Etaamb.openjustice.be
Programmadecreet van 20 mei 1997
gepubliceerd op 02 juli 1997

Programmadecreet 1997

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
1997033066
pub.
02/07/1997
prom.
20/05/1997
ELI
eli/decreet/1997/05/20/1997033066/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 MEI 1997. Programmadecreet 1997 (1)


De Raad van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Onderwijs en vorming Afdeling 1. - Afwijkingen van het decreet van 18 april 1994 tot

vaststelling van het bedrag van de werkingstoelagen voor het gesubsidieerd onderwijs

Artikel 1.De bedragen opgenomen onder punt 6° van de bijlage bij het decreet van 18 april 1994 tot vaststelling van het bedrag van de werkingstoelagen voor het gesubsidieerd onderwijs worden voor het schooljaar 1996-1997 en het schooljaar 1997-1998 met 20 % verminderd en niet in toepassing van artikel 7 van hetzelfde decreet aan de schommelingen van het indexcijfer gekoppeld.

Onverminderd de bepaling van het voorafgaande lid en in afwijking van artikel 7 van hetzelfde decreet worden alle andere toelagenbedragen die vastgelegd zijn in hetzelfde decreet, voor het schooljaar 1996-1997 en voor het schooljaar 1997-1998 verhoogd door een koppeling aan het indexcijfer, waarbij : 1° het indexcijfer van september 1992 (113,17) als basisindexcijfer geldt;2° het indexcijfer van september 1995 (120,64) als nieuw indexcijfer geldt. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling 2. - Aanvulling van het programmadecreet van 4 maart 1996

Art. 2.Artikel 15 van het programmadecreet van 4 maart 1996 wordt met volgende lid aangevuld : « Voor de lycea die vanaf het schooljaar 1991-1992 in athenea zijn omgezet, wordt het in toepassing van lid 1 berekend aantal lestijden/leerkracht met 9,7 % verhoogd. » Afdeling 3. - Berekening van het aantal lestijden/leerkracht voor de

inrichtingen van het secundair onderwijs met volledig leerplan van het type I voor het schooljaar 1997-1998

Art. 3.1. Voor de toepassing van dit artikel verstaat men onder : 1° lestijden/leerkracht : het aantal lestijden dat wekelijks besteed wordt aan het onderwijzen van de leervakken en de andere prestaties die in het uurrooster mogen opgenomen worden, met uitzondering van de cursussen godsdienst en niet-confessionele zedenleer. 2° eerste graad : de eerste graad van het secundair onderwijs met volledig leerplan van het type I, t.w. het eerste jaar A, het tweede gemeenschappelijke jaar, het eerste jaar B en het tweede jaar van het beroepsonderwijs; 3° tweede graad : de tweede graad van het secundair onderwijs met volledig leerplan van het type I, met inbegrip van het vervolmakings- en/of specialisatiejaar ingericht na de tweede graad;4° derde graad : de derde graad van het secundair onderwijs met volledig leerplan van het type I, met inbegrip van het vervolmaking- en/of specialisatiejaar, alsmede van het zevende jaar van het beroepsonderwijs bezocht met het oog op het verkrijgen van het eindgetuigschrift van het hoger secundair onderwijs, leerjaren die na de derde graad ingericht zijn;5° doorstromingsafdeling van het technisch onderwijs van groep A in de tweede en de derde graad : de doorstromingsafdeling van het technisch onderwijs omvattende de afdelingen : a) informatica;b) musiekhumaniora;c) handelstechniek;d) sport - tennis;e) menswetenschappen;6° doorstromingsafdeling van het technisch onderwijs van groep B in de tweede en de derde graad : de doorstromingsafdeling van het technisch onderwijs omvattende de afdelingen : a) elektromechanica;7° kwalificatieafdeling van het technisch onderwijs van groep A in de tweede en de derde graad : de kwalificatieafdeling van het technisch onderwijs omvattende de afdelingen : a) moderne talen en communicatie;b) secretariaat en talen;c) toerisme en toegepaste economische wetenschappen;d) toeristische en toegepaste administratieve informatica;e) handel en kantoorautomatisering;f) administratie/organisatie/kantoorautomatisering;g) dienstverleningen op het sociaal gebied;h) tertiaire activiteiten;i) secretariaat;j) opvoeding;8° kwalificatieafdeling van het technisch onderwijs van groep B in de tweede en de derde graad : de kwalificatieafdeling van het technisch onderwijs omvattende de afdelingen : a) toegepaste visuele kunsten en grafische kunsten;b) biotechniek;c) scheikunde/chemie en biochemie;d) elektromechanica;e) electriciteit/elektrotechnieken - elektronica;f) industriële electriciteit/elektrotechnieken;g) industriële elektronica;h) schrijnwerk;i) bouwkundig tekenen en openbare werken;j) landbouw;k) electriciteit/elektrotechnieken;l) mechanica;m) hout - schrijnwerk;n) industriële electriciteit/elektrotechnieken;9° beroepsonderwijs van groep A in de tweede en de derde graad : het beroepsonderwijs omvattende de afdelingen : a) handelscorrespondenten/handelsagenten;b) kantoorwerk;c) kantoorbanen;d) kantoorbanen - informatica;10° beroepsonderwijs van groep B in de tweede en de derde graad : het beroepsonderwijs omvattende de afdelingen : a) gezins- en sociale hulp;b) schrijnwerk;c) hulpkok en kookkunst voor collectiviteiten;d) kookkunst;e) gastronomie-technieken hotelbedrijf;f) kappershulp;g) kapper;h) metalen constructies - lassen;i) mechanica voor de verspaning;j) mechanica voor de verspaning - CNC;k) houtbewerking (bouw en industrie);l) landbouw;m) elektrotechniek en metaal;n) elektrische installaties;o) mechanica;p) hout - schrijnwerk;q) houtbewerking;r) garage elektromechanica;s) diesel, hydraulica, pneumatica;t) dienstverleningen aan personen;u) gezins- en sanitaire hulp;v) kleding;w) kleding/vermaken/verkoop;2. Voor het schooljaar 1997-1998 en in afwijking van de artikels 2 en 3 van het decreet van 5 juni 1990 tot vaststelling van het aantal lestijden/leerkracht voor het secundair onderwijs met volledig leerplan van het type I bekomt men het aantal lestijden/leerkracht van een inrichting van het secundair onderwijs met volledig leerplan van het type I door volgende berekeningen uit te voeren waarvan de uitkomsten zullen worden afgerond : 1° Wat de eerste graad betreft, wordt het aantal lestijden/leerkracht toegekend voor het eerste jaar A en het tweede gemeenschappelijke jaar als volgt berekend : a) voor elke begonnen groep van 21 leerlingen die op 30 september van het schooljaar 1996-1997 in de beide bovenvermelde studiejaren zijn ingeschreven, verkrijgt de onderwijsinrichting 20 lestijden;b) die onderwijsinrichting verkrijgt bovendien 0,9 lestijd per leerling tot en met 90 leerlingen en daarna 0,4 voor elke bijkomende leerling.2° Wat de eerste graad betreft, wordt het aantal lestijden/leerkracht toegekend voor het eerste jaar B en het tweede jaar van het beroepsonderwijs als volgt berekend : a) voor elke begonnen groep van 12 leerlingen die op 30 september van het schooljaar 1996-1997 in de beide bovenvermelde studiejaren regelmatig zijn ingeschreven, verkrijgt de onderwijsinrichting 20 lestijden;b) die onderwijsinrichting verkrijgt bovendien 1,4 lestijden per leerling tot en met 40 leerlingen en daarna 0,7 voor elke bijkomende leerling.3° Voor het schooljaar 1997-1998 verkrijgt elke onderwijsinrichting van het secundair onderwijs met volledig leerplan van het type I als aanvulling bij het lestijdenpakket berekend krachtens de punten 1 en 2 een aantal lestijden/leerkracht berekend als volgt voor de algemene pedagogische organisatie en coördinatie : a) elke onderwijsinrichting worden 5 lestijden/leerkracht toegekend;b) voor elke leerling die op 30 september van het schooljaar 1996-1997 in de eerste graad regelmatig was ingeschreven, verkrijgt de onderwijsinrichting 0,05 bijkomende lestijd.4° voor het algemeen onderwijs wordt het aantal leerlingen die op 30 september van het schooljaar 1996-1997 in de tweede graad van deze onderwijsvorm regelmatig zijn ingeschreven, vermenigvuldigd met een coëfficiënt 3,2 tot 40 leerlingen inbegrepen en 1,4 voor elke bijkomende leerling;5° voor het algemeen onderwijs wordt het aantal leerlingen die op 30 september van het schooljaar 1996-1997 in de derde graad van deze onderwijsvorm regelmatig zijn ingeschreven, vermenigvuldigd met een coëfficiënt 3,2 tot 40 leerlingen inbegrepen en 1,4 voor elke bijkomende leerling;6° voor de doorstromings- of kwalificatieafdeling van het technisch onderwijs van groep A wordt het aantal leerlingen, die op 30 september van het schooljaar 1996-1997 in de tweede graad van deze onderwijsvorm in de betrokken afdeling regelmatig zijn ingeschreven, vermenigvuldigd met een coëfficiënt 3,3 tot 20 leerlingen inbegrepen en 1,4 voor elke bijkomende leerling;7° voor de doorstromings- of kwalificatieafdeling van het technisch onderwijs van groep B wordt het aantal leerlingen die op 30 september van het schooljaar 1996-1997 in de tweede graad van deze onderwijsvorm in de betrokken afdeling regelmatig zijn ingeschreven, vermenigvuldigd met een coëfficiënt 4,2 tot 20 leerlingen inbegrepen en 3,3 voor elke bijkomende leerling;8° voor de doorstromings- of kwalificatieafdeling van het technisch onderwijs van groep A wordt het aantal leerlingen die op 30 september van het schooljaar 1996-1997 in de derde graad van deze onderwijsvorm in de betrokken afdeling regelmatig zijn ingeschreven, vermenigvuldigd met een coëfficiënt 3,3 tot 20 leerlingen inbegrepen en 1,4 voor elke bijkomende leerling;9° voor de doorstromings- of kwalificatieafdeling van het technisch onderwijs van groep B wordt het aantal leerlingen die op 30 september van het schooljaar 1996-1997 in de derde graad van deze onderwijsvorm in de betrokken afdeling regelmatig zijn ingeschreven, vermenigvuldigd met een coëfficiënt 4,2 tot 20 leerlingen inbegrepen en 3,3 voor elke bijkomende leerling;10° voor het beroepsonderwijs van groep A wordt het aantal leerlingen die op 30 september van het schooljaar 1996-1997 in de tweede graad van deze onderwijsvorm in de betrokken afdeling regelmatig zijn ingeschreven, vermenigvuldigd met een coëfficiënt 3,2 tot 20 leerlingen inbegrepen en 1,4 voor elke bijkomende leerling;11° voor het beroepsonderwijs van groep B wordt het aantal leerlingen die op 30 september van het schooljaar 1996-1997 in de tweede graad van deze onderwijsvorm in de betrokken afdeling regelmatig zijn ingeschreven, vermenigvuldigd met een coëfficiënt 4,1 tot 20 leerlingen inbegrepen en 3,3 voor elke bijkomende leerling;12° voor het beroepsonderwijs van groep A wordt het aantal leerlingen die op 30 september van het schooljaar 1996-1997 in de derde graad van deze onderwijsvorm in de betrokken afdeling regelmatig zijn ingeschreven, met uitzondering van het na de derde graad ingerichte en met het oog op het verkrijgen van het eindgetuigschrift van het hoger secundair onderwijs bezochte zevende jaar van het beroepsonderwijs, vermenigvuldigd met een coëfficiënt 3,2 tot 20 leerlingen inbegrepen en 1,4 voor elke bijkomende leerling;13° voor het beroepsonderwijs van groep B wordt het aantal leerlingen die op 30 september van het schooljaar 1996-1997 in de derde graad van deze onderwijsvorm in de betrokken afdeling regelmatig zijn ingeschreven, met uitzondering van het na de derde graad ingerichte en met het oog op het verkrijgen van het eindgetuigschrift van het hoger secundair onderwijs bezochte zevende jaar van het beroepsonderwijs, vermenigvuldigd met een coëfficiënt 4,1 tot 20 leerlingen inbegrepen en 3,3 voor elke bijkomende leerling;14° voor het na de derde graad ingerichte en met het oog op het verkrijgen van het eindgetuigschrift van het hoger secundair onderwijs van groep A en van groep B bezochte zevende jaar van het beroepsonderwijs, wordt het aantal leerlingen die op 30 september van het schooljaar 1996-1997 in dit studiejaar in de betrokken afdeling regelmatig zijn ingeschreven, vermenigvuldigd met een coëfficiënt 3,8 tot 20 leerlingen inbegrepen en 3,3 voor elke bijkomende leerling; Afdeling 4. - Vastlegging van het lestijdenpakket en organisatie van

cursussen in de voortgezette schoolopleiding

Art. 4.1. De instituten voor voortgezette schoolopleiding verkrijgen elk schooljaar een lestijdenpakket dat gelijk is aan het lestijdenpakket van het schooljaar 1996-1997. In het kader van de beschikbare begrotingsmiddelen kan de Regering dit lestijdenpakket met een bepaalde percentage verhogen dat voor alle instituten gelijk moet zijn en 10 % niet mag overschrijden.

De overdracht van een lestijdenpakket tussen verscheidene instituten voor voortgezette schoolopleiding is toegelaten. 2. Dankzij dit lestijdenpakket kunnen de instituten voor voortgezette schoolopleiding cursussen organiseren, die ten minste door 8 leerlingen moeten worden bezocht.Indien cursussen die zich over meerdere jaren uitstrekken minder dan 8 leerlingen tellen, moeten de verscheidene leerjaren samengevoegd worden, totdat de norm van 8 leerlingen bereikt wordt. Cursussen die ten minste één jaar duren of eerste jaren van cursussen die zich over meerdere jaren uitstrekken, moeten ten minste 8 leerlingen tellen.

De Regering kan bepalen dat cursussen op het technisch-industrieel gebied van deze norm kunnen afwijken.

Indien een instituut voor voortgezette schoolopleiding een cursus wil openen dat binnen dezelfde geografische zone al door een ander instituut wordt aangeboden, hoeft het instituut een vergunning van de Regering te krijgen, ongeacht de bepalingen betreffende de schepping van cursussen.

Indien hetzelfde cursus binnen dezelfde geografische zone al in meer dan één instituut voor voortgezette schoolopleiding wordt aangeboden, kan de Regering - na overleg met de betrokken instituten - beslissen het cursus in één of meerdere instituten niet meer te organiseren of te subsidiëren, ongeacht de bepalingen betreffende de schepping van cursussen.

De in het vierde lid bedoelde beslissing is onderworpen aan de criteria die vastgelegd werden om te vermijden dat verscheidene studiejaren samengevoegd worden met het oog op het bereiken van de normen inzake schoolbevolking, om de voorkeur te geven aan de tewerkstelling van volledige of gedeeltelijke werkloze leraren, om het gebruik van de meest moderne leermiddelen te bevorderen die de technische en pedagogische mogelijkheden van de nieuwe media toepassen, om eerder de cursussen in samenwerking met andere inrichtende machten van opleidingen te verkiezen, en om een specialisatie van de aangeboden cursussen te bereiken dankzij eensgezinde instituten.

Behoudens de bepalingen van 1 zijn de cursussen van een leerjaar die door ten minste 16 leerlingen bezoekt worden, aan de bepalingen van het vierde lid niet onderworpen. 3. Cursussen omvatten 20, 40, 80, 120, 160, 200 of 240 lestijden per jaar.4. Het koninklijk besluit n.461 van 17 september 1986 houdende het rationalisatie- en programmatieplan van het onderwijs voor sociale promotie, gewijzigd bij het decreet van 27 juni 1990, wordt opgeheven. Afdeling 5. - Opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand

Art. 5.Artikel 2 van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's wordt door de volgende bepaling aangevuld : « De Regering kan de toepassing van dit decreet tot de beroepen uitbreiden die door haar, op advies van het instituut en van de subregionale tewerkstellingsdienst, bepaald worden. » Afdeling 6. - Organisatie van de beroepsopleiding en tewerkstelling

Art. 6.Artikel 4, 2, lid 1, 1° van het decreet van 19 december 1988 houdende organisatie van de beroepsopleiding, gewijzigd bij het decreet van 29 juni 1992, wordt opgeheven.

Art. 7.1. Artikel 5, lid 1 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 29 juni 1992, wordt gewijzigd als volgt: a) in punt 2° wordt de passus « alsmede de vastlegging van hun statuut » geschrapt;b) punt 6° wordt vervangen als volgt : « 6° de vastlegging van het personeel dat noodzakelijk is om de gemeenschappelijke taken van het Gewest en de Gemeenschap uit te voeren.» 2 - Hetzelfde artikel wordt met volgend lid aangevuld : « Bovendien moeten de statuten van de instelling erin voorzien dat de bepalingen van het statuut van het personeel die de instelling eigen zijn, alsmede haar personeelsformatie door de Waalse Regering worden vastgelegd mits voorafgaand akkoord van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap. »

Art. 8.Artikel 9, lid 1 van hetzelfde decreet wordt aangevuld als volgt : « Het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap kan worden vervangen door het voorafgaand akkoord van de Regering over het besluit van de Regering van het Waalse Gewest, indien de statuten van het organisme van openbaar nut erin voorzien. »

Art. 9.Na artikel 7 van het decreet van 25 juni 1991 houdende ondersteuning van maatregelen tot bevordering van de werkgelegenheid wordt een artikel 7bis ingevoegd dat luidt als volgt : «

Artikel 7bis.1. De Regering van de Duitstalige Gemeenschap kan de erkende instellingen voor schuldbemiddeling, bedoeld in artikel 3, 2° van het decreet van 29 april 1996 betreffende de schuldbemiddeling en de afbetaling van schulden, toelagen toekennen voor de personeelskosten van het aangestelde administratieve en coördinatiepersoneel, toelagen waarvan het bedrag beperkt wordt door de middelen die ter beschikking van de Duitstalige Gemeenschap worden gesteld door andere officiële instanties in het kader van maatregelen tot bevordering van de werkgelegenheid. 2. Als personeelskosten waarvoor toelagen kunnen worden toegekend, gelden het brutobedrag van de wedde, het vakantiegeld, de eindejaarspremie besloten in het midden van het bevoegde paritaire Comité en de verzekering tegen ongevallen voor de aangestelde personeelsleden die een technisch-administratieve of coördinatiefunctie uitoefenen, alsmede de bijdragen die de werkgever in toepassing van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid van de werknemers moet betalen.3. Om toelagen voor de personeelskosten van het administratieve en coördinatiepersoneel te mogen bekomen, moeten de door de werkgever opgestelde classificering van het administratieve en coördinatiepersoneel alsmede het daaruit resulterend minimaal bedrag van de wedden aan de richtlijnen van het bevoegde paritaire Comité beantwoorden.4. De Regering van de Duitstalige Gemeenschap bepaalt de aard van de documenten die met het oog op de toekenning van en het toezicht op de aanwending van de toelagen moeten worden ingediend, de termijnen om deze documenten in te dienen, de voorwaarden voor de toekenning van voorschotten, alsmede de voorwaarden waaronder een jaarlijkse toelage voor meer dan één lid van het administratieve en coördinatiepersoneel per vereniging mag worden toegekend.» HOOFDSTUK II. - Cultuur Afdeling 1. - Openbare bibliotheken

Art. 10.Artikel 20 van het decreet van 15 juni 1994 over de openbare bibliotheken wordt met volgend lid aangevuld: « De Regering kan dit percentage tot maximaal 75% verhogen voor de categorieën II en III en tot maximaal 85 % voor de categorie I. »

Art. 11.In artikel 22 van hetzelfde decreet wordt het getal « 70 » door het getal « 90 » vervangen. Afdeling 2. - Toerisme

Art. 12.1. In artikel 4, 1° van het reglementair besluit van 16 juni 1980 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder verenigingen voor vreemdelingenverkeer of voor toerisme van het Duitse taalgebied worden erkend en werkingstoelagen kunnen bekomen, wordt het percentage « 50 % » door het percentage « 15 % » vervangen. 2. Artikel 4, 2° van hetzelfde besluit wordt door de volgende bepaling vervangen : « 2° een werkingstoelage voor de V.V.V.-kantoren, die 60% van de beschikbare middelen niet mag overschrijden; deze toelage wordt berekend op basis van de openingsuren, van het aantal en de kwalificatie van de personeelsleden alsmede van de geleverde prestaties; 3° een toelage voor de organisatie en de uitvoering van toeristische manifestaties en animaties, die 25 % van de beschikbare middelen niet mag overschrijden;deze toelage wordt berekend op basis van het aantal manifestaties en activiteiten rekening houdend met het feit dat zij in eigen regie of in samenwerking met andere organisaties worden uitgevoerd. »

Art. 13.Artikel 6, 1 van het decreet van 23 november 1992 betreffende de vakantiewoningen wordt aangevuld met een vierde alinea dat luidt als volgt : « Die premie moet overeenkomstig de door de Regering vastgelegde modaliteiten binnen de 10 jaar na de uitbetaling ervan of na de uitbetaling van de laatste schijf ervan terugbetaald worden. Die bepaling is toepasselijk op de projekten waarvoor de subsidiëringsaanvraag na 31 maart 1997 werd ingediend. » Afdeling 3. - Wijziging van de wet van 6 februari 1987 betreffende de

radiodistributie- en teledistributienetten en betreffende de handelspubliciteit op radio en televisie

Art. 14.Artikel 12, 2 van de wet van 6 februari 1987 betreffende de radiodistributie- en teledistributienetten en betreffende de handelspubliciteit op radio en televisie wordt opgeheven. Afdeling 4. - Oprichting van een begrotingsfonds ten einde de

schepping van audiovisuele, geluids- en multimediale werken te bevorderen

Art. 15.Er wordt in de Duitstalige Gemeenschap een begrotingsfonds opgericht ten einde de oprichting van audiovisuele, geluids- en multimediale werken te bevorderen.

Het fonds is een begrotingsfonds in de zin van artikel 45 van de wetgeving op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd door het koninklijk besluit van 17 juli 1991.

Art. 16.Het fonds kan, voor zover zij wegens hun specificiteit niet eerder onder een ander begrotingsfonds moeten worden ingeschreven, over ontvangsten beschikken die voortvloeien uit : 1° retributies die door de Duitstalige Gemeenschap worden geheven voor de verhuur van elk werk, van gereedschap of van infrastructuur in de mediasector;2° vergoedingen die de Duitstalige Gemeenschap int met toepassing van artikel 58, 2 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten;3° taksen die betaald worden zijdens de door de Duitstalige Gemeenschap erkende maatschappijen voor kabeltelevisie.

Art. 17.De middelen van het Fonds worden gebruikt met name om coproducties te realiseren en de schepping van audiovisuele, geluids- en multimediale werken te bevorderen.

Art. 18.De Regering wijst een rekenplichtige aan die jaarlijks een verslag uitbrengt over de situatie van de rekeningen.

Jaarlijks in de loop van de maand mei dient de Regering een activiteitsverslag bij de Raad in over de verschillende ontvangsten en uitgaven van het Fonds en over de bevorderde initiatieven en de toegepaste subsidiëringscriteria. Afdeling 5. - Jeugd

Art. 19.« Artikel 3 van het reglementair besluit van 3 juli 1978 betreffende de erkennings- en subsidiëringscriteria voor de jeugdorganisaties en jeugdcentra in het Duitstalige taalgebied wordt aangevuld met een 4 dat luidt als volgt : « 4. Verenigingen die aan de bijzondere voorwaarden opgenomen in 2 niet voldoen, waarvan het doeleinde echter erin bestaat : jongeren de toegang tot de cultuur, de opleiding en de vrijetijdsbesteding te vergemakkelijken, de mobiliteit van de jongenlui te bevorderen zodat zij meer aan het Europees leven deelnemen, hen er beter van bewust te maken dat zij een gemeenschappelijke Europese identiteit hebben en hen in staat te stellen om de sociale en culturele diversiteit in Europa beter te begrijpen; of bij de jongeren belangstelling te wekken voor de culturele uitdrukkingsvormen en jonge kunstenaars een andere mogelijkheid aan te bieden openbaar op te treden, kunnen ook als organisaties van de Duitstalige jeugd worden erkend. » HOOFDSTUK III. - Gezin en sociale aangelegenheden Afdeling 1. - Openbare centra voor maatschappelijk welzijn

Art. 20.Artikel 56, 2 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2 - De raad voor maatschappelijk welzijn kan ook het personeel in dienst nemen dat noodzakelijk is om dringende en onvoorzienbare taken te vervullen. Die aanwerving kan ook buiten de perken van de personeelsformatie gebeuren. » Afdeling 2. - Jeugdbijstand

Art. 21.In artikel 19 van het decreet van 20 maart 1995 over jeugdbijstand wordt tussen lid 1 en lid 2 volgend lid ingevoegd : « De Regering kan, in het kader van een verdrag, natuurlijke of rechtspersonen met de opdrachten van de dienst voor jeugdbijstand belasten. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op deze personen. »

Art. 22.In artikel 26, 1 van hetzelfde decreet wordt tussen lid 1 en lid 2 volgend lid ingevoegd : « De Regering kan, in het kader van een verdrag, natuurlijke of rechtspersonen met de opdrachten van de dienst voor gerechtelijke jeugdbijstand belasten. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op deze personen. » In artikel 26, 1, lid 2, dat het derde lid wordt, wordt de passus « artikel 19, lid 2 » door de passus « artikel 19, lid 3 » vervangen.

Art. 23.1. In artikel 27, 3 van hetzelfde decreet worden de woorden « maximumduur van zeven dagen » door de woorden « maximumduur van vijftien dagen » en de woorden « na drie dagen » door de woorden « na zeven dagen » vervangen. 2. In artikel 27 van hetzelfde decreet wordt een 4 ingevoegd dat luidt als volgt : « 4.In afwijking van 1 kan de jeugdrechtbank in volgende gevallen direct door een procureur des Konings met jeugdzaken worden gelast : 1° als een meerderjarige wordt verdacht een als misdrijf omschreven feit tegen een jongere te hebben gepleegd en een maatregel tot bescherming van deze jongere noodzakelijk blijkt;2° als de jeugdrechtbank op grond van dit decreet of van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming al gelast is met jeugdzaken en de procureur des Konings een maatregel voor een andere jongere behorend tot hetzelfde gezin noodzakelijk acht; 3° als een maatregel genomen t.a.v. een jongere sinds minder dan één jaar bij de jeugdrechtbank is beëindigd en een nieuwe maatregel voor dezelfde jongere noodzakelijk blijkt. »

Art. 24.Artikel 28 van hetzelfde decreet wordt aangevuld als volgt : « 13° de jongere voor ten hoogste twee jaar slechts aan één der ouders toevertrouwen. »

Art. 25.In artikel 30, lid 2 van hetzelfde decreet worden de woorden « en 12°" door de woorden « 12° en 13° » vervangen.

Art. 26.In hetzelfde decreet wordt een artikel 32bis ingevoegd dat luidt als volgt : «

Artikel 32bis.Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen en onder de door haar vastgelegde modaliteiten kan de Regering de financiering en de voorwaarden waaronder de in artikel 32 bedoelde personen hun opdrachten vervullen, in een beheerscontract vastleggen. »

Art. 27.De inleidende passus van artikel 37, lid 1 van hetzelfde decreet wordt door volgende passus vervangen: « Onverminderd de toepassing van artikel 32bis stelt de Regering de voorwaarden vast ». HOOFDSTUK IV. - Kijk- en luistergeld

Art. 28.Overeenkomstig artikel 5bis, 5, lid 1 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten wordt de Regering ertoe gemachtigd om, volgens de door haar vastgelegde procedurevoorschriften, voor de heffing van het kijk- en luistergeld te zorgen die de Duitstalige Gemeenschap moet laten doorvoeren. HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding

Art. 29.Behoudens tegenstrijdige bepalingen treedt dit decreet in werking op de dag waarop het bekendgemaakt wordt.

Art. 30.De Regering legt de datum vast waarop de artikels 6 en 7 in werking treden en maakt desgevallend een overeenstemming mogelijk met de datum waarop de gelijksoortige voorschriften van het Waalse Gewest in werking treden.

Art. 31.De artikels 1 en 2 hebben uitwerking met ingang van 2 september 1996.

De artikels 3 en 4 treden in werking op de eerste schooldag van het schooljaar 1997-1998.

Artikel 28 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997.

Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.

Eupen, op 20 mei 1997.

J. MARAITE De Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Minister van Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport en Toerisme K.-H. LAMBERTZ De Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden W. SCHR[fv]SDDER De Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen

^