Etaamb.openjustice.be
Wet van 15 mei 2024
gepubliceerd op 31 mei 2024

Wet tot invoering van een Samenlevingsdienst

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2024202866
pub.
31/05/2024
prom.
15/05/2024
ELI
eli/wet/2024/05/15/2024202866/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 MEI 2024. - Wet tot invoering van een Samenlevingsdienst (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Definities

Art. 2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder: 1° Samenlevingsdienst: regeling die burgers die in België verblijven in staat stelt zich gedurende een lange periode op substantiële wijze in te zetten voor een project van algemeen belang en waarbij hij een passende vergoeding ontvangt teneinde de burgerzin, de sociale diversiteit, de solidariteit en de individuele autonomie te bevorderen;2° burger in dienst: elke persoon die zich vrijwillig engageert voor de Samenlevingsdienst, vanaf de eerste dag van zijn engagement tot het einde daarvan;3° Agentschap: Agentschap van de Samenlevingsdienst;4° gastorganisatie: een vooraf erkende dienst, instantie of vereniging die belast is met de ontvangst van burgers in dienst;5° opdracht: activiteit van de burger in dienst bij zijn gastorganisatie, die gericht is op de verwezenlijking van een door deze organisatie nagestreefd doel van algemeen belang en wordt geregeld in een overeenkomst tussen de burger in dienst, de gastorganisatie en het Agentschap van de Samenlevingsdienst;6° samenlevingsgroep: een gemengde groep waarin elke burger in dienst samen met andere burgers in dienst aan een aantal activiteiten deelneemt, met als doel sociale vermenging, uitwisseling tussen burgers en versterking van het gemeenschapsgevoel;7° burgerschapsmodule: groepsactiviteit die plaatsvindt in het kader van de promotie van burgerschap en die de burger in dienst in staat stelt zich bewust te worden van de verschillende vraagstukken die de samenleving raken, teneinde zijn reflectie over zijn burgerzin te ontwikkelen;8° Wetboek van vennootschappen: Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019. HOOFDSTUK 3. - Het Agentschap van de Samenlevingsdienst

Art. 3.§ 1. Het Agentschap is een vereniging zonder winstoogmerk, erkend bij koninklijk besluit en gesubsidieerd door de Federale Overheidsdienst (FOD) Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

Er kan een overeenkomst worden gesloten tussen de Federale Overheidsdienst (FOD) Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en het Agentschap om de manier te ontwikkelen waarop het Agentschap zijn opdrachten vervult. § 2. Het Agentschap heeft rechtspersoonlijkheid. § 3. Het Agentschap kan gedecentraliseerde antennes oprichten voor een beter beheer van de Samenlevingsdienst. Deze antennes zijn tewerkstellingsstructuren van het Agentschap voor zijn personeel dat buiten de zetel van het Agentschap werkt. Zij hebben tot doel het Agentschap dichter bij de gastorganisaties en de burgers in dienst te brengen. Zij hebben geen rechtspersoonlijkheid. Hun taken moeten door het Agentschap duidelijk worden omschreven en mogen niet verder gaan dat de strikte toepassing van de beslissingen die het Agentschap neemt in uitvoering van zijn opdrachten.

Art. 4.§ 1. De opdrachten van het Agentschap zijn de volgende: 1° zorgen voor het gecentraliseerde en dagelijkse beheer van de Samenlevingsdienst, in zijn administratieve, financiële, operationele en programmatorische aspecten, in het bijzonder door een evenwichtige verdeling van burgers in dienst over de verschillende Gewesten;2° ervoor zorgen dat het programma openstaat voor personen die moeilijk toegang hebben tot de arbeidsmarkt, in het bijzonder voor laaggeschoolden;3° erkennen van gastorganisaties die burgers in dienst zullen ontvangen;4° centraliseren van de verzamelde informatie over de Samenlevingsdienst en deze overmaken aan de federale minister belast met Werkgelegenheid en Arbeid;5° communiceren over de Samenlevingsdienst bij het publiek;6° het jaarlijks organiseren van een jobbeurs in aanwezigheid van werkgevers uit de privé en de publieke sector;7° toezien op de naleving van de bepalingen en de verplichtingen van deze wet. § 2. Voor zover zulks noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn taken, kan het Agentschap: 1° elke gastorganisatie verzoeken de nodige informatie ter beschikking te stellen;2° de nodige studies en onderzoeken uitvoeren;3° om hulp vragen bij elke federale overheidsinstelling, die deze zal verlenen binnen de grenzen van de beschikbare middelen. § 3. In het kader van zijn opdracht om te communiceren over de Samenlevingsdienst kan het Agentschap: 1° alle relevante informatie en documentatie opstellen, verstrekken en publiceren;2° publiciteit maken over de Samenlevingsdienst bij privaatrechtelijke rechtspersonen en publiekrechtelijke instellingen. § 4. De opdrachten en actiemiddelen, zoals opgesomd in de paragrafen 1 tot en met 3, kunnen worden aangevuld door de Koning. § 5. Het Agentschap dient jaarlijks een activiteitenverslag in bij de regering en de Kamer van volksvertegenwoordigers, dat alle informatie en publicaties bevat die nuttig zijn voor de evaluatie van zijn activiteiten. Het staat tevens ter beschikking van de regering om antwoord te geven op alle verzoeken om informatie die nodig is voor een goed begrip van het verslag. § 6. Het Agentschap oefent zijn opdrachten uit in een geest van dialoog en samenwerking met de diensten, instanties en verenigingen die als gastorganisatie zijn erkend.

Art. 5.Behoudens in spoedeisende gevallen, legt de bevoegde minister of iedere andere minister elk voorontwerp van wet of ontwerp van reglementair besluit tot wijziging van de wet- en regelgeving betreffende de Samenlevingsdienst voor advies voor aan het Agentschap.

HOOFDSTUK 4. - De gastorganisaties

Art. 6.Kunnen worden erkend als gastorganisatie: 1° de instellingen van overheidssector met uitzondering van de instellingen die een industriële of commerciële activiteit uitoefenen;2° de federale instellingen van openbaar nut in de zin van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut; Kunnen eveneens worden erkend als gastorganisatie: 1° de verenigingen bedoeld in artikel 1: 2 van het Wetboek van vennootschappen;2° de stichtingen bedoeld in artikel 1: 3 van het Wetboek van vennootschappen;3° de feitelijke verenigingen bedoeld in artikel 1: 6 van het Wetboek van vennootschappen;4° de coöperaties erkend als sociale onderneming in overeenstemming met artikel 8: 5 van vennootschappen.

Art. 7.De volgende persoonsgegevens worden doorgegeven aan de gastorganisatie waarbij de burger in dienst zijn opdracht uitvoert, met het oog op een goede begeleiding van de burger bij de uitvoering van zijn opdracht: naam en voorna(a)m(en); telefoonnummer, e-mailadres en/of domicilie of verblijfplaats in België; eventuele gezondheidsproblemen en bijhorende behandelingen; eventuele handicap.

Art. 8.§ 1. Elke dienst, instantie of vereniging zoals bedoeld in artikel 6, die een burger in dienst wil ontvangen, moet vooraf door het Agentschap worden erkend. Zij dienst een aanvraag in en geeft daarbij aan hoeveel burgers in dienst zij wil ontvangen. Een dienst, instantie of vereniging die een aanvraag tot erkenning als gastorganisatie indient, mag pas burgers in dienst nemen nadat het Agentschap zijn goedkeuring heeft verleend. § 2. Binnen drie maanden na de aanvraag verleent het Agentschap de erkenning aan de kandidaat die aan de volgende voorwaarden voldoet: 1° de dienst, de instantie of de vereniging moet over voldoende personeel en faciliteiten beschikken om een permanente omkadering voor de burgers in dienst te waarborgen;2° de activiteit van de organisatie moet gericht zijn op het algemeen belang, in het bijzonder op de volgende domeinen: a.sociale actie, sociale cohesie en solidariteit; b. milieu, natuurbehoud, duurzame ontwikkeling, ecologische transitie, de strijd tegen de klimaatopwarming;c. cultuur en het promoten van cultuur;d. diensten voor gezondheidszorg en persoonlijke verzorging en gezondheidspromotie;e. de promotie en beoefening van sport;f. civiele bescherming;g. onderwijs;h. erfgoed en het promoten van erfgoed;i. ontwikkelingssamenwerking;j. justitie. § 3. In geval van een gezondheidscrisis of een ander geval van overmacht, kan het Agentschap zijn goedkeuring verlenen aan een zorginstelling met een andere rechtsvorm dan die bedoeld in artikel 6, totdat voornoemde situatie is opgelost. § 4. Bij een met redenen omkleed besluit kan het Agentschap de erkenning intrekken van elke gastorganisatie die niet langer voldoet aan de voorwaarden zoals bedoeld in paragraaf 2, die zich schuldig heeft gemaakt aan het misbruiken van de opdracht van de samenlevingsdienst voor doeleinden die niet zijn voorzien voor de Samenlevingsdienst of de niet-naleving van driepartijenovereenkomst zoals bedoeld in artikel 22. § 5. Een gastorganisatie kan bij het Agentschap een verzoek indienen om tijdelijk niet beschikbaar te worden verklaard voor het ontvangen van burgers in dienst, waarbij de periode van onbeschikbaarheid pas ingaat na afloop van de opdracht van de burger(s) die door de gastorganisatie worden ontvangen. Het verzoek moet worden gerechtvaardigd door onmogelijke omstandigheden of ernstige tijdelijke materiële, morele of juridische problemen om burgers tijdens deze periode in dienst te nemen. De periode van onbeschikbaarheid mag niet langer duren dan één jaar. Indien de organisatie na die periode nog steeds niet in staat is burger van dienst te ontvangen, kan het Agentschap haar erkenning intrekken. § 6. Een gastorganisatie kan verzoeken om intrekking van haar erkenning. Deze intrekking kan pas ingaan na afloop van de opdracht van de burger(s) die door de gastorganisatie wordt/worden ontvangen.

Met het oog op de voortdurende verbetering van de Samenlevingsdienst zal de gastorganisatie worden verzocht haar verzoek tot intrekking te motiveren. Weigering van de gastorganisatie om een dergelijke motivering te geven, kan er niet toe leiden dat de erkenning tegen haar wil wordt gehandhaafd.

Art. 9.§ 1. Een kandidaat voor het statuut van burger in dienst kan uitzonderlijk zelf een persoonlijk initiatief voorstellen dat gezamenlijk gerealiseerd wordt met een dienst, een instantie of een vereniging die niet erkend is als gastorganisatie maar die de voorwaarden voor de toekenning van een erkenning bedoeld in de artikelen 6 en 8, § 2, naleeft. § 2. Het Agentschap zal eenzijdig en soeverein beslissen over de aanvaarding van een dergelijk voorstel, door zich te baseren op zijn uitvoerbaarheid en na zich verzekerd te hebben dat de voorwaarden voor de toekenning van een erkenning bedoeld in de artikelen 6 en 8, § 2, wel degelijk vervuld zijn. Indien het voorstel aanvaard wordt, zal aan de dienst, de instantie of de vereniging de erkenning toegekend worden om burgers in dienst te ontvangen binnen een termijn die dezelfde zal moeten zijn als de termijn van toekenning van een erkenning voor een gastorganisatie die erkend is krachtens artikel 8.

HOOFDSTUK 5. - De indiensttreding bij de Samenlevingsdienst

Art. 10.De Samenlevingsdienst is toegankelijk voor iedere persoon die in België verblijft en die de volgende voorwaarden vervult: 1° de volle leeftijd van achttien jaar hebben bereikt tot de volle leeftijd van vijfentwintig jaar;2° zich niet bevinden in één van de uitzonderingsgevallen bepaald in artikel 11.

Art. 11.§ 1. Iedere persoon die reeds in dienst was getreden bij de Dienst Collectief Nut of de Samenlevingsdienst ingevoerd door de wet van 15 mei 2024 tot invoering van een Samenlevingsdienst, mag zich niet opnieuw kandidaat stellen. § 2. Iedere persoon die veroordeeld is tot een gevangenisstraf voor misdaden en wanbedrijven bepaald in de artikelen, 393 tot 397, 398 tot 410, 417/1 tot 417/64, 423 tot 433bis, 433quinquies tot 433novies, 433novies/2 tot 433novies/11, 434 tot 438bis, 442bis tot 442ter van het Strafwetboek, is uitgesloten van de Samenlevingsdienst. § 3. Het Agentschap kan een uitzonderlijke mogelijkheid toestaan om in dienst te treden bij de Samenlevingsdienst, voor een persoon die uitgesloten is van de Samenlevingsdienst in toepassing van de § § 1 en 2.

Een persoon die uitgesloten is in toepassing van § 2, moet zijn gevangenisstraf uitgezeten hebben of veroordeeld zijn geweest tot een straf bepaald in artikel 37ter, 37quinquies of 37octies van het Strafwetboek. Het Agentschap kan aan zijn beslissing de voorwaarden toevoegen die het Agentschap noodzakelijk acht voor de goede uitvoering van de Samenlevingsdienst. In alle gevallen waarin een mogelijkheid om in dienst te treden bij de Samenlevingsdienst toegekend zal worden aan een persoon die normaal uitgesloten is, zal het Agentschap de gastorganisatie verwittigen waarnaar het Agentschap de burger in dienst verwezen zal hebben, van de eventuele gerechtelijke antecedenten van deze en van de eventuele bijzondere voorwaarden die aan zijn beslissing toegevoegd worden. § 4. Iedere persoon die veroordeeld is tot een gevangenisstraf voor misdaden zoals bepaald in de artikelen 375 tot 379 en 393 tot 397 van het Strafwetboek, zal niet kunnen genieten van de uitzonderlijke mogelijkheid om in dienst te treden bij de Samenlevingsdienst.

Art. 12.§ 1. Iedere persoon die in dienst wenst te treden bij de Samenlevingsdienst stelt zich kandidaat voor het statuut van burger in dienst bij het Agentschap, door tussen de beschikbare opdrachten drie opdrachten aan te duiden in orde van voorrang. § 2. De kandidaat zal persoonlijke gegevens verstrekken aan het Agentschap om er verwerkt te worden. Deze gegevens worden opgesomd in de volgende paragrafen. Ze zullen bewaard worden gedurende een periode van drie jaren. § 3. Voor de identificatie en de selectie zal de kandidaat de volgende gegevens verstrekken: naam en voorna(a)m(en); geslacht; geboortedatum; rijksregisternummer; nationaliteit. § 4. Om hem te contacteren zal de burger in dienst één of meerdere van de volgende gegevens verstrekken: telefoonnummer; e-mailadres; woon- of verblijfplaats in België. § 5. Om hem medisch te begeleiden en een redelijke inrichting te bezorgen indien dit nodig is, zal de kandidaat de volgende gegevens verstrekken: eventuele gezondheidsproblemen en bijhorende behandelingen; eventuele handicap. § 6. Om hem de vergoeding bepaald in artikel 19 te betalen, zal de kandidaat de volgende gegevens verstrekken: socio-professioneel statuut; familiale situatie; bankrekeningnummer waarop de vergoeding zal gestort worden. § 7. Om artikel 11, § § 2 tot 4, na te leven, zal de kandidaat de volgende gegevens verstrekken: eventuele gerechtelijke antecedenten. § 8. Om de verstrekte inlichtingen te bewijzen, kan aan de kandidaat gevraagd worden om de volgende documenten te bezorgen: 1° zijn identiteitskaart;2° een uittreksel van het strafregister.

Art. 13.Het Agentschap komt tegemoet aan de in de kandidaatstelling uitgedrukte wensen binnen de mate van de beschikbare opdrachten of van elk ander criterium dat verbonden is met de goede werking van de Samenlevingsdienst, door eventueel deelnemingsvoorwaarden op te leggen aan de gastorganisaties om tegemoet te komen aan de behoeften van de kandidaten, in het bijzonder deze die behoren tot de categorieën vermeld in artikel 22, § 1, 8°.

Indien het Agentschap niet in staat is om tegemoet te komen aan de in de kandidaatstelling uitgedrukte wensen, kan de kandidaat vragen om ingeschreven te worden op een prioritaire reservelijst met het oog op een toekomstige indiensttreding bij de Samenlevingsdienst.

Art. 14.§ 1. De mogelijkheid voor een burger in dienst om een opdracht te vervullen in de schoot van een gastorganisatie die gevestigd is in een andere taalregio moet worden aangemoedigd. § 2. In de mate van het mogelijke stelt het Agentschap voor dat minstens één persoon per Samenlevingsgroep een dienst verricht in een ander Gewest.

Na de evaluatie, bepaald in artikel 33, kan de Koning bepalen dat minstens één persoon per Samenlevingsgroep moet dienstdoen in een ander Gewest.

Art. 15.De Koning kan bijkomende maatregelen aannemen betreffende het indienen van kandidaturen en de selectieprocedure van de kandidaten.

HOOFDSTUK 6. - De duur van de Samenlevingsdienst

Art. 16.§ 1. De duur van de Samenlevingsdienst mag niet minder zijn dan zes maanden en niet meer dan een jaar. Hij is niet hernieuwbaar. § 2. De burger in dienst heeft het recht om zijn prestaties in het kader van de Samenlevingsdienst te schorsen, ter gelegenheid van de geboorte van een kind waarvan de afstamming langs zijn zijde vaststaat, gedurende twintig dagen, door hem te kiezen binnen vier maanden te rekenen vanaf de dag van de bevalling.

De burger in dienst geniet de beschermingen bepaald door hoofdstuk IV van de arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten. § 3. De duur van de Samenlevingsdienst wordt geschorst door de arbeidsonderbreking zoals bedoeld in § 2 of Hoofdstuk IV van de arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten.

HOOFDSTUK 7. - Het statuut van de burger in dienst

Art. 17.Het statuut van burger in dienst wordt toegekend aan iedere persoon die in dienst treedt bij de Samenlevingsdienst, vanaf de eerste dag van zijn indiensttreding tot aan het einde ervan.

Art. 18.Het statuut van burger in dienst is verschillend van dat van de werknemer, de zelfstandige, de ambtenaar en de vrijwilliger.

De activiteiten die aangeboden worden aan de burgers in dienst in het kader van hun opdracht, mogen niet overeenstemmen met vaste jobs die geregeld worden door de statuten van het openbaar ambt, noch met jobs die noodzakelijk zijn voor de normale werking van de gastorganisatie en die kunnen ingenomen worden door werknemers met een arbeidsovereenkomst, noch met activiteiten die overeenstemmen met deze die gewoonlijk uitgevoerd worden door zelfstandigen bij de gaststructuur.

Art. 19.§ 1. De burger in dienst zal vanwege het Agentschap een vergoeding ontvangen die in verhouding is met het aantal dagen besteed aan de Samenlevingsdienst. Dit bedrag is niet inbegrepen in de afrekening van de werkloosheidsuitkering, de inschakelingsuitkering, het leefloon, en de uitkering vervangingsinkomen. § 2. De Koning stelt, bij een besluit genomen na overleg in de Ministerraad, het bedrag van de vergoeding vast, evenals een billijk inkomensplafond waarboven de vergoeding bepaald in § 1 niet zal uitgekeerd worden aan de burger in dienst.

Art. 20.§ 1. Het statuut van burger in dienst en de voorziene uitkering kunnen worden gecumuleerd met de sociale rechten die de burger in dienst geniet, zoals de werkloosheidsuitkering, het leefloon en de inkomensvervangende tegemoetkomingen. § 2. De dienstdagen vervuld in het kader van de samenlevingsdienst worden in aanmerking genomen voor het doorlopen van de wachttijd bedoeld in artikel 36, § 1, 4°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 04/11/2021 numac 2021033562 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VIII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 25/01/2022 numac 2021022765 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel IX sluiten houdende de werkloosheidsreglementering.

Art. 21.Behalve in geval van bedrog, zware fout of eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomende lichte fout van de burger in dienst, is deze, behalve als het om schade gaat die hij zichzelf toebrengt, niet burgerlijk aansprakelijk voor de schade die hij veroorzaakt bij het uitoefenen van zijn opdracht. Het Agentschap sluit tot dekking van de risico's verbonden aan de samenlevingsdienst een verzekering die de burgerlijke aansprakelijkheid van de burger in dienst dekt.

HOOFDSTUK 8. - De driepartijenovereenkomst tussen het Agentschap van de Samenlevingsdienst, de gastorganisatie en de burger in dienst

Art. 22.§ 1. De door de burger in dienst bij de gastorganisatie uitgevoerde opdracht maakt het voorwerp uit van een schriftelijke overeenkomst tussen de burger in dienst, de gastorganisatie en het Agentschap. Deze overeenkomst moet inzonderheid de volgende vermeldingen bevatten: 1° de begin- en einddatum van de door de burger in dienst bij de gastorganisatie uitgevoerde opdracht;2° de duur van de uitgevoerde opdracht per week van zeven dagen, die maximaal achtentwintig uur bedraagt met minstens één dag zonder activiteit;3° de duur van de uitgevoerde opdracht per dag, die niet meer dan negen uur mag bedragen, behoudens overmacht;4° de vermelding van het aanspreekpunt van de burger in dienst bij de gastorganisatie, zijnde een personeelslid van deze laatste dat belast is met het goede verloop van de opdracht van de burger in dienst, de verbinding tussen deze laatste en het team waarbinnen hij zijn opdracht uitvoert, het toezicht op de opdracht en de omkadering ervan en voor het Agentschap de contactpersoon vertegenwoordigen in de gastorganisatie;5° de wederzijdse verplichtingen van de partijen met betrekking tot de organisatie van de uitgevoerde opdracht;6° de voorwaarden voor de beëindiging van de overeenkomst, in geval van onmogelijkheid om de opdracht verder uit te voeren, inzonderheid de duur van de opzeggingstermijn, die in geval van een ontslag gegeven door de gastorganisatie niet korter mag zijn zeven kalenderdagen wanneer de burger minder dan 3 maanden in dienst is, en veertien kalenderdagen wanneer de burger minstens 3 maanden in dienst is;7° de mogelijkheid voor de burger in dienst die dat wenst om tijdens zijn opdracht op persoonlijke wijze begeleid te worden door een deskundige op psychosociaal gebied;8° de redelijke aanpassingen om de uitvoering van de opdracht te vergemakkelijken voor burger in dienst met bijzondere noden, inzonderheid personen met een handicap, personen die een medische behandeling ondergaan, die niet minstens één van de drie landstalen voldoende beheersen, die onder de armoedegrens leven, die geen vaste verblijfplaats hebben, die aan een verslaving lijden of die één of meerdere personen ten laste hebben, zwangere vrouwen, studenten, vluchtelingen, personen met een grote psychologische kwetsbaarheid. § 2. De Koning kan andere vermeldingen bepalen die verplicht in de overeenkomst moeten worden opgenomen. § 3. De burger in dienst kan een opdracht uitvoeren in twee gastorganisaties, op voorwaarde dat hij de wekelijkse opdrachtduur van 28 uren niet overschrijdt, met inbegrip van de eventuele reistijd tussen de gastorganisaties waar op dezelfde dag een opdracht wordt uitgevoerd.

HOOFDSTUK 9. - Samenlevingsgroep en burgerschapsmodules

Art. 23.§ 1. Iedere burger in dienst is verbonden aan een samenlevingsgroep. § 2. Aan elke samenlevingsgroep moet een geografisch gebied en een datum worden toegekend, zodat bekend is in welk deel van het grondgebied de burger in dienst die er deel van uitmaken in het kader van hun samenlevingsdienst actief zullen zijn en wanneer hun inzet begint. § 3. Elke samenlevingsgroep moet streven naar socio-demografische representativiteit. Het Agentschap moet de verschillende burgers in dienst zo goed mogelijk verdelen om dit doel te bereiken. In dit kader kan zij de indiensttreding van een kandidaat uitstellen indien de deelname van een andere kandidaat aan de volgende samenlevingsgroep dit doel beter zou benaderen. De kandidaat waarvan de indiensttreding werd uitgesteld zal overgedragen worden naar een volgende groep, zo dicht mogelijk bij de door de burger in dienst gekozen begindatum.

Art. 24.§ 1. Naast de opdracht uitgevoerd in een gastorganisatie, neemt de burger in dienst deel aan burgerschapsmodules in zijn samenlevingsgroep, ten belope van vijftien tot vijfentwintig dagen, gelijkmatig verdeeld over de totale duur van de samenlevingsdienst.

Als deel van deze modules, vangt de burger in dienst de samenlevingsdienst aan met een module ontmoetingsdagen en beëindigt hij deze met een slotmodule omtrent burgerschap. § 2. De burgerschapsmodules behandelen noodzakelijkerwijs, maar zonder zich daartoe te beperken, de volgende onderwerpen: 1° de democratische waarden en instellingen;2° de milieu- en klimaatuitdagingen;3° het maatschappelijk samenleven;4° eerste hulp. § 3. De Koning kan de lijst met onderwerpen opgenomen in paragraaf 2 verduidelijken en aanvullen.

HOOFDSTUK 1 0. - Wijzigingsbepalingen

Art. 25.In het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 04/11/2021 numac 2021033562 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VIII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 25/01/2022 numac 2021022765 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel IX sluiten houdende de werkloosheidsreglementering wordt een artikel 94ter ingevoegd, luidende: "

Art. 94ter.De volledig werkloze die een samenlevingsdienst verricht in de zin van de wet van 15 mei 2024 tot invoering van de Samenlevingsdienst kan tijdens de periode die begint de dag waarop hij het statuut van burger in dienst geniet en die eindigt de laatste dag van de laatste week waarin hij dit statuut niet meer geniet, op zijn vraag worden vrijgesteld van de toepassing van de artikelen 51, § 1, tweede lid, 3° tot 6°, 56 en 58.

De vrijstelling wordt toegekend voor maximaal de duur van de periode bedoeld in het eerste lid.

De vraag om vrijstelling moet op het werkloosheidsbureau toekomen binnen de termijnen vastgelegd krachtens artikel 138, eerste lid, 4°, voor de aangifte van een wijzigende gebeurtenis.

De aanvraag om vrijstelling moet een verklaring bevatten van het Agentschap van de Samenlevingsdienst dat de werkloze geniet van het statuut bedoeld in het eerste lid en dat de toegekende materiële of financiële voordelen zijn bepaald conform voormelde wet.

De werkloze kan tijdens de periode van vrijstelling enkel uitkeringen genieten voor de maanden waarin hij bij zijn controlekaart een maandelijks attest toevoegt, afgeleverd door het Agentschap voor de Samenlevingsdienst, waaruit blijkt dat hij op regelmatige wijze de activiteiten uitvoert, opgelegd door de samenlevingsdienst bedoeld in het eerste lid.

De werkloze en het Agentschap van de Samenlevingsdienst moeten het werkloosheidsbureau onmiddellijk verwittigen indien de samenlevingsdienst bedoeld in het eerste lid vroegtijdig wordt stopgezet tijdens de periode bedoeld in het eerste lid.

Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt gebruik gemaakt van de formulieren opgesteld door de Rijksdienst en goedgekeurd door het Beheerscomité.

De vrijstelling belet niet dat de in het eerste lid vermelde artikelen toegepast kunnen worden, indien deze toepassing steunt op feiten die zich voordeden vóór de aanvangsdatum van de vrijstelling.".

Art. 26.De Koning kan de bij artikel 25 ingevoegde bepaling opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen.

Art. 27.Artikel 22, § 1, van het koninklijk besluit van 11 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/07/2002 pub. 31/07/2002 numac 2002022564 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie sluiten houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie wordt aangevuld met een bepaling onder u), luidende: "u) de vergoeding toegekend aan de burger in dienst voor het uitvoeren van zijn samenlevingsdienst in de zin van artikel 19 van de wet van 15 mei 2024 tot invoering van de Samenlevingsdienst.".

Art. 28.Artikel 9bis, § 1, van het koninklijk besluit van 6 juli 1987Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/07/1987 pub. 17/02/2005 numac 2005000022 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten. - Duitse vertaling sluiten betreffende de inkomensvervangende tegemoetkoming en de integratie-tegemoetkoming, wordt aangevuld met een lid, luidende: "De vergoeding verworven krachtens artikel 19 van de wet van 15 mei 2024 tot invoering van de Samenlevingsdienst door de persoon met een handicap wordt vrijgesteld.".

Art. 29.In de arbeidsongevallen wet van 10 april 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1971 pub. 17/10/2014 numac 2014000710 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Arbeidsongevallenwet type wet prom. 10/04/1971 pub. 23/03/2018 numac 2018030615 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Arbeidsongevallenwet sluiten wordt een artikel 1/2 ingevoegd, luidende: "

Art. 1/2.Deze wet vindt eveneens toepassing op de personen die een samenlevingsdienst uitvoeren in de zin van de wet van 15 mei 2024 tot invoering van de Samenlevingsdienst.".

Art. 30.Artikel 2, § 1, eerste lid, van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970, wordt aangevuld met de bepaling onder 8°, luidende: "8° aan de personen die een samenlevingsdienst uitvoeren in de zin van de wet van 15 mei 2024 tot invoering van de Samenlevingsdienst.".

Art. 31.Artikel 569 (Federaal), eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangevuld met de bepaling onder 46°, luidende: "46° van vorderingen ingesteld krachtens de wet van 15 mei 2024 tot invoering van de Samenlevingsdienst.".

Art. 32.Artikel 2, § 1, van de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, wordt aangevuld met een f), luidende: "f) de burgers in dienst bedoeld door de wet van 15 mei 2024 tot invoering van een Samenlevingsdienst.".

HOOFDSTUK 1 1. - Inwerkingtreding

Art. 33.Deze wet treedt in werking op de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad.

HOOFDSTUK 1 2. - Evaluatie

Art. 34.Deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten zal worden geëvalueerd.

Deze evaluatie zal gebeuren vóór 31 december 2026.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 15 mei 2024.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be): Stukken: Doc 55 3969/ (2023/2024): 001: Wetsontwerp. 002: Verslag. 003: Artikelen aangenomen in eerste lezing. 004: Verslag van de tweede lezing. 005: Tekst aangenomen in tweede lezing. 006: Tekst aangenomen door de plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

Integraal verslag: 7 en 8 mei 2024


^