Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 24 november 2022
gepubliceerd op 08 december 2022

Omzendbrief GPI 100 betreffende het gebruik van geweld tegen leden van de Geïntegreerde Politie

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken federale overheidsdienst justitie
numac
2022042924
pub.
08/12/2022
prom.
24/11/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE


24 NOVEMBER 2022. - Omzendbrief GPI 100 betreffende het gebruik van geweld tegen leden van de Geïntegreerde Politie


Aan de Dames en Heren Provinciegouverneurs, Aan Mevrouw de Hoge Ambtenaar belast met de uitoefening van bevoegdheden van de Brusselse Agglomeratie, Aan de Dames en Heren Burgemeesters, Aan de Dames en Heren Voorzitters van de Politiecolleges, Aan de Dames en Heren Korpschefs van de Lokale Politie, Aan de Heer Commissaris-generaal van de Federale Politie, Aan de Heer Inspecteur-generaal van de Algemene inspectie van de Federale Politie en de Lokale Politie, Ter informatie: Aan de Heer Directeur-generaal van de Algemene Directie Veiligheid en Preventie, Aan de Heer Voorzitter van de Vaste Commissie van de Lokale Politie, Aan de Heer Voorzitter van het College van procureurs-generaal, Aan Mevrouw de Voorzitster van het Comité P, Aan de Heer Voorzitter van het Controleorgaan op de politionele informatie, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Mevrouw de Hoge Ambtenaar, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw, Mijnheer de Voorzitter, Mevrouw, Mijnheer de Korpschef, Mijnheer de Commissaris-generaal, Mijnheer de Inspecteur-generaal, Dames, Heren, Context Geweldsincidenten tegen politiemensen vereisen een bijzondere aandacht van zowel de politie zelf, de beleidsverantwoordelijken, de syndicale organisaties, de media en de burgers.

Deze feiten van geweld vinden te vaak plaats. Het is dan ook van het grootste belang dat eenieder in onze maatschappij haar of zijn verantwoordelijkheid neemt om het geweld een halt toe te roepen. Deze feiten kunnen niet getolereerd worden en de daders van dergelijke feiten moeten vervolgd en gestraft worden. Tegelijkertijd neemt de politieorganisatie de nodige maatregelen om dit geweld te vermijden en de slachtoffers zo goed mogelijk op te vangen en te begeleiden.

Met deze omzendbrief maken we werk van een integraal beleid en aanpak van het geweld tegen politiemensen.

Deze omzendbrief heeft concreet als doelstelling: * De ontwikkeling van een beleid inzake de uitvoering van politiewerk waarbij alles in het werk wordt gesteld om geweld tegen politiemensen te voorkomen; * Dat iedere politiemedewerker op uniforme en gelijke wijze wordt ondersteund, passende zorg en opvolging aangeboden krijgt en naar behoren wordt begeleid; * Nogmaals te bevestigen dat geweld tegen politiemensen nooit getolereerd kan worden en er altijd een passend gevolg aan moet worden gegeven; * Dat geweld tegen politiemensen altijd moet worden gemeld en geregistreerd; * Dat de materiële en morele schade maximaal wordt vergoed overeenkomstig de artikelen 52 en 53 van de wet op het politieambt (WPA); * Dat de schade daarna zoveel als mogelijk kan worden verhaald op de aansprakelijke derde, eventueel door de overheid.

De aanpak van geweld tegen politiemensen berust op verschillende pijlers: de preventie, de begeleiding van de personeelsleden en hun familie, het strafrechtelijke en burgerrechtelijke aspect en de administratieve procedures die opgestart kunnen worden.

De preventie betreft een eerste belangrijke pijler. Een essentiële rol is hierbij weggelegd voor risicoanalyses, een kwaliteitsvolle opleiding en training en een doeltreffende (beschermings)uitrusting om de gevolgen van geweld tegen politiemensen te vermijden.

De registratie en melding van de feiten, de monitoring van de gegevens en de mededeling ervan aan de verschillende belanghebbende partijen maken ook deel uit van de preventie aangezien dit toelaat om de genomen preventiemaatregelen bij te sturen.

Een adequate en menselijke begeleiding van elke politiemedewerker betreft een tweede belangrijke pijler. Slachtoffers van geweld moeten kunnen rekenen op psychologische begeleiding en moeten vervolgens de nodige ondersteuning krijgen om wegwijs te geraken in de administratieve, strafrechtelijke/burgerrechtelijke en de financiële procedures die in bijlage 5 bij deze omzendbrief worden beschreven en om hun rechten te doen gelden. Het is evenzeer van belang dat partners en familieleden van slachtoffers door de politieorganisatie geholpen worden bij de afhandeling van feiten van geweld.

Een kwaliteitsvolle begeleiding is nodig op verschillende vlakken waaronder de registratie en melding van feiten van geweld, preventie, de psychosociale hulp, de strafrechtelijke procedure met klachtneerlegging en burgerlijke partijstelling, de procedure arbeidsongeval met erkenning en terugbetaling van kosten, de juridische en financiële bijstand, de begeleiding van de familie bij de afwikkeling van het dossier en, in overleg met het personeelslid, de re-integratie met mogelijkheid tot herplaatsing na een langdurige afwezigheid.

De commissaris-generaal, de directeurs-generaal bij de Federale Politie en de korpschefs van de zones van de Lokale Politie, hierna de leidinggevenden genoemd, hebben een cruciale rol. We verwachten van hen dat zij de nodige maatregelen nemen opdat bij elk geweldsfeit tegen een politiemedewerker rekening wordt gehouden met alle verschillende aspecten die deze omzendbrief belicht. We verwachten van hen dat zij personeelsleden die geconfronteerd werden met geweld ondersteunen om de soms complexe dossiers tot een goed einde te brengen. Hoe beter de personeelsleden begeleid worden, des te groter de kans dat zij, voor zover mogelijk, in de beste omstandigheden het werk kunnen hervatten. Hiervoor moedigen wij de politiezones aan om een afdoende verzekering af te sluiten om bijvoorbeeld de mogelijke insolvabiliteit van de dader of de kosten die niet worden gedekt in het kader van de arbeidsongevallenprocedure te dekken.

Uitgebreide toelichting bij de verschillende procedures staat ter beschikking van alle leden van de Geïntegreerde Politie op een interne website "Geweld tegen personeelsleden van de politie" op Wikipol.

I. Definitie en toepassingsgebied Onder geweld wordt verstaan: een situatie die voor de leden van de Geïntegreerde Politie schadelijke gevolgen veroorzaakt, psychisch of fysiek, of voor hun goederen. Eén enkel voorval volstaat om als geweld te worden beschouwd. Deze omzendbrief heeft enkel betrekking op gewelddaden die door een derde worden gepleegd en verband houden met de uitoefening van de functie binnen de Geïntegreerde Politie. Het gaat om agressie tijdens de uitoefening van de functie of omdat men lid is van de Geïntegreerde Politie.

Deze omzendbrief is van toepassing op alle leden van de Geïntegreerde Politie en gaat over alle vormen van geweld die het overlijden van het slachtoffer niet tot gevolg hebben.

Om een kwaliteitsvolle opvang te bevorderen en het personeelslid dat het slachtoffer is van geweld daadwerkelijk steun te bieden, worden de uren die besteed worden aan de geïnstitutionaliseerde begeleidingszorgen met betrekking tot de professionele risico's (1), aan de raadplegingen in het kader van de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 sluiten inzake het welzijn op het werk (2) (welzijnswet), aan de burgerlijke partijstelling (3) en aan de prestaties in het kader van de rechtshulp, in aanmerking genomen voor de berekening van de dienstprestaties voor de werkelijke duur.

Bovendien mag het personeelslid de tijd meetellen die het heeft besteed aan de voorbereiding van zijn verdediging (werkelijke uren), met inbegrip van de tijd die het heeft besteed aan overleg met zijn advocaat. De in dit verband aangerekende uren moeten redelijk zijn en in verhouding staan tot de omvang van het betrokken dossier.

De leidinggevenden zorgen er bovendien voor dat de rechten en het welzijn van politiemensen die het slachtoffer zijn van geweld, gewaarborgd worden.

II. Preventie 1. Goede registratie Een doeltreffende preventie en aanpak van geweld tegen politiemensen steunt op een correcte beeldvorming van het fenomeen.Registratie is hiervoor van het grootste belang.

De leidinggevenden dienen hun personeelsleden daarom op te leggen om alle feiten van geweld tegen politiemensen correct te registreren in de programma's die daarvoor voorzien zijn. Deze feiten moeten tevens vastgelegd worden in processen-verbaal met duidelijke vermelding van gewelddaden tegen een politiemedewerker. Er moet een kwaliteitscontrole van de in dit verband opgestelde pv's worden ingevoerd om ervoor te zorgen dat de informatie concreet, correct en volledig is.

En dit naast de specifieke meldingsverplichting zoals voorzien in de GPI 62 van 14 februari 2008 betreffende de bewapening van de Geïntegreerde Politie, gestructureerd op twee niveaus, met het daarin gemaakte onderscheid naar finaliteit van de melding.

Personeelsleden die het slachtoffer zijn van gewelddaden hebben ook de mogelijkheid om hun werkgever anoniem te informeren over de feiten waarvan ze het slachtoffer zijn via het register van feiten van derden. Deze registratie stelt de werkgever in staat om de meest geschikte preventiemaatregelen te nemen om feiten van geweld te beperken.

Via de tool MISI wordt een algemeen beeld en een monitoring van het fenomeen tot stand gebracht. MISI is een registratietool, geïntegreerd in ISLP en FEEDIS, waarmee geweld tegen politiemensen snel en gemakkelijk kan worden geregistreerd. Een regelmatige evaluatie van dit algemeen beeld laat toe om de aanpak van geweld, indien nodig, bij te sturen.

Het is ook belangrijk dat de gemonitorde cijfers duidelijk en structureel worden meegedeeld aan de verschillende overheden, zodat zij op de hoogte blijven van het algemeen beeld en de ontwikkeling van de situatie. Aan de representatieve vakorganisaties moet op eenzelfde wijze worden voorzien in een structurele mededeling van de gemonitorde cijfers en van de voorgenomen maatregelen. Om een uniforme aanpak en opvolging te garanderen, zal deze mededeling plaatsvinden in het kader van het Hoog Overlegcomité van de politiediensten. 2. Preventiemaatregelen Preventie is één van de belangrijkste pijlers van onze integrale aanpak van feiten van geweld tegen politiemensen.De risicoanalyses en een kwaliteitsvolle opleiding en training vormen daarbij de fundamenten, evenals een adequate (beschermings)uitrusting. Hoe beter de personeelsleden geïnformeerd, voorbereid en opgeleid zijn, hoe beter zij in staat zullen zijn om mogelijke incidenten te voorzien en te voorkomen.

Tegelijkertijd moet de nadruk worden gelegd op de invoering van een proactieve screening van media en sociale media en op de gepaste afhandeling van `valse' klachten die als geweld tegen politiemensen kunnen worden beschouwd, onverminderd de naleving van de voorwaarden van artikel 52 van de WPA met betrekking tot louter morele schade.

De werkgever (4) is verantwoordelijk voor de veiligheid en het welzijn van zijn werknemers en de politie zorgt hier voor continuïteit. In dat verband stellen de leidinggevenden alles in het werk opdat alle personeelsleden de nodige opleidingen en trainingen volgen zodat zij de nodige interventietechnieken en -tactieken aangeleerd hebben om zo goed mogelijk en professioneel om te gaan met feiten van geweld of moeilijke situaties. Dit staat reeds vermeld in meerdere omzendbrieven waaronder de GPI 48 van 17 maart 2006 betreffende de opleiding en training in geweldbeheersing voor de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten en de GPI 62 van 14 februari 2008 betreffende de bewapening van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus.

Om gewelddaden tegen politiemensen te voorkomen, zal bovendien bijzondere aandacht worden besteed aan communicatietechnieken van de-escalatie die het escaleren van conflicten kunnen voorkomen of oplossen, in het bijzonder met oog het op bepaalde maatschappelijke doelgroepen zoals jongeren. Het aanleren van die technieken zal worden geïntegreerd in de verschillende basisopleidingen of opleidingen geweldbeheersing. Deze concepten zullen ook worden opgenomen in de verschillende handboeken met interventietechnieken en -tactieken.

Er zal rekening worden gehouden met de feedback van de personeelsleden over de kwaliteit van de verstrekte opleidingen om de relevantie ervan te verbeteren.

De leidinggevenden nemen ook de nodige maatregelen opdat de noodzakelijke beschermingsuitrusting ter beschikking staat en opdat de passende opleidingen en opfrissingscursussen gevolgd kunnen worden.

Wat preventie betreft, bekijken we verder welke technologische hulpmiddelen en (beschermings)uitrusting, zoals bijvoorbeeld bodycams en stroomstootwapens, kunnen bijdragen aan een doeltreffende bescherming van de politiemensen op het terrein. Gewelddaden tegen politiemensen filmen met een bodycam bijvoorbeeld, kan een ontradend effect hebben. Tegelijkertijd zijn deze beelden van belang voor de strafrechtelijke procedure.

Leidinggevenden moeten bij elke opdracht rekening houden met de mogelijkheid dat geweld wordt gepleegd tegen hun personeelsleden. Zij zullen dit opnemen in de operationele risicoanalyses en hun personeelsleden voldoende inlichten omtrent de bestaande risico's, de eventuele preventiemaatregelen die eruit voorvloeien en omtrent de technieken om zo veel als mogelijk de gevolgen van geweld te vermijden. Het beschermen van de identiteit van de personeelsleden is één van de technieken die kan aangewend worden om wraakacties door mensen die gearresteerd werden, te vermijden.

Het basisprincipe is dat alle leden van het operationeel kader steeds moeten kunnen geïdentificeerd worden als zij in functie zijn. Artikel 41 van de WPA verleent echter de mogelijkheid aan de korpschef, de commissaris-generaal, de directeur-generaal of zijn afgevaardigde om bij bepaalde interventies te beslissen het naamplaatje te vervangen door het interventienummer (5). Elke werkgever bepaalt in hoeverre deze mogelijkheid kan toegepast worden, rekening houdend met de situatie op het terrein.

Ter ondersteuning hiervan werd daarenboven bepaald dat, onverminderd artikel 47bis, § 1, 3) van het Wetboek van Strafvordering, de naam of namen van de leden van het operationeel kader niet vermeld zullen staan in de in dit kader opgestelde aanvankelijke processen-verbaal of ieder ander document in het kader van een gerechtelijke procedure.

Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar de bijlagen van het dossier.

III. De begeleiding van politiemensen die het slachtoffer zijn van geweld 1. Psychosociale bijstand en opvang van het slachtoffer en de familieleden (bijlage 1) Bij een geval van agressie is de werkgever verantwoordelijk voor de psychosociale opvang van het getroffen personeelslid.De psychosociale opvang moet daarbij op maat zijn van het personeelslid en van haar of zijn familieleden. Wij wijzen op de cruciale rol van de leidinggevende die verantwoordelijk is voor de eerste opvang van het slachtoffer. Het personeelslid dat het slachtoffer is van geweld moet eerst en vooral als slachtoffer worden beschouwd. Er moet eerst gezorgd worden voor psychosociale opvang, wat voorrang heeft op alle andere aspecten (verhoor, ...). De leidinggevenden waken erover dat de rechten en het welzijn van de personeelsleden gewaarborgd zijn.

In geval van een schietincident of gebruik van dwangmiddelen moeten de hierboven beschreven rechten van de personeelsleden tevens worden gewaarborgd.

Artikel 32quinquies van de welzijnswet bepaalt dat de werkgever erover moet waken dat werknemers die het slachtoffer zijn van een daad van geweld, gepleegd door een derde, een passende psychologische ondersteuning krijgen van gespecialiseerde diensten of instellingen.

De werkgever draagt hiervan de kosten, onverminderd de toepassing van andere wettelijke bepalingen. Hij zorgt ervoor dat de personeelsleden zich daadwerkelijk kunnen wenden tot gespecialiseerde en adequate diensten en instellingen. Indien nodig, organiseert hij samenwerkingsverbanden met externe partners. Hij zorgt er ook voor dat de externe herverzekeringcontracten de nodige dekking bieden, ook voor uitgebreidere psychosociale bijstand. De afgesloten externe herverzekeringscontracten worden voorgelegd aan het bevoegde overlegcomité.

Duidelijke procedures in dit verband worden aan alle personeelsleden gecommuniceerd.

Om in dit domein ondersteuning te kunnen bieden, vindt u in de bijlage 1 een niet-limitatieve lijst van personen, stressteams, maatschappelijke cellen, verantwoordelijken voor politionele slachtofferbejegening, enz. 2. Contactpersonen "feiten van geweld" Een goede begeleiding en ondersteuning van personeelsleden die slachtoffer werden van een geweldsincident, draagt ertoe bij dat de impact op psychosociaal, administratief en financieel vlak relatief beperkt kan blijven.De eindverantwoordelijkheid van deze begeleiding ligt bij de werkgever.

Daartoe stellen de leidinggevenden binnen de HR-dienst van elke lokale politiezone en federale entiteit één of meerdere contactpersonen "feiten van geweld" aan. Deze contactpersonen maken zich de procedures eigen die zijn vermeld in deze omzendbrief en op de interne website.

Zij maken slachtoffers, hun partners en familieleden wegwijs in de administratieve procedures en begeleiden en informeren hen in alle fases ervan.

De hiërarchie neemt de nodige maatregelen opdat de contactpersonen `feiten van geweld" over actuele informatie over de te volgen procedures in geval van geweld tegen politiemensen beschikken en dat zij de nodige opleidingen kunnen volgen om op de hoogte te blijven.

De HR- of andere relevante netwerken bespreken op regelmatige tijdstippen de procedures vermeld in deze omzendbrief en wisselen goede praktijken uit. Deze goede praktijken en andere nuttige informatie die uit deze netwerken naar voren komt, worden op de interne website geplaatst. 3. Rol van de vakorganisaties De vakorganisaties kunnen eveneens ondersteuning bieden aan de personeelsleden die hen op de hoogte brengen van een tegen hen gepleegde gewelddaad. Hoewel de werkgever de eindverantwoordelijkheid draagt om maatregelen te treffen die een gepaste begeleiding en ondersteuning van personeelsleden die het slachtoffer zijn van gewelddaden garanderen, spreekt het voor zich dat de vakorganisaties de betrokken personeelsleden ook kunnen ondersteunen. Bijvoorbeeld door de nodige informatie te verstrekken, door indien nodig administratieve en juridische steun te bieden, door emotionele steun te bieden of door zich ervan te vergewissen dat de hiërarchische lijn haar ondersteunende rol volledig naar behoren heeft vervuld.

De vakorganisaties hebben in dit verband ook een belangrijke rol te spelen wanneer ze deelnemen aan het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW).

De deelname van de vertegenwoordigers van de vakorganisaties aan deze CPBW's, in de vorm van overlegcomités (HOC of BOC) binnen de Geïntegreerde Politie, stelt de afgevaardigden immers in staat om de problemen aan de hand van de ervaringen van de personeelsleden door te geven en de werkgever te verzoeken meer aandacht te besteden aan deze thema's.

In dit kader tenslotte kunnen de representatieve vakorganisaties de overheid verzoeken om een analyse van de situatie te maken en om maatregelen te nemen om soortgelijke risico's in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen (primaire, secundaire en tertiaire preventie).

Die maatregelen zullen vervolgens geëvalueerd en zo nodig aangepast worden.

Onafgezien van juridische, administratieve en menselijke ondersteuning, oefenen vakorganisaties alle bevoegdheden uit die hen door wettelijke bepalingen zijn toegekend. De overheid zal de nodige maatregelen nemen zodat de vakorganisaties kunnen deelnemen aan het CPBW en aldus hun syndicale prerogatieven kunnen uitoefenen conform de regelgeving.

IV. De strafrechtelijke gevolgen Gewelddaden tegen politiemensen kunnen in geen geval worden getolereerd en moeten krachtig worden bestreden door in te zetten op nultolerantie. Wie dergelijke gewelddaden pleegt, zal voor de strafrechtbank verschijnen.

De wetgever heeft een duidelijk signaal in die zin gegeven door strafverzwaringen op te nemen in het Strafwetboek voor geweld tegen politiemensen.

In dat kader heeft justitie ook de omzendbrief COL 10/2017 van het College van procureurs-generaal herzien, die op 24 november 2020 werd gepubliceerd. Deze omzendbrief bevat dwingendere richtlijnen, die voor het hele land gelden, voor de behandeling van gevallen van geweld tegen politiemensen.

Dit strikte vervolgingsbeleid is onder meer ontstaan ten gevolge van de terroristische dreiging en de potentiële doelwitten die politiemensen zijn geworden, maar ook als reactie op de toename van het aantal daden van agressie tegen onze politiemensen.

De procureurs-generaal zien erop toe dat deze nationale richtlijnen uniform worden toegepast en nageleefd, onder meer door de aanstelling van referentiemagistraten die ook als contactpersoon voor de politiediensten fungeren. De leidinggevenden en vakorganisaties kunnen zich bovendien richten tot de magistraten die de korpschefs van het Openbaar Ministerie hebben aangewezen.

Feiten van geweld tegen een of meerdere politiemensen worden dus strenger bestraft; het gaat om handelingen die kunnen leiden tot allerlei vormen van psychische, fysieke of materiële schade. Bij elk gebruik van geweld tegen een politiemedewerker, moet de leidinggevende erop toezien dat een proces-verbaal wordt opgesteld zoals voorzien door de COL 10/2017, herzien op 24 november 2020. De werkgever draagt de eindverantwoordelijkheid.

Pas dan kan justitie haar werk doen, de verdachten opsporen, oppakken en vervolgen.

In geval van geweld tegen politiemensen houdt het beleid een nultolerantie in. Enkel om uitzonderlijke redenen en na overleg met de referentiemagistraat van het parket-generaal kan een dossier met een sepot afgesloten worden.

Wie dergelijk geweld pleegt, zal voor de strafrechtbank verschijnen.

Bij voorkeur wordt snelrecht toegepast. De uitgesproken straffen zullen worden uitgevoerd.

Klacht neerleggen, nultolerantie en het respecteren van het principe om niet zonder gevolg te klasseren (6), geven aan de daders en aan de samenleving een duidelijk signaal dat dergelijke feiten onaanvaardbaar zijn.

V. De burgerlijke partijstelling (bijlage 2) 1. De overheid De minister van Binnenlandse Zaken neemt ook haar volle verantwoordelijkheid als bevoegde overheid en zal zich, in voorkomend geval, burgerlijke partij stellen als een personeelslid van de Federale Politie slachtoffer is van geweld.Deze burgerlijke partijstelling wordt vergemakkelijkt door een verklaring van `benadeelde persoon', overeenkomstig artikel 5bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering. De burgerlijke partijstelling kan plaatsvinden bij de onderzoeksrechter of nadien voor de onderzoeksgerechten of de vonnisgerechten.

Wij vragen de colleges van burgemeester en schepenen/de politiecolleges hetzelfde te doen bij procedures inzake geweld tegen leden van hun korps van Lokale Politie.

De burgerlijke partijstelling tegen de aansprakelijke derde versterkt de duidelijke boodschap dat dergelijke feiten onaanvaardbaar zijn en maakt het voor de werkgevers ook mogelijk om de door hen geleden schade te verhalen.

Bovendien wordt materiële schade in geval van geweld tegen personeelsleden door de werkgever vergoed overeenkomstig artikel 53 van de WPA. De desbetreffende kosten worden vervolgens zoveel mogelijk verhaald op de verantwoordelijke derde.

Het personeelslid dat slachtoffer is van geweld wordt ervan op de hoogte gebracht dat de overheid zich burgerlijke partij heeft gesteld. 2. Het personeelslid Overeenkomstig artikel 52 van de WPA en los van de stappen ondernomen door derden of een herverzekeringsonderneming, neemt de werkgever de nodige maatregelen en stelt hij de nodige middelen ter beschikking aan het personeelslid dat slachtoffer is van geweld, zodat deze zich burgerlijke partij kan stellen of een rechtsvordering kan instellen om zijn rechten te doen gelden. VI. De Commissie voor de erkenning van zware gewelddaden Het is belangrijk om in herinnering te brengen dat de politiemensen die slachtoffer zijn van ernstige gewelddaden in het kader van hun functie, integraal vergoed kunnen worden voor bepaalde kosten opgelopen na 17 mei 2019, zelfs indien deze kosten verbonden zijn aan een ernstige gewelddaad van voor deze datum. In dit geval worden de kosten terugbetaald tot hun reële kost, voor zover deze redelijk is.

Om de terugbetaling te ontvangen moeten de personeelsleden de erkenning van de feiten als `ernstige gewelddaden' bekomen door de erkenningscommissie. Daarenboven geldt de voorwaarde dat die kosten niet vergoed worden binnen een redelijke termijn op basis van een andere wetgevende of reglementaire bepaling.

De commissie voor de erkenning van ernstige gewelddaden is samengesteld uit een lid van de Federale Politie, een lid van de Lokale Politie en een arts van de medische dienst van de Federale Politie.

De procedure en de modaliteiten voor de aanvraag tot vergoeding van de kosten die het gevolg zijn van de ernstige gewelddaad, zijn opgenomen in de artikelen X.III.6bis en X.III.6ter van het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol).

VII. De administratieve procedures die moeten worden toegepast in geval van geweld tegen een politiemedewerker 1. De procedure voor de erkenning als arbeidsongeval (bijlage 3) De werkgever is verantwoordelijk voor de veiligheid en het welzijn van zijn werknemers.Een correcte aanpak van een feit van geweld kan, naast het starten van een strafrechtelijke procedure, ook inhouden dat een procedure arbeidsongeval wordt gestart.

De overheid of de hiertoe aangewezen dienst is bevoegd voor de juridische kwalificatie van een ongeval als arbeidsongeval. Zodra het ongeval als arbeidsongeval is erkend (juridische kwalificatie), wordt het dossier overgemaakt aan de gerechtelijk geneeskundige dienst (Medex), die overgaat tot de medische kwalificatie van het arbeidsongeval, wat een exclusieve bevoegdheid blijft van Medex. Op grond van de bepalingen van de GPI 70 van 30 juli 2012 betreffende de herverzekering voor de vergoeding voor arbeidsongevallen en de rol van de herverzekeringsondernemingen, heeft de herverzekeringsonderneming geen enkele bevoegdheid aangaande de juridische kwalificatie van een arbeidsongeval of met betrekking tot de bepaling van de medische aspecten van een juridisch erkend arbeidsongeval. Ze speelt een louter financiële rol en de leidinggevenden kunnen zich niet achter het advies van hun herverzekeringsonderneming verschuilen om hun weigering tot toekenning van bepaalde vergoedingen aan het personeelslid dat slachtoffer is van een arbeidsongeval, te rechtvaardigen.

De procedure voor Medex kan leiden tot kosten ten laste van het betrokken personeelslid (medische kosten, administratieve procedurekosten, ...). Deze kosten worden ofwel voorgeschoten door het personeelslid of een derde en geven aanleiding tot een terugbetaling, ofwel rechtstreeks gedragen door de overheid (bijvoorbeeld art.

X.III.36 RPPol).

De leidinggevenden zorgen hierbij voor maximale steun aan het getroffen personeelslid. De contactpersoon `feiten van geweld' maakt het getroffen personeelslid wegwijs in de procedure en regelgeving en volgt het dossier op.

In bijlage 3 worden de volgende aspecten inzake arbeidsongevallen toegelicht (zie ook bijlage 4 aangaande rechtsbijstand): - Aangifte; - Erkenning; - Tijdelijke arbeidsongeschiktheid; - Blijvende arbeidsongeschiktheid; - Schadeloosstelling; - Herziening; - Verergeringsbijslag; - Impact van de afwezigheden gelinkt aan een arbeidsongeval op het ziektecontingent. 2. Rechtshulp (bijlage 4) We vestigen ook de aandacht op het feit dat een politiemedewerker die slachtoffer is van een gewelddaad recht heeft op bijstand van een advocaat (art.52 van de WPA) om eventueel een procedure op te starten tot vergoeding van de geleden schade. De contactpersoon "feiten van geweld" licht het getroffen personeelslid hierover uitgebreid in en zorgt ervoor dat deze medewerker alle rechten ter zake kan laten gelden.

De aanvraag voor rechtshulp wordt ingediend door het personeelslid of door de persoon die hij schriftelijk heeft gemandateerd. In dit geval wordt het door het personeelslid ondertekende schriftelijke mandaat toegevoegd aan de aanvraag (7).

In het kader van de rechtshulp beschikt het personeelslid over een vrije keuze van advocaat. De overheid draagt de kosten van de rechtshulp, tenzij de honoraria en kosten van een gekozen advocaat duidelijk niet in verhouding staan tot de aard en de omvang van de zaak (8).

Wanneer het personeelslid van werkgever verandert nadat de feiten hebben plaatsgevonden waarvoor het rechtshulp vraagt, blijft de oorspronkelijke werkgever bevoegd voor de rechtshulp. Hetzelfde geldt wanneer een personeelslid met pensioen gaat, wanneer het ontslag neemt of om een andere reden de politie verlaat.

Ieder personeelslid dat voldoet aan de voorwaarden van het artikel 52 van de WPA heeft recht op rechtshulp, zonder een beslissing van een herverzekeringsonderneming te moeten afwachten. De verlening van rechtshulp kan niet worden uitgesteld op grond van het feit dat er een gerechtelijke procedure loopt of dat de vermeende dader niet voor het gerecht wordt gebracht.

Wat de politiezones betreft, is het college van burgemeester en schepenen of het politiecollege bevoegd om een beslissing te nemen over het verzoek om rechtshulp, niet de herverzekeringsonderneming. De herverzekeringsonderneming heeft enkel met de werkgever een contractuele relatie en niet met het personeelslid, dat dus als een derde ten opzichte van de herverzekeringsonderneming moet worden beschouwd. Bijgevolg mag de informatie die het personeelslid in het kader van zijn verzoek aan de bevoegde overheid heeft meegedeeld, niet aan de herverzekeringsonderneming worden doorgegeven, tenzij het personeelslid zijn formele schriftelijke toestemming heeft gegeven dat deze informatie aan de herverzekeringsonderneming wordt doorgegeven.

Ten slotte dient opgemerkt te worden dat indien de herverzekeringsonderneming weigert de kosten van rechtshulp op zich te nemen, het aan de politiezone is om deze kosten op zich te nemen indien aan de voorwaarden van artikel 52 van de WPA is voldaan.

Indien de rechtshulp werd toegekend maar naderhand uit de gerechtelijke beslissing blijkt dat dit onterecht is, kunnen de in dit verband gemaakte kosten van het personeelslid worden teruggevorderd overeenkomstig artikel 49 van de WPA. 3. Andere steun en vergoedingen (bijlage 5) Naast rechtshulp kunnen de leden van de Geïntegreerde Politie, in bepaalde gevallen en mits naleving van bepaalde voorwaarden, tevens een beroep doen op financiële hulp als de feiten waarvan ze slachtoffer zijn gekwalificeerd kunnen worden als opzettelijke gewelddaden en als de vergoeding voor de geleden schade ontoereikend is, bijvoorbeeld omdat de dader onbekend of onvermogend is.In dergelijk geval kan de Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders een financiële tussenkomt toekennen.

Het personeelslid kan bij deze procedure worden bijgestaan. Het kan hiervoor een beroep doen op de procedure voor rechtshulp.

Aan bepaalde categorieën van personen die wegens hun lichamelijke ongeschiktheid genoodzaakt zijn de dienst definitief te verlaten, wordt in vredestijd, bovenop de vergoedingen toegekend krachtens de wetgeving op de arbeidsongevallen of de vergoedingspensioenen, een (bijzondere) vergoeding voor morele schade toegekend.

De leidinggevenden en de contactpersonen "feiten van geweld" staan het slachtoffer of zijn rechthebbenden te allen tijde bij tijdens het aanvragen van deze vergoedingen en bij de opvolging van de procedures. 4. Mogelijkheid tot herplaatsing van het slachtoffer bij werkhervatting (bijlage 6) Een laatste belangrijk punt betreft de mogelijkheid tot herplaatsing van het slachtoffer.Wij verwachten van de leidinggevenden dat zij gedurende de gehele periode van afwezigheid met het getroffen personeelslid contact houden, tenzij het personeelslid dit uitdrukkelijk niet wenst.

Daarbij gaan de leidinggevende en de contactpersoon "feiten van geweld" zo snel mogelijk na, ondersteund door een multidisciplinair team (HR-, psychosociale en medische dienst), in welke omstandigheden het personeelslid kan en wenst terug te keren naar de werkvloer en of een herplaatsing aangewezen is.

De herplaatsing gebeurt altijd in overleg met het betrokken personeelslid, en met zijn toestemming. In het kader van geweld tegen politiemensen kan de herplaatsing op besluit van de minister van Binnenlandse Zaken doorgaan in een ander politiekorps dan het korps van het slachtoffer van de feiten van geweld.

De Minister van Binnenlandse Zaken, A. VERLINDEN De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE _______ Nota 1 art. VI.9, 2°, UBPol. 2 art. VI.9, 4°, UBPol. 3 art. VI.9, 19°, UBPol. 4 Onder werkgever wordt verstaan: de leidinggevende in de zin van deze richtlijn, namelijk de commissaris-generaal en de directeurs-generaal voor de Federale Politie en de korpschefs voor de Lokale Politie. 5 Interventienummer: dit betreft een nummer dat bestaat uit vijf cijfers die afgeleid zijn van het identificatienummer van het lid van het operationeel kader. Behalve wanneer de omstandigheden het niet toelaten, draagt minstens één van de leden van het operationeel kader, die tegenover een persoon optreden in burgerkledij, een armband die op zichtbare en leesbare wijze het interventienummer vermeldt waarvan deze houder is. 6 COL 10/2017: De magistraat kan desalniettemin maatregelen nemen zoals de pretoriaanse probatie, de minnelijke schikking of de bemiddeling in strafzaken, in zover deze een ernstig, efficiënt en passend antwoord bieden op de gepleegde feiten. 7 Zie artikel 6, § 1 van het koninklijk besluit van 9 maart 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/03/2014 pub. 21/03/2014 numac 2014000124 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit betreffende de burgerlijke aansprakelijkheid van en de rechtshulp en zaakschadevergoeding voor personeelsleden van de politiediensten sluiten betreffende de burgerlijke aansprakelijkheid van en de rechtshulp en zaakschadevergoeding voor personeelsleden van de politiediensten. 8 Artikel 7, § 2 van het koninklijk besluit van 9 maart 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/03/2014 pub. 21/03/2014 numac 2014000124 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit betreffende de burgerlijke aansprakelijkheid van en de rechtshulp en zaakschadevergoeding voor personeelsleden van de politiediensten sluiten betreffende de burgerlijke aansprakelijkheid van en de rechtshulp en zaakschadevergoeding voor personeelsleden van de politiediensten.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^