Etaamb.openjustice.be
Wet van 21 december 2006
gepubliceerd op 23 januari 2007

Wet houdende diverse bepalingen met het oog op de oprichting van de ombudsdienst voor de postsector en tot wijziging van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2007011006
pub.
23/01/2007
prom.
21/12/2006
ELI
eli/wet/2006/12/21/2007011006/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 DECEMBER 2006. - Wet houdende diverse bepalingen met het oog op de oprichting van de ombudsdienst voor de postsector en tot wijziging van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven

Art. 2.In artikel 43, § 1, eerste lid, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, gewijzigd bij de wet van 19 december 1997, worden de woorden « en DE POST » ingevoegd tussen de woorden « met uitzondering van Belgacom » en de woorden « of, in voorkomend geval ».

Art. 3.Artikel 43bis van dezelfde wet wordt als volgt gewijzigd : 1° § 2 wordt aangevuld met een derde lid als volgt : « De leden van de ombudsdienst voor telecommunicatie sluiten met de Raad van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie een overeenkomst af waarin de praktische en organisatorische regels van het functioneren van de ombudsdienst binnen het Instituut en van de uitoefening van de door de wet aan de ombudsdienst opgedragen taken en bevoegdheden, worden opgenomen.In deze overeenkomst worden minstens de nadere regels opgenomen inzake : - de oprichting en de werking van een contactcomité tussen de leden van de ombudsdienst en de Raad van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie; - de beslechting van bevoegdheidsgeschillen; - de logistieke aspecten; - het beleid ten aanzien van het ter beschikking gestelde personeel; - financiële controle en begroting. » 2° § 3, 1°, tweede lid, wordt aangevuld met de woorden : « of wanneer de klacht duidelijk vexatoir is ».3° § 3, 4° wordt opgeheven.4° in § 3, 6°, worden de woorden « , van de minister bevoegd voor consumentenzaken » ingevoegd tussen de woorden « van de minister die bevoegd is voor de telecommunicatie » en de woorden « of van het Belgisch Instituut ».

Art. 4.In dezelfde wet wordt een artikel 43ter ingevoegd, luidende : «

Art. 43ter.- § 1. Bij het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie wordt een ombudsdienst voor de postsector opgericht die bevoegd is voor gebruikersaangelegenheden inzake volgende ondernemingen : 1° DE POST;2° de ondernemingen die postdiensten aanbieden in de zin van artikel 131, 1° van deze wet en waarvan de aanbieding krachtens artikel 148sexies van deze wet een vergunning vereist;3° de ondernemingen die postdiensten aanbieden in de zin van artikel 131, 1° van deze wet en waarvan de aanbieding krachtens artikel 148bis van deze wet een aangifte vereist. Gebruikersaangelegenheden zijn aangelegenheden die de belangen van gebruikers betreffen die zelf geen postdiensten aanbieden. § 2. De ombudsdienst voor de postsector bestaat uit twee leden die behoren tot een verschillende taalrol.

De ombudsdienst treedt op als college. Niettemin mogen de ombudsmannen elkaar onderling delegaties verlenen via een collegiale beslissing goedgekeurd door de minister die bevoegd is voor aangelegenheden die de postdiensten betreffen.

De leden van de ombudsdienst voor de postsector sluiten met de Raad van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie een overeenkomst af waarin de praktische en organisatorische regels van het functioneren van de ombudsdienst binnen het Instituut en van de uitoefening van de door de wet aan de ombudsdienst opgedragen taken en bevoegdheden, worden opgenomen. In deze overeenkomst worden minstens de regels opgenomen inzake : - de oprichting en de werking van een contactcomité tussen de leden van de ombudsdienst en de Raad van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie; - de beslechting van bevoegdheidsgeschillen; - de logistieke aspecten; - het beleid ten aanzien van het ter beschikking gestelde personeel; - financiële controle en begroting. § 3. De ombudsdienst voor de postsector heeft volgende opdrachten : 1° alle klachten van de gebruikers onderzoeken die verband houden met : a) de activiteiten van DE POST, met uitzondering van : - klachten waarvoor een andere onafhankelijke sectoriële geschillencommissie of onafhankelijke bemiddelaar bevoegd is; - klachten die producten en diensten betreffen die door De Post aangeboden worden in onderaanneming van derden. b) de postale activiteiten van de in § 1, 2° en 3°, van dit artikel bedoelde ondernemingen.2° Onder postale activiteiten wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk verstaan : a) de activiteiten die bestaan uit het leveren van postdiensten in de zin van artikel 131, 1° van deze wet, met inbegrip van postdiensten die gekenmerkt worden door één of meer bijkomende prestaties;b) de diensten die bijkomend geleverd worden door de ondernemingen waarnaar verwezen wordt in § 1, 2° en 3°, van dit artikel daar zij noodzakelijk zijn voor hun postdiensten in de zin van artikel 131, 1°, van deze wet en die betrekking hebben op de infrastructuur van de desbetreffende onderneming of de mogelijke betaalwijzen voor hun postdiensten in de zin van artikel 131, 1°, van deze wet.3° bemiddelen om een minnelijke schikking te vergemakkelijken voor geschillen tussen de in § 1 van dit artikel bedoelde ondernemingen en de gebruikers;4° een aanbeveling richten tot de in § 1 van dit artikel bedoelde ondernemingen indien geen minnelijke schikking kan worden bereikt.Een afschrift van aanbeveling wordt aan de klager toegezonden; 5° de gebruikers die zich schriftelijk of mondeling tot de dienst richten zo goed mogelijk voorlichten over hun rechten en belangen;6° op verzoek van de minister die bevoegd is voor de postsector, of van de minister bevoegd voor consumentenzaken, of van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, of van het raadgevend comité voor de postdiensten adviezen uitbrengen in het kader van zijn opdrachten;7° samenwerken met : a) andere onafhankelijke sectoriële geschillencommissies of onafhankelijke bemiddelaars, onder meer door het doorsturen van klachten die niet ressorteren onder de bevoegdheid van de ombudsdienst voor de postsector naar de bevoegde geschillencommissie of bemiddelaar;b) de buitenlandse ombudsmannen of hiermee functioneel gelijkgestelde instanties die opereren als beroepsinstantie voor de behandeling van klachten waarvoor de ombudsdienst voor de postsector bevoegd is. In voorkomend geval kunnen hiervoor door de minister bevoegd voor consumentenzaken samenwerkingsprotocollen afgesloten worden. § 4. De klachten van de eindgebruikers zijn slechts ontvankelijk wanneer de klager voorafgaandelijk bij de betrokken onderneming een klacht heeft ingediend volgens de interne procedure van de betrokken onderneming. De klachten van de eindgebruikers zijn onontvankelijk wanneer deze anoniem of niet schriftelijk werden ingediend bij de ombudsdienst voor de postsector.

De ombudsdienst voor de postsector mag op gemotiveerde wijze weigeren een klacht te behandelen wanneer die klacht meer dan een jaar geleden werd ingediend bij de betrokken onderneming of wanneer de klacht duidelijk vexatoir is.

Verschillende klachten ingediend door eenzelfde gebruiker tegen eenzelfde operator met eenzelfde voorwerp kunnen door de ombudsdienst als één klacht behandeld worden. § 5. De ombudsdienst voor de postsector mag in het kader van een klacht die bij hem is ingediend ter plaatse kennis nemen van boeken, briefwisseling, processen-verbaal en in het algemeen van alle documenten en alle geschriften van de betrokken onderneming of ondernemingen die rechtstreeks betrekking hebben op het voorwerp van de klacht met uitzondering van de stukken die onder het briefgeheim vallen. Hij mag van de beheersorganen en van het personeel van de betrokken ondernemingen alle uitleg of informatie vragen en alle verificaties uitvoeren die nodig zijn voor het onderzoek.

De aldus verkregen informatie wordt vertrouwelijk behandeld wanneer de verspreiding de onderneming op algemeen vlak kan schaden.

Binnen de grenzen van zijn bevoegdheden krijgt de ombudsdienst van geen enkele overheid instructies.

Het onderzoek van een klacht wordt beëindigd wanneer daartegen jurisdictioneel beroep is aangetekend. § 6. De betrokken onderneming beschikt over een termijn van twintig werkdagen om haar beslissing te motiveren indien zij de in § 3, 4° van dit artikel bedoelde aanbeveling niet volgt. De met reden omklede beslissing wordt naar de klager en naar de ombudsdienst gestuurd.

Na het verstrijken van de in het vorige lid bedoelde termijn, verstuurt de ombudsdienst een herinnering aan de betrokken onderneming. Deze beschikt over een nieuwe termijn van twintig werkdagen om haar beslissing alsnog te motiveren indien zij de in § 3, 4° van dit artikel bedoelde aanbeveling niet volgt.De met redenen omklede beslissing wordt naar de klager en naar de ombudsdienst gestuurd.

Door de niet naleving van de bedoelde termijn verbindt de betrokken onderneming er zich toe het advies uit te voeren voor wat betreft de specifieke en persoonlijke tegemoetkoming aan de betrokken klager. § 7. Indien de klacht van een gebruiker door de ombudsdienst voor de postsector ontvankelijk wordt verklaard, wordt de inningsprocedure door de operator opgeschort tot een maximale periode van 4 maanden vanaf de indiening van de klacht bij de ombudsdienst of totdat de ombudsdienst voor de postsector een aanbeveling heeft geformuleerd of totdat een minnelijke schikking kan worden bereikt.

Art. 5.In artikel 44 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 december 1997 worden volgende wijzigingen aangebracht : a) § 2, 4°, wordt aangevuld als volgt : « c) een onderneming, bedoeld in § 1 van artikel 43ter van deze wet of een ermee verbonden onderneming voor wat betreft de leden van de ombudsdienst voor de postsector »;b) § 3, 5°, wordt aangevuld als volgt : « c) een onderneming, bedoeld in § 1 van artikel 43ter van deze wet of een ermee verbonden onderneming voor wat betreft de leden van de ombudsdienst voor de postsector ».

Art. 6.In artikel 44bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 6 augustus 1993 en gewijzigd bij de wet van 19 december 1997 worden volgende wijzigingen aangebracht : a) In § 4, eerste lid, worden de woorden « en op de leden van de ombudsdienst voor telecommunicatie » vervangen door de woorden « alsook op de leden van de ombudsdienst voor telecommunicatie en de ombudsdienst voor de postsector »;b) In § 4, tweede lid, worden de woorden « de ombudsdienst voor telecommunicatie » vervangen door de woorden « de ombudsdiensten voor telecommunicatie en de postsector »;c) In § 5 worden de woorden « de ombudsdienst voor telecommunicatie » vervangen door de woorden « de ombudsdiensten voor telecommunicatie en de postsector ».

Art. 7.Artikel 44ter, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 december 1997 wordt vervangen als volgt : « Het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie draagt de lasten van de pensioenen die zijn toegekend aan de leden van de ombudsdienst voor telecommunicatie en de ombudsdienst voor de postsector enkel voor de jaren die bij deze ombudsdiensten zijn gepresteerd. »

Art. 8.In dezelfde wet wordt een artikel 45ter ingevoegd, luidende : « Art. 45ter - § 1. De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van het Instituut, de menselijke en materiële middelen die het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie ter beschikking van de ombudsdienst voor de postsector moet stellen. § 2. Om de dienstverlening van de Ombudsdienst voor de postsector te financieren, betalen de in artikel 43ter, § 1, van deze wet bedoelde ondernemingen jaarlijks aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie een bijdrage die vastgesteld is op grond van de kosten voor de financiering van de ombudsdienst voor de postsector, « ombudsbijdrage » genoemd. § 3. Jaarlijks bepaalt het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie het bedrag van de ombudsbijdrage verschuldigd door elke in artikel 43ter van deze wet bedoelde onderneming. § 4. De in artikel 43ter, § 1 van deze wet bedoelde ondernemingen delen elk jaar uiterlijk op 30 juni aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie de omzet mee die het voorgaande jaar behaald is voor de activiteiten die onder de bevoegdheid van de ombudsdienst vallen. § 5. Het bedrag van de ombudsbijdrage komt overeen met het bedrag van de financiële middelen die nodig zijn voor de werking van de ombudsdienst dat ingeschreven is op de begroting van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie voor het lopende jaar, na advies van de Inspectie van Financiën en van het raadgevend comité voor de postdiensten.

Het voormelde bedrag, X genaamd, bestaat uit 2 componenten, nl. Y en Z. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de toepassing van deze formules worden bovenstaande elementen als volgt gedefinieerd : - A = het aantal telefonische vragen om inlichtingen (onmiddellijke dienstverlening) van het voorgaande jaar, met andere woorden interventies van de ombudsdienst die geen aanleiding hebben gegeven tot het openen van een klachtendossier; - B = het aantal op basis van artikel 43ter, § 4 onontvankelijke of geweigerde klachten van het voorgaande jaar; - C = het aantal behandelde klachten van het voorgaande jaar; - X = het bedrag van de financiële middelen die nodig zijn voor de werking van de ombudsdienst dat ingeschreven is op de begroting van het Instituut voor het lopende jaar; - Y = het bedrag ter financiering van de algemene werkingskosten; - Z = het bedrag ter financiering van de werkingskosten verbonden aan de totaliteit van de behandelde klachten.

De individuele ombudsbijdrage, In genaamd, wordt berekend als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de toepassing van bovenstaande formule worden bovenstaande elementen als volgt gedefinieerd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Ondernemingen met een omzet voor de activiteiten die onder de bevoegdheid van de ombudsdienst vallen die lager dan of gelijk is aan 500.000 EUR is, dragen niet bij tot de fianciering van de ombudsdienst. § 6. De ombudsbijdragen moeten uiterlijk op 30 september van het jaar waarop zij verschuldigd zijn, worden betaald op het rekeningnummer dat door het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie is opgegeven.

Bijdragen die niet zijn betaald op de vastgestelde vervaldatum geven van rechtswege en zonder ingebrekestelling aanleiding tot een intrest tegen het wettelijk tarief verhoogd met 2 procent. Die intrest wordt berekend naar rato van het aantal kalenderdagen achterstand.

Ten laatste één maand voor de vervaldatum deelt het Instituut aan de in artikel 43ter van de wet bedoelde ondernemingen het bedrag mee van de verschuldigde bijdragen. § 7. Indien de ombudsdienst minder of meer heeft uitgegeven dan geraamd en / of indien een indiviudele ombudsbijdrager geheel of ten dele in gebreke is gebleven de verschuldigde ombudsbijdrage te betalen, zal het jaar volgend op het werkingsjaar van de ombudsdienst een verrekening gebeuren van de individuele ombudsbijdragen. Geeft deze berekening aanleiding tot een bijkomende bijdrage of een gedeeltelijke terugbetaling dan wordt dit verschil verrekend met de nieuw te betalen individuele ombudsbijdragen. § 8. De ombudsmannen leggen elk jaar het ontwerp van begroting van de ombudsdienst voor de postsector ter advies voor aan het raadgevend comité voor de postdiensten. De begroting van de ombudsdienst voor de postsector maakt afzonderlijk deel uit van de begroting van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie. »

Art. 9.Artikel 46 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 december 1997 wordt vervangen als volgt : « Art. 46 - § 1. De ombudsdienst stelt jaarlijks een verslag op betreffende zijn activiteiten. Het verslag bespreekt inzonderheid de verschillende klachten of soorten van klachten en het aan deze klachten gegeven gevolg, zonder evenwel de identiteit van de klager rechtstreeks of onrechtstreeks prijs te geven. § 2 Het verslag van de ombudsdienst voor telecommunicatie wordt toegestuurd aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, aan de ondernemingen bedoeld in artikel 43bis, § 1, van deze wet, aan de minister die belast is met telecommunicatie en aan de minister bevoegd voor consumentenzaken.

Het verslag van de Ombudsdienst voor de postsector wordt toegestuurd aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, aan de ondernemingen bedoeld in artikel 43ter, § 1, van deze wet, aan de minister die belast is met de postsector en aan de minister bevoegd voor consumentenzaken.

Het verslag van ombudsdiensten die niet in deze paragraaf vermeld zijn, wordt overgezonden aan het overheidsbedrijf, aan de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert en aan de minister bevoegd voor consumentenzaken. § 3. De hierboven vermeldde ombudsdiensten zenden het verslag over aan de wetgevende Kamers en stellen het ter beschikking van het publiek. »

Art. 10.Artikel 46bis van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 december 1997 wordt aangevuld met een § 5 en § 6 als volgt : « § 5. Zolang de personeelsleden ter beschikking staan van de ombudsdienst voor telecommunicatie, staan zij onder het hiërarchisch gezag van de ombudsman. § 6. Zolang de personeelsleden te beschikking staan van de ombudsdienst voor telecommunicatie behouden zij hun statutaire situatie inzake beloning inclusief hun beheerstoelage, anciënniteit, bevordering en pensioen die zij bij het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie bezitten. »

Art. 11.In dezelfde wet wordt een artikel 46ter ingevoegd, luidende : «

Art. 46ter.§ 1. De personen die ter beschikking zijn gesteld van de dienst ombudsman bij DE POST en waarvan de lijst door de minister die bevoegd is voor de postdiensten wordt vastgesteld, worden behoudens verzet van hunnentwege, overgedragen aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie volgens de door de Koning bepaalde nadere regels, na overleg met de representatieve vakorganisaties van het personeel.

De in het vorige lid bedoelde overdracht geschiedt uiterlijk op 1 januari 2007. § 2. De bij DE POST vastbenoemde statutaire ambtenaren worden tot ambtenaar benoemd bij het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, hetzij met behoud van graad, hetzij in een gelijkwaardige graad volgens een door de koning vastgestelde tabel.

Zij behouden ten minste de bezoldiging en de anciënniteit die zij hadden bij DE POST op het ogenblik van de overdracht.

De contractuele personeelsleden die over een arbeidscontract van onbepaalde duur beschikten en die aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie worden overgedragen, worden in afwijking van artikel 73, § 2, van deze wet, aangeworven met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur. § 3. Voor de berekening van het pensioen van de personeelsleden overgedragen overeenkomstig dit artikel, blijven de bij DE POST verrichte diensten ten laste van DE POST. § 4. De dienstbetrekkingen die worden bezet door de overgedragen personeelsleden worden toegevoegd aan de personeelsformatie van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, vastgesteld bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 maart 1993 tot vaststelling van de personeelsformatie van dat Instituut. § 5. Zolang de personeelsleden ter beschikking staan van de ombudsdienst voor de postsector, staan zij onder het hiërarchisch gezag van de Ombudsman. § 6. Zolang de personeelsleden te beschikking staan van de ombudsdienst voor de postsector behouden zij hun statutaire situatie inzake beloning inclusief hun beheerstoelage, anciënniteit, bevordering en pensioen die zij bij het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie bezitten. »

Art. 12.Artikel 148bis, § 1, van deze wet wordt aangevuld als volgt : « 3° het op de hoogte brengen van de gebruikers van de beroepsmiddelen bij de ombudsdienst voor postsector en het afsluiten met de ombudsdienst van een protocol dat de nadere regels vastlegt voor de behandeling van de klachten. De informatie wordt in overeenstemming met de ombudsdienst voor de postsector verstrekt.

Tevens wordt een persoon aangewezen die naar behoren bevoegd wordt verklaard om de operator te vertegenwoordigen in zijn betrekkingen met de ombudsdienst voor de postsector ».

Art. 13.Artikel 148sexies, § 1, van deze wet wordt aangevuld als volgt : « 3° het op de hoogte brengen van de gebruikers van de beroepsmiddelen bij de ombudsdienst voor postsector en het afsluiten met de ombudsdienst van een protocol dat de nadere regels vastlegt voor de behandeling van de klachten. De informatie wordt in overeenstemming met de ombudsdienst voor de postsector verstrekt.

Tevens wordt een persoon aangewezen die naar behoren bevoegd wordt verklaard om de operator te vertegenwoordigen in zijn betrekkingen met de ombudsdienst voor de postsector ». HOOFDSTUK III. - Wijziging van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post - en telecommunicatiesector

Art. 14.In artikel 8, § 3, tweede lid, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post - en telecommunicatiesector worden de woorden « Ombudsdienst bij DE POST » vervangen door de woorden « ombudsdienst voor de postsector ». HOOFDSTUK IV. - Wijziging van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie

Art. 15.In art. 136, § 3, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie worden de woorden « en bevat met name de arbitrageovereenkomst waarvan sprake in artikel 43bis, § 3, 4°, van dezelfde wet » weggelaten.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 21 december 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting en Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Staatssecretaris voor de Overheidsbedrijven, B. TUYBENS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Zitting 2006-2007. Kamer van Volksvertegenwoordigers : Parlementaire stukken. - Wetsontwerp, nr. 51-2679/1. - Erratum, nr. 51-2679/2. - Amendement, nr. 51-2679/3. - Verslag, nr. 51-2679/4.

Tekst aangenomen door de commissie, nr. 51-2679/5. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 51-2679/6.

Integraal verslag : 23 november 2006, nr. 244, pag. 76-77.

Senaat : Parlementaire stukken. - Ontwerp niet-geëvoceerd door de Senaat, nr. 3-1941/1.

^