Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 april 1999
gepubliceerd op 22 april 1999

Koninklijk besluit tot bepaling van de procedure voor de gouverneur of voor het college van burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1999000281
pub.
22/04/1999
prom.
12/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/12/1999000281/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot bepaling van de procedure voor de gouverneur of voor het college van burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen, inzonderheid op artikel 91;

Gelet op de gecoördineerde wetten op de Raad van State, inzonderheid op artikel 3, § 1;

Gelet op de uiterst dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de voormelde wet van 15 maart 1999 bekendgemaakt is in het Belgisch Staatsblad van 27 maart 1999 en dat zij niet uitdrukkelijk de datum van inwerkingtreding van artikel 91 bepaalt;

Dat daaruit voortvloeit dat dit artikel in werking treedt op de tiende dag na de dag van de bekendmaking ervan, dat wil zeggen op 6 april 1999;

Dat bij gebrek aan procedureregeling, de belastingplichtige van een provincie- of gemeentebelasting niet in staat is om het recht dat hem door de wetgever toegekend is, werkelijk uit te oefenen;

Dat dus onverwijld de procedure bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen, hersteld door de voormelde wet van 15 maart 1999, bepaald moet worden;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « bevoegde overheden », hetzij de gouverneur in geval van een bezwaarschrift tegen een provinciebelasting, hetzij het college van burgemeester en schepenen in geval van een bezwaarschrift tegen een gemeentebelasting.2° « vertegenwoordiger », de natuurlijke persoon die speciaal gemachtigd is door de eiser, een advocaat, een rechthebbende van de eiser evenals het orgaan of de aangestelde die gemachtigd is om een rechtspersoon te vertegenwoordigen.

Art. 2.Het bezwaarschrift beoeld in artikel 9, eerste lid, van de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen, moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk bij de bevoegde overheid ingediend worden.

Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt : 1° de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt;2° het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen. De bevoegde overheid of het orgaan dat zij speciaal daarvoor aanwijst, bericht schriftelijk ontvangst binnen acht dagen na de verzending of de indiening van het bezwaarschrift.

Het bezwaarschrift mag eveneens overhandigd worden aan de bevoegde overheid of aan het orgaan dat zij speciaal daarvoor aanwijst, tegen ontvangstbewijs.

Art. 3.De bevoegde overheid of het orgaan dat zij speciaal daarvoor aanwijst, kan aan de eiser of aan zijn vertegenwoordiger elke nuttige informatie of elk nuttig document vragen, en kan ter plaatse overgaan tot eender welke vaststelling.

Art. 4.De bevoegde overheid of het orgaan dat zij speciaal daarvoor aanwijst, betekent aan de eiser en aan zijn vertegenwoordiger bij ter post aangetekende brief de datum van de hoorzitting tijdens welke het bezwaarschrift onderzocht zal worden, evenals de dagen en uren waarop het dossier geraadpleegd zal kunnen worden.

Deze betekening moet ten minste vijftien werkdagen vóór de dag van de hoorzitting plaatshebben.

De bevoegde overheid kan iedere ambtenaar of beambte van het provincie- of gemeentebestuur die een opdracht in verband met de betwiste belasting vervuld heeft op de zitting oproepen.

De eiser of zijn vertegenwoordiger die wenst gehoord te worden of één of meerdere getuigen wenst voor te brengen, brengt de bevoegde overheid hiervan op de hoogte ten minstens vijf werkdagen vóór de hoorzitting.

De personen bedoeld in het derde en vierde lid ondertekenen het proces-verbaal van hun verhoor.

Art. 5.De bevoegde overheid betekent haar beslissing per aangetekende brief aan de eiser en, in voorkomend geval, aan zijn vertegenwoordiger.

Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 6 april 1999.

Art. 7.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE

^