Etaamb.openjustice.be
Wet van 10 november 2004
gepubliceerd op 06 januari 2005

Wet houdende instemming met de volgende internationale Akten :

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2004015220
pub.
06/01/2005
prom.
10/11/2004
ELI
eli/wet/2004/11/10/2004015220/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 NOVEMBER 2004. - Wet houdende instemming met de volgende internationale Akten :


- Protocol houdende wijziging van de gecoördineerde Overeenkomst tot oprichting van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie; - Protocol houdende intrekking van de Overeenkomst tussen België en het Groothertogdom Luxemburg tot instelling van een bijzondere gemeenschap van ontvangsten wat betreft de op alcohol geheven accijnsrechten, van 23 mei 1935; - Protocol houdende intrekking van het Bijzonder Protocol tussen België en het Groothertogdom Luxemburg betreffende de landbouw, van 29 januari 1963; - Protocol houdende intrekking van het Protocol tussen het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg met betrekking tot de monetaire associatie en het Protocol tot uitvoering, van 9 maart 1981, gedaan te Brussel op 18 december 2002 (1) (2) (3) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het Protocol houdende wijziging van de gecoördineerde overeenkomst tot oprichting van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, gedaan te Brussel op 18 december 2002, zal volkomen gevolg hebben.

Art. 3.Het Protocol houdende intrekking van de Overeenkomst tussen België en het Groothertogdom Luxemburg tot instelling van een bijzondere gemeenschap van ontvangsten wat betreft de op alcohol geheven accijnsrechten, van 23 mei 1935, gedaan te Brussel op 18 december 2002, zal volkomen gevolg hebben.

Art. 4.Het Protocol houdende intrekking van het Bijzonder Protocol tussen België en het Groothertogdom Luxemburg betreffende de landbouw, van 29 januari 1963, gedaan te Brussel op 18 december 2002, zal volkomen gevolg hebben.

Art. 5.Het Protocol houdende intrekking van het Protocol tussen het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg met betrekking tot de monetaire associatie en het Protocol tot uitvoering, van 9 maart 1981, gedaan te Brussel op 18 december 2002, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 10 november 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Economie en Buitenlandse Handel, M. VERWILGHEN De Minister van Landbouw, S. LARUELLE De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2003-2004. Senaat.

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 27 april 2004, nr. 3-656/1. - Verslag, nr. 3-656/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 23 juni 2004. - Stemming. Vergadering van 24 juni 2004.

Kamer van volkvertegenwoordigers.

Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 51-1250/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 51-1250/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 15 juli 2004. (2) De 4 protocollen zullen in werking treden op 1 februari 2004.(3) Decreet van het Waalse Gewest van 29 april 2004 (Belgisch Staatsblad van 25 mei 2004).Decreet van het Vlaamse Gewest van 30 april 2004 (Belgisch Staatsblad van 11 juni 2004). Ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 5 december 2004 (Belgisch Staatsblad van 7 januari 2004).

Protocol houdende wijziging van de gecoördineerde overeenkomst tot oprichting van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie Het Koninkrijk België, Het Vlaams Gewest, Het Waals Gewest, Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en Het Groothertogdom Luxemburg, Overwegende dat de Regeringen van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen besloten hebben de Gecoördineerde Overeenkomst tot oprichting van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie te wijzigen en hun administraties de opdracht gegeven hebben te onderzoeken welke aanpassingen aangebracht dienden te worden aan bovengenoemde Overeenkomst, Overwegende dat de ondernomen werkzaamheden geleid hebben tot verschillende voorstellen tot wijziging van de Overeenkomst, aanvaard door de betrokken Regeringen, hebben te dien einde hun gevolmachtigden aangeduid, die, na hun volmachten te hebben uitgewisseld en ze in de vereiste vorm te hebben bevonden, zijn overeengekomen als volgt : ARTIKEL I De Overeenkomst tot oprichting van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, ondertekend in Brussel op 25 juli 1921, gewijzigd door de Overeenkomst van 23 mei 1935 en de Protocollen van 29 januari 1963, van 27 oktober 1971, van 19 oktober 1976, van 29 november 1978 en van 3 maart 1992, hierna genoemd "de Overeenkomst" wordt geamendeerd volgens de bepalingen van de volgende artikelen.

ARTIKEL II Het artikel 1 (Hoofdstuk 1 - Grondbeginselen) van de Overeenkomst wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Artikel 1 Tussen het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg wordt een economische unie opgericht, die op een douane-unie en op een accijnsunie is gegrondvest. » ARTIKEL III Het artikel 2 van de Overeenkomst wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Artikel 2 Ten opzichte van de douane, van de gemeenschappelijke accijnzen en de gelijkgestelde belastingen (met uitzondering van de milieutaksen) en van de gemeenschappelijke maatregelen tot regeling van het economische verkeer met derde landen, worden de grondgebieden van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen als één gebied aangemerkt. » ARTIKEL IV Het artikel 3 van de Overeenkomst wordt opgeheven. Het artikel 4 van de Overeenkomst wordt het artikel 3.

ARTIKEL V Het artikel 5 van de Overeenkomst wordt het artikel 4 (Hoofdstuk 2 Bepalingen inzake douane en accijnzen) als volgt opgesteld : « Artikel 4 De wettelijke en reglementaire bepalingen inzake douane en accijnzen of gelijkgestelde belastingen (met uitzondering van de milieutaksen) zijn gemeenschappelijk voor de ganse Unie. » ARTIKEL VI Het artikel 6 van de Overeenkomst wordt het artikel 5, als volgt opgesteld : « Artikel 5 Het Comité van Ministers beraadslaagt over het instellen, het wijzigen en het afschaffen van gemeenschappelijke accijnzen of de gelijkgestelde belastingen (met uitzondering van de milieutaksen).

Een accijns of een gelijkgestelde belasting (met uitzondering van de milieutaksen) die gemeenschappelijk is, maakt het voorwerp uit van gemeenschappelijke wettelijke en reglementaire bepalingen. » ARTIKEL VII Het artikel 7 van de Overeenkomst wordt het artikel 6, als volgt opgesteld : « Artikel 6 Onverminderd de bevoegdheid van de Douaneraad, verzekert elk van beide Regeringen op haar grondgebied de administratie en de heffing inzake douane en accijnzen overeenkomstig de wetten en reglementen van de douane-unie en van de Europese Unie. » ARTIKEL VIII Het artikel 8 van de Overeenkomst wordt het artikel 7, als volgt opgesteld : « Artikel 7 1. Wordt als gemeenschappelijke ontvangst aangemerkt, de opbrengst : a) van de voor rekening van de Europese Unie geheven invoerrechten, ter beschikking gesteld aan de lid-Staten krachtens een beslissing van deze unie voor terugbetaling van de heffingskosten; van de geheven retributies voor bijzondere prestaties of tussenkomsten uitgevoerd door de beambten van de douane en accijnzen naar aanleiding van douaneverrichtingen; van de terugbetaling, door de Europese gemeenschappen, van de heffingskosten van de invoerrechten gestort aan deze Gemeenschappen als eigen middelen; b) van de gemeenschappelijke accijnzen en gelijkgestelde belastingen (met uitzondering van de milieutaksen); van de geheven retributies voor bijzondere prestaties of tussenkomsten uitgevoerd door de beambten van de douane en accijnzen naar aanleiding van verrichtingen in verband met de producten onderworpen aan gemeenschappelijke accijnzen en/of gelijkgestelde belastingen (met uitzondering van de milieutaksen); van de ingevorderde interesten wegens niet tijdige afbetaling van gemeenschappelijke accijnzen en/of gelijkgestelde belastingen (met uitzondering van de milieutaksen). 2. Die gemeenschappelijke ontvangst wordt, na aftrek van de terugbetalingen, tussen de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen verdeeld : a) wat de in § 1, a) bedoelde ontvangsten betreft, naar verhouding van de bevolking van hun grondgebieden;b) wat de in § 1, b) bedoelde ontvangsten betreft, op grond van het verbruik of het gebruik, in elk grondgebied van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen, van de goederen onderworpen aan de gemeenschappelijk accijnzen en gelijkgestelde belastingen (met uitzondering van de milieutaksen). Met het oog op de verdeling van de gemeenschappelijke ontvangst volgens de voorschriften van § 2, alinea 1, a) wordt in elk jaar waarvan het jaartal eindigt met 1, in de periode die wordt vastgesteld in het kader van de Europese Gemeenschappen of bij gebreke hiervan door overleg tussen beide landen, volgens dezelfde principes in het ganse gebied van de Unie een volkstelling gehouden.

Het aandeel dat aan elke Hoge Overeenkomstsluitende Partij toekomt volgens de voorschriften van § 2, b) wordt jaarlijks vastgesteld door het Comité van Ministers, op voorstel van de Douaneraad. 3. De gemeenschappelijke kosten van administratie en van heffing zijn ten laste van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen naar verhouding van het aandeel in de gemeenschappelijke ontvangst dat elk partnerland van de Unie toekomt.4. Aan het einde van elk kwartaal maakt de Douaneraad een voorlopige verrekening op van de gemeenschappelijke ontvangst en van de gemeenschappelijke kosten van administratie en van heffing en bepaalt : a) enerzijds, volgens de verdeelsleutels bedoeld in de hierboven vermelde §§ 2 en 3, het aandeel in de gemeenschappelijke ontvangst dat aan elke Hoge Overeenkomstsluitende Partij toekomt, verminderd met het aandeel in de gemeenschappelijke kosten van administratie en van heffing dat ten laste van elke Partij valt;b) anderzijds, het bedrag van de gemeenschappelijke ontvangsten verwezenlijkt door elke Hoge Overeenkomstsluitende Partij, verminderd met de gemeenschappelijke kosten van administratie en van heffing door elke Partij betaald.5. De Hoge Overeenkomstsluitende Partij waarvan de netto ontvangsten bedoeld in § 4, b) het netto aandeel bedoeld in § 4, a) overtreffen, stort het verschil tussen haar netto ontvangsten en haar netto aandeel aan de andere Hoge Overeenkomstsluitende Partij.6. De bepalingen van §§ 4 en 5 zijn van toepassing voor de gedetailleerde verrekening die onmiddellijk na het definitief afsluiten van elk jaar moet worden opgemaakt of wanneer de reële gemeenschappelijke administratieve kosten gekend zijn.» ARTIKEL IX Het artikel 9 van de Overeenkomst wordt het artikel 8, als volgt opgesteld : « Artikel 8 1. Voor de toepassing van artikel 7, § 3, worden als gemeenschappelijke kosten van administratie en van heffing aangemerkt : a) de werkingskosten van de Douaneraad, die door de Belgische Regering worden voorgeschoten;b) de kosten van administratie en van heffing, met inbegrip van die van de hoofdbesturen, betrekking hebbende op de invoerrechten en op de gemeenschappelijke accijnzen of de daarmee gelijkgestelde belastingen (met uitzondering van de milieutaksen) op goederen bestemd voor het verbruik;2. De in § 1, b) bedoelde uitgaven omvatten : a) de wedden, met inbegrip van de toelagen en vergoedingen, van het personeel van de administratie van de Belgische douane en accijnzen en van het personeel van de administratie van de Luxemburgse douane en accijnzen;indien het Luxemburgse personeel van hogere weddeschalen geniet dan het Belgische personeel, dan mogen die kosten slechts ten laste van de gemeenschap komen ten belope van het jaarlijkse gemiddelde van de uitgave voor elke categorie van ambtenaren van de Belgische administratie; b) een forfaitair bedrag, vastgesteld op 15 % van de wedden van het hiervoren aangeduide personeel voor de last van de pensioenen die elk van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen aan dat personeel moet uitkeren;c) een forfaitair bedrag voor huur, onderhoud, meubilering, verwarming en verlichting van de door de administratie gebruikte gebouwen of gedeelten van gebouwen, voor de kantoorbenodigdheden, voor de frankeringkosten van de briefwisseling tussen de beambten van douane en accijnzen van de twee landen over al de aangelegenheden die onder hun bevoegdheid vallen, evenals voor de bewapening van het personeel;d) de kosten van onderhoud en gebruik van de voertuigen en vaartuigen van de administratie van douane en accijnzen.» ARTIKEL X Het artikel 41 van de Overeenkomst wordt het artikel 9, als volgt opgesteld : « Artikel 9 De gemeenschappelijke wettelijke en reglementaire bepalingen welke thans van kracht zijn op het vlak van de douane, van de gemeenschappelijke accijnzen en gelijkgestelde belastingen en van het economische verkeer met derde landen, alsmede de gebruikelijke modaliteiten van tenuitvoerlegging blijven van toepassing tot nader besluit van het Comité van Ministers. » ARTIKEL XI Het artikel 42 van de Overeenkomst wordt het artikel 10, als volgt opgesteld : « Artikel 10 De Hoge Overeenkomstsluitende Partijen verbinden er zich toe om een gemeenschappelijk standpunt na te streven met het oog op het vastleggen van de geharmoniseerde accijnstarieven binnen de Europese Gemeenschap. Zonder dat het betreffende tarief het geharmoniseerde minimumtarief vastgelegd op het niveau van de Europese Gemeenschap kan overstijgen, het gemeenschappelijke stelsel inzake accijnzen wordt tussen de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen gehandhaafd voor de volgende producten, zowel wat betreft de goederen dewelke in België of in Luxemburg zijn vervaardigd of verkregen, als wat betreft de producten binnengebracht uit een andere lidstaat van de Europese Unie of producten ingevoerd uit een derde land : 1° de bieren, zoals omschreven in artikel 4 van de Belgische wet van 7 januari 1998, betreffende de structuur en de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken;2° de wijnen, zoals omschreven in artikel 9 van dezelfde wet;3° de gegiste dranken, andere dan wijn of bier (andere gegiste dranken), zoals omschreven in artikel 11 van dezelfde wet;4° tussenproducten zoals omschreven in artikel 14 van dezelfde wet;5° ethylalcohol en geestrijke dranken zoals omschreven in artikel 16 van dezelfde wet;6° gelode benzine, ongelode benzine, kerosine gebruikt als motorbrandstof, kerosine bestemd voor industriële en commerciële toepassingen, gasolie gebruikt als motorbrandstof, gasolie bestemd voor industriële en commerciële toepassingen, huisbrandolie, alle soorten zware stookolie alsook vloeibaar petroleumgas en methaan bestemd voor industriële en commerciële toepassingen, zoals omschreven in artikel 7 van de Belgische wet van 22 oktober 1997, betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie;7° tabaksfabrikaten zoals omschreven in artikelen 4 (sigaren en cigarillo's), 5 (sigaretten), 6 (rooktabak), 7 (rooktabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten), 8 (gelijkgestelde sigaren, cigarillo's, sigaretten en rooktabak) van de Belgische wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak.» ARTIKEL XII Het artikel 10 van de Overeenkomst wordt het artikel 11.

ARTIKEL XIII Het artikel 11 van de Overeenkomst wordt het artikel 12, als volgt opgesteld : "Artikel 12 1. Elke staat van de Unie werft het personeel van de Administratie der douane en accijnzen uitsluitend onder zijn onderdanen aan.2. Het personeel van de Luxemburgse Administratie der douane en accijnzen neemt het uniform, de kokarde uitgezonderd, alsook de uitrusting en de bewapening over van het personeel van de Belgische Administratie der douane en accijnzen.» ARTIKEL XIV Het artikel 12 van de Overeenkomst wordt het artikel 13, als volgt opgesteld : « Artikel 13 1. De voor de Belgische Administratie der douane en accijnzen geldende hiërarchische rangschikking der graden, wordt aangenomen voor de Luxemburgse Administratie der douane en accijnzen.2. Het Luxemburgse personeel wordt bezoldigd volgens de schalen voor wedden, toelagen en vergoedingen die in België gelden, zonder dat die bezoldigingen minder mogen bedragen dan hetgeen ambtenaren en beambten van dezelfde rang in het Groothertogdom Luxemburg zouden ontvangen.» ARTIKEL XV Het artikel 13 van de Overeenkomst wordt het artikel 14, als volgt opgesteld : « Artikel 14 1. Het Comité van Ministers stelt, met betrekking tot de Unie, het statuut vast van de Belgische directeur-generaal der douane en accijnzen en van de Luxemburgse directeur-generaal der douane en accijnzen.2. De ambtenaren en beambten der douane en accijnzen van beide landen mogen rechtstreeks met elkaar corresponderen voor alle aangelegenheden die tot hun bevoegdheid behoren.» ARTIKEL XVI Het artikel 14 van de Overeenkomst wordt het artikel 15, als volgt opgesteld : « Artikel 15 1. De Douaneraad bestaat uit drie leden, te weten : de directeur-generaal van de Belgische Administratie der douane en accijnzen, voorzitter, de directeur-generaal van de Luxemburgse Administratie der douane en accijnzen, en een lid dat door de Belgische Regering wordt benoemd onder de ambtenaren van de Belgische administratie der douane en accijnzen met de graad van auditeur-generaal van financiën.2. De Raad wordt bijgestaan door twee deskundigen inzake accijnzen, aangeduid door de Raad uit het personeel van de Belgische administratie der douane en accijnzen.Deze deskundigen komen niet tussen in de beslissingen van de Raad. 3. De besluiten van de Douaneraad worden met eenparigheid van stemmen aangenomen.Zijn de leden het niet eens, dan wordt het probleem voorgelegd aan het Comité van Ministers. » ARTIKEL XVII Het artikel 15 van de Overeenkomst wordt het artikel 16, als volgt opgesteld : « Artikel 16 1. De Douaneraad heeft tot taak het verzekeren van eenheid in de administratie van de Unie wat betreft de douane, gemeenschappelijke accijnzen en de hiermee gelijkgestelde belastingen (met uitzondering van de milieutaksen) en het beheren van de gemeenschappelijke ontvangst van de Unie.2. Voorts heeft hij de volgende bevoegdheden : a) hij bereidt het ontwerp voor van de gemeenschappelijke wettelijke en reglementaire bepalingen inzake douane en accijnzen;b) hij brengt een gemotiveerd advies uit : - over de veranderingen aan de organisatie en inzonderheid over elk voorstel tot uitbreiding of inkrimping van het personeel, dan wel tot oprichting, afschaffing of verplaatsing van inningkantoren.Bij negatief advies worden de veroorzaakte kosten alleen in de verrekeningen van de gemeenschap gebracht na akkoord van het Comité van Ministers. Bij ontstentenis van dit akkoord, kan de maatregel wel worden genomen, doch uitsluitend op kosten van de regering die hem voorschrijft; - over de verminderingen, teruggaven of kwijtscheldingen van gemeenschappelijke rechten, die niet steunen op de eenvoudige toepassing van een wettelijk voorschrift; - over alle vraagstukken inzake douane en accijnzen die hem door de regeringen of door het Comité van Ministers worden voorgelegd; c) hij onderzoekt de vragen in verband met de toepassing en de interpretatie van de wetten, tarieven en reglementen inzake douane en gemeenschappelijke accijnzen of hiermee gelijkgestelde belastingen (met uitzondering van de milieutaksen).Zijn gemotiveerd advies wordt overgemaakt aan de respectievelijke administraties die de passende beslissingen nemen; d) hij mag alle inlichtingen inwinnen die nuttig zijn voor zijn taak en hij mag zich door de administraties van de twee Hoge Overeenkomstsluitende Partijen alle stukken doen voorleggen die hij nodig acht voor het vervullen van zijn opdracht;e) hij mag ambtenaren van de administraties van de twee Hoge Overeenkomstsluitende Partijen ertoe machtigen samen inspectiereizen te ondernemen op het grondgebied van de Unie.» ARTIKEL XVIII Het artikel 16 van de overeenkomst wordt het artikel 17 (Hoofdstuk 3 - Verblijf, vestiging en beroepsuitoefening).

ARTIKEL XIX Het artikel 17 van de Overeenkomst wordt het artikel 18, als volgt opgesteld : « Artikel 18 Wat betreft het genot van de burgerrechten, de wettelijke en gerechtelijke bescherming van hun persoon, hun rechten en hun belangen genieten de onderdanen van elk der Hoge Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Hoge Overeenkomstsluitende Partij dezelfde behandeling als de eigen onderdanen. » ARTIKEL XX Het artikel 18 van de Overeenkomst wordt het artikel 19. Het artikel 19 van de Overeenkomst wordt het artikel 20, als volgt opgesteld : « Artikel 20 1. De bepalingen van de artikelen 18 en 19 zijn van toepassing op de vennootschappen die overeenkomstig de wetgeving van één van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen zijn opgericht en waarvan de voornaamste vestiging zich op het grondgebied hiervan bevindt, onverschillig of zij rechtstreeks ofwel door middel van filialen of agentschappen handelen.2. In de zin van dit artikel verstaat men onder vennootschappen de privé-vennootschappen naar burgerlijk recht of naar handelsrecht, met inbegrip van de coöperatieve vennootschappen.De rechtspersonen daarentegen die onderworpen zijn aan het privaatrecht en geen winstoogmerk nastreven, worden slechts als vennootschappen beschouwd voor zover hun activiteit zich uitstrekt tot het bankwezen, het verzekeringswezen, de kapitaalvorming en de hypothecaire lening. De Luxemburgse land- en wijnbouwverenigingen worden eveneens als vennootschappen beschouwd. 3. Indien, met het oog op het genot en het uitoefenen van de rechten die uit deze Overeenkomst voortvloeien, voor een type van vennootschap van één der Hoge Overeenkomstsluitende Partijen geen gelijkaardig type te vinden is in de wetgeving der andere Overeenkomstsluitende Partij, bepalen de regeringen in gemeen overleg met welk type de vennootschap kan worden gelijkgesteld.» ARTIKEL XXI Het artikel 20 van de Overeenkomst wordt het artikel 21, als volgt opgesteld : « Artikel 21 De behandeling die de zelfstandige handelsagenten krachtens artikel 19 genieten, wordt eveneens toegekend aan de loontrekkende Belgische of Luxemburgse handelsvertegenwoordigers voor zover zij optreden als vertegenwoordigers van onderdanen of van vennootschappen van één der Hoge Overeenkomstsluitende Partijen die op het grondgebied der genoemde Overeenkomstsluitende Partij een op winst gerichte activiteit uitoefenen. » ARTIKEL XXII Het artikel 21 van de Overeenkomst wordt het artikel 22, als volgt opgesteld : « Artikel 22 Wat de deelneming aan de aanbestedingen voor levering van goederen, werken en dienstverleningen betreft, uitgaande van openbare besturen, evenals van administraties en instellingen door de openbare macht beheerd, worden de onderdanen van één der Hoge Overeenkomstsluitende Partijen door de andere Overeenkomstsluitende Partij aan dezelfde voorwaarden onderworpen als de onderdanen van deze laatste; zij genieten dezelfde rechten, voordelen en faciliteiten zonder enig onderscheid in feite of in rechte. » ARTIKEL XXIII Het artikel 22 van de Overeenkomst wordt het artikel 23.

ARTIKEL XXIV Het artikel 23 van de overeenkomst wordt het artikel 24 (Hoofdstuk 4 - economische bepalingen), als volgt opgesteld : « Artikel 24 1. Teneinde de goede werking van de door deze Overeenkomst opgerichte Unie te bevorderen : - streven de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen, in nauw gezamenlijk overleg, een gecoördineerd beleid na op economisch, financieel en sociaal gebied en op het vlak van de prijzen; - beogen zij de wettelijke, reglementaire en administratieve bepalingen, welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de Unie, nader tot elkaar te brengen; - waken zij er gezamenlijk over dat geen enkele wettelijke, reglementaire of administratieve bepaling het handelsverkeer tussen beide landen op ongeoorloofde wijze belemmert; - spannen zij zich in om ongelijkheden tussen de wettelijke, reglementaire en administratieve bepalingen die de mededingingsvoorwaarden in de handel van beide landen kunnen vervalsen, op te heffen; - verlenen zij elkaar hun medewerking teneinde de doeltreffendheid te verzekeren van de maatregelen inzake economische beleid die in elk van beide landen worden genomen en die meer bepaald betrekking hebben op de nieuwe domeinen van economische ontwikkeling zoals het mededingingsbeleid, het bewaken van de markt van het consumentenkrediet, de bescherming en de veiligheid van de verbruiker en de handelsreglementering. Deze samenwerking houdt een wederzijdse administratieve bijstand in; - voeren zij een gecoördineerd beleid voor wat betreft de kwaliteit van producten dienstverlening zowel op het vlak van de waarborgen en de echtverklaringen, als op het vlak van controle- en conformiteitstelsels. 2. In het Comité van Ministers nemen de regeringen van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen de maatregelen die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de voorafgaande bepalingen.» ARTIKEL XXV Het artikel 24 van de overeenkomst wordt het artikel 25. Het artikel 25 van de overeenkomst wordt opgeheven. Het artikel 26 van de overeenkomst wordt vervangen door de hiernavolgende bepalingen : « Artikel 26 De regeringen van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen nemen de nodige maatregelen om, bij de toepassing van de wetgevingen inzake omzetbelasting, belasting op de toegevoegde waarde of gelijksoortige belastingen, belemmering van het vrije verkeer van goederen en diensten, verstoring van de normale mededingingsvoorwaarden en cumulatieve werking van taksen tussen beide landen, uit te schakelen. » ARTIKEL XXVI De tweede paragraaf van het artikel 27 van de Overeenkomst wordt afgeschaft.

ARTIKEL XXVII Het artikel 28 van de Overeenkomst wordt vervangen door de hiernavolgende bepalingen : « Artikel 28 1. De regeringen van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen bespreken, in het kader van het Comité van Ministers, hun beleid op het vlak van modaal en intermodaal vervoer, teneinde het verkeer tussen de twee landen te vergemakkelijken en de gelijke behandeling aan onderdanen van elk van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen te verzekeren op het vlak van vervoer over land, in de lucht en over water, voor zover deze gelijkheid niet van rechtswege voortspruit uit de bepalingen van deze Overeenkomst.2. De Hoge Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich ertoe de harmonische ontwikkeling van hun betrekkingen op het gebied van het vervoerbeleid in de hand te werken, met name door een actieve consultatie en samenwerking tussen de respectievelijke autoriteiten te bewerkstelligen.3. Onder de voorwaarden die van toepassing zijn op de Belgische transportondernemingen en op de Belgische onderdanen, heeft het Groothertogdom Luxemburg de verzekering langs de Belgische havens vrije toegang tot het maritiem transport te vinden.» ARTIKEL XXVIII Het artikel 29 van de Overeenkomst wordt opgeheven. Het artikel 30 van de Overeenkomst wordt het artikel 29, als volgt opgesteld : « Artikel 29 1. Elk der Hoge Overeenkomstsluitende Partijen behoudt zich het recht voor de verkeersverboden uit te vaardigen die nodig zijn in het belang van de bescherming van de openbare zeden, de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid, het leven van personen en dieren of het behoud van gewassen, de bescherming van nationale schatten met een artistieke, historische of archeologische waarde of de bescherming van industrieel en handelseigendom.Nochtans mogen deze verboden of beperkingen geen middel vormen van partijdige discriminatie noch een verdekte beperking van de handel. 2. De toelatingen en vergunningen voor vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals ontplofbare stoffen, afgegeven door de bevoegde overheden van België zijn geldig voor Luxemburg en omgekeerd.» ARTIKEL XXIX Paragraaf 4 van artikel 31 van de Overeenkomst wordt artikel 30 (Hoofdstuk 5 - Buitenlandse handel), als volgt opgesteld : « Artikel 30 De Hoge Overeenkomstsluitende Partijen overleggen met elkaar voor wat betreft de bescherming van de belangen van de Unie in de betrekkingen met derde staten en in de schoot van de internationale organisaties van economische aard waarvan zij lid zijn. Hiertoe zullen zij zich zoveel mogelijk inspannen om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen. » ARTIKEL XXX Paragrafen 1 en 2 van artikel 31 van de Overeenkomst worden artikel 31, als volgt opgesteld : « Artikel 31 1. De verdragen en akkoorden inzake de bescherming van economische belangen en in het bijzonder de akkoorden met betrekking tot de aanmoediging en wederzijdse bescherming van investeringen, de akkoorden voor de grondstoffen, evenals de maritieme akkoorden afgesloten tussen de Unie en derde landen en die niet onder de toepassing vallen van reeds door de Overeenkomstsluitende Partijen afgesloten internationale akkoorden, zijn gemeenschappelijk.2. Zij worden door België in naam van de Unie afgesloten, onder voorbehoud van de mogelijkheid voor Luxemburg, deze verdragen of akkoorden gezamenlijk met België te ondertekenen.Geen enkel van deze verdragen of akkoorden kan worden afgesloten, gewijzigd of opgezegd zonder dat Luxemburg erover gehoord werd. » ARTIKEL XXXI Het artikel 39 van de Overeenkomst wordt artikel 32, als volgt opgesteld : « Artikel 32 1. In de rechtsgebieden waar Luxemburg geen diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging heeft, is de behartiging van de Luxemburgse belangen op economisch en handelsgebied toevertrouwd aan de Belgische diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen;de leden van deze vertegenwoordigingen verlenen hun medewerking aan Luxemburg op dezelfde domeinen. 2. Andere consulaire taken zullen door de Belgische consulaire diensten worden verricht krachtens de bijzondere tussen de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen afgesloten overeenkomst.» ARTIKEL XXXII Paragrafen 3 en 5 van artikel 31 van de Overeenkomst worden artikel 33, als volgt opgesteld : « Artikel 33 1. Het Comité van Ministers zal de toepassingsvoorwaarden vastleggen voor wat betreft het afsluiten van de akkoorden voorzien in artikel 31.Deze voorwaarden zijn ook van toepassing op alle andere bilaterale en multilaterale verdragen en akkoorden die met de Unie verband houden of waarvan slechts bepaalde clausules betrekking hebben op de onderwerpen omschreven in § 1 van artikel 31. Bij gebreke hiervan zullen de regeringen van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen geval per geval de te volgen procedure afspreken. 2. De Hoge Overeenkomstsluitende Partijen nemen de nodige maatregelen om op het grondgebied van beide landen een eenvormige toepassing te verzekeren van alle bepalingen van de in dit artikel bedoelde verdragen en akkoorden met betrekking tot de in § 1 omschreven onderwerpen.» ARTIKEL XXXIII Het artikel 32 van de Overeenkomst wordt het artikel 34, als volgt opgesteld : « Artikel 34 1. Naast de Europese reglementering van de in-, uit- en doorvoervergunningen, zijn alle andere reglementeringen die hierop betrekking hebben gemeenschappelijk voor beide landen van de Unie, ook wat betreft de eventuele administratieve heffingen hierop, voor zowel de wettelijke en reglementaire bepalingen als de uitvoeringsmodaliteiten ervan.2. De in § 1 bedoelde maatregelen, genomen in het kader van de algemene bepalingen van de artikelen 41, 42 en 44, worden voorafgaandelijk aan het advies van de Administratieve Commissie onderworpen. Het Comité van Ministers stelt een procedure vast die het mogelijk maakt dat, tussen zijn vergaderingen en die van de Administratieve Commissie, dringende maatregelen worden genomen, welke op het gebied van de in-, uit- en doorvoer noodzakelijk mochten blijken. » ARTIKEL XXXIV Het artikel 33 van de Overeenkomst wordt het artikel 35, als volgt opgesteld : « Artikel 35 1. De Administratieve Commissie is belast met het beheer van het vergunningenstelsel ingericht door de Unie. Zij alleen is ertoe gemachtigd aan de belanghebbenden, onder dezelfde voorwaarden voor de gehele Unie, in-, uit- en doorvoervergunningen af te leveren. Zij int de in artikel 34 bedoelde heffingen. 2. In het kader van de door het Comité van Ministers vastgestelde beginselen, kan de Administratieve Commissie haar bevoegdheden overdragen aan door haar opgerichte diensten of overheidsinstellingen. Onder dezelfde voorwaarden kan zij bepaalde van haar bevoegdheden overdragen aan derde regeringen, alsmede aan instellingen of personen die hetzij op het grondgebied, hetzij buiten het grondgebied van de Unie gevestigd zijn. » ARTIKEL XXXV De paragrafen 1 en 2 van artikel 34 en artikel 35 van de Overeenkomst worden opgeheven.

ARTIKEL XXXVI Een nieuw hoofdstuk 6, met als titel Landbouw, wordt opgenomen, evenals nieuwe artikels die als volgt zijn opgesteld : « Artikel 36 Het Comité van Ministers heeft de bevoegdheid om alle algemene of bijzondere maatregelen te nemen teneinde op het vlak van landbouwuitwisseling tussen de twee landen een gezamenlijk stelsel op te bouwen of te behouden die vitale landbouwbelangen van de twee landen beschermt, onder voorbehoud van de bepalingen die genomen werden in het kader van Economische Benelux Unie of, volgens het geval, van de Europese Gemeenschap.

Artikel 37 Op verzoek van één der partijen overleggen de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen over alle domeinen van de landbouwpolitiek en in de mate van het mogelijke zullen zij hun te verdedigen standpunten binnen de instanties van de Europese Gemeenschap en de internationale organisaties coördineren, evenals de uit te voeren maatregelen binnen hun respectievelijke landen.

Artikel 38 De Hoge Overeenkomstsluitende Partijen verlenen elkaar wederzijds bijstand op het vlak van de landbouwpolitiek in de schoot van organen, commissies, comités of werkgroepen binnen de structuren van de Europese Gemeenschap en van de internationale organisaties. Indien nodig, en voor zover dat de toe te passen bepalingen het toelaten, kan één van de partijen zich laten vertegenwoordigen door de ander, met inbegrip van de vergaderingen waar één stem per land kan worden gevraagd.

Artikel 39 In alle gevallen waar de Belgisch-Luxemburgse landbouwmarkten of het vrije verkeer van landbouwproducten tussen de twee landen verstoord dreigen te raken, overleggen de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen met spoed teneinde de maatregelen te nemen om deze storing op het vlak van de landbouw en het voedsel te vermijden.

Artikel 40 In de mate van het mogelijke en met het oog op een grotere doeltreffendheid in de toepassing van de bepalingen van het landbouwbeleid, werken de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen samen in het oprichten van beheersystemen van het landbouwbeleid die de samenwerking tussen de twee landen bevorderen. » ARTIKEL XXXVII Het hoofdstuk 6 van de Overeenkomst wordt het hoofdstuk 7 - Institutionele en algemene bepalingen.

ARTIKEL XXXVIII Het artikel 36 van de Overeenkomst wordt het artikel 41, als volgt opgesteld : « Artikel 41 1. Het Comité van Ministers is samengesteld uit leden van de regeringen van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen.2. Het Comité van Ministers heeft tot taak de voor de goede werking van de Unie noodzakelijke besluiten te nemen, in gezamenlijk overleg de gemeenschappelijke wettelijke en reglementaire maatregelen te nemen waarin huidige overeenkomst voorziet en te beraadslagen over de vraagstukken betreffende de externe economische betrekkingen.3. Het Comité van Ministers beslist bij wederzijdse overeenstemming van de aanwezige Belgische en Luxemburgse ministers.4. Het Comité van Ministers stelt zijn reglement van orde vast.» ARTIKEL XXXIX Het artikel 37 van de Overeenkomst wordt het artikel 42, als volgt opgesteld : « Artikel 42 1. De Administratieve Commissie is samengesteld uit afgevaardigden van de regeringen van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen.2. De Administratieve Commissie heeft tot taak de toepassing van deze Overeenkomst te volgen en ten dien einde een regelmatige gegevensuitwisseling tussen de regeringen van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen te verzekeren. Zij werkt voorstellen uit die aan het Comité van Ministers worden voorgelegd. Zij kan door deze laatste belast worden om rechtstreeks bepaalde vraagstukken of bepaalde categorieën van vraagstukken te behandelen. 3. De Administratieve Commissie beslist bij wederzijdse overeenstemming van beide afvaardigingen.Indien geen overeenstemming wordt bereikt, wordt de kwestie voorgelegd aan het Comité van Ministers. 4. Het reglement van organisatie en van orde van de Administratieve Commissie wordt door het Comité van Ministers vastgelegd.Dit reglement kan erin voorzien dat bepaalde taken van de Commissie door beperkte werkgroepen van deze laatste worden uitgevoerd. » ARTIKEL XL De paragraaf 3 van het artikel 34 wordt het artikel 43, als volgt opgesteld : « Artikel 43 Het Comité van Ministers neemt de nodige voorzieningen om de financiering van de werkingskosten van de Unie en het nazicht van de rekeningen te verzekeren. » ARTIKEL XLI Het artikel 38 van de Overeenkomst wordt het artikel 44.

ARTIKEL XLII Het artikel 40 van de Overeenkomst wordt het artikel 45, als volgt opgesteld : « Artikel 45 De geschillen aangaande de toepassing of de interpretatie van deze Overeenkomst, worden via diplomatieke weg geregeld " ARTIKEL XLIII Het hoofdstuk 7 van de Overeenkomst wordt het hoofdstuk 8 - Slotbepalingen.

ARTIKEL XLIV Een nieuw artikel 46 wordt in de Overeenkomst opgenomen, als volgt opgesteld : « Artikel 46 Geen enkele bepaling van deze Overeenkomst kan de bepalingen van de Europese Unie beperken. " ARTIKEL XLV Het artikel 43 van de Overeenkomst wordt het artikel 47.

ARTIKEL XLVI Het onderhavige protocol zal bekrachtigd worden. Hij zal in voege treden op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de uitwisseling van de bekrachtiginginstrumenten.

Ten blijke waarvan de gevolmachtigden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend en van hun zegel hebben voorzien.

Opgemaakt te Brussel, op 18 december 2002, in twee exemplaren, in de Franse en de Nederlandse taal, de twee teksten evenzeer rechtsgeldig.

OVEREENKOMST TOT OPRICHTING VAN DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE HOOFDSTUK 1. - Grondbeginselen Artikel 1 Tussen het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg wordt een economische unie opgericht, die op een douane-unie en op een accijnsunie is gegrondvest.

Artikel 2 Ten opzichte van de douane, van de gemeenschappelijke accijnzen en de gelijkgestelde belastingen (met uitzondering van de milieutaksen) en van de gemeenschappelijke maatregelen tot regeling van het economische verkeer, met derde landen, worden de grondgebieden van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen als één gebied aangemerkt.

Artikel 3 Voor de toepassing van de bepalingen van deze Overeenkomst zorgen de volgende instellingen, die elk binnen het raam van haar bevoegdheden handelen : - een Comité van Ministers, - een Administratieve Commissie, - een Douaneraad HOOFDSTUK 2. - Bepalingen inzake douane en accijnzen Artikel 4 De wettelijke en reglementaire bepalingen inzake douane en accijnzen of gelijkgestelde belastingen (met uitzondering van de milieutaksen) zijn gemeenschappelijk voor de ganse Unie.

Artikel 5 Het Comité van Ministers beraadslaagt over het instellen, het wijzigen en het afschaffen van gemeenschappelijke accijnzen of de gelijkgestelde belastingen (met uitzondering van de milieutaksen).

Een accijns of een gelijkgestelde belasting (met uitzondering van de milieutaksen) die gemeenschappelijk is, maakt het voorwerp uit van gemeenschappelijke wettelijke en reglementaire bepalingen.

Artikel 6 Onverminderd de bevoegdheid van de Douaneraad, verzekert elk van beide Regeringen op haar grondgebied de administratie en de heffing inzake douane en accijnzen overeenkomstig de wetten en reglementen van de douane-unie en van de Europese Unie.

Artikel 7 1. Wordt als gemeenschappelijke ontvangst aangemerkt, de opbrengst : a) van de voor rekening van de Europese Unie geheven invoerrechten, ter beschikking gesteld aan de lidstaten krachtens een beslissing van deze unie voor terugbetaling van de heffingskosten; van de geheven retributies voor bijzondere prestaties of tussenkomsten uitgevoerd door de beambten van de douane en accijnzen naar aanleiding van douaneverrichtingen; van de terugbetaling, door de Europese gemeenschappen, van de heffingskosten van de invoerrechten gestort aan deze Gemeenschappen als eigen middelen; b) van de gemeenschappelijke accijnzen en gelijkgestelde belastingen (met uitzondering van de milieutaksen); van de geheven retributies voor bijzondere prestaties of tussenkomsten uitgevoerd door de beambten van de douane en accijnzen naar aanleiding van verrichtingen in Verband met de producten onderworpen aan gemeenschappelijke accijnzen en/of gelijkgestelde belastingen (met uitzondering van de milieutaksen); van de ingevorderde interesten wegens niet tijdige afbetaling van gemeenschappelijke accijnzen en/of gelijkgestelde belastingen (met uitzondering van de milieutaksen). 2. Die gemeenschappelijke ontvangst wordt, na aftrek van de terugbetalingen, tussen de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen verdeeld : a) wat de in § 1, a) bedoelde ontvangsten betreft, naar verhouding wan de bevolking van hun grondgebieden;b) wat de in § 1, b) bedoelde ontvangsten betreft, op grond van het verbruik of het gebruik, in elk grondgebied van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen, van de goederen onderworpen aan de gemeenschappelijk accijnzen en gelijkgestelde belastingen (met uitzondering van de milieutaksen). Met het oog op de verdeling van de gemeenschappelijke ontvangst volgens de voorschriften van § 2, alinea 1, a) wordt in elk jaar waarvan het jaartal eindigt met 1, in de periode die wordt vastgesteld in het kader van de Europese Gemeenschappen of bij gebreke hiervan door overleg tussen beide landen, volgens dezelfde principes in het ganse gebied van de Unie een volkstelling gehouden.

Het aandeel dat aan elke Hoge Overeenkomstsluitende Partij toekomt volgens de voorschriften van § 2, b) wordt jaarlijks vastgesteld door het' Comité Van Ministers, op voorstel van de Douaneraad. 3. De gemeenschappelijke kosten van administratie en van heffing zijn ten laste van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen naar verhouding van het aandeel in de gemeenschappelijke ontvangst dat elk partnerland van de Unie toekomt.4. Aan het einde van elk kwartaal maakt de Douaneraad een voorlopige verrekening op van de gemeenschappelijke ontvangst en van de gemeenschappelijke kosten van administratie en van heffing en bepaalt : a) enerzijds, volgens de verdeelsleutels bedoeld in de, hierboven vermelde §§ 2 en 3, het aandeel in de gemeenschappelijke ontvangst dat aan elke Hoge Overeenkomstsluitende Partij toekomt, verminderd met het aandeel in de gemeenschappelijke kosten van administratie en van heffing dat ten laste van elke Partij valt;b) anderzijds, het bedrag van de gemeenschappelijke ontvangsten verwezenlijkt door elke Hoge Overeenkomstsluitende Partij, verminderd met de gemeenschappelijke kosten van administratie en van heffing door elke Partij betaald.5. De Hoge Overeenkomstsluitende Partij waarvan de netto ontvangsten bedoeld in § 4, b) het netto aandeel bedoeld in § 4, a) overtreffen, stort het verschil tussen haar netto ontvangsten en haar netto aandeel aan de andere Hoge Overeenkomstsluitende Partij.6. De bepalingen van §§ 4 en 5 zijn van toepassing voor de gedetailleerde verrekening die onmiddellijk na het definitief afsluiten van elk jaar moet worden opgemaakt of wanneer de reële gemeenschappelijke administratieve kosten gekend zijn. Artikel 8 1. Voor de toepassing van artikel 7, § 3 worden als gemeenschappelijke kosten van administratie en van heffing aangemerkt : a) de werkingskosten van de Douaneraad, die door de Belgische Regering worden voorgeschoten;b) de kosten van administratie en van heffing, met inbegrip van die van de hoofdbesturen, betrekking hebbende op de invoerrechten en op de gemeenschappelijke accijnzen of de daarmee gelijkgestelde belastingen (met uitzondering van de milieutaksen) op goederen bestemd voor het verbruik.2. De in § 1, b) bedoelde uitgaven omvatten : a) de wedden, met inbegrip van de toelagen en vergoedingen, van het personeel van de administratie van de Belgische douane en accijnzen en van het personeel van de administratie van de Luxemburgse douane en accijnzen;indien het Luxemburgse personeel van hogere weddeschalen geniet dan het Belgische personeel, dan mogen die kosten slechts ten laste van de gemeenschap komen ten belope van het jaarlijkse gemiddelde van de uitgave voor elke categorie van ambtenaren van de Belgische administratie; b) een forfaitair bedrag, vastgesteld op 15 % van de wedden van het hiervoren aangeduide personeel voor de last van de pensioenen die elk van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen aan dat personeel moet uitkeren;c) een forfaitair bedrag voorhuur, onderhoud, meubilering, verwarming en verlichting van de door de administratie gebruikte gebouwen of gedeelten van gebouwen, voor de kantoorbenodigdheden, voor de frankeringkosten van de briefwisseling tussen de beambten van douane en accijnzen van de twee landen over al de aangelegenheden die onder hun bevoegdheid vallen, evenals voor de bewapening van het personeel;d) de kosten van onderhoud en gebruik van de, voertuigen en vaartuigen van de administratie van douane en accijnzen. Artikel 9 De gemeenschappelijke wettelijke en reglementaire bepalingen, welke thans van kracht zijn op het vlak van de douane, van de gemeenschappelijke accijnzen en gelijkgestelde belastingen en van het economische verkeer met derde landen, alsmede de gebruikelijke modaliteiten van tenuitvoerlegging blijven van toepassing tot nader besluit van het Comité van Ministers.

Artikel 10 De Hoge Overeenkomstsluitende Partijen verbinden er zich toe om een gemeenschappelijk standpunt na te streven met het oog op het vastleggen van de geharmoniseerde accijnstarieven binnen de Europese Gemeenschap. Zonder dat het betreffende tarief het geharmoniseerde minimumtarief' vastgelegd op het niveau van de Europese Gemeenschap kan overstijgen, het gemeenschappelijke stelsel inzake accijnzen wordt tussen de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen gehandhaafd voor de volgende producten, zowel wat betreft, de goederen dewelke in België of in Luxemburg zijn vervaardigd of verkregen, als wat betreft de producten binnengebracht uit een andere lid-Staat van de Europese Unie of producten ingevoerd uit een derde land : 1° de bieren, zoals omschreven in artikel 4 van de Belgische wet van 7 januari 1998, betreffende de structuur en de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken;2° de wijnen, zoals omschreven in artikel 9 van dezelfde wet;3° de gegiste dranken, andere dan wijn of bier (andere gegiste dranken), zoals omschreven in artikel 11 van dezelfde wet;4° tussenproducten zoals omschreven in artikel 14 van dezelfde wet;5° ethylalcohol en geestrijke dranken zoals omschreven in artikel 16 van dezelfde wet;6° gelode benzine, ongelode benzine, kerosine gebruikt alp motorbrandstof, kerosine bestemd voor ' industriële en commerciële toepassingen, gasolie gebruikt als motorbrandstof, gasolie bestemd voor industriële en commerciële toepassingen, huisbrandolie, alle soorten zware stookolie alsook vloeibaar petroleumgas en methaan bestemd voor industriële en commerciële toepassingen, zoals omschreven in.artikel 7 van de Belgische wet van 22 oktober 1997, betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie; 7° tabaksfabrikaten zoals omschreven in artikelen 4 (sigaren en cigarillo's), 5 (sigaretten), 6 (rooktabak), 7 (rooktabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten), 8 (gelijkgestelde sigaren, cigarillo's, sigaretten en rooktabak) van de Belgische wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak. Artikel 11 Elke regering van de Unie is verantwoordelijk voor alle op haar grondgebied niet-geïnde, teloorgegane of ontvreemde bedragen, ook indien het verlies te wijten is aan toeval, nalatigheid of misdrijf.

Bij wijze van uitzondering kan de Douaneraad billijkheidshalve die verliezen ten laste van de gemeenschap brengen wanneer hij vaststelt dat de verantwoordelijke regering alle passende maatregelen om ze te vermijden had afgekondigd en uitgevoerd.

Artikel 12 1. Elke staat van de Unie werft het personeel van de Administratie der douane en accijnzen uitsluitend onder zijn onderdanen aan.2. Het personeel van de Luxemburgse Administratie der douane en accijnzen neemt het uniform, de kokarde uitgezonderd, alsook de uitrusting en de bewapening over van het personeel van de Belgische Administratie der douane en accijnzen. Artikel 13 1. De voor de Belgische Administratie der douane en accijnzen geldende hiërarchische rangschikking der graden, wordt aangenomen voor de Luxemburgse Administratie der douane en accijnzen.2. Het Luxemburgse personeel wordt bezoldigd volgens de schalen voor wedden, toelagen en vergoedingen die in België gelden, zonder dat die bezoldigingen minder mogen bedragen dan hetgeen ambtenaren en beambten van dezelfde rang in het Groothertogdom Luxemburg zouden ontvangen. Artikel 14 1. Het Comité van Ministers stelt, met betrekking tot de Unie, het statuut vast van de Belgische directeur-generaal der douane en accijnzen en van de Luxemburgse directeur-generaal der douane en accijnzen.2. De ambtenaren en beambten der douane en accijnzen van beide landen mogen rechtstreeks met elkaar corresponderen voor alle aangelegenheden die tot hun bevoegdheid behoren. Artikel 15 1. De Douaneraad bestaat uit drie leden, te weten : de directeur-generaal van de Belgische Administratie der douane en accijnzen, voorzitter, de directeur-generaal van de Luxemburgse Administratie der douane en accijnzen, en een lid dat door de Belgische Regering wordt benoemd onder de ambtenaren van de Belgische administratie der douane en accijnzen met de graad van auditeur-generaal van financiën.2. De Raad wordt bijgestaan door twee deskundigen inzake accijnzen, aangeduid door de Raad uit het personeel van de Belgische administratie der douane en accijnzen.Deze deskundigen komen niet tussen in de beslissingen van de Raad. 3. De besluiten van de Douaneraad worden met eenparigheid van stemmen aangenomen.Zijn de leden het niet eens, dan wordt het probleem voorgelegd aan het Comité van Ministers.

Artikel 16 1. De Douaneraad heeft tot taak het verzekeren van eenheid in de administratie van de Unie wat betreft de douane, gemeenschappelijke accijnzen en de hiermee gelijkgestelde belastingen (met uitzondering. van de milieutaksen) en het beheren van de gemeenschappelijke ontvangst van de Unie. 2. Voorts heeft hij de volgende bevoegdheden : a) hij bereidt het ontwerp voor van de gemeenschappelijke wettelijke en reglementaire bepalingen inzake douane en accijnzen;b) hij brengt een gemotiveerd advies uit : - over de veranderingen aan de organisatie en inzonderheid over elk voorstel tot "-uitbreiding of inkrimping van het personeel, dan wel tot oprichting, afschaffing of verplaatsing van inningkantoren.Bij negatief advies worden de veroorzaakte kosten alleen in de verrekeningen van de gemeenschap gebracht na akkoord van het Comité van Ministers. Bij ontstentenis van dit akkoord, kan de maatregel wel worden genomen, doch uitsluitend op kosten van de regering die hem voorschrijft; - over de verminderingen, teruggaven of kwijtscheldingen van gemeenschappelijke rechten, die niet steunen op de eenvoudige toepassing van een wettelijk voorschrift; - over alle vraagstukken inzake douane en accijnzen die hem door de regeringen of door het Comité van Ministers worden voorgelegd; c) hij onderzoekt de vragen in verband met de toepassing en de interpretatie van de wetten, tarieven en reglementen inzake douane en gemeenschappelijke accijnzen of hiermee gelijkgestelde belastingen (met uitzondering van de milieutaksen).Zijn gemotiveerd advies wordt overgemaakt aan de respectievelijke administraties die de passende beslissingen nemen; d) hij mag alle inlichtingen inwinnen die nuttig zijn voor zijn taak en hij mag zich door de administraties van de twee Hoge Overeenkomstsluitende Partijen alle stukken doen voorleggen die hij nodig acht voor het vervullen van zijn opdracht;e) hij mag ambtenaren van de administraties van de twee Hoge Overeenkomstsluitende Partijen ertoe machtigen samen inspectiereizen te ondernemen op het grondgebied van de Unie. HOOFDSTUK 3. - Verblijf, vestiging en beroepsuitoefening Artikel 17 Behoudens de beperkingen die door het Comité van Ministers in het belang van de openbare orde, wan de veiligheid, van de volksgezondheid en van de goede zeden worden opgelegd, genieten de onderdanen van elk van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Hoge Overeenkomstsluitende Partij, op het vlak van verkeer en verblijf, dezelfde behandeling als de eigen onderdanen.

Artikel 18 Wat betreft het genot van de burgerrechten, de wettelijke en gerechtelijke bescherming van hun persoon, hun rechten en hun belangen genieten de onderdanen van elk der Hoge Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Hoge Overeenkomstsluitende Partij dezelfde behandeling als de eigen onderdanen.

Artikel 19 1. De onderdanen van elk van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen zijn op het grondgebied van de andere Hoge Overeenkomstsluitende Partij aan dezelfde behandeling onderworpen als de eigen onderdanen voor wat betreft de toelating van het uitoefenen van zelfstandige economische activiteiten.2. Teneinde een werkelijke gelijkheid van behandeling, zoals in § 1 is omschreven, te waarborgen, stellen de regeringen zo nodig en in gezamenlijk overleg de voorwaarden en formaliteiten vast waaraan dient te worden voldaan door de onderdanen van elk van beide landen met het oog op het uitoefenen van een zelfstandige economische activiteit in het andere land, voorzover de toelating daartoe of de uitoefening daarvan eraan een reglementering is onderworpen.Met name bepalen zij de voorschriften die gelden voor de erkenning van de vereiste beroepskwalificaties. Die voorwaarden en formaliteiten kunnen afwijken van de reglementeringen in het eigen land. 3. De onderdanen van één van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen, die op het grondgebied van de andere Hoge Overeenkomstsluitende Partij gevestigd zijn, worden, indien zij dit wensen, met de onderdanen van deze Partij gelijkgesteld voor de toepassing van § 2. Artikel 20 1. De bepalingen van de artikelen 18 en 19 zijn van toepassing op de vennootschappen die overeenkomstig de wetgeving van één van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen zijn opgericht en waarvan de voornaamste vestiging zich op het grondgebied hiervan bevindt, onverschillig of zij rechtstreeks ofwel door middel van filialen of agentschappen handelen.2. In de zin van dit artikel verstaat men onder vennootschappen de privé-vennootschappen naar burgerlijk recht of naar handelsrecht, met inbegrip van de coöperatieve vennootschappen.De rechtspersonen daarentegen die onderworpen zijn aan het privaatrecht en geen winstoogmerk nastreven, worden slechts als vennootschappen beschouwd voor zover hun activiteit zich uitstrekt tot het bankwezen, het verzekeringswezen, de kapitaalvorming en, de hypothecaire lening. De Luxemburgse land- en wijnbouwverenigingen worden eveneens als vennootschappen beschouwd. 3. Indien, met het oog op het genot en het uitoefenen van de rechten die uit deze Overeenkomst voortvloeien, voor een type van vennootschap van één der Hoge Overeenkomstsluitende Partijen geen gelijkaardig type te vinden is in de wetgeving der andere Overeenkomstsluitende Partij, bepalen de regeringen in gemeen overleg met welk type de vennootschap kan worden gelijkgesteld. Artikel 21 De behandeling die de zelfstandige handelsagenten krachtens artikel 19 genieten, wordt eveneens toegekend aan de loontrekkende Belgische of Luxemburgse handelsvertegenwoordigers voorzover zij optreden als vertegenwoordigers van onderdanen of van vennootschappen van één der Hoge Overeenkomstsluitende Partijen die op het grondgebied der genoemde Overeenkomstsluitende Partij een op winst gerichte activiteit uitoefenen.

Artikel 22 Wat de deelneming aan de aanbestedingen voor levering van goederen, werken en dienstverleningen betreft, uitgaande van openbare besturen, evenals van administraties en instellingen door de openbare macht beheerd, worden de onderdanen van één der Hoge Overeenkomstsluitende Partijen door de andere Overeenkomstsluitende Partij aan dezelfde voorwaarden onderworpen als de onderdanen van deze laatste; zij genieten dezelfde rechten, voordelen en faciliteiten zonder enig onderscheid in feite of in rechte.

Artikel 23 De onderdanen van één der Hoge Overeenkomstsluitende Partijen die zich vestigen of die tijdelijk verblijven op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, of die gebruik maken van haar grondgebied, van haar installaties voor land-, water- of luchtvervoer, mogen er, hetzij wegens de opbrengst van hun landbouw, van hun handel, van hun industrie, van hun kapitalen of van hun arbeid, hetzij wegens verrichtingen op het gebied van de landbouw, de handel, de industrie of de financiën, wegens de bezigheden en de beroepen die zij er uitoefenen, hetzij wegens het vervoer van hun koopwaren, van hun persoon en van hun goederen, niet onderworpen worden aan andere wijzen van heffingen of van verkeer, noch aan andere rechten, taksen, tarieven, belastingen of octrooirechten, onder welke benaming dan ook, dan die welke op de eigen onderdanen worden toegepast; de voorrechten, immuniteiten of gunsten die de onderdanen van één der Partijen op het gebied van de handel of de nijverheid zouden genieten zullen ook voor de onderdanen van de andere Partij gelden. HOOFDSTUK 4. - Economische bepalingen Artikel 24 1. Teneinde de goede werking van de door deze Overeenkomst opgerichte Unie te bevorderen : - streven de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen, in nauw gezamenlijk overleg, een gecoördineerd beleid na op economisch, financieel en sociaal gebied en op het vlak van de prijzen; - beogen zij de wettelijke, reglementaire en administratieve bepalingen, welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de Unie, nader tot elkaar te brengen; - waken zij er gezamenlijk over dat geen enkele wettelijke, reglementaire of administratieve bepaling het handelsverkeer tussen beide landen op ongeoorloofde wijze belemmert; - spannen zij zich in om ongelijkheden tussen de wettelijke, reglementaire en administratieve bepalingen die de mededingingsvoorwaarden, in de handel van beide landen kunnen vervalsen, op te heffen; - verlenen zij elkaar hun medewerking teneinde de doeltreffendheid te verzekeren van de maatregelen inzake economische beleid die in elk van beide landen worden genomen en die meer bepaald betrekking hebben op de nieuwe domeinen van economische ontwikkeling, zoals het mededingingsbeleid, het bewaken van de markt van het consumentenkrediet, de bescherming en 'de veiligheid van de verbruiker en de handelsreglementering : Deze samenwerking houdt een wederzijdse administratieve bijstand in; - voeren zij een gecoördineerd beleid voor wat betreft de kwaliteit van producten en dienstverlening zowel op het vlak van de waarborgen en de echtverklaringen, als op het vlak van controle- en conformiteitstelsels. 2. In het Comité van Ministers nemen de regeringen van de Hoge Overeenkomstsluitendé Partijen de maatregelen die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de voorafgaande bepalingen. Artikel 25 Voor de bevoorrading in brandstoffen, energie en grondstoffen, moeten beide landen op voet van volkomen gelijkheid worden gesteld.

Artikel 26 De regeringen van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen nemen de nodige maatregelen om; bij de toepassing van de wetgevingen inzake omzetbelasting, belasting op de toegevoegde waarde of gelijksoortige belastingen, belemmering van het vrije verkeer van goederen en diensten, verstoring van de normale mededingingsvoorwaarden en cumulatieve werking van taksen tussen beide landen, uit te schakelen.

Artikel 27 De Hoge Overeenkomstsluitende Partijen zullen uniforme wettelijke bepalingen aanvaarden met betrekking tot de handel in wijn en de bescherming van de gecontroleerde benamingen.

In afwachting dat die bepalingen van kracht worden, werken de autoriteiten van beide landen samen voor een doeltreffende bestrijding van de inbreuken op de terzake geldende wetgevingen.

Artikel 28 1. De regeringen van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen bespreken, in het kader van het Comité van Ministers, hun beleid op het vlak van modaal en intermodaal vervoer, teneinde het verkeer tussen de twee landen te vergemakkelijken en de gelijke behandeling aan onderdanen van elk van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen te verzekeren op het vlak van vervoer over land, in de lucht en over water, voorzover deze gelijkheid niet van rechtswege voortspruit uit de bepalingen van deze Overeenkomst.2. De Hoge Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich ertoe de harmonische ontwikkeling van hun betrekkingen op, het gebied van het vervoerbeleid in de hand te werken, met name door een actieve consultatie en samenwerking tussen de respectievelijke autoriteiten te bewerkstelligen.3. Onder de voorwaarden die van toepassing zijn op de Belgische transportondernemingen en op de Belgische onderdanen, heeft het Groothertogdom Luxemburg de verzekering langs de Belgische havens vrije toegang tot het maritiem transport te vinden. Artikel 29 1. Elk der Hoge Overeenkomstsluitende Partijen behoudt zich het recht voor de verkeersverboden uit te vaardigen die nodig zijn in het belang van de bescherming van de openbare zeden, de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid, het leven van personen en dieren of het behoud van gewassen, de bescherming van nationale schatten met een artistieke, historische of archeologische waarde of de bescherming van industrieel en handelseigendom.Nochtans mogen deze verboden of beperkingen geen middel vormen van partijdige discriminatie noch een verdekte beperking van de handel. 2. De toelatingen en vergunningen voor vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals ontplofbare stoffen, afgegeven door de bevoegde overheden van België zijn geldig voor Luxemburg en omgekeerd. HOOFDSTUK 5. - Buitenlandse handel Artikel 30 De Hoge Overeenkomstsluitende Partijen overleggen met elkaar voor wat betreft de bescherming van de belangen van de Unie in de betrekkingen met derde staten en in de schoot van de internationale organisaties van economische aard waarvan zij lid zijn. Hiertoe zullen zij zich zoveel mogelijk inspannen om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen.

Artikel 31 1. De verdragen en akkoorden inzake de bescherming van economische belangen en in het bijzonder de akkoorden met betrekking tot de aanmoediging en wederzijdse bescherming van investeringen, de akkoorden voor de grondstoffen, evenals de maritieme akkoorden afgesloten tussen de Unie en derde landen en die niet onder de toepassing vallen van reeds door de Overeenkomstsluitende Partijen afgesloten internationale akkoorden, zijn gemeenschappelijk.2. Zij worden door België in naam van de Unie afgesloten, onder voorbehoud van de mogelijkheid voor Luxemburg, deze verdragen of akkoorden gezamenlijk met België te ondertekenen.Geen enkel van deze verdragen of akkoorden kan worden afgesloten, gewijzigd of opgezegd zonder dat Luxemburg erover gehoord werd.

Artikel 32 1. In de rechtsgebieden waar Luxemburg geen diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging heeft, is de behartiging van de Luxemburgse belangen op economisch en handelsgebied toevertrouwd aan de Belgische diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen;de leden van deze vertegenwoordigingen verlenen hun medewerking aan Luxemburg op dezelfde domeinen. 2. Andere consulaire taken zullen door de Belgische consulaire diensten worden verricht krachtens de bijzondere tussen de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen afgesloten overeenkomst. Artikel 33 1. Het Comité van Ministers zal de toepassingsvoorwaarden vastleggen voor wat betreft het afsluiten van de akkoorden voorzien in artikel 31.Deze voorwaarden zijn ook van toepassing op alle andere bilaterale en multilaterale verdragen en akkoorden die met de Unie verband houden of waarvan slechts bepaalde clausules betrekking hebben op de onderwerpen omschreven in § 1 van artikel 31. Bij gebreke hiervan zullen de regeringen van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen geval per geval de te volgen procedure afspreken. 2. De Hoge Overeenkomstsluitende Partijen nemen de nodige maatregelen om op het grondgebied van, beide landen een eenvormige toepassing te verzekeren van alle bepalingen van de in dit artikel bedoelde verdragen en akkoorden met betrekking tot de in § 1 omschreven onderwerpen. Artikel 34 1. Naast de Europese reglementering van de in-, uit- en doorvoervergunningen, zijn alle andere reglementeringen die hierop betrekking hebben gemeenschappelijk voor beide landen van de Unie, ook wat betreft de eventuele administratieve heffingen hierop, voor zowel de wettelijke en reglementaire bepalingen als de uitvoeringsmodaliteiten ervan.2. De in § 1 bedoelde maatregelen, genomen in het kader van de algemene bepalingen van de artikelen 41, 42 en 44, worden voorafgaandelijk aan het advies van de Administratieve Commissie onderworpen. Het Comité van Ministers stelt een procedure vast die het mogelijk maakt dat, tussen zijn vergaderingen en die van de Administratieve Commissie, dringende maatregelen worden genomen, welke op het gebied van de in-, uit- en doorvoer noodzakelijk mochten blijken.

Artikel 35 1. De Administratieve Commissie is belast met het beheer van het vergunningenstelsel ingericht door de Unie. Zij alleen is ertoe gemachtigd aan de belanghebbenden, onder dezelfde voorwaarden voor de gehele Unie, in-, uit- en doorvoervergunningen af te leveren. Zij int de in artikel 34 bedoelde heffingen. 2. In het kader van de door het Comité van Ministers vastgestelde beginselen, kan de Administratieve Commissie haar bevoegdheden overdragen aan door haar opgerichte diensten of overheidsinstellingen. Onder dezelfde voorwaarden kan zij bepaalde van haar bevoegdheden overdragen aan derde regeringen, alsmede aan instellingen of personen die hetzij op het grondgebied, hetzij buiten het grondgebied van de Unie gevestigd zijn. HOOFDSTUK 6. - Landbouw Artikel 36 Het Comité van Ministers heeft de bevoegdheid om alle algemene of bijzondere maatregelen te nemen teneinde op het vlak van landbouwuitwisseling tussen de twee landen een gezamenlijk stelsel op te bouwen of te behouden die vitale landbouwbelangen van de twee landen beschermt, onder voorbehoud van de bepalingen die genomen werden in het kader van Economische Benelux Unie of, volgens het geval, van de Europese Gemeenschap.

Artikel 37 Op verzoek van één der partijen overleggen de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen over alle domeinen van de landbouwpolitiek en in de mate van het mogelijke zullen zij hun te verdedigen standpunten binnen de instanties van de Europese Gemeenschap en de internationale organisaties coördineren, evenals de uit te voeren maatregelen binnen hun respectievelijke landen.

Artikel 38 De Hoge Overeenkomstsluitende Partijen verlenen elkaar wederzijds bijstand op het vlak van de landbouwpolitiek in de schoot van organen, commissies, comités of werkgroepen binnen de structuren van de Europese Gemeenschap en van de internationale organisaties. Indien nodig, en voor zover dat de toe te passen bepalingen het toelaten, kan één van de partijen zich laten vertegenwoordigen door de ander, met inbegrip van de vergaderingen waar één stem per land kan worden gevraagd.

Artikel 39 In alle gevallen waar de Belgisch-Luxemburgse landbouwmarkten of het vrije verkeer van landbouwproducten tussen de twee landen verstoord dreigen te raken, overleggen de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen met spoed teneinde de maatregelen te nemen om deze storing op het vlak van de landbouw en het voedsel te vermijden.

Artikel 40 In de mate van het mogelijke en met het oog op een grotere doeltreffendheid in de toepassing van de bepalingen van het landbouwbeleid, werken de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen samen in het oprichten van beheersystemen van het landbouwbeleid die de samenwerking tussen de twee landen bevorderen. HOOFDSTUK 7. - Institutionele en algemene bepalingen Artikel 41 1. Het Comité van Ministers is samengesteld uit leden van de regeringen van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen.2. Het Comité van Ministers heeft tot taak de voor de goede werking van de Unie noodzakelijke besluiten te nemen, in gezamenlijk overleg de gemeenschappelijke wettelijke en reglementaire maatregelen te nemen waarin huidige overeenkomst voorziet en te beraadslagen over de vraagstukken betreffende de externe economische betrekkingen.3. Het Comité van Ministers beslist bij wederzijdse overeenstemming van de aanwezige Belgische en Luxemburgse ministers.4. Het Comité van Ministers stelt zijn reglement van orde vast. Artikel 42 1. De Administratieve Commissie is samengesteld uit afgevaardigden van de regeringen van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen.2. De Administratieve Commissie heeft tot taak de toepassing van deze Overeenkomst te volgen en ten dien einde een regelmatige gegevensuitwisseling tussen de regeringen van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen te verzekeren. Zij werkt voorstellen uit die aan het Comité van Ministers worden voorgelegd. Zij kan door deze laatste belast worden om rechtstreeks bepaalde vraagstukken of bepaalde categorieën van vraagstukken te behandelen. 3. De Administratieve Commissie beslist bij wederzijdse overeenstemming van beide afvaardigingen.Indien geen overeenstemming wordt bereikt, wordt de kwestie voorgelegd aan het Comité van Ministers. 4. Het reglement van organisatie en van orde van de Administratieve Commissie wordt door het Comité van Ministers vastgelegd.Dit reglement kan erin voorzien dat bepaalde taken van de Commissie door beperkte werkgroepen van deze laatste worden uitgevoerd.

Artikel 43 Het Comité van Ministers neemt de nodige voorzieningen om de financiering van de werkingskosten van de Unie en het nazicht van de rekeningen te verzekeren.

Artikel 44 Op alle gebieden waarvoor door deze Overeenkomst in een gemeenschappelijke wetgeving of reglementering wordt voorzien, dienen de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen de maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn voor het in werking stellen en dé eenvormige toepassing van deze bepalingen, overeenkomstig met wat in het Comité van Ministers is overeengekomen : - hetzij door de aanneming in ieder land van wettelijke of reglementaire bepalingen die dezelfde inhoud hebben; - hetzij door in het ene land bepalingen in te voeren die in het andere land van kracht zijn; - hetzij door in beide landen gemeenschappelijke bepalingen uit te vaardigen, die rechtstreeks voor de ganse Unie geldig zijn.

Artikel 45 De geschillen aangaande de toepassing of de interpretatie van deze Overeenkomst, worden via diplomatieke weg geregeld. HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen Artikel 46 Geen enkele bepaling van deze Overeenkomst kan de bepalingen van de Europese Unie beperken.

Artikel 47 Deze Overeenkomst wordt gesloten voor de duur van vijftig jaar te rekenen vanaf 6 maart 1922.

Na afloop van deze termijn, zal zij gedurende opeenvolgende tijdvakken van tien jaar van kracht blijven met het voorbehoud dat ieder van de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen het recht heeft haar op te zeggen door middel van een kennisgeving gericht aan de andere Overeenkomstsluitende Partij ten laatste één jaar vóór het verstrijken van het in alinea 1 vastgesteld tijdvak, of, volgens het geval, van elk der opeenvolgende tijdvakken van tien jaar.

SLOTAKTE De gevolmachtigden van het Koninkrijk België, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Groothertogdom Luxemburg, bijeengekomen te Brussel, op 18 december 2002, voor de ondertekening van het Protocol tot wijziging van de Gecoördineerde Overeenkomst tot oprichting van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, hebben de volgende teksten aangenomen : een plechtige Verklaring, waarin het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg de wens uitdrukken hun samenwerking te versterken op basis van de vertrouwensrelatie die zich in het verleden heeft ontwikkeld, het Protocol tot wijziging van de Gecoördineerde Overeenkomst tot oprichting van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie,en de volgende protocollen : Protocol houdende intrekking van de Overeenkomst tussen België en het Groothertogdom Luxemburg tot instelling van een bijzondere gemeenschap van ontvangsten wat betreft de op alcohol geheven accijnsrechten, van 23 mei 1935, Protocol houdende intrekking van het Bijzonder Protocol tussen België en het Groothertogdom Luxemburg betreffende de landbouw, van 29 januari 1963, Protocol houdende intrekking van het Protocol tussen het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg met betrekking tot de monetaire associatie en het Protocol tot uitvoering, van 9 maart 1981.

Gedaan te Brussel, op 18 december 2002, in tweevoud, in de Nederlandse en Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Protocol houdende intrekking van de Overeenkomst tussen België en het Groothertogdom Luxemburg tot instelling van een bijzondere gemeenschap van ontvangsten wat betreft de op alcohol geheven accijnsrechten, van 23 mei 1935 De Hoge Verdragsluitende Partijen bij het Protocol tot wijziging van de Gecoördineerde Overeenkomst tot oprichting van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, Overwegende dat de nog van toepassing zijnde bepalingen van de Overeenkomst tussen België en het Groothertogdom Luxemburg tot instelling van een bijzondere gemeenschap van ontvangsten wat betreft de op alcohol geheven accijnsrechten van 23 mei 1935, werden opgenomen in de Gecoördineerde Overeenkomst, Zijn het volgende overeengekomen : Artikel 1 De Overeenkomst tussen België en het Groothertogdom Luxemburg tot instelling van een bijzondere gemeenschap van ontvangsten wat betreft de op alcohol geheven accijnsrechten van 23 mei 1935, is opgeheven.

Artikel 2 Dit Protocol dient te worden bekrachtigd. Het treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op het tijdstip waarop de akten van bekrachtiging worden uitgewisseld.

Gedaan te Brussel, op 18 december 2002, in tweevoud, in de Nederlandse en Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Protocol houdende intrekking van het Bijzonder Protocol tussen België en het Groothertogdom Luxemburg betreffende de landbouw, van 29 januari 1963 De Hoge Verdragsluitende Partijen bij het Protocol tot wijziging van de Gecoördineerde Overeenkomst tot oprichting van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, Overwegende dat de nieuwe bepalingen aangaande hun partnerschap in het kader van het landbouwbeleid werden opgenomen in de Gecoördineerde Overeenkomst, Zijn het volgende overeengekomen : Artikel 1 Het Bijzonder Protocol tussen België en het Groothertogdom Luxemburg betreffende de landbouw van 29 januari 1963, is opgeheven.

Artikel 2 Dit Protocol dient te worden bekrachtigd. Het treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op het tijdstip waarop de akten van bekrachtiging worden uitgewisseld.

Gedaan te Brussel, op 18 december 2002, in tweevoud, in de Nederlandse en Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Protocol houdende intrekking van het Protocol tussen het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg met betrekking tot de monetaire associatie en het Protocol tot uitvoering, van 9 maart 1981 De Hoge Verdragsluitende Partijen bij het Protocol tot wijziging van de Gecoördineerde Overeenkomst tot oprichting van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, Overwegende dat de monetaire associatie tussen het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg haar doelstelling heeft bereikt met de invoering van de euro als gemeenschappelijke munt, Zijn het volgende overeengekomen : Artikel 1 Het Protocol tussen het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg met betrekking tot de monetaire associatie en het Protocol tot uitvoering van 9 maart 1981, zijn opgeheven.

Artikel 2 De sommen die de Belgische Staat incasseert ingevolge de demonetisatie van de Belgische biljetten uitgedrukt in frank en de lasten die de Belgische Staat draagt ingevolge de latere terugbetaling aan de houders van dergelijke biljetten waarvan de tegenwaarde hem werd gestort, zullen verder tussen beide Staten verdeeld worden volgens de verhouding tussen hun respectieve bevolking en volgens modaliteiten en tot een datum overeen te komen tussen de Ministers van beide Staten.

Artikel 3 Dit Protocol dient te worden bekrachtigd. Het treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op het tijdstip waarop de akten van bekrachtiging worden uitgewisseld.

Gedaan te Brussel, op 18 december 2002, in tweevoud, in de Nederlandse en Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

BLEU. - Plechtige verklaring Zich verheugend over de vriendschaps- en vertrouwensbanden die de Overeenkomst tot oprichting van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie heeft teweeggebracht tussen het Koninkrijk België, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Groothertogdom Luxemburg, Zich eveneens verheugend over de gehechtheid van hun volkeren ten overstaan van deze Unie, De heilzame gevolgen van deze economische Unie erkennend op de welstand van hun economie en het welzijn van hun volkeren, Vaststellend dat de veelvuldige banden en de werkmethode vastgelegd in het kader van de Overeenkomst, toegelaten hebben de samenwerking uit te breiden naar andere vlakken dan het zuiver economische, Vaststellend dat hun samenwerking een pioniersrol gespeeld heeft in de context van de Europese opbouw en dat hun gezamenlijke acties een weerslag op de internationale scène hebben gehad, Vaststellend dat hun gemeenschappelijke actie de vrede en de stabiliteit op het Europese continent verstevigd hebben, Benadrukkend dat de Overeenkomst een bevoorrecht kader gecreëerd heeft om de problemen van gemeenschappelijk belang te bespreken, Vastbesloten om hun actieve bijdrage tot de ontwikkeling van een internationaal systeem, gebaseerd op het recht en de democratische waarden, voort te zetten, Erkennend dat de werking en het toepassingsgebied van de Overeenkomst dienen aangepast te worden aan de evolutie van de institutionele structuren, Kennis nemende van de samenwerkingsakkoorden die het Groothertogdom Luxemburg afgesloten heeft met de Gewesten in het Koninkrijk België, Bevestigend dat de toepassing van de bepalingen van de huidige Overeenkomst geen schade toebrengt aan het Verdrag over de Europese Unie, Vastbesloten om hun samenwerking te verstevigen door nieuwe gebieden van samenwerking te ontwikkelen.

De Hoge Overeenkomstsluitende Partijen komen overeen : - de Overeenkomst te hernieuwen door haar aan te passen aan de nieuwe institutionele kaders zowel als aan de voornoemde ambities; - hun contacten uit te breiden tot alle domeinen van wederzijds belang; - hun samenwerking te verstevigen in de schoot van internationale organisaties; - bij voorrang belang te hechten aan de uitwisseling van meningen en aan de samenwerking in Europese zaken; - een politieke dialoog verder te zetten op alle niveaus voor wat betreft de thema's die de internationale aandacht weerhouden; - hun contacten uit te breiden op het vlak van humanitaire hulp en van ontwikkelingssamenwerking; - hun samenwerking te verstevigen op het vlak van landsverdediging en van behoud van vrede met het oog op een optimalisatie van de gemeenschappelijke acties.

^