gepubliceerd op 22 september 2000
Omzendbrief. - Gemeenteraadsverkiezingen Inzage en bekendmaking van de bezwaren tegen de verkiezingen
MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN
14 SEPTEMBER 2000. - Omzendbrief. - Gemeenteraadsverkiezingen Inzage en bekendmaking van de bezwaren tegen de verkiezingen
Aan mevrouw de Provinciegouverneur, Aan de heren Provinciegouverneurs, Aan de Voorzitter van het college van provinciegouverneurs, Aan de Voorzitter van het college vermeld bij art. 83quinquies, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen Voor kennisgeving Aan de dames en heren Burgemeesters Aan Mevrouw de Provinciegriffier, Aan de heren Provinciegriffiers, Aan de Secretarissen bovenvermelde colleges Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Mijnheer de Voorzitter, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw, Mijnheer de Griffier, Mijnheer de Secretaris, Er worden mij vragen gesteld omtrent de draagwijdte van artikel 10, eerste lid, 5°, van het koninklijk besluit van 6 september 1988 tot vaststelling van de nadere regels voor de werking van het College van Provinciegouverneurs ingesteld bij artikel 131bis van de provinciewet.
Deze bepaling behelst een afwijking van artikel 5 van het koninklijk besluit van 17 september 1987 betreffende de procedure voor de bestendige deputatie in de gevallen waarin deze een rechtsprekende taak vervult.
Het laatste lid van genoemd artikel 10 van het koninklijk besluit van 6 september 1988 bepaalt dat, met inachtneming van het voorbehoud gemaakt in 2° en 5° van het eerste lid (dit is bedoelde afwijking), het koninklijk besluit van 17 september 1987 eveneens van toepassing is op de beroepen waarvoor de bestendige deputatie bevoegd gebleven is wanneer zij als rechtscollege optreedt in geschillen omtrent de verkiezingen voor de gemeente en voor het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
Dit betekent dat artikel 10, eerste lid, 5°, van voornoemd koninklijk besluit van 6 september 1988 van toepassing is voor alle gemeenten en O.C.M.W.'s van het Rijk.
Overeenkomstig deze bepaling bezorgt de provinciegriffier, telkens een bezwaar tegen een gemeenteraadsverkiezing wordt ingediend, een afschrift van het verzoekschrift aan de burgemeester van de gemeente, om het gedurende zes werkdagen neer te leggen op de gemeentesecretarie, waar eenieder elke werkdag gedurende ten minste drie uren inzage en afschrift kan nemen; binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoekschrift wordt in het Belgisch Staatsblad een bericht opgenomen waarin, voor ieder ingesteld beroep, de naam van de verzoeker en de betrokken gemeente worden vermeld. Het bericht deelt mede dat eenieder op de gemeentesecretarie inzage kan nemen van het verzoekschrift. Zodra hij het verzoekschrift heeft ontvangen, brengt de burgemeester dit ter kennis van het publiek door middel van een in de gewone vorm bekendgemaakt bericht, dat ook de uren van inzage opgeeft. Het bericht blijft gedurende de dagen van inzage aan het gemeentehuis aangeplakt. De duur van de aanplakking blijkt uit een door burgemeester en secretaris ondertekend attest dat dadelijk na het verstrijken van de termijn van aanplakking aan de bestendige deputatie wordt gezonden. Ieder belanghebbende is gerechtigd om onder een ter post aangetekende omslag een memorie te sturen naar de bestendige deputatie binnen acht dagen na de eerste dag van de aanplakking van voormeld bericht.
Voormelde opdrachten van de provinciegriffier worden uitgevoerd : - wat de gemeenten van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad betreft, door de secretaris van het college vermeld bij artikel 83 quinquies, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen (art. 77, § 3, van de gemeentekieswet); - wat de gemeenten VOEREN en KOMEN-WAASTEN betreft, door de secretaris van het College van Provinciegouverneurs, ingesteld bij artikel 131bis van de provinciewet (art. 77, § 2, van de gemeentekieswet); de secretaris van het College van Provinciegouverneurs stuurt een afschrift van elk verzoekschrift, behalve aan de burgemeester van de betrokken gemeente, ook aan de bestendige deputatie van de provincie waartoe deze gemeente behoort (art. 10, eerste lid, 6°, van het koninklijk besluit van 6 september 1988).
De Minister van Binnenlandse Zaken, A. Duquesne.