gepubliceerd op 25 januari 2023
Wet tot wijziging van de wet van 15 mei 2014 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer
10 NOVEMBER 2022. - Wet tot wijziging van de wet van 15 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2014 pub. 12/06/2014 numac 2014014287 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer sluiten betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 15 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2014 pub. 12/06/2014 numac 2014014287 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer sluiten betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer
Art. 2.In artikel 2 van de wet van 15 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2014 pub. 12/06/2014 numac 2014014287 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer sluiten betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : "1° "verordening" : Verordening (EU) 2021/782 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 betreffende de rechten en verplichtingen van treinreizigers (herschikking);"
Art. 3.In artikel 6 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden tussen het eerste en het tweede lid twee leden ingevoegd, luidende : "De klacht wordt ingediend binnen drie maanden hetzij te rekenen vanaf de ontvangst van informatie van de spoorwegonderneming of de stationsbeheerder over de afwijzing van de klacht ingediend overeenkomstig artikel 28 van de verordening, hetzij te rekenen vanaf de afloop van de termijn van drie maanden na de indiening van de klacht bij de spoorwegonderneming of de stationsbeheerder bij gebrek aan antwoord binnen deze termijn. 2° in paragraaf 2 worden de woorden "de onderneming die het voorwerp uitmaakt" vervangen door de woorden "de spoorwegonderneming of de stationsbeheerder die het voorwerp uitmaakt"."; 3° in paragraaf 3, 2° worden de woorden "3 december 2009, datum waarop de verordening in werking is getreden" vervangen door de woorden "7 juni 2023, datum vanaf wanneer de verordening van toepassing is;".
Art. 4.In artikel 7 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het derde lid wordt vervangen als volgt : "De behandelingstermijn van de klacht begint te lopen vanaf de ontvangst van de klacht en loopt af na drie maanden.Indien het om een complexe zaak gaat, begint de behandelingstermijn te lopen vanaf de ontvangst van de klacht en loopt deze af na zes maanden. In dat geval stelt het aangewezen personeelslid de reiziger in kennis van de redenen voor de verlenging en de vermoedelijke duur van de procedure."; 2° het zevende lid wordt vervangen als volgt : "Zij informeert eveneens de betrokken spoorwegonderneming of de betrokken stationsbeheerder in het geval zij niet besluit tot een schending van de verordening.".
Art. 5.Artikel 8 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "De spoorwegonderneming, de stationsbeheerder, de infrastructuurbeheerder, verkopers van vervoerbewijzen en touroperators beantwoorden de informatieaanvragen van de instantie binnen dertig dagen.".
Art. 6.Artikel 9 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 9.De volgende gedragingen maken een inbreuk uit : 1° de niet-naleving door een spoorwegonderneming, een verkoper van vervoerbewijzen of een touroperator van de verplichting om niet-discriminerende contractuele voorwaarden en tarieven aan te bieden overeenkomstig artikel 5 van de verordening;2° de weigering van een spoorwegonderneming om een reiziger toe te laten zijn fiets in de trein mee te nemen onder de voorwaarden vastgesteld door artikel 6, leden 1 en 2, van de verordening;3° het verzuim van een spoorwegonderneming om haar voorwaarden voor het vervoer van fietsen, met inbegrip van bijgewerkte informatie over de beschikbare capaciteit, op haar officiële website bekend te maken overeenkomstig artikel 6, lid 3, van de verordening;4° het verzuim van een spoorwegonderneming om bij het starten van aanbestedingsprocedures voor nieuw rollend materieel ervoor te zorgen dat de treinsamenstellingen waarin dit rollend materieel wordt gebruikt over acht plaatsen voor fietsen beschikken of om bij het uitvoeren van ingrijpende verbeteringen van bestaand rollend materieel waarvoor overeenkomstig artikel 21, lid 12, van de Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie een nieuwe vergunning voor het in de handel brengen van een voertuig vereist is, ervoor te zorgen dat de treinsamenstellingen waarin dit rollend materieel wordt gebruikt over ten minste vier plaatsen voor fietsen beschikken en dit overeenkomstig artikel 6, lid 4, van de verordening;5° de beperking of de vrijstelling van de verplichtingen ten aanzien van de reizigers die voortvloeien uit de verordening door de spoorwegondernemingen overeenkomstig artikel 7 van de verordening;6° het ontbreken van voorafgaande informatie over de uitvoering van beslissingen tot onderbreking van de dienst overeenkomstig artikel 8 van de verordening;7° het niet verstrekken van informatie over de reizen vóór en tijdens de reis overeenkomstig artikel 9 van de verordening;8° het gebrek aan toegang tot verkeers- en reisinformatie overeenkomstig artikel 10 van de verordening;9° de niet-naleving van de verplichtingen inzake de beschikbaarheid van vervoerbewijzen en reserveringen overeenkomstig artikel 11 van de verordening;10° de niet-naleving van de verplichtingen inzake doorgaande tickets overeenkomstig artikel 12 van de verordening;11° de niet-naleving van de verplichtingen inzake aansprakelijkheid in geval van overlijden en letsels van de reizigers overeenkomstig artikel 13 van de verordening;12° de niet-naleving van de verplichtingen inzake aansprakelijkheid voor handbagage, dieren, bagage en voertuigen overeenkomstig artikel 13 van de verordening;13° de niet-naleving van de verplichting inzake verzekering en aansprakelijkheidsdekking overeenkomstig artikel 14 van de verordening;14° de niet-naleving van de verplichting tot het betalen van voorschotten aan de schadevergoedingsgerechtigde natuurlijke persoon in geval van dood of letsel van een reiziger, overeenkomstig artikel 15 van de verordening;15° de niet-naleving van de verplichting om bijstand te verlenen aan een reiziger die schadevergoeding vordert van derden in geval van lichamelijke schade, overeenkomstig artikel 16 van de verordening;16° de niet-naleving van de verplichtingen met betrekking tot de aansprakelijkheid voor vertragingen, gemiste aansluitingen en annuleringen, bepaald in titel IV, hoofdstuk II, van bijlage I bij de verordening, overeenkomstig artikel 17 van de verordening;17° de niet-naleving van de verplichting om de terugbetaling of vervoer via een alternatieve route voor te stellen in geval van vertraging van zestig minuten of meer, overeenkomstig en onder de voorwaarden bepaald in artikel 18 van de verordening;18° de niet-naleving van de verplichting om de reizigers te vergoeden wanneer de vertraging geen aanleiding heeft gegeven tot de terugbetaling van het vervoerbewijs overeenkomstig artikel 19 van de verordening;19° de niet-naleving van de verplichting om de reizigers te informeren over de situatie in geval van vertraging of annulering van de dienst, en om hen bij te staan in geval van annulering van de dienst of vertraging van zestig minuten of meer, overeenkomstig artikel 20 van de verordening;20° de niet-naleving van de verplichting om te voorzien in niet-discriminerende toegangsregels voor het vervoer van personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit, overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de verordening;21° de niet-naleving van het verbod op discriminerende behandeling van personen met een handicap en van personen met beperkte mobiliteit bij de reserveringen of de aankoop van vervoerbewijzen, overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de verordening;22° de niet-naleving van de verplichting om aan de met een handicap en personen met beperkte mobiliteit informatie in toegankelijke vorm te verstrekken over de toegankelijkheid van het station en de bijbehorende faciliteiten en over de spoordiensten alsook over de voorwaarden voor toegang tot het rollend materieel, en om op verzoek binnen vijf werkdagen schriftelijk de redenen mee te delen waarom gebruik wordt gemaakt van de afwijking waarin artikel 21, lid 2, van de verordening voorziet, overeenkomstig artikel 22, leden 1 en 2, van de verordening;23° de niet-naleving van de verplichting om in onbemande stations aan met een handicap en personen met beperkte mobiliteit informatie te verstrekken in toegankelijke vorm, overeenkomstig artikel 22, lid 3, van de verordening;24° de niet-naleving van de verplichting om bijstand te verlenen aan met een handicap en personen met beperkte mobiliteit in stations en aan boord van treinen, overeenkomstig artikel 23 van de verordening;25° de niet-naleving van de verplichtingen betreffende de voorwaarden waarin bijstand aan personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit wordt verleend, overeenkomstig artikel 24 van de verordening;26° de niet-naleving van de verplichting om het verlies of de beschadiging van mobiliteitshulpmiddelen zoals rolstoelen of hulpmiddelen of het verlies van of letsels aan geleidehonden gebruikt door met een handicap en personen met beperkte mobiliteit te vergoeden overeenkomstig artikel 25 van de verordening;27° de niet-naleving van de verplichting tot het opleiden van het personeel rond handicaps overeenkomstig overeenkomstig artikel 26 van de verordening;28° de niet-naleving van de verplichting tot het nemen van de gepaste maatregelen om de persoonlijke veiligheid van reizigers te verzekeren overeenkomstig artikel 27 van de verordening;29° de niet-naleving van de verplichting voor de spoorwegondernemingen en de stationsbeheerders om een klachtenbehandelingsmechanisme op te zetten, de reizigers op de hoogte te brengen van hun contactgegevens en werktalen, de ontvangen klachten binnen bepaalde termijnen te behandelen, de gegevens voor de beoordeling van de klacht gedurende de procedure te bewaren, de details van de procedure toegankelijk te maken voor alle personen alsmede voor met een handicap en personen met beperkte mobiliteit, overeenkomstig artikel 28, leden 1 tot 3, van de verordening;30° de niet-naleving van de verplichting voor spoorwegondernemingen om in het in artikel 29, § 2, van de verordening bedoelde verslag het aantal en de aard van de ontvangen klachten, de behandelde klachten, de antwoordtermijn en de eventuele maatregelen ter verbetering van de situatie bekend te maken overeenkomstig artikel 28, lid 4, van de verordening;31° de niet-naleving van de verplichting voor spoorwegondernemingen om overeenkomstig artikel 29, lid 1, van de verordening dienstkwaliteitsnormen vast te stellen en een kwaliteitsbeheerssysteem in te voeren;32° de niet-naleving van de verplichting voor spoorwegondernemingen om hun activiteiten te evalueren op basis van de door hen gedefinieerde dienstkwaliteitsnormen en om een verslag over de kwaliteit van de dienstverlening op hun website te publiceren overeenkomstig artikel 29, lid 2, van de verordening;33° de niet-naleving van de verplichting voor de stationsbeheerders om kwaliteitsnormen voor hun dienstverlening vast te stellen, hun activiteiten te controleren in overeenstemming met deze kwaliteitsnormen en de nationale overheidsinstanties toegang te verlenen tot informatie over hun activiteiten, overeenkomstig artikel 29, lid 3, van de verordening;34° de niet-naleving van de verplichting om reizigers te informeren over de rechten die de verordening hen verleent, overeenkomstig artikel 30 van de verordening; 35° het feit dat de spoorwegonderneming, de stationsbeheerder, de infrastructuurbeheerder, de verkoper van vervoerbewijzen of de touroperator geen gevolg geeft aan het verzoek om informatie dat door de instantie wordt geformuleerd overeenkomstig artikel 8.".
Art. 7.Artikel 10 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 10.De inbreuken op de verordening zijn onderverdeeld in drie graden : 1° de inbreuken van de eerste graad zijn van individuele aard en veroorzaken een ongemak of een gemiddeld nadeel aan de reiziger. Zij worden bestraft met boetes van 750 tot 1 500 euro.
Maken inbreuken van de eerste graad uit, de inbreuken omschreven in artikel 9, 2°, 7°, 9°, 10°, 15° tot 19°, 21° tot 27° en 35° ; 2° de inbreuken van de tweede graad zijn van structurele aard en veroorzaken een ongemak of zijn van individuele aard en veroorzaken een ernstig nadeel. Zij worden bestraft met boetes begrepen van 2 000 tot 4 000 euro.
Maken inbreuken van de tweede graad uit, de inbreuken omschreven in artikel 9, 3°, 4°, 6°, 8°, 11°, 12°, 14° en 20° ; 3° de inbreuken van de derde graad zijn structureel en veroorzaken een gemiddeld tot ernstig nadeel. Zij worden bestraft met boetes van 6 000 tot 12 000 euro.
Maken inbreuken uit van de derde graad, de inbreuken omschreven in artikel 9, 1°, 5°, 13°, en 28° tot 34°. ".
Art. 8.Artikel 22 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende: "Artikel 9, 4° gewijzigd door de wet van 10 november 2022 tot wijziging van de wet van 15 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2014 pub. 12/06/2014 numac 2014014287 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer sluiten betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer treedt in werking op 7 juni 2025". HOOFDSTUK 3. - Overgangsbepaling
Art. 9.De procedures die lopende zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet blijven onderworpen aan de wettelijke en reglementaire bepalingen die van kracht waren op het tijdstip van de inleiding van de procedure.
Deze wet is enkel van toepassing op de inbreuken die gepleegd werden na de inwerkingtreding ervan. HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtreding
Art. 10.Deze wet treedt in werking op 7 juni 2023.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 10 november 2022.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, G. GILKINET Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE _______ Nota (1) Zitting 2021-2022 Kamer van volksvertegenwoordigers Stukken.- Wetsontwerp, 55-2728, N° 1 - Corrigendum, 55-2728, N° 2 - Verslag, 55-2728, N° 3 - Artikelen bij eerste stemming aangenomen, 55-2728, N° 4 - Amendement, 55-2728, N° 5 - Verslag, 55-2728, N° 6 - Tekst aangenomen in tweede lezing door de Commissie, 55-2728, N° 7 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 55-2728 - N° 8.