gepubliceerd op 22 juni 2009
Ministeriële omzendbrief met betrekking tot het nieuwe perequatiestelsel dat ingevoerd werd door de wet van 25 april 2007 betreffende de pensioenen van de openbare sector
FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID
   10 JUNI 2009. - Ministeriële omzendbrief met betrekking tot het nieuwe    perequatiestelsel dat ingevoerd werd door de wet van 25 april 2007    betreffende de pensioenen van de openbare sector
   Aan de overheden van de provincies, gemeenten, O.C.M.W.'s of    intercommunales die hun eigen pensioenstelsel hebben of die,    niettegenstaande hun aansluiting bij een gesolidariseerd stelsel, een    deel van de last van hun pensioenen dragen.
De wet van 9 juli 1969, zoals gewijzigd door de wet van 25 april 2007 betreffende de pensioenen van de openbare sector, (Belgisch Staatsblad van 11 mei 2007), voert een nieuw perequatiestelsel in per korf : elk rust- of overlevingspensioen wordt verbonden aan de korf die overeenstemt met de laatste sector waar, naargelang het geval, de gepensioneerde of zijn echtgenoot gewerkt heeft.
Deze wet voorziet in 15 korven, waarvan de negende, de tiende en de elfde korf respectievelijk de lokale overheden van het Vlaams gewest, van het Waals gewest en van het Brussels hoofdstedelijk gewest omvatten.
Hierna vindt u de lijst van de drie betrokken korven met, voor elk van deze korven, het percentage waarmee de pensioenen verhoogd moeten worden vanaf 1 januari 2009.
N°
Corbeille
Augmentation
Nr.
Korf
Verhoging
9
Autorités locales de la Région flamande
0,7159 %
9
Plaatselijke besturen van het Vlaams gewest
0,7159 %
10
Autorités locales de la Région wallonne
0,0166 %
10
Plaatselijke besturen van het Waals gewest
0,0166 %
11
Autorités locales de la Région de Bruxelles-Capitale
0,9227 %
11
Plaatselijke besturen van het Brussels hoofdstedelijk gewest
0,9227 %
1) Artikel 15 van de wet van 9 juli 1969 bepaalt dat het nominaal    bedrag van de rust- en overlevingspensioenen ten laste van de    provincies en de gemeentelijke overheden die niet aangesloten zijn bij    het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de lokale overheden (« Pool    I ») of bij het stelsel van de nieuwe bij de RSZPPO aangeslotenen («    Pool II »), ten minste verhoogd moet worden ten belope van het    percentage van de korven 9, 10 of 11, naargelang het geval, en dit met    ingang van 1 januari 2009.2) Overeenkomstig artikel 1, tweede lid, van de wet van 9 juli 1969 is    het door deze wet ingevoerde stelsel eveneens toepasselijk op de    rustpensioenen van de personeelsleden van de bij « Pool II »    aangesloten plaatselijke besturen, maar waarvan de last gedragen wordt    door het plaatselijk bestuur zelf, alsook op de overlevingspensioenen    van hun rechthebbenden.Hetzelfde geldt voor de rust- en    overlevingspensioenen van de plaatselijke besturen die aangesloten    zijn bij deze Pool II en waarvan de pensioenen beheerd en betaald    worden door een voorzorgsinstelling, zoals bepaald in artikel 1bis, e)    van de wet van 6 augustus 1993. In deze gevallen zijn de hiervoor    vermelde percentages dwingend en zijn zij niet langer een minimum.
Zowel in hypothese 1) als in hypothese 2) moeten de betrokken plaatselijke overheden maatregelen nemen om voormelde verhogingscoëfficiënten toe te passen of te laten toepassen door hun voorzorgsinstelling.
Tenslotte moet er op gewezen worden dat het perequatiestelsel dat ingevoerd werd door de wet van 9 juli 1969 niet toepasselijk is op de pensioenen die toegekend zijn aan bepaalde vroegere gemeentelijke mandatarissen en aan hun rechthebbenden. Deze pensioenen vallen onder het toepassingsgebied van de wet van 8 december 1976.
Brussel, 10 juni 2009.
De Minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden, Mevr. M. ARENA