gepubliceerd op 20 mei 2000
Omzendbrief betreffende het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de gouverneur of voor het college van burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting
MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN
10 MEI 2000. - Omzendbrief betreffende het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de gouverneur of voor het college van burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting
Aan mevrouw en de heren Gouverneurs, Aan mevrouwen en de heren Burgemeesters en Schepenen, Geachte Mevrouwen., heren, Deze omzendbrief strekt ertoe een antwoord te geven op een aantal vragen die gesteld werden in verband met het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de gouverneur of voor het college van burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting. - Termijn om een bezwaarschrift in te dienen Artikel 12 van de gewijzigde wet van 24 december 1996 verwijst naar diverse bepalingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen die ook van toepassing worden verklaard op de lokale belastingen. Hierdoor moet deze termijn afgeleid worden uit artikel 371 van het W.I.B. 1992 zoals gewijzigd door de wet van 15 maart 1999, dat luidt als volgt : « De bezwaarschriften moeten (...) op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van verzending van het aanslagbiljet waarop de bezwaartermijn vermeld staat of van de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de inning van de belastingen op een andere wijze dan per kohier ». - Ontvangstbericht van het bezwaarschrift De termijn bedraagt 8 dagen (artikel 2, derde lid, van het koninklijk besluit van 12 april 1999) vanaf de verzending of vanaf de indiening van het bezwaarschrift. De verzending en de indiening zijn respectievelijk : - de datum van de stempel van de post als het bezwaarschrift per post opgestuurd wordt; - de datum van overhandiging van het document als het bezwaarschrift aan de persoon zelf overhandigd wordt.
Voor de berekening van de termijnen zijn de algemene regels van toepassing. - Bevoegdheid van het college van burgemeester en schepenen of van de gouverneur Het college of de gouverneur moet nagaan of de individuele aanslag in overeenstemming is met de wetten, te beginnen uiteraard met het eigenlijke gemeentelijke of provinciaal belastingsreglement, voorts met de bepalingen van de wet van 24 december 1996 en uiteindelijk ook met alle andere normatieve bepalingen die de gemeentelijke of provincie administratie dient te eerbiedigen en waarvan men mag aannemen dat zij in principe ook door de lokale belastingverordening werden nageleefd.
Ze mogen in geen geval de gelijkvormigheid controleren van een gemeentelijk of provinciaal belastingsreglement met de wetten, decreten, besluiten, verordeningen en reglementen. Dit is de taak van de rechtbank.
Wanneer het enige door de eiser voorgestelde argument de discriminatie of de illegaliteit is, dan moet de eiser, krachtens het nieuwe artikel 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek, toch een administratief beroep instellen voor hij naar de rechtbank van eerste aanleg kan gaan.
In dat geval zal het college of de gouverneur door een beslissing aangeven dat het niet bevoegd is om zich over dit argument uit te spreken. - Het verhoor voor het college van burgemeester en schepenen en voor de gouverneur : - aanwezigheidsquorum : het college kan slechts geldig beraadslagen indien meer dan de helft van de leden tegenwoordig is (artikel 104, tweede lid, nieuwe gemeentewet). de gouverneur moet zelf de hoorzitting houden. - openbaarheid van het verhoor : de hoorzitting is noch voor het college (artikel 104, derde lid, nieuwe gemeentewet), noch voor de gouverneur openbaar. - het opstellen van het proces-verbaal : uitgaande van de artikelen 104, derde lid, en 108 van de nieuwe gemeentewet, kan men, wanneer het proces-verbaal van het verhoor geen enkele beslissing bevat, besluiten dat een andere persoon dan de gemeentesecretaris een proces-verbaal kan opstellen, bijvoorbeeld een ambtenaar van de gemeente.
Het proces-verbaal kan opgesteld worden door de gouverneur of een orgaan dat speciaal daarvoor is aangewezen, bv. een ambtenaar. - de ondertekening van het proces-verbaal : het is wenselijk dat het proces-verbaal onmiddellijk opgesteld wordt om het voor alle protagonisten mogelijk te maken het te ondertekenen volgens artikel 4, vijfde lid, van het koninklijk besluit van 12 april 1999.
Als de eiser weigert te tekenen, kan er op zijn verzoek akte genomen worden van zijn opmerkingen. - samenstelling van het college : de vraag kan gesteld worden of de samenstelling van het college ten tijde van de hoorzitting dezelfde dient te zijn als ten tijde van de beslissing.
De regel van dezelfde samenstelling geldt enkel voor de gerechtelijke procedures. Aangezien het college als bestuursoverheid handelt, is deze regel niet verplichtend. - Termijn voor het college of voor de gouverneur om zijn beslissing te nemen De termijn waarbinnen het bezwaarschrift dient afgehandeld te worden is zes maanden. Er is een verlenging van drie maanden voor ambtshalve gevestigde aanslagen.
Deze termijn begint te lopen vanaf de ontvangst van het bezwaar.
Dit wordt afgeleid door een samenlezing van artikel 10, tweede lid, van de gewijzigde wet van 24 december 1996 en de artikelen 1385decies en 1385undecies van het gerechtelijk wetboek.
Na deze termijn wordt het bezwaarschrift als gegrond geacht, overeenkomstig het nieuwe artikel 10, tweede lid, van de voormelde wet van 24 december 1996, gewijzigd door de wet van 15 maart 1999. Het is niettemin wenselijk dat, in dat geval, het college of de gouverneur aan de belastingplichtige meedeelt dat zijn/haar bezwaarschrift geacht wordt gegrond te zijn.
Het is derhalve aangeraden voor de gemeenten en provincies om ervoor te zorgen dat de bezwaarschriften inzake belastingen binnen de termijnen behandeld worden voor het college van burgemeester en schepenen en de gouverneur.
Brussel, 10 mei 2000.
De Minister, A. DUQUESNE