gepubliceerd op 28 december 2002
Ministeriele Omzendbrief betreffende de plaatsing van de verkeersborden die betrekking hebben op verkeersbeperkingen voor vervoer van gevaarlijke goederen
FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER
23 DECEMBER 2002. - Ministeriele Omzendbrief betreffende de plaatsing van de verkeersborden die betrekking hebben op verkeersbeperkingen voor vervoer van gevaarlijke goederen (A.D.R.)
De Minister van Mobiliteit en Vervoer, De Minister van Economie, De Minister van Binnenlandse Zaken, Aan de wegbeheerders, Het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer (koninklijk besluit van 1 december 1975) is op 18 december 2002 (Belgisch Staatsblad van 25 december 2002) gewijzigd, o.m. op het gebied van de signalisatie die toegangsbeperkingen inhoudt voor voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren.
Tot op dit ogenblik bestond alleen het verkeersbord C24 dat de ontplofbare en brandbare stoffen verbiedt.
Het bord was destijds ingevoerd om het hoofd te bieden aan punctuele problemen die vooral verband hielden met de structuur van bepaalde kunstwerken (tunnels) in een zeer specifieke context.
De nieuwe signalisatie treedt in werking op 31 maart 2003 en voortaan worden drie verkeersborden in de reglementering opgenomen.
Van meet af aan moet worden verduidelijkt dat het verkeersbord C24 niet gehandhaafd kon worden, aangezien het niet conform het Verdrag van Wenen en het Akkoord van Genève inzake Verkeerstekens is.
Anderzijds bleek het gewenst te zijn uit deze internationale reglementering het geheel aan bestaande borden te weerhouden om een antwoord te geven op specifieke noden op het terrein.
De wegbeheerders beschikken dan over drie verkeersborden die beperkingen inhouden, ofwel van algemene aard betreffende ADR goederen, ofwel betreffende ontplofbare of ontvlambare stoffen, ofwel betreffende gevaarlijke waterverontreinigende stoffen.
Ze worden hierna weergegeven : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Samengevat : - het bord C24a heeft betrekking op alle gevaarlijke goederen, bedoeld in het ADR Verdrag; - het bord C24b heeft enkel betrekking op de ontvlambare of ontplofbare stoffen; - het bord C24c heeft enkel betrekking op de stoffen die van aard zijn het grondwater te verontreinigen.
Tegelijkertijd bepaalt een ministerieel besluit van 23 december 2002 (Belgisch Staatsblad van 28 december 2002) de goederen die nader bedoeld worden door de borden C24b en c, terwijl anderzijds het bord C24a algemeen is.
In bijlage bij deze omzendbrief komen op niet-exhaustieve wijze de klassen van stoffen voor die al dan niet door de nieuwe borden bedoeld zijn.
Overigens zijn zowel de Directie Vervoer gevaarlijke goederen als de diensten, gespecialiseerd voor het vervoer van radioactieve of ontplofbare stoffen (zie nuttige adressen in punt 4 hierna), te uwer beschikking voor alle bijkomende inlichtingen.
Buiten het feit dat de Belgische regelgeving aldus in overeenstemming wordt gebracht met de internationale reglementering, behoort te worden nagegaan wat de doeleinden van die wijzigingen zijn, hun implicaties en de nadere regels van gebruik van deze signalisatie op de openbare weg : 1. Doeleinden. Het gaat in de allereerste plaats om aanvulling van de verkeersborden, bestemd voor plaatsing door de wegbeheerders.
Al is het allereerste doel de verkeersveiligheid en de veiligheid van de weginfrastructuur, toch treden hier ook de aspecten van milieubescherming en algemene veiligheid op de voorgrond.
De aangereikte instrumenten moeten bedachtzaam en in verhouding met de bestaande risico's gehanteerd worden; deze omzendbrief schenkt er extra aandacht aan.
Er mag dus niet systematisch gebruik worden gemaakt van deze instrumenten. 2. Gevolgen. Er dient te worden herinnerd aan het feit dat voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren, wanneer zij in doorgaand verkeer zijn, de autosnelwegen moeten volgen, behalve in geval van noodzaak. (Art. 48bis , 1. van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer).
Er is natuurlijk een ruim deel dat geen gebruik maakt van het autosnelwegennet, gewoon omdat het instaat voor plaatselijke levering van goederen die als gevaarlijk worden beschouwd (huishoudbrandstof, gas, radioactieve stoffen, enz...) Dit laatste aspect moet stellig in overweging worden genomen wanneer aan een verbod wordt gedacht.
Het verbod moet ook gemoduleerd worden volgens het type van goederen dat beoogd moet worden : - ofwel alle gevaarlijke goederen die opgenomen zijn in het ADR Akkoord (bord C24a); - ofwel de ontvlambare en/of ontplofbare stoffen (bord C24b); - ofwel de stoffen die het grondwater kunnen verontreinigen (bord C24c).
De verkeersborden C24a, b en c kunnen een zonale draagwijdte krijgen.
De niet-naleving van deze signalisatie is gekwalificeerd als zware overtreding. 3. Nadere regels inzake gebruik. 3.1. Objectieve identificatie van de problemen.
Alvorens een verbodsmaatregel in te voeren behoort een inventaris van de toestand op het grondgebied van de gemeente te worden opgemaakt.
Wanneer men dan te maken heeft met plaatselijke leveringen van gevaarlijke goederen in zones die bijzondere risico's bieden voor verontreinigende, ontplofbare of ontvlambare stoffen, dan is het geen goede oplossing om in maatregelen te voorzien, aangezien die maatregelen meteen afgezwakt moeten worden : om reden van levering moet dan nl. automatisch in plaatselijk verkeer worden voorzien.
Het zijn dus de openbare wegen of zones met objectieve risico's op het gebied van de algemene veiligheid, zowel die van het verkeer als van het milieu, die voor onderzoek in aanmerking komen.
Het kan dus vooral gaan om het volgende : - kunstwerken (tunnels), wat betreft de ontvlambare of ontplofbare stoffen; - kritieke zones voor spaarbekkens van water; - zones die uiterst gevoelig zijn op het ecologisch gebied; - bepaalde stedelijke zones in de omgeving van industriezones,...
Dit zijn slechts enkele voorbeelden.
Ze zijn echter wel betekenisvol in het kader van een restrictieve - en bijgevolg geloofwaardige - benadering inzake toepassing van de maatregelen.
Elk geval moet nauwkeurig worden onderzocht.
Elk verbod - zelfs al is het beperkt tot doorgaand verkeer, hierdoor ruimte latend voor het plaatselijk verkeer - moet worden onderzocht rekening houdend met (een) realistische alternatieve route(s). Er mag geen probleemverschuiving zijn.
De aanbevolen inventaris houdt in dat een grondig "oorsprong - bestemmingsonderzoek" wordt gedaan want dit is de enige manier om het probleem objectief aan te pakken. 3.2. Specifieke maatregelen voor ontplofbare en radioactieve stoffen. 3.2.1. In functie van de aard en de hoeveelheid springstoffen schrijft de Dienst der Springstoffen in zijn vervoersvergunningen een reisweg voor waarvan niet mag worden afgeweken. De plaatsing van de verkeersborden C24a, C24b en C24c kan hier voor mogelijke problemen zorgen. Dit kan gaan om bijvoorbeeld de bevoorrading van steengroeven met verschillende types springstoffen van de klasse 1 of de bevoorrading van verffabrikanten met bevochtigde nitrocellulose van de klasse 4.1. Het kan ook transitvervoer van deze goederen betreffen.
Alvorens een verbodsmaatregel in te voeren is overleg met Dienst der Springstoffen nodig. 3.2.2. Bij de plaatsing van zowel het bord C24a als C24c is er toch een speciale aandacht nodig voor de nucleaire industrie in België, voornamelijk de regio van Doel (Beveren), Tihange (Hoei) en Mol-Dessel. De plaatsing van deze borden kan grote gevolgen hebben, aangezien de kerncentrales en de in Mol-Dessel gelegen producenten van kernbrandstof afhankelijk zijn van de levering en afvoer van materialen uit de nucleaire brandstofcyclus. 3.3. Toepassing van de maatregelen.
Bij de uitvoering van de maatregelen, al dan niet met zonale signalisatie, moet dus rekening worden gehouden met de werkelijke toestand ter plaatse en in voorkomend geval moet de signalisatie worden aangevuld met een toelating tot gebruik voor « plaatselijk verkeer, » ofwel een beperkende maatregel (plaatselijke bediening, aanwonenden en/of leveranciers).
In sommige gevallen kan het principe in aanmerking worden genomen van een vermelding "behoudens vergunning", wanneer de invoering ervan realistisch is en deze toch wel zeer restrictieve vermelding gegrond is.
Het is wenselijk dat de alternatieve route(s) gesignaleerd wordt (worden). De bewegwijzering zou in dat geval worden aangevuld met het symbool van het weerhouden verkeersbord C24.
Voorbeeld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3.4. Administratieve regeling.
Aangezien het om een signalisatie gaat die een verbod invoert, moet het aanvullend reglement, deugdelijk gemotiveerd, ter goedkeuring worden voorgelegd.
Intussen zal wellicht een wetsontwerp houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid gefinaliseerd zijn waarin de voogdij over de aanvullende reglementen afgeschaft en vervangen wordt door andere bepalingen, gebeurlijk voorgeschreven door de Gewesten.
Niettemin blijven de hoofdlijnen van deze omzendbrief behouden (1) Het is wenselijk, alvorens reglementen terzake vast te stellen, overleg te plegen met de beheerder van de gewestwegen en zelfs met andere gemeenten voor wie de genomen maatregel van invloed zou zijn. 3.5. Het is alleszins nodig advies in te winnen bij de Dienst der Springstoffen en het kan ook nuttig zijn, in voorkomend geval de Directie Vervoer Gevaarlijke Goederen en het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle te contacteren. 4. Nuttige adressen. 4.1. Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer - Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid.
Dienst Verkeersveiligheid.
Wetstraat 155 Blok A -1040 Brussel Tel : 02-287 44 13 - 02-287 44 06 Fax : 02-287 44 00 E-mail : karel.hofman@mobilit.fgov.be - Directoraat-generaal Vervoer te Land.
Directie Vervoer gevaarlijke goederen.
Wetstraat 155 Blok A - 1040 Brussel Tel : 02-287 44 93 tot 97 Fax : 02-287 45 10 E-mail : claude.renard@mobilit.fgov.be 4.2. Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Bestuur Kwaliteit en Veiligheid. - Dienst der Springstoffen.
NGIII - Koning Albert II-laan 16 1000 Brussel Tel : 02-206 48 02 - 02-206 48 03 - 02-206 49 06 Fax : 02-206 57 51 E-mail. explo@mineco.fgov.be 4.3. Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle Ravensteinstraat 36 1000 Brussel Tel : 02-289 21 81 of 02-289 21 83 Fax : 02-289 21 82 E-mail : info@fanc.fgov.be De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE _______ Nota (1) Wetsontwerp houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid - Kamer van volksvertegenwoordigers - Doc 50 1915/001 van 9 juli 2002.