Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 22 januari 2001
gepubliceerd op 16 februari 2001

Omzendbrief OOP 33 betreffende de na te leven verplichtingen in geval van organisatie van een vriendschappelijke voetbalwedstrijd

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2001000093
pub.
16/02/2001
prom.
22/01/2001
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN


22 JANUARI 2001. - Omzendbrief OOP 33 betreffende de na te leven verplichtingen in geval van organisatie van een vriendschappelijke voetbalwedstrijd


Aan de Dames en Heren Provinciegouverneurs, Ter kennisgeving aan de Dames en Heren Burgemeesters en Arrondissementscommissarissen.

Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, I. Toepassing van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden 1. Inleiding Meer dan anderhalf jaar na de verschijning van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, lijkt het dat de organisatoren van vriendschappelijke voetbalwedstrijden zich niet genoeg vertrouwd hebben gemaakt met de door deze wet en haar uitvoeringsbesluiten opgelegde verplichtingen. Deze omzendbrief heeft als doel de verplichtingen, die de organisatoren van dergelijke wedstrijden gehouden zijn na te leven, toe te lichten en te verduidelijken.

Meteen al moet de nadruk gelegd worden op het feit dat er, in geval van niet naleving van de verplichtingen door de organisator, een proces-verbaal tegen hem kan worden opgemaakt hetzij door een bevoegde politieambtenaar, hetzij door een ambtenaar van de Algemene Rijkspolitie die hiertoe door de Koning werd aangewezen. De procedure die werd ingeleid op basis van dit proces-verbaal zou wel eens kunnen leiden tot de oplegging van een administratieve geldboete die kan gaan van twintigduizend frank tot tien miljoen frank. 2. Toepassingsgebied van de wet Eerst en vooral moet worden opgemerkt dat, ook al bepaalt de bovengenoemde wet van 21 december 1998 in haar artikel 2 de begrippen nationale en internationale voetbalwedstrijd, zij op geen enkel moment een onderscheid maakt tussen bekerwedstrijden, wedstrijden in het kader van het kampioenschap, .of vriendschappelijke wedstrijden. Uit die vaststelling moet bijgevolg worden afgeleid dat de wet en haar koninklijke uitvoeringsbesluiten van toepassing zijn op alle soorten voetbalwedstrijden in de zin van het artikel 2.1. van de wet, of het nu gaat om vriendschappelijke wedstrijden of competitiewedstrijden.

Een tweede voorafgaande opmerking dringt zich op : de verplichtingen opgelegd door de wettelijke bepalingen verschillen naargelang het niveau van de tegenover elkaar staande ploegen. De wet maakt al onmiddellijk een onderscheid tussen enerzijds de nationale voetbalwedstrijden en anderzijds de internationale voetbalwedstrijden, en definieert de eerste als een wedstrijd waaraan ten minste één club uit een van de hoogste twee nationale afdelingen deelneemt en de tweede als een wedstrijd waaraan ten minste één niet-Belgische ploeg deelneemt en die deelneemt aan een buitenlands kampioenschap of representatief is voor een vreemde natie.

Een wedstrijd waarbij een ploeg uit de derde afdeling uitkomt tegen een ploeg uit de eerste of tweede afdeling, moet bijgevolg beschouwd worden als een nationale wedstrijd in de zin van de wet.

Bijgevolg moet, om de verplichtingen te bepalen die aan de organisator van een vriendschappelijke voetbalwedstrijd worden opgelegd, het niveau van de tegenover elkaar staande ploegen worden vastgesteld. 3. Algemene verplichting Alvorens puntsgewijs de verplichtingen op te sommen van de organisatoren van nationale en internationale voetbalwedstrijden, is het belangrijk om de aandacht van elke organisator van een voetbalwedstrijd te vestigen op het bestaan van het artikel 3 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden.Dit artikel legt immers aan elke organisator een algemene verplichting op om maatregelen te nemen tot voorkoming van wangedrag door de toeschouwers.

De organisator van een voetbalwedstrijd waarbij twee ploegen uit tweede of twee ploegen uit derde afdeling tegen elkaar uitkomen, is bijgevolg eveneens gehouden om die algemene verplichting na te leven.

Als de organisator van een dergelijke wedstrijd bijvoorbeeld geen overeenkomst aangaat met de hulpdiensten loopt hij het risico om verantwoordelijk gesteld te worden als blijkt dat het afsluiten van een dergelijke overeenkomst noodzakelijk was om de naleving van de verplichting bedoeld in het artikel 3 te verzekeren.

In dit stadium is het eveneens belangrijk te herinneren aan het artikel 5 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden. Dit artikel legt immers aan elke organisator van een nationale of internationale voetbalwedstrijd de verplichting op om een overeenkomst aan te gaan met de hulpdiensten en de bestuurlijke en politiële overheden of diensten.

In geval van niet-naleving van deze verplichting loopt de organisator van een nationale of internationale voetbalwedstrijd het risico om verantwoordelijk gesteld te worden op basis van het artikel 18 van de voormelde wet van 21 december 1998. Een procedure kan opgestart worden en een sanctie kan worden opgelegd.

Deze omzendbrief gaat nu, voor elk soort wedstrijd, alle wettelijke bepalingen trachten te herhalen die moeten worden nageleefd, en dat met betrekking tot de infrastructuur, de ticketverkoop en de stewarding. 4. Internationale wedstrijden a) Infrastructuur Het koninklijk besluit van 2 juni 1999 houdende de in voetbalstadions na te leven veiligheidsnormen voorziet enerzijds normen die van toepassing zijn op alle voetbalstadions, ongeacht de afdeling waartoe de ploegen die zich hierin bewegen behoren, en anderzijds, strengere normen die uitsluitend van toepassing zijn op de stadions waarin nationale of internationale wedstrijden worden gespeeld. Alle bepalingen vervat in het koninklijk besluit van 2 juni 1999 houdende de in voetbalstadions na te leven veiligheidsnormen, zijn bijgevolg van toepassing op de internationale wedstrijden. b) Ticketverkoop In het artikel 2 van het koninklijk besluit van 3 juni 1999 houdende de regels voor het ticketbeheer ter gelegenheid van voetbalwedstrijden worden de artikelen omschreven die van toepassing zijn op de internationale wedstrijden;het gaat om de artikelen 1, 3 tot 6, 11 tot 16, 20, 21, 23 en 24.

Het artikel 1 bevat de definitie van de termen die in het koninklijk besluit voorkomen.

De artikelen 3 tot 6 vermelden enerzijds de waarborgen die de toegangsbewijzen en abonnementen moeten bieden en anderzijds, de gegevens die hierop dienen te zijn afgedrukt.

De artikelen 11 tot 16 bevatten een reeks algemene bepalingen betreffende de distributie van de toegangsbewijzen en de abonnementen (vaststelling van het aantal toegangsbewijzen die mogen worden verdeeld, verplichting om elke distributie te registreren, verbod om toegangsbewijzen en abonnementen ter beschikking te stellen van personen aan wie een stadionverbod werd opgelegd, . ).

Het artikel 20 bevat een bepaling die eigen is aan internationale wedstrijden en beoogt de concrete organisatie van de distributie van de toegangsbewijzen voor dergelijke wedstrijden. Die organisatie is immers merkbaar verschillend van die die op de nationale wedstrijden wordt toegepast.

Het artikel 21 tenslotte, regelt de modaliteiten van de toegangscontrole. c) Stewarding Alle bepalingen van het koninklijk besluit van 25 mei 1999 tot bepaling van de voorwaarden voor de indienstneming van voetbalstewards zijn van toepassing op de internationale wedstrijden. Wat de taken en bevoegdheden van de stewards betreft, zij worden bepaald in de artikelen 12 tot 17 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden en zijn eveneens van toepassing op de internationale wedstrijden. 5. Nationale wedstrijden a) Infrastructuur Het koninklijk besluit van 2 juni 1999 houdende de in voetbalstadions na te leven veiligheidsnormen voorziet enerzijds normen die van toepassing zijn op alle voetbalstadions, ongeacht de afdeling waartoe de ploegen die zich hierin bewegen behoren, en anderzijds, strengere normen die uitsluitend van toepassing zijn op de stadions waarin nationale of internationale wedstrijden worden gespeeld. Alle bepalingen vervat in het koninklijk besluit van 2 juni 1999 houdende de in voetbalstadions na te leven veiligheidsnormen, zijn bijgevolg van toepassing op de nationale wedstrijden. b) Ticketverkoop - Nationale wedstrijd waaraan twee ploegen uit eerste afdeling deelnemen : De artikelen 1, 3 tot 19 en 21 tot 24 van het koninklijk besluit houdende de regels voor het ticketbeheer ter gelegenheid van voetbalwedstrijden zijn van toepassing. Het artikel 1 bevat de definitie van de termen die in het koninklijk besluit voorkomen.

De artikelen 3 tot 10 vermelden enerzijds de waarborgen die de toegangsbewijzen en abonnementen moeten bieden en anderzijds, de gegevens die hierop dienen te zijn afgedrukt.

De artikelen 11 tot 19 bevatten een reeks bepalingen betreffende de distributie van de toegangsbewijzen en de abonnementen (vaststelling van het aantal toegangsbewijzen die mogen worden verdeeld, verplichting om elke distributie te registreren, verbod om toegangsbewijzen en abonnementen ter beschikking te stellen aan personen aan wie een stadionverbod werd opgelegd, verplichting voor de koper om zich te identificeren, vaststelling van het aantal toegangsbewijzen die aan één enkele persoon mogen worden afgeleverd . ).

De artikelen 21 en 22 tenslotte, regelen de modaliteiten van de toegangscontrole en meer bepaald de verplichting voor de organisator om een beroep te doen op de bijstand van politieambtenaren wanneer de burgemeester de wedstrijd beschouwt als « een wedstrijd met verhoogd toezicht ». - Nationale wedstrijd waaraan een ploeg uit eerste afdeling en een ploeg uit tweede afdeling deelnemen : De artikelen 1, 3 tot 6, 9 tot 19 en 21 tot 24 van het koninklijk besluit houdende de regels voor het ticketbeheer ter gelegenheid van voetbalwedstrijden zijn van toepassing.

Het artikel 1 bevat de definitie van de termen die in het koninklijk besluit voorkomen.

De artikelen 3 tot 6 en 9 tot 10 vermelden enerzijds de waarborgen die de toegangsbewijzen en abonnementen moeten bieden en anderzijds, de gegevens die hierop dienen te zijn afgedrukt.

De artikelen 11 tot 19 bevatten een reeks bepalingen betreffende de distributie van de toegangsbewijzen en de abonnementen (vaststelling van het aantal toegangsbewijzen die mogen worden verdeeld, registratie van elke distributie, verbod om toegangsbewijzen en abonnementen ter beschikking te stellen van personen aan wie een stadionverbod werd opgelegd, verplichting voor de koper om zich te identificeren, vaststelling van het aantal toegangsbewijzen die aan één enkele persoon mogen worden afgeleverd . ).

De artikelen 21 en 22 tenslotte, regelen de modaliteiten van de toegangscontrole en meer bepaald de verplichting voor de organisator om een beroep te doen op de bijstand van politieambtenaren wanneer de burgemeester de wedstrijd beschouwt als « een wedstrijd met verhoogd toezicht ». - Nationale wedstrijd waaraan twee ploegen uit tweede afdeling deelnemen : De artikelen 1, 3 tot 6, 11 tot 16, 21, 23 en 24 van het koninklijk besluit houdende de regels voor het ticketbeheer ter gelegenheid van voetbalwedstrijden zijn van toepassing.

Het artikel 1 bevat de definitie van de termen die in het koninklijk besluit voorkomen.

De artikelen 3 tot 6 vermelden, enerzijds, de waarborgen die de toegangsbewijzen en abonnementen moeten bieden en, anderzijds, de gegevens die hierop dienen te zijn afgedrukt.

De artikelen 11 tot 16 bevatten een reeks bepalingen betreffende de distributie van de toegangsbewijzen en de abonnementen (vaststelling van het aantal toegangsbewijzen die mogen worden verdeeld, verplichting om elke distributie te registreren, verbod om toegangsbewijzen en abonnementen ter beschikking te stellen aan personen aan wie een stadionverbod werd opgelegd . ).

Het artikel 21 tenslotte, regelt de modaliteiten van de toegangscontrole. - Nationale wedstrijd waaraan een ploeg uit derde afdeling deelneemt : Dit bijzondere geval is niet voorzien in het bovengenoemde koninklijk besluit van 3 juni. Bijgevolg moet aangenomen worden dat geen enkele bepaling van dit besluit strikt genomen op dit soort wedstrijd van toepassing is. Nochtans mag men het bestaan niet vergeten van het artikel 3 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden dat aan elke organisator een algemene verplichting oplegt om maatregelen te nemen tot voorkoming van wangedrag door de toeschouwers (zie hierboven).

Bovendien kan er, in geval van niet naleving van deze algemene verplichting, een proces-verbaal worden opgemaakt krachtens het artikel 25 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, en kan er een sanctie opgelegd worden op basis van het artikel 18 van dezelfde wet. c) Stewarding Alle bepalingen van het koninklijk besluit van 25 mei 1999 tot bepaling van de voorwaarden voor de indienstneming van voetbalstewards zijn van toepassing op de nationale wedstrijden. Wat de taken en bevoegdheden van de stewards betreft, zij worden bepaald in de artikelen 12 tot 17 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden en zijn eveneens van toepassing op de nationale wedstrijden.

Aangezien een nationale voetbalwedstrijd een wedstrijd is waaraan ten minste één club uit een van de hoogste twee nationale afdelingen deelneemt, is de organisator van een wedstrijd, waarbij een ploeg uit derde afdeling uitkomt tegen een ploeg van één van de hoogste twee nationale afdelingen, gehouden om enerzijds, het bovenvermeld koninklijk besluit van 25 mei 1999, en anderzijds, de in de wet voorkomende bepalingen, na te leven.

In geval van niet naleving van deze bepalingen door de organisator, kan er een proces-verbaal tegen hem worden opgemaakt krachtens het artikel 25 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, en kan er een sanctie opgelegd worden op basis van het artikel 18 van dezelfde wet.

II. Openbare orde 1. Inleiding De burgemeester en de politiediensten dienen oog te hebben voor de vriendschappelijke wedstrijden die op hun grondgebied gespeeld worden. Het is niet raadzaam ervan uit te gaan dat de supporters van een voetbalwedstrijd, omdat er een vriendschappelijk etiket opgekleefd is, zich rustig zullen houden in alle omstandigheden. Ook hier kunnen rivaliserende supportersgroepen zich manifesteren, of kunnen de vriendschappelijke wedstrijden aangegrepen worden om eventuele rancunes uit het verleden met elkaar af te rekenen. 2. Kwalificatie van de wedstrijd Het is van belang het risico van een vriendschappelijke wedstrijd te evalueren, dit met het oog op de organisatie van de ordedienst, die in verhouding dient te staan tot dat risico. De burgemeester dient in overleg met de politiediensten rekening te houden met een aantal verschillende parameters om de risicograad en de hiermee gepaard gaande veiligheidsmaatregelen ervan te bepalen. Het gaat hier onder meer om : - de ploegen die tegenover elkaar staan en het sportieve (of ander) belang van de wedstrijd; - de aard van de wedstrijd : nationaal of internationaal; - de maatregelen genomen door de organisatoren en de antecedenten van die organisatoren; - het aantal te verwachten toeschouwers, supporters en de aanwezigheid van risicodragende groepen; - de ingesteldheid en de antecedenten van de supporters van beide ploegen en van sommige delen van de plaatselijke bevolking; - de verkregen gegevens over de harde supporterskernen van beide ploegen; - de inplanting, de bouw, de toestand en de bijzonderheden die de veiligheid van het stadion beïnvloeden of kunnen beïnvloeden en alleszins een weerslag hebben op de inzet van politiepersoneel. 3. Coördinatievergadering Indien, na evaluatie met de politiediensten, de burgemeester tot oordeel komt dat er een zeker risico aan de vriendschappelijke wedstrijd kleeft, is het opportuun dat er een coördinatievergadering met de betrokken partijen belegd wordt.Deze coördinatievergadering heeft tot doel dat : - de betrokken partijen elkaar inlichtingen verschaffen omtrent de maatregelen die ieder in zijn bevoegdheidssfeer genomen heeft of gaat nemen ten aanzien van deze wedstrijd; - de betrokken partijen een vollediger inzicht krijgen van de situatie om zo de meest geschikte maatregelen te kunnen treffen; - de administratieve overheden hun bedoelingen en verwachtingen weergeven. 4. Verzameling en uitwisseling van informatie Ook ten aanzien van vriendschappelijke wedstrijden is het van het allergrootste belang dat er een snelle, accurate en volledige informatie-uitwisseling plaatsvindt, dit opdat de ordedienst op een optimale wijze kan verlopen.Het inwinnen van alle nodige inlichtingen dient uit te gaan van de lokale bestuurlijke overheid, bevoegd op de plaats waar de wedstrijd plaatsvindt, wat in de praktijk de politiedienst zal zijn die voor de ordedienst zal instaan.

Het gebruik van « spotters », draagt ook bij vriendschappelijke wedstrijden ontegensprekelijk bij tot een systeem van accurate informatie-uitwisseling. Deze « spotters » dienen in staat te zijn essentiële informatie te verstrekken, te detecteren, te observeren en te identificeren, om de anonimiteit van « potentiële risicosupporters » te doorbreken en onnodige excessen te vermijden.

Gezien aan vriendschappelijke wedstrijden die op het Belgische grondgebied gespeeld worden vaak buitenlandse ploegen deelnemen, dienen hiervoor contacten gelegd te worden met de buitenlandse politiediensten. In het kader van de voorbereidingen kunnen alle vragen tot inlichtingen gericht worden aan de DOCC (cel integrale voetbalveiligheid), vallende onder de Algemene Directie Bestuurlijke Politie van de federale politie (Fritz Toussaintstraat 47, 1050 Brussel, tel. 02/642 63 80, fax 02/646 49 40). Deze dienst zal alle vragen verzamelen en een gecoördineerd verzoek overmaken aan de buitenlandse politiediensten. Op deze wijze kan er op nationaal niveau een beter zicht worden verkregen op de informatiestroom en kan de verkregen informatie worden verwerkt en opgeslagen, dienstig voor toekomstige wedstrijden met de ploegen in kwestie. De verkregen informatie vanuit het buitenland zal dan ter beschikking gesteld worden van de betrokken politiediensten.

Onderhavige omzendbrief is onmiddellijk van toepassing.

Gelieve, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, deze omzendbrief te willen overmaken aan de Dames en Heren Burgemeesters en Arrondissementscommissarissen van uw provincie.

De Minister van Binnenlandse Zaken, A. Duquesne.

^