1 MEI 2006. - Wet houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord houdende oprichting van een Nationale Commissie voor de rechten van het kind, gesloten te Brussel, op 19 september 2005, tussen de Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaams Gewest, de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest, de Duitstalige Gemeenschap, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie (1)

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77, eerste lid, 10°, van de Grondwet.

Art. 2.Het samenwerkingsakkoord houdende oprichting van een Nationale commissie voor de rechten van het kind, gesloten te Brussel, op 19 september 2005 tussen de Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaams Gewest, de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest, de Duitstalige Gemeenschap, het Brussels Hoofdstedelijke Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie wordt goedgekeurd.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, op 1 mei 2006.

ALBERT Van Koningswege : De eerste minister, G. VERHOFSTADT, De minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX

19 SEPTEMBER 2005. - Samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaams Gewest, de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest, de Duitstalige Gemeenschap, het Brussels Hoofdstedelijke Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie inzake de oprichting van een Nationale commissie voor de rechten van het kind Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 92bis, § 1;

Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 55bis;

Gelet op de wet van 25 november 1991 houdende goedkeuring van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind en inzonderheid op artikel 44 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind;

Gelet op de andere Verdragen die zijn geratificeerd door België en die betrekking hebben op kinderen;

Gelet op het kaderakkoord van 30 juni 1994 tot samenwerking tussen de federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten over de vertegenwoordiging van het Koninkrijk België bij de internationale organisaties waarvan de werkzaamheden betrekking hebben op gemengde bevoegdheden, inzonderheid op artikel 1, § 3;

Overwegende dat voornoemd kaderakkoord tot samenwerking van 30 juni 1994 van toepassing is op de internationale organisaties waarvan de lijst daarbij aIs bijlage gaat en die activiteiten verrichten welke ressorteren onder bevoegdheden die aIs gemengd worden beschouwd, alsook dat de UNO in die lijst is vermeld;

Overwegende dat het Comité voor de rechten van het kind voorstellen en aanbevelingen heeft geformuleerd, tijdens de analyse van het eerste rapport dat werd voorgesteld door België, die met name steunen op het opstellen van "een permanent mechanisme dat wordt belast met de coordinatie en de evaluatie van, alsook het toezicht op het beleid inzake de bescherming van het kind teneinde zich ervan te vergewissen dat het Verdrag zowel op federaal aIs op lokaal vlak volledig wordt nageleefd en toegepast" en op de oprichting, op nationaal niveau, van een "permanent mechanisme voor de verzameling van gegevens teneinde de toestand van de kinderen op haar grondgebied in het algemeen te kunnen beoordelen en een grondige en multidisciplinaire evaluatie te kunnen maken van de vordering geboekt in de toepassing van het Verdrag. » Tussen : 1. de Federale Staat, vertegenwoordigd door de minister van Justitie, 2.de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door haar Regering in de persoon van Yves LETERME, minister-president, in de persoon van Bert ANCIAUX, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel en in de persoon van Inge VERVOTTE, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; 3. de Franse Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering in de persoon van Marie ARENA, minister-president, in de persoon van Fadila LAANAN, minister van Cultuur, Audiovisuele Zaken en Jeugd en in de persoon van Catherine FONCK, minister van Gezondheid, Kind en Jeugdbijstand;4. het Waals Gewest, vertegenwoordigd door haar Regering in de persoon van Jean-Claude VAN CAUWENBERGHE, ministerpresident en in de persoon van Christiane VIENNE, minister van Gezondheid, Sociale Zaken en Gelijke Kansen;5. de Duitstalige Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering in de persoon van Karl-Heinz LAMBERTZ, minister-president, in de persoon van Bernd GENTGES, viceminister-president, minister van Onderwijs, Werkgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme, en in de persoon van Isabelle WEYKMANS, minister van Cultuur en Media, Monumentenzorg, Jeugd en Sport;6. het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door haar Regering in de persoon van Charles PICQUE, minister-president;7. de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door het Verenigd College in de persoon van Charles PICQUE, minister-voorzitter van het Verenigd College, in de persoon van Pascal SMET, lid van het Verenigd College bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan Personen en het Openbaar Ambt en in de persoon van Evelyne HUYTEBROECK, lid van het Verenigd College bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan Personen, Financiën, Begroting en Buitenlandse Betrekkingen;8. de Franse Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door het College van de Franse Gemeenschapscommissie in de persoon van Benoît CEREXHE, minister-voorzitter van het College, in de persoon van Françoise DUPUIS, lid van het College bevoegd voor Beroepsvorming, Onderwijs, Cultuur en Schoolvervoer en in de persoon van Emir KIR, lid van het College bevoegd voor Sociale Actie, Gezin en Sport; Is op grond van hun respectieve bevoegdheden overeengekomen wat volgt : HOOFDSTUK I Structuur en samenstelling van de Nationale commissie voor de rechten van het kind Artikel 1 Er wordt een Nationale commissie voor de rechten van het kind opgericht, hierna Commissie genaamd.

Artikel 2 1. De Commissie heeft een dubbele opdracht ten opzichte van de toepassing van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind: a) Zij draagt bij tot de uitwerking van het vijfjaarlijkse verslag dat België moet opstellen overeenkomstig artikel 44 van het Verdrag inzake de rechten van het kind. Daartoe voert zij een coördinatieopdracht uit bij de uitwerking van het verslag op basis van de bijdragen, aangeleverd door de regeringen.

Zij hecht haar goedkeuring aan het verslag opgesteld in de drie landstalen en zendt het aldus goedgekeurde verslag toe aan de Minister van Buitenlandse zaken die het in naam van de Regering en door toedoen van de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties bezorgt aan het Comité van de rechten van het kind.

De leden met raadgevende stem kunnen hun eventueel andersluidende mening vermelden in het rapport betreffende de goedkeuring dat aIs bijlage bij het verslag is gevoegd. b) Ze zorgt in naam van de Belgische Staat voor de voorstelling van het verslag bij het Comité van de rechten van het kind.Daartoe stelt zij aan de stemgerechtigde leden een samenstelling van afvaardiging voor. Ze maakt het rapport over aan het federaal Parlement en aan de parlementen van de deelgebieden 2. De Commissie draagt tevens bij tot de uitwerking van andere documenten in verband met de rechten van het kind die de Belgische Staat gehouden is voor te leggen aan internationale instanties (bijvoorbeeld de actieplannen).ln voorkomend geval stelt zij ze voor bij de betrokken internationale instanties en maakt zij ze over aan het federaal parlement en aan de parlementen van de deelgebieden. 3. De Commissie neemt de nodige maatregelen om de verzameling, de analyse en de verwerking te coördineren van een minimum aan gegevens ten behoeve van het Comité van de rechten van het kind, zulks ten einde de situatie van de kinderen op het nationale grondgebied te kunnen beoordelen.Zij maakt het resultaat van die verwerking bekend. ln de uitvoering van deze taak eerbiedigt de Commissie de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer, ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Voorafgaandelijk aan het bepalen van haar werkwijze in dit verband, moet de Commissie het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer inwinnen. 4. De Commissie heeft ook een opdracht op het vlak van de bevordering van het overleg en de permanente gegevensuitwisseling tussen de verschillende autoriteiten en instanties die zich bezig houden met de rechten van het kind, zulks ten einde een maximale afstemming van het op elk niveau gevoerde beleid te bewerkstelligen.Te dien einde houdt zij rekening met de aanbevelingen van het Comité van de rechten van het kind. 5. De Commissie onderzoekt en ziet toe op de uitvoeringsmaatregelen die nog nodig zijn om te voldoen aan de voorstellen en aanbevelingen van het Comité van de rechten van het kind.ln dit verband kan zij voorstellen of aanbevelingen doen, die niet bindend zijn voor de bevoegde overheden. 6. De Commissie kan advies verstrekken met betrekking tot ontwerpen van internationaal Verdrag en Protocol, zodra deze invloed hebben op de rechten van het kind.7. De hierboven geformuleerde opdrachten worden steeds uitgevoerd rekening houdend met de respectieve bevoegdheden van de verschillende betrokken overheden en met respect voor de autonomie van deze overheden. Artikel 3 De Commissie is samengesteld uit stemgerechtigde leden en leden met raadgevende stem. Bij hun aanwijzing wordt rekening gehouden met hun kennis van, hun ervaring in en hun belang bij de materie van de rechten van de mens en van de rechten van het kind. 1. Stemgerechtigde leden: Uiterlijk drie maanden na hun vorming wijzen de Franse gemeenschapsregering, de Duitstalige gemeenschapsregering, de Waalse gewestregering, het verenigd college van de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie en het College van de Franse Gemeenschapscommissie telkens een stemgerechtigd lid en diens plaatsvervanger aan.Binnen dezelfde termijn wijzen de federale regering en de Vlaamse Regering telkens twee stemgerechtigde leden en hun plaatsvervangers aan. 2. Leden met raadgevende stem: a) alle ministers belast met federale, gemeenschaps -of gewestelijke aangelegenheden.Uiterlijk drie maanden na hun aanstelling mogen deze zich laten vertegenwoordigen en een plaatsvervanger aanduiden; b) de vertegenwoordiger van het College van Procureurs-generaal die bevoegd is voor jeugdbescherming;c) een vertegenwoordiger aangeduid door de Unie der Nederlandstalige Jeugdmagistraten en een vertegenwoordiger aangeduid door de « Union francophone des magistrats de la jeunesse »;d) een vertegenwoordiger van de « Union des Conseillers et Directeurs de l'aide à la jeunesse » en een vertegenwoordiger van de comités voor bijzondere jeugdzorg »;e) een vertegenwoordiger van de Vereniging van de Vlaamse Provincies en een vertegenwoordiger van « l'Association des provinces wallonnes », aangewezen door deze verenigingen;f) een vertegenwoordiger van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten en een vertegenwoordiger van de « l'Union des Villes et Communes de Wallonie » en een vertegenwoordiger van de « Association de la Ville et des Communes » van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest, aangewezen door deze verenigingen;g) zes vertegenwoordigers van de niet-gouvernementele organisaties, van wie drie aangewezen door de Kinderrechtencoalitie Vlaanderen en drie door de « Coordination des ONG pour les droits de l'enfant »;h) twee vertegenwoordigers van Vlaamse universiteiten en twee van Franstalige universiteiten, aangewezen door de Vlaamse Interuniversitaire Raad en door de « Conseil interuniversitaire francophone » van de Franse Gemeenschap;i) vijf vertegenwoordigers van de erkende administraties en instellingen die zich inzonderheid bezighouden met het welzijn van kinderen, waarvan twee aangewezen door de Vlaamse regering, twee door de Franse gemeenschapsregering en een door de Duitstalige gemeenschapregering;j) de Kinderrechtencommissaris, de « Délégué général aux droits de l'enfant » en een persoon met de functie van bemiddelaar, aangeduid door de Duitstalige Gemeenschap;k) een vertegenwoordiger van het Belgisch Comité voor UNICEF en een vertegenwoordiger van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding;l) een vertegenwoordiger van de Orde van Vlaamse Balies en een vertegenwoordiger van de « Ordre des barreaux francophones et germanophone », die ervaring hebben in familie - en/of jeugdaangelegenheden;m) vijf vertegenwoordigers van de kinderen en jongeren zelf, zijnde een vertegenwoordiger van de Jeugdraad van de Vlaamse Gemeenschap, een vertegenwoordiger van de Vlaamse Scholierenkoepel, twee vertegenwoordigers van de « Conseil de la jeunesse d'expression française » van de Franse Gemeenschap en een vertegenwoordiger van de « Rat der Deutschsprachigen Jugend » Artikel 4 De Koning wijst bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, na advies van de Gemeenschappen, de voorzitter van de Commissie aan. Op voorstel van de Gemeenschappen wijst de Koning onder de leden van de Commissie eveneens twee ondervoorzitters aan.

De voorzitter is tweetalig en oefent zijn ambt voltijds uit. Bij zijn aanwijzing wordt rekening gehouden met zijn interesse voor, zijn kennis van en ervaring met de materie van de rechten van de mens en van de rechten van het kind.

De ondervoorzitters worden gekozen uit de leden met raadgevende stem, met uitzondering van de personen vermeld in punt 2.a) van artikel 3.

Het mandaat van de voorzitter en van de ondervoorzitters heeft een duur van vijf jaar en kan worden hernieuwd.

Artikel 5 Een Uitvoerend Bureau (hierna Bureau genaamd) wordt belast met het dagelijks bestuur van de Commissie. Daartoe zorgt het onder meer voor de voorbereiding en de follow-up van de vergaderingen van de Commissie. Het brengt bij de Commissie ook verslag uit omtrent haar werkzaamheden.

Het Bureau, dat onder leiding staat van de voorzitter van de Commissie, bestaat uit zeven leden, aangeduid door de stemgerechtigde leden op voorstel van de Commissie.

Het Bureau wordt samengeroepen op initiatief van de voorzitter of op verzoek van tenminste drie leden van het Bureau.

Artikel 6 Bij de Commissie en bij het Bureau wordt een Secretariaat opgericht, dat door de voorzitter wordt belast met technische en administratieve taken. Het Secretariaat is samengesteld uit tenminste een medewerker van de Franse taalrol en een medewerker van de Nederlandse taalrol.

Het Secretariaat functioneert voltijds.

Artikel 7 De voorzitters van het federale Parlement en van de parlementen van de gefedereerde entiteiten kunnen, indien zij zulks nodig achten, een waarnemer aanwijzen die de vergaderingen kan bijwonen en aldus een voortgangscontrole kan uitoefenen op de werkzaamheden van de Commissie in de verschillende parlementen.

Artikel 8 De Commissie kan een beroep doen op externe deskundigen om een bepaald onderwerp toe te lichten of nader uiteen te zetten.

Binnen de grenzen van de beschikbare kredieten en na akkoord van de voorzitter kan hen een vergoeding worden toegekend. Deze vergoeding wordt betaald op voorlegging van een kostenstaat.

Artikel 9 De Commissie komt tenminste twee maal per jaar bijeen in plenaire vergadering.

Artikel 10 Kinderen moeten, op structurele en aangepaste wijze, betrokken worden bij het werk van de Commissie in overeenstemming met artikel 12 en volgende van het Verdrag van de Verenigde Naties voor de Rechten van het Kind. ln het vijfjaarlijkse rapport wordt telkens een overzicht gegeven van de inspanningen die hiertoe werden geleverd.

Artikel 11 De Commissie kan in haar midden werkgroepen oprichten die worden belast met bepaalde onderwerpen die in het verslag aan bod kunnen komen.

Artikel 12 De Commissie stelt haar huishoudelijk reglement op.

Artikel 13 De Commissie publiceert jaarlijks een verslag betreffende haar werkzaamheden en de aanwending van de haar ter beschikking gestelde middelen. Dit wordt opgemaakt in de drie landstalen en door de minister van justitie overgemaakt aan de verscheidene regeringen, aan het federaal Parlement en aan de parlementen van de deelgebieden.

Artikel 14 1. De Commissie kan slechts op geldige wijze beraadslagen indien tenminste de helft van haar stemgerechtigde leden aanwezig zijn. Voor elke materie worden de beslissingen genomen bij wijze van consensus onder de stemgerechtigde leden. 2. De beslissingen van het Bureau worden genomen bij gewone meerderheid.Bij staking van stemmen, is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

Artikel 15 De Commissie wordt gesubsidieerd door alle partners. Elk jaar wordt het budget voorgesteld door de voorzitter, na goedkeuring ervan door de stemgerechtigde leden.

De bedragen worden op volgende wijze verdeeld: 50 % ten laste van de Federale Staat; 25 % ten laste van de Vlaamse Gemeenschap; 12,3 % ten laste van de Franse Gemeenschap; 6,7 % ten laste het Waals Gewest; 1 % ten laste van de Duitstalige Gemeenschap; 2 % ten laste van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie; 2 % ten laste van de Franse Gemeenschapscommissie; 1 % ten laste van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest;

De bedragen worden uitbetaald aan de instelling die de Commissie huisvest, voor 15 januari van het jaar waarop ze betrekking hebben. HOOFDSTUK Il Overgangsbepaling Artikel 16 De eerste aanstelling van de leden zoals vermeld in de artikelen 3.1. en 3.2.a) zal gebeuren uiterlijk vier maanden na de inwerkingtreding van dit samenwerkingsakkoord.

Artikel 17 De eerste betaling overeenkomstig de verdeelsleutel van artikel 15 zal worden verricht voor 1 september 2005 en dit ten belope van een derde van het jaarlijkse budget. HOOFDSTUK III Slotbepalingen Artikel 18 Dit samenwerkingsakkoord wordt gesloten voor onbepaalde duur.

Artikel 19 Dit samenwerkingsakkoord treedt in werking op de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad van de laatste goedkeurende akte uitgaande van de contracterende partijen.

Gedaan te Brussel, op 19 september 2005, in 8 originele exemplaren in de Nederlandse, de Franse en de Duitse taal.

Voor de Federale Staat : De minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Voor de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest : De minister-president, Y. LETERME De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, I. VERVOTTE Voor de Franse Gemeenschap : De minister-president, M. ARENA De Minister van Cultuur, het Audiovisuele en Jeugd, F. LAANAN De Minister van Gezondheid, het Kind en Jeugdhulp, C. FONCK Voor de Duitstalige Gemeenschap : De minister-president, K.-H. LAMBERTZ De Vice-minister-president, minister van Onderwijs, Werkgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme, B. GENTGES De Minister van Cultuur en Media, Monumentenzorg, Jeugd en Sport, I. WEYKMANS Voor het Waals Gewest : De minister-president, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De minister van Gezondheid, Sociale Aangelegenheden en Gelijke Kansen, C. VIENNE Voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest : De Minister-President, Ch. PICQUE Voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie : De voorzitter van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, Ch. PICQUE Lid van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan Personen en het Openbaar Ambt, P. SMET Lid van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan Personen, Financiën, Budget en Buitenlandse Betrekkingen, E. HUYTEBROECK Voor de Franse Gemeenschapscommissie : De minister - voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, B. CEREXHE Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, bevoegd voor Beroepsvorming, Onderwijs, Cultuur en Schoolvervoer, F. DUPUIS Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, bevoegd voor Sociale Actie, Gezin en Sport, E. KIR

Bijlage Het personeel van het Secretariaat zal worden aangeworven op federaal niveau.

Het Secretariaat zal worden gehuisvest in de lokalen van de federale overheid. De federale overheid draagt de kosten van deze huisvesting, onverminderd haar tussenkomst in het kader van art. 15 van het samenwerkingsakkoord. ______ (1) Gewone zitting 2005-2006. Kamer van volksvertegenwoordigers.

Parlementaire stukken. - Wetsontwerp, n° 51-2086/1. - Verslag van de Commissie n° 51-2086/2. - Tekst aangenomen in de plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, n° 51-2086/3.

Parlementaire handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 26 januari 2006.

Senaat.

Parlementaire stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer, n° 3-1537/1. - Verslag namens de Commissie, n° 3-1537/2. Tekst aangenomen in de plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, n° 3-1537/3.

Parlementaire handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 30 maart 2006.

19. SEPTEMBER 2005 - Zusammenarbeits- abkommen zwischen dem Staat, der Flämischen Gemeinschaft, der Französischen Gemeinschaft, der Deutschsprachigen Gemeinschaft, der Wallonischen Region und der Region Brüssel-Haupstadt zur Errichtung einer nationalen Kommission für die Rechte des Kindes Aufgrund des Sondergesetzes vom 8.August 1980 zur Reform der Institutionen, insbesondere des Artikels 92bis § 1;

Aufgrund des Gesetzes vom 31. Dezember 1983 über institutionelle Reformen für die Deutschsprachige Gemeinschaft, insbesondere des Artikels 55bis;

Aufgrund des Gesetzes vom 25. November 1991 zur Billigung des Übereinkommens der Vereinten Nationen über die Rechte des Kindes und insbesondere des Artikels 44 des Übereinkommens der Vereinten Nationen über die Rechte des Kindes;

Aufgrund der anderen Übereinkommen, die von Belgien ratifiziert worden sind und Kinder betreffen;

Aufgrund des Rahmenabkommens vom 30. Juni 1994 zwischen dem Föderalstaat, den Gemeinschaften und den Regionen über die Vertretung des Königreichs Belgien bei den Internationalen Organisationen, deren Tätigkeiten sich auf gemischte Befugnisse beziehen, insbesondere des Artikels 1 § 3; ln der Erwägung, dass das oben erwähnte Rahmenabkommen vom 30. Juni 1994 anwendbar ist auf die Internationalen Organisationen, deren Liste als Anlage dazu beigefügt ist und deren Tätigkeiten sich auf als gemischt betrachtete Befugnisse beziehen, und dass die UNO in diese Liste aufgenommen ist; ln der Erwägung, dass der Ausschuss für die Rechte des Kindes bei der Analyse des ersten von Belgien vorgestellten Fünfjahresberichts Vorschläge und Empfehlungen formuliert hat, insbesondere in Bezug auf die Einführung "eines ständigen Mechanismus für die Koordinierung, die Evaluation und die Überwachung der Kinderschutzpolitik, um die vollständige Einhaltung und Anwendung des Übereinkommens sowohl auf föderaler aIs auf lokaler Ebene zu gewährleisten" und auf die Einrichtung auf nationaler Ebene eines "ständigen Mechanismus für die Datenerfassung, um die Lage der Kinder auf seinem Staatsgebiet allgemein beurteilen zu können und eine gründliche und multidisziplinäre Evaluation der bei der Anwendung des Übereinkommens erzielten Fortschritte machen zu können", Zwischen: 1. dem Föderalstaat, vertreten durch die Ministerin der Justiz, 2.der Flämischen Gemeinschaft, vertreten durch ihre Regierung in der Person von Yves LETERME Ministerpräsident, in der Person von Bert ANCIAUX, Flämischer Minister der Kultur, Jugend, Sport und Brüssel und in der Person von Inge VERVOTTE, Flämische Ministerin des Wohlbefindens, der Volksgesundheit und Familien; 3. der Französischen Gemeinschaft, vertreten durch ihre Regierung in der Person von Marie ARENA, Ministerpräsidentin, in der Person von Fadila LAANAN, Ministerin der Kultur, des Audiovisuellen und der Jugend und in der Person von Catherine FONCK, Ministerin der Gesundheit, des Kinderwohlfahrt und der Jugendhilfe;4. der Wallonischen Region, vertreten durch ihre Regierung in der Person von Jean-Claude VAN CAUWENBERGHE, Ministerpräsident, und in der Person von Christiane VIENNE, Ministerin der Gesundheit, der Sozialen Angelegenheiten und der Chancengleichheit;5. der Deutschsprachigen Gemeinschaft, vertreten durch ihre Regierung in der Person von Karl-Heinz LAMBERTZ, Ministerpräsident, in der Person von Bernd GENTGES, Vize-Ministerpräsident, Minister für Ausbildung und Beschäftigung, Soziales und Tourismus und in der Person von Isabelle WEYKMANS, Ministerin für Kultur und Medien, Denkmahlschutz, Jugend und Sport;6. der Region Brüssel-Hauptstadt, vertreten durch ihre Regierung in der Person von Charles PICQUE, Ministerpräsident 7.der Gemeinsamen Gemeinschaftskommission, vertreten durch das vereinte Kollegium in der Person von Charles PICQUE, Ministerpräsident des vereinten Kollegiums, in der Person von Pascal SMET, Mitglied des vereinten Kollegiums, zuständig für die Politik der Unterstützung der Personen und das Öffentliche Amt und in der Person von Evelyne HUYTEBROECK, Mitglied der vereinten Kollegiums, zuständig für die Politik der Unterstützung der Personen, Finanzen, Haushalt und Aussenbeziehungen 8. der Französischen Gemeinschaftskommission, vertreten durch das Kollegium der Französischen Gemeinschaftskommission in der Person von Benoît CEREXHE, Ministerpräsident des Kollegiums, in der Person von Françoise DUPUIS, Mitglied des Kollegiums, zuständig für Berufsausbildung, Unterricht, Kultur und Schultransport und in der Person von Emir KIR, Mitglied des Kollegiums, zuständig für Soziale Aktion, Familie und Sport; Wurde aufgrund ihrer jeweiligen Zuständigkeiten Folgendes vereinbart: KAPITEL I Struktur und Zusammensetzung der Nationalen Kommission für die Rechte des Kindes Artikel 1 Es wird eine Nationale Kommission für die Rechte des Kindes, nachstehend Kommission genannt, gebildet.

Artikel 2 1. Die Kommission hat einen doppelten Auftrag betreffend die Anwendung des Übereinkommens der Vereinten Nationen über die Rechte des Kindes: a) Sie trägt zur Abfassung des Fünfjahresberichts bei, den Belgien gemäss Artikel 44 des Übereinkommens über die Rechte des Kindes erstellen muss. Dazu führt sie einen Koordinierungsauftrag bei der Abfassung des Berichts auf der Grundlage der von den Regierungen geleisteten Beiträge aus. Sie billigt den in den drei Landessprachen erstellten Bericht und übermittelt dem Minister der Auswärtigen Angelegenheiten den gebilligten Bericht; der Minister lässt ihn dann im Namen der Regierung und über den Generalsekretär der Vereinten Nationen dem Ausschuss für die Rechte des Kindes zukommen.

Die Mitglieder mit beratender Stimme können ihre eventuell anders lautende Meinung in dem Bericht über die Billigung, der in der Anlage zum oben erwähnten Bericht beigefugt ist, vermerken lassen. b) Sie sorgt im Namen der Regierung für die Vorstellung des Berichts vor dem Ausschuss für die Rechte des Kindes.Dazu schlägt sie den stimmberechtigten Mitgliedern eine Delegationszusammensetzung vor. Sie übermittelt dem Föderalparlament und den Parlamenten der föderierten Teilgebiete den Bericht. 2. Die Kommission beteiligt sich ebenfalls an der Abfassung anderer Dokumente, die sich auf die Kinderrechte beziehen und die der belgische Staat internationalen Instanzen vorlegen muss (zum Beispiel Aktionspläne).Gegebenenfalls stellt sie diese Dokumente bei den betreffenden internationalen Instanzen vor und übermittelt sie dem Föderalparlament und den Parlamenten der föderierten Teilgebiete. 3. Die Kommission ergreift die notwendigen Massnahmen, um die Erfassung, die Analyse und die Verarbeitung von Daten für den Ausschuss für die Rechte des Kindes zu koordinieren, und zwar im Hinblick auf die Beurteilung der Lage der Kinder auf dem nationalen Staatsgebiet.Sie veröffentlicht das Ergebnis dieser Verarbeitung. Bei der Durchführung dieses Auftrags hält die Kommission die Bestimmungen des Gesetzes vom 8. Dezember 1992 über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten ein. Die Kommission muss vor der Festlegung der diesbezüglichen Arbeitsweise die Stellungnahme des Ausschusses für den Schutz des Privatlebens einholen. 4. Die Kommission hat ebenfalls als Auftrag, die Konzertierung und den ständigen Informationsaustausch zwischen den verschiedenen Behörden und Instanzen, die sich mit den Kinderrechten beschäftigen, zu fördern um eine maximale Synergie der geführten Politik herbeizuführen.Zu diesem Zweck berücksichtigt sie die Empfehlungen des Ausschusses für die Rechte des Kindes. 5. Die Kommission untersucht und überwacht die zur Einhaltung der Vorschläge und Empfehlungen des Ausschusses für die Rechte des Kindes notwendigen Ausführungsmassnahmen.Hierfür kann sie den zuständigen Behörden nicht bindende Vorschläge oder Empfehlungen unterbreiten. 6. Die Kommission kann Stellungnahmen zu Entwürfen von internationalen Übereinkommen und Protokollen abgeben, sofern diese die Kinderrechte betreffen.7. Die hier oben formulierten Aufträge werden immer unter Berücksichtigung der jeweiligen Zuständigkeitsbereiche der verschiedenen betreffenden Behörden und unter Wahrung der Autonomie dieser Behörden durchgeführt. Artikel 3 Die Kommission setzt sich aus stimmberechtigten Mitgliedern und Mitgliedern mit beratender Stimme zusammen. Sie werden unter Berücksichtigung ihrer Kenntnisse und Erfahrungen in den Bereichen Menschenrechte und Kinderrechte und aufgrund ihres Interesses an diesen Bereichen bestimmt. 1. Stimmberechtigte Mitglieder : Die Regierung der Französischen Gemeinschaft, die Regierung der Deutschsprachigen Gemeinschaft und die Regierung der Wallonischen Region, das vereinigte Kollegium der gemeinsamen Gemeinschaftskommission und das Kollegium der Französischen Gemeinschaftskommission bestimmen spätestens drei Monate nach ihrer Bildung jeweils ein stimmberechtigtes Mitglied und seinen Stellvertreter.Binnen derselben Frist bestimmen die Föderalregierung und die Flamische Regierung jeweils zwei stimmberechtigte Mitglieder und ihre Stellvertreter. 2. Mitglieder mit beratender Stimme: a) alle Minister zuständig für föderale-, gemeinschafts- und regionale Angelegenheiten.Spätestens drei Monate nach ihrer Benennung können sie sich vertreten lassen und einen Stellvertreter bestimmen; b) der für den Jugendschutz zuständige Vertreter des Kollegiums der Generalprokuratoren;c) ein Vertreter, der von der « Union francophone des magistrats de la jeunesse« bestimmt wird, und ein Vertreter, der von der « Unie der Nederlandstalige Jeugdmagistraten« bestimmt wird;d) ein Vertreter der « Union des Conseillers et Directeurs de l'aide à la jeunesse« und ein Vertreter der « comités voor bijzondere jeugdzorg« ;e) ein Vertreter der « Vereniging van de Vlaamse Provincies« und ein Vertreter der « Association des provinces wallonnes«, die von diesen Vereinigungen bestimmt werden;f) ein Vertreter der « Union des Villes et Communes de Wallonie«, ein Vertreter der « Vereniging van de Vlaamse Steden en Gemeenten« und ein Vertreter der « Association de la Ville et des Communes de la Région de Bruxelles-Capitale«, die von diesen Vereinigungen bestimmt werden;g) sechs Vertreter der Nichtregierungsorganisationen, darunter drei, die von der « Coordination des ONG pour les droits de l'enfant« bestimmt werden, und drei, die von der « Kinderrechtencoalitie Vlaanderen« bestimmt werden;h) zwei Vertreter französischsprachiger Universitäten und zwei Vertreter niederländischsprachiger Universitäten, die vom « Conseil interuniversitaire francophone« der französischen Gemeinschaft und vom « Vlaamse Interuniversitaire Raad« bestimmt werden;i) fünf Vertreter anerkannter Verwaltungen und Einrichtungen, die sich insbesondere mit dem Wohlbefinden der Kinder beschäftigen, darunter zwei, die von der Flämischen Regierung bestimmt werden, zwei, die von der Regierung der Französischen Gemeinschaft bestimmt werden, und einer, der von der Regierung der Deutschsprachigen Gemeinschaft bestimmt wird, j) der "Délégué général aux droits de I'enfant", der "Kinderrechtencommissaris" und eine von der Deutschsprachigen Gemeinschaft bestimmte Person, die die Funktion eines Vermittlers ausübt;k) ein Vertreter des belgischen Komitees für UNICEF und ein Vertreter des Zentrums für Chancengleichheit und Bekämpfung des Rassismus;l) ein Vertreter der Kammer der französischsprachigen und deutschsprachigen Rechtsanwaltschaften und ein Vertreter der "Orde van Vlaamse Balies", die über Erfahrung in Familien- und/oder Jugendangelegenheiten verfügen, m) fünf Vertreter der Kinder und Jugendlichen, darunter ein Vertreter des "Jeugdraad van de Vlaamse Gemeenschap", ein Vertreter des "Vlaamse Scholierenkoepel", zwei Vertreter des " Conseil de la Jeunesse d'expression française" der Französischen Gemeinschaft und ein Vertreter des Rates der Deutschsprachigen Jugend. Artikel 4 Der König bestimmt den Präsidenten der Kommission durch einen im Ministerrat beratenen Königlichen Erlass nach Stellungnahme der Gemeinschaften.

Der König bestimmt auf Vorschlag der Gemeinschaften auch zwei Vizepräsidenten unter den Mitgliedern der Kommission.

Der Präsident ist zweisprachig und übt sein Amt vollzeitig aus. Er wird unter Berücksichtigung seines Interessens, seiner Kenntnis und seiner Erfahrung im Bereich der Menschenrechte und der Kinderrechte bezeichnet.

Die Vizepräsidenten werden unter den Mitgliedern mit beratender Stimme gewählt, mit Ausnahme der unter Punkt 2.a) von Artikel 3 erwähnten Personen.

Das Mandat des Präsidenten und der Vizepräsidenten dauert fünf Jahre und ist erneuerbar.

Artikel 5 Ein Exekutivbüro (hiernach Büro genannt) wird mit der täglichen Geschäftsführung der Kommission beauftragt. Zu diesem Zweck befasst sich das Büro unter anderem mit der Vorbereitung der Versammlungen der Kommission und den Folgemassnahmen. Es erstattet der Kommission auch Bericht über seine Tätigkeiten.

Das Büro wird vom Präsidenten der Kommission geleitet und setzt sich aus sieben Mitgliedern der Kommission zusammen, die von den stimmberechtigten Mitgliedern auf Vorschlag der Kommission bestimmt werden.

Das Büro wird auf Initiative des Präsidenten oder auf Verlangen von mindestens drei Mitgliedern des Büros einberufen.

Artikel 6 Bei der Kommission und dem Büro wird ein Sekretariat eingesetzt, das vom Präsidenten mit administrativen und technischen Aufgaben beauftragt wird. Das Sekretariat setzt sich aus mindestens einem Mitarbeiter der französischen Sprachrolle und einem Mitarbeiter der niederländischen Sprachrolle zusammen. Das Sekretariat arbeitet ganztags.

Artikel 7 Die Präsidenten des Föderalparlaments und der Parlamente der föderierten Teilgebiete können, falls sie es für notwendig erachten, einen Beobachter bestimmen, der den Versammlungen beiwohnen kann und somit den Ablauf der Tätigkeiten der Kommission innerhalb der verschiedenen parlamentarischen Versammlungen kontrollieren kann.

Artikel 8 Die Kommission kann zwecks Erläuterung oder Präzisierung eines bestimmten Gegenstands externe Sachverständige hinzuziehen.

Eine Entschädigung kann ihnen im Rahmen der verfügbaren Haushaltsmittel und nach Zustimmung des Präsidenten gewährt werden.

Diese Entschädigung wird auf Vorlage einer Kostenaufstellung ausgezahlt.

Artikel 9 Die Kommission tritt mindestens zwei Mal pro Jahr zu einer Plenarversammlung zusammen.

Artikel 10 Die Kinder müssen auf strukturelle und angemessene Weise in die Tätigkeiten der Nationalen Kommission für die Rechte des Kindes einbezogen werden gemäss Artikel 12 ff. des Übereinkommens der Vereinten Nationen über die Rechte des Kindes. Im Fünfjahresbericht wird eine Übersicht über die zu diesem Zweck unternommenen Bemühungen gegeben.

Artikel 11 Die Kommission kann in ihrer Mitte Arbeitsgruppen zu Themen schaffen, die im Bericht angeschnitten werden können.

Artikel 12 Die Kommission gibt sich eine Geschäftsordnung.

Artikel 13 Die Kommission veröffentlicht jährlich einen Bericht über ihre Tätigkeiten und die Verwendung der ihr zur Verfügung gestellten Mittel. Er wird in den drei Landessprachen erstellt und den verschiedenen Regierungen, dem Föderalparlament und den Parlamenten der föderierten Teilgebiete übermittelt.

Artikel 14 1. Die Kommission ist nur beschlussfähig, sofern mindestens die Hälfte ihrer stimmberechtigten Mitglieder anwesend ist. In jeder Angelegenheit werden die Beschlüsse durch Konsens von den stimmberechtigten Mitgliedern gefasst. 2. Die Beschlüsse des Büros werden mit einfacher Mehrheit gefasst.Bei Stimmengleichheit ist die Stimme des Präsidenten ausschlaggebend.

Artikel 15 Die Nationale Kommission wird von allen Partnern bezuschusst. Der Haushaltsplan wird jährlich nach seiner Billigung durch die stimmberechtigten Mitglieder vom Präsidenten vorgestellt.

Die Beträge werden wie folgt aufgegliedert: 50% zu Lasten des Föderalstaates 25% zu Lasten der Flämischen Gemeinschaft 12,3% zu Lasten der Französischen Gemeinschaft 6,7% zu Lasten der Wallonischen Region 1% zu Lasten der Deutschsprachigen Gemeinschaft 2% zu Lasten der gemeinsamen Gemeinschaftskommission 2% zu Lasten der Französischen Gemeinschaftskommission 1% zu Lasten der Region Brüssel-Hauptstadt die Beträge werden der Einrichtung, die die Kommission beherbergt, für den 15. Januar des Jahres, auf das sie sich beziehen, ausgezahlt.

KAPITEL II Übergangsbestimmungen Artikel 16 Die erste Bezeichnung der in den Artikel 3, 1° und 3, 2° a) erwähnten Mitgliedern sowie deren Vertreter erfolgt spätestens vier Monate nach Inkrafttreten vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens Artikel 17 Die erste Zahlung gemäss des in Artikel 15 festgelegten Verteilerschlüssels erfolgt für den 1. September 2005 zu einem Drittel des Jahreshaushaltes.

KAPITEL III Schlussbestimmungen Artikel 18 Vorliegendes Zusammenarbeitsabkommen wird für eine unbestimmte Dauer abgeschlossen.

Artikel 19 Vorliegendes Zusammenarbeitsabkommen tritt am Tag der Veröffentlichung der letzten Billigungsurkunde der Vertragspartner im Belgischen Staatsblatt in Kraft.

Abgeschlossen in Brüssel am 19. September 2005, in 8 Originalen in französischer, in niederländischer und in deutscher Sprache.

Für den Föderalstaat: Die Ministerin der Justiz, Frau L. ONKELINX Für die Flämische Gemeinschaft und die Flämische Region: Der Ministerpräsident, Y. LETERME Der flämische Minister der Kultur, Jugend, Sport und Brüssel, B. ANCIAUX Die flämische Ministerin des Wohlbefindens, der Volksgesundheit und Familien, I. VERVOTTE Für die Französische Gemeinschaft: Die Ministerpräsidentin, M. ARENA Die Ministerin der Kultur, des Audiovisuellen und der Jugend, F. LAANAN Die Ministerin der Gesundheit, des Kinderwohlfahrt und der Jugendhilfe, C. FONCK Für die Deutschsprachigen Gemeinschaft: Der Ministerpräsident, K.-H. LAMBERTZ Der Vize-Ministerpräsident, Minister für Ausbildung und Beschäftigung, Soziales und Tourismus, B. GENTGES Die Ministerin für Kultur und Medien, Denkmahlschutz, Jugend und Sport, I. WEYKMANS Für die Wallonische Region: Der Ministerpräsident, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE Die Ministerin der Gesundheit, der Sozialen Angelegenheiten und der Chancengleichheit, C. VIENNE Für die Region Brüssel-Hauptstadt: Der Ministerpräsident, Ch. PICQUE Für die gemeinsame Gemeinschaftskommission: Der Ministerpräsident des vereinten Kollegiums der gemeinsamen Gemeinschaftskommission, Ch. PICQUE Mitglied des vereinten Kollegiums der gemeinsamen Gemeinschaftskommission, zuständig für die Politik der Unterstützung der Personen und das öffentliche Amt, P. SMET Mitglied der vereinten Kollegiums der gemeinsamen Gemeinschaftskommission, zuständig für die Politik der Unterstützung der Personen, Finanzen, Haushalt und Aussenbeziehungen, E. HUYTEBROECK Für die französische Gemeinschaftskommission, Der Ministerpräsident des Kollegiums der französischen Gemeinschaftskommission, B. CEREXHE Mitglied des Kollegiums der französischen Gemeinschaftskommission, zuständig für Berufsausbildung, Unterricht, Kultur und Schultransport, F. DUPUIS Mitglied des Kollegiums der französischen Gemeinschaftskommission, zuständig für Soziale Aktion, Familie und Sport, E. KIR

Anlage Das Personal des Sekretariats wird auf föderaler Ebene angestellt.

Das Sekretariat wird in den Räumlichkeiten der Föderalbehörde untergebracht. Die Föderalbehörde übernimmt die Kosten dieser Unterbringung unbeschadet ihrer in Artikel 15 des vorliegenden Abkommens erwähnten Beteiligung.