertrouwt het beheer van deze risico's toe aan één of verschillende verzekeraars. Het resultaat van dit beheer alsmede de werkingskosten van het Bureau worden omgeslagen over de verzekeraars die in België de verzekering van de eenvoudige risico's tegen brand aanbieden. » HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen
Art. 4.Aan artikel 2 van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade aan private goederen door natuurrampen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 1, eerste lid, 1°, worden de woorden « die belangrijke schade hebben veroorzaakt » vervangen door de woorden « of die belangrijke schade hebben veroorzaakt » verandert;b) het artikel wordt aangevuld met een § 3 die als volgt luidt : « § 3.Voor wat de algemene rampen betreft, is deze wet niet van toepassing op goederen die in principe kunnen verzekerd worden door een verzekeringsovereenkomst overeenkomstig de artikelen 68-1 en volgende van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, behoudens : 1° wat bedoeld is in Hoofdstuk V van deze titel, 2° wanneer de getroffen goederen niet verzekerd zijn omwille van de financiële toestand van de houder van het verzekeringsbelang. De Koning stelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden vast om van de bepalingen van punt 2° van het vorige lid te genieten. »
Art. 5.In dezelfde wet wordt onder Titel 1 een Hoofdstuk V ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk V - Schade aan goederen verzekerd tegen de overstromingen Artikel 34-1 Dit hoofdstuk is van toepassing : a) op goederen die worden beschouwd als eenvoudige risico's in de zin van artikel 67 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en die verzekerd worden, op het ogenblik van het schadegeval, door een verzekeringsovereenkomst overeenkomstig de artikelen 68-1 en volgende van dezelfde wet; en b) wanneer een in artikel 68-2 van dezelfde wet bedoelde overstroming zich voordoet. Artikel 34-2 De financiële tegemoetkoming wordt slechts toegestaan in de volgende gevallen : 1° wanneer een verzekeringsonderneming, met toepassing van artikel 68-8, § 2, van de voornoemde wet van 25 juni 1992, het totaal van de door haar te betalen vergoedingen naar aanleiding van een overstroming heeft beperkt;2° wanneer de verzekeringsonderneming, schuldenaar van de vergoeding haar verplichtingen niet nakomt omwille één of meerdere van de volgende omstandigheden : a) ze heeft afstand gedaan van de toelating in België, b) ze maakt het voorwerp uit van een afstand of intrekking van toelating in België of van een, met toepassing van artikel 71, § 1, derde lid en § 2, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, opgelegd verbod van activiteit in België c) ze werd failliet verklaard. Artikel 34-3 De financiële tegemoetkoming bestaat in het betalen van het gedeelte van de vergoeding dat niet door de verzekeringsonderneming aan de begunstigden van de verzekeringsovereenkomsten wordt betaald.
Wanneer het bedrag ten laste van de Nationale Kas voor Rampenschade bedoeld bij artikel 35, 125 miljoen euro overschrijdt, wordt de financiële tussenkomst evenredig verminderd.
Artikel 34-4 Als een verzekeringsonderneming haar interventielimiet bereikt, zoals vastgesteld met toepassing van artikel 68-8, § 2, van voornoemde wet van 25 juni 1992, dient zij bij de Nationale Kas voor Rampenschade een dossier in, teneinde het bedrag van de vergoedingen te verkrijgen waarop haar verzekerden recht hebben.
Zodra de verzekeringsonderneming dit bedrag heeft ontvangen, keert zij het uit aan de rechthebbenden van de verzekeringsovereenkomsten.
De Koning bepaalt de nadere regels voor de toepassing van dit artikel.
Artikel 34-5 § 1. De Koning stelt de andere voorwaarden vast waaronder de financiële tegemoetkoming kan worden toegekend. § 2. De gestorte financiële tegemoetkoming wordt herzien in de volgende gevallen : 1° wanneer het bewezen is dat het eerder toegekend bedrag, verkeerd werd berekend;2° in geval van materiële vergissing. Artikel 34-6 In de gevallen bedoeld bij het 2° van artikel 34-2, oefent de Nationale Kas voor Rampenschade een verhaal uit tegen de verzekeringsonderneming ten belope van de betaalde vergoedingen.
De Nationale Kas voor Rampenschade treedt in de rechten van de benadeelden in zoverre ze de schade heeft vergoed.
De indeplaatsstelling mag geen afbreuk doen aan de rechten die benadeelden die samen met de Kas opkomen, persoonlijk zouden kunnen doen gelden. Deze benadeelden, met uitsluiting van de in hun plaats gestelden, oefenen hun rechten uit bij voorkeur boven de Kas. »
Art. 6.In artikel 35, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 13 augustus 1986 en bij de wet van 28 december 1990, wordt tussen het derde en het vierde streepje een nieuw streepje ingelast, luidend als volgt : « - de bij hoofdstuk V bedoelde financiële tegemoetkomingen, ».
Art. 7.Artikel 42, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 13 augustus 1986, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. De Staat kan aan de gemeenschappen, gewesten, provincies, gemeenten, intercommunales, openbare centra voor maatschappelijk welzijn, openbare instellingen die zijn belast met de organisatie van de eredienst of van het verlenen van morele diensten op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing en aan polders en wateringen, toelagen toekennen voor de wederopbouw en wedersamenstelling van hun goederen die tot het openbaar domein behoren en die vernield of beschadigd werden ten gevolge van een door de Koning erkende ramp. »
Art. 8.Deze wet treedt in werking op de dag van de inwerkingtreding van de besluiten bedoeld in art. 68-7 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, zoals ingevoegd bij artikel 3 van deze wet, met uitzondering van art. 68-9 van voornoemde wet van 25 juni 1992, zoals ingevoegd bij artikel 3 van deze wet, dat in werking treedt de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
De Koning bepaalt de datum waarop deze wet van toepassing is op de overeenkomsten die lopende zijn op de datum van haar inwerkingtreding, alsook de termijn waarbinnen de verzekeringsondernemingen overgaan tot de formele aanpassingen van de overeenkomsten.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 21 mei 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mme I. DURANT De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Minister belast met Landbouw, Mevr. A.-M. NEYTS-UYTTEBROECK De Minister van Consumentenzaken, J. TAVERNIER Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Kamer van Volksvertegenwoordigers. Doc. 50-1007 Gewone zitting 2002/2003 .
Parlementaire stukken : Nr.1 : Wetsontwerp;
Nrs. 2 tot 7 : Amendementen;
Nr. 8 : Verslag;
Nr. 9 : Tekst aangenomen door de Commissie;
Nr. 10 : Amendementen voorgesteld na indiening van het verslag;
Nr. 11 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Handelingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Integraal verslag : 19 en 20 maart 2003.
Senaat.
Nr. 2-1555 - Gewone zitting 2002/2003.
Parlementaire stukken : Nr. 1. Ontwerp geëvoceerd door de Senaat;
Nr. 2 : Amendementen;
Nr. 3 : Verslag;
Nr. 4 : Amendementen opnieuw ingediend na de goedkeuring van het verslag;
Nr. 5 : Beslissing om niet te amenderen.