FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN

2 MEI 1995. - Wet betreffende de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen. - Officieuze coördinatie in het Duits

De hiernavolgende tekst is de officieuze coördinatie in het Duits van de wet van 2 mei 1995 betreffende de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen (Belgisch Staatsblad van 26 juli 1995), zoals ze achtereenvolgens werd gewijzigd bij : - de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet (Belgisch Staatsblad van 29 juli 2000); - de wet van 26 juni 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/2004 pub. 15/02/2012 numac 2012200782 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot uitvoering en aanvulling van de wet van 2 mei 1995 betreffende de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 26/06/2004 pub. 21/02/2012 numac 2012000096 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot uitvoering en aanvulling van de bijzondere wet van 2 mei 1995 betreffende de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot uitvoering en aanvulling van de wet van 2 mei 1995 betreffende de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen (Belgisch Staatsblad van 30 juni 2004); - de wet van 27 maart 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/03/2006 pub. 11/04/2006 numac 2006021060 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet tot aanpassing van diverse wetten die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet aan de nieuwe benaming van de wetgevende vergaderingen van de Gemeenschappen en de Gewesten type wet prom. 27/03/2006 pub. 11/04/2006 numac 2006021061 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet tot aanpassing van diverse wetten die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet aan de nieuwe benaming van de wetgevende vergaderingen van de Gemeenschappen en de Gewesten sluiten tot aanpassing van diverse wetten die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet aan de nieuwe benaming van de wetgevende vergaderingen van de Gemeenschappen en de Gewesten (Belgisch Staatsblad van 11 april 2006); - de wet van 3 juni 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/06/2007 pub. 27/06/2007 numac 2007201589 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet tot wijziging van de wetgeving inzake de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen, wat betreft de gemeentelijke en provinciale mandatarissen type wet prom. 03/06/2007 pub. 27/06/2007 numac 2007201590 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de wetgeving inzake de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen, wat betreft de mandatarissen van de ondergeschikte besturen sluiten tot wijziging van de wetgeving inzake de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen, wat betreft de gemeentelijke en provinciale mandatarissen (Belgisch Staatsblad van 27 juni 2007); - de wet van 12 maart 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/2009 pub. 31/03/2009 numac 2009201179 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet tot wijziging van de wetgeving inzake de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen, wat betreft de indiening van de vermogensaangifte type wet prom. 12/03/2009 pub. 31/03/2009 numac 2009201178 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de wetgeving inzake de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen, wat betreft de indiening van de vermogensaangifte sluiten tot wijziging van de wetgeving inzake de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen, wat betreft de indiening van de vermogensaangifte (Belgisch Staatsblad van 31 maart 2009).

Deze officieuze coördinatie in het Duits is opgemaakt door de Centrale Dienst voor Duitse vertaling in Malmedy.

DIENSTSTELLEN DES PREMIERMINISTERS 2. MAI 1995 - Gesetz über die Verpflichtung, eine Liste von Mandaten, Ämtern und Berufen und eine Vermögenserklärung einzureichen Artikel 1 - Vorliegendes Gesetz findet Anwendung auf: 1.[die Minister, Staatssekretäre und Regierungskommissare,] 2. die Mitglieder der Abgeordnetenkammer und des Senates, 3.die Mitglieder der Regierung der Deutschsprachigen Gemeinschaft, 4. die Mitglieder des [Parlamentes] der Deutschsprachigen Gemeinschaft, [[5.] die belgischen Mitglieder des Europäischen Parlamentes,] [6.] [...], [7.] [...], [8.] [...], [9.] die Mitglieder der Verwaltungsräte und der Direktionsausschüsse der Interkommunalen [und der Interprovinzialen], [10.] [die Führungskräfte der Ministerien und der föderalen öffentlichen Dienste, der Einrichtungen öffentlichen Interesses, auf die das Gesetz vom 16. März 1954 über die Kontrolle bestimmter Einrichtungen öffentlichen Interesses anwendbar ist oder die unter der Aufsicht der Deutschsprachigen Gemeinschaft stehen, und der öffentlichen Einrichtungen für soziale Sicherheit, die in Artikel 3 § 2 des Königlichen Erlasses vom 3. April 1997 zur Festlegung von Massnahmen im Hinblick auf die Einbeziehung öffentlicher Einrichtungen für soziale Sicherheit in die Verantwortung in Anwendung von Artikel 47 des Gesetzes vom 26. Juli 1996 zur Modernisierung der sozialen Sicherheit und zur Sicherung der gesetzlichen Pensionsregelungen erwähnt sind], [11.] [die Generalbeamten des Ministeriums der Deutschsprachigen Gemeinschaft], [12.] [die Mitglieder des Regentenrates und des Zensorenkollegiums,] der Belgischen Nationalbank, die in Artikel 23 des Gesetzes vom 24.

August 1934, abgeändert durch das Gesetz vom 19. April 1993, erwähnt sind, die Mitglieder des geschäftsführenden Ausschusses des Landesamtes für soziale Sicherheit, eingerichtet durch das Gesetz vom 27. Juni 1961, und die Mitglieder des Allgemeinen Ausschusses des Landesinstitutes für Kranken- und Invalidenversicherung, eingerichtet durch das am 14.Juli 1994 koordinierte Gesetz über die Gesundheitspflege- und Entschädigungspflichtversicherung, [13.] [die Kabinettschefs, beigeordneten Kabinettschefs und Chefs von Geschäftsführungsorganen der Mitglieder der Föderalregierung, einschliesslich Regierungskommissaren, und der Mitglieder der Regierung der Deutschsprachigen Gemeinschaft sowie auf den Chef des Strategiebüros eines föderalen öffentlichen Dienstes.] [Art. 1 einziger Absatz Nr. 1 ersetzt durch Art. 12 Nr. 1 des G. vom 26. Juni 2004 (B.S. vom 30. Juni 2004); einziger Absatz Nr. 4 abgeändert durch Art. 184 des G. vom 27. März 2006 (B.S. vom 11. April 2006); einziger Absatz frühere Nummer 4bis eingefügt durch Art. 12 Nr. 2 und umnummeriert zu Nr. 5 durch Art. 12 Nr. 8 des G. vom 26. Juni 2004 (B.S. vom 30. Juni 2004); einziger Absatz frühere Nummer 5 bis 7 umnummeriert zu Nr. 6 bis 8 durch Art. 12 Nr. 8 des G. vom 26. Juni 2004 (B.S. vom 30. Juni 2004) und aufgehoben durch Art. 3 des G. vom 3. Juni 2007 (B.S. vom 27. Juni 2007); einziger Absatz frühere Nummer 8 umnummeriert zu Nr. 9 durch Art. 12 Nr. 8 und abgeändert durch Art. 12 Nr. 3bis des G. vom 26. Juni 2004 (B.S. vom 30. Juni 2004); einziger Absatz frühere Nummer 9 umnummeriert zu Nr. 10 durch Art. 12 Nr. 8 und ersetzt durch Art. 12 Nr. 4 des G. vom 26. Juni 2004 (B.S. vom 30. Juni 2004); einziger Absatz frühere Nummer 10 umnummeriert zu Nr. 11 durch Art. 12 Nr. 8 und ersetzt durch Art. 12 Nr. 5 des G. vom 26. Juni 2004 (B.S. vom 30. Juni 2004); einziger Absatz frühere Nummer 11 umnummeriert zu Nr. 12 durch Art. 12 Nr. 8 und abgeändert durch Art. 12 Nr. 6 des G. vom 26. Juni 2004 (B.S. vom 30. Juni 2004); einziger Absatz frühere Nummer 12 umnummeriert zu Nr. 13 durch Art. 12 Nr. 8 und ersetzt durch Art. 12 Nr. 7 des G. vom 26. Juni 2004 (B.S. vom 30. Juni 2004)] Art. 2 - § 1 - [Die Personen, die im Laufe eines Jahres eines der in Artikel 1 erwähnten Ämter oder Mandate ausüben, reichen vor dem 1.

April des nächsten Jahres eine schriftliche Erklärung ein, in der sie alle Mandate, leitenden Ämter oder Berufe, ungeachtet ihrer Art, vermerken, die sie im Laufe des erstgenannten Jahres sowohl im öffentlichen Sektor als auch für Rechnung irgendeiner natürlichen oder juristischen Person oder einer nichtrechtsfähigen Einrichtung oder Vereinigung mit Niederlassung in Belgien oder im Ausland ausgeübt haben.] In dieser auf Ehrenwort für richtig und aufrichtig erklärten Erklärung wird für jedes Mandat, jedes Amt beziehungsweise jeden Beruf präzisiert, ob sie bezahlt oder unbezahlt sind. § 2 - Der Rechnungshof achtet darauf, dass die in § 1 erwähnte Liste gemäss den Modalitäten im Belgischen Staatsblatt veröffentlicht wird, die in dem in Artikel 5 erwähnten Gesetz festgelegt sind. [Art. 2 § 1 Abs. 1 ersetzt durch Art. 13 des G. vom 26. Juni 2004 (B.S. vom 30. Juni 2004)] Art. 3 - § 1 - [Die Personen, die im Laufe eines Jahres eines der in Artikel 1 erwähnten Ämter oder Mandate ausüben, reichen vor dem 1.

April des nächsten Jahres, in geschlossenem Umschlag, eine auf Ehrenwort für richtig und aufrichtig erklärte Vermögenserklärung betreffend ihren Vermögensstand am 31. Dezember des erstgenannten Jahres ein.] [Diese Verpflichtung gilt nicht, wenn im Laufe des vorhergehenden Jahres kein Amtsantritt, keine Ernennung in ein Mandat oder Ausscheidung aus einem in Artikel 1 erwähnten Amt oder Mandat eingetreten ist.

In Abweichung von Absatz 2 reichen die Personen, die für einen unbefristeten Zeitraum oder für einen Zeitraum von mehr als sechs Jahren ernannt sind, vor dem 1. April des sechsten Jahres, das jenem ihrer Ernennung folgt, und vor dem ersten April jedes weiteren sechsten Jahres eine neue Vermögenserklärung betreffend ihren Vermögensstand am 31. Dezember des fünften Jahres, das ihrer Ernennung folgt, und am 31. Dezember jedes weiteren fünften Jahres ein.] [In der Erklärung] werden alle Schuldforderungen (wie Bankkonten, Aktien und Schuldverschreibungen), alle unbeweglichen und auch alle wertvollen beweglichen Güter, wie Antiquitäten oder Kunstgegenstände, vermerkt. § 2 - [...] § 3 - Der Rechnungshof ist Garant für die absolute Vertraulichkeit der Dokumente, die er in [geschlossenem] Umschlag verwahren muss. [Die Personalmitglieder des Rechnungshofes und jeder Verwahrer oder Inhaber der Vermögenserklärung unterliegen der beruflichen Schweigepflicht gemäss Artikel 458 des Strafgesetzbuches.] § 4 - Allein ein Untersuchungsrichter ist ermächtigt, die Vermögenserklärung einer in Artikel 1 erwähnten Person im Rahmen einer gegen sie durchgeführten strafrechtlichen Untersuchung aufgrund ihres Mandates oder ihres Amtes einzusehen. § 5 - [...] Mit Ablauf eines Zeitraumes von fünf Jahren, der mit Ende des letzten durch eine in Artikel 1 erwähnte Person ausgeübten Mandates oder Amtes einsetzt, werden die [in § 1] erwähnten Vermögenserklärungen gemäss den in Artikel 5 festgelegten Modalitäten zurückgegeben. [ § 6 - Die [in § 1] erwähnten Vermögenserklärungen von verstorbenen Personen werden mit Ablauf einer einmonatigen Frist ab dem Sterbedatum vernichtet.] [Art. 3 § 1 Abs. 1 ersetzt durch Art. 2 Nr. 1 des G. vom 12. März 2009 (B.S. vom 31. März 2009); § 1 neue Absätze 2 und 3 eingefügt durch Art. 2 Nr. 1 des G. vom 12. März 2009 (B.S. vom 31. März 2009); § 1 Abs. 4 abgeändert durch Art. 2 Nr. 2 des G. vom 12. März 2009 (B.S. vom 31. März 2009); § 2 aufgehoben durch Art. 2 Nr. 3 des G. vom 12.

März 2009 (B.S. vom 31. März 2009); § 3 Abs. 1 abgeändert durch Art. 14 Nr. 5 des G. vom 26. Juni 2004 (B.S. vom 30. Juni 2004); § 3 Abs. 2 eingefügt durch Art. 14 Nr. 6 des G. vom 26. Juni 2004 (B.S. vom 30.

Juni 2004); § 5 abgeändert durch Art. 14 Nr. 7 des G. vom 26. Juni 2004 (B.S. vom 30. Juni 2004) und Art. 2 Nr. 4 des G. vom 12. März 2009 (B.S. vom 31. März 2009); § 6 eingefügt durch Art. 14 Nr. 8 des G. vom 26. Juni 2004 (B.S. vom 30. Juni 2004) und abgeändert durch Art. 2 Nr. 4 des G. vom 12. März 2009 (B.S. vom 31. März 2009)] Art. 4 - Die in Artikel 1 angeführten Personen reichen die in Artikel 2 und 3 erwähnten Erklärungen bei der Kanzlei des Rechnungshofes ein.

Art. 5 - Ein Gesetz regelt die Modalitäten der Aufmachung, der Hinterlegung und der Kontrolle der in Artikel 2 und 3 erwähnten Erklärungen.

Art. 6 - § 1 - Die Strafmassnahmen, die Fälschungen und den Gebrauch gefälschter Urkunden aufgrund des Artikels 194 des Strafgesetzbuches betreffen, sind anwendbar auf die in Artikel 2 und 3 erwähnten Erklärungen. § 2 - Jede Person, die es versäumt, die in Artikel 2 und 3 erwähnten Erklärungen zu machen, wird mit einer Geldbusse von 100 bis zu 1.000 [EUR] bestraft. § 3 - Die Liste der Personen, die die in Artikel 2 und 3 erwähnten Erklärungen nicht eingereicht haben, wird zur gleichen Zeit wie die Liste der in Artikel 2 § 2 vorgesehenen Mandate im Belgischen Staatsblatt veröffentlicht. [Art. 6 § 2 abgeändert durch Art. 2 des G. vom 26. Juni 2000 (B.S. vom 29. Juli 2000)]