Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 04 februari 2005
gepubliceerd op 24 maart 2005

Omzendbrief met betrekking tot het financieel beheer van de Gemeentebedrijven

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2005031053
pub.
24/03/2005
prom.
04/02/2005
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST


4 FEBRUARI 2005. - Omzendbrief met betrekking tot het financieel beheer van de Gemeentebedrijven


Dames en heren burgemeesters Dames en heren schepenen, 1.Inleiding In het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 november 2003, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 10 maart 2004, worden nieuwe regels bepaald met betrekking tot het financieel beheer van de gemeentebedrijven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Dit besluit werd aangevuld met een ministerieel besluit van 6 februari 2004 (Belgisch Staatsblad van 14 april 2004), dat het model van de begroting, de balans en de resultatenrekening van het Gemeentebedrijf vaststelt, alsook de economische classificatie en het stelsel van algemene en individuele rekeningen.

Deze besluiten treden in werking op 1 januari 2005.

De toepassing van deze nieuwe comptabiliteit van de Gemeentebedrijven hoeft geen probleem te betekenen voor de beheerders van de Gemeentebedrijven, die vertrouwd zijn met de handelsboekhouding als opgelegd bij besluit van de Regent van 1946.

Wij vinden het evenwel nuttig om een aantal zaken te verduidelijken en te preciseren voor de beheerders van de Gemeentebedrijven, meer bepaald wat betreft het opstellen van hun begrotings- en boekhoudingdsdocumenten waaronder de beginbalans en de organisatie van het Gemeentebedrijf. 2. Organisatie en bevoegdheden bij het Gemeentebedrijf. 2.1. De gemeenteraad keurt de begroting en de begrotingswijzigingen goed. Op het ogenblik van de aanneming kan de gemeenteraad beslissen dat de kredieten in de gewone dienst geen beperkend karakter hebben.

De gemeenteraad is bevoegd voor : ? de goedkeuring van de voorlopige twaalfden; ? de verrichtingen in het kader van de uitvoering van de buitengewone dienst; ? de beslissingen inzake leningen en kredietopeningen voor het verdisconteren van toelagen; ? de goedkeuring van de jaarrekeningen van het Gemeentebedrijf, die aan de gemeenteraad bezorgd worden door het college van burgemeester en schepenen; 2.2. Het college van burgemeester en schepenen Het besluit van 6 november 2003 laat niet meer toe dat het beheer van het Gemeentebedrijf gedelegeerd wordt aan één of meer schepenen. Het college als geheel vormt het uitvoerend orgaan van het Gemeentebedrijf. Alleen het college is bevoegd om het gemeentebedrijf juridisch te binden.

Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd om : ? het begrotingsontwerp op te maken dat wordt voorgelegd aan de gemeenteraad, na het advies te hebben ingewonnen van de commissie; ? de principiële beslissingen te nemen aangaande de uitvoering van de gewone dienst; ? op beslissing van de gemeenteraad, leningen aan te gaan om het bedrag van de patrimoniale uitgaven te dekken, ongeacht of deze aangerekend moeten worden op de gewone of op de buitengewone dienst; ? op beslissing van de gemeenteraad, kredietopeningen aan te gaan voor verdiscontering van toelagen of andere in de begroting opgenomen ontvangsten; ? erop toe te zien dat de kasvoorraad voldoende kasmiddelen omvat om te allen tijde de verbintenissen van het gemeentebedrijf te kunnen nakomen en haar uitgaven te kunnen betalen; ? de invorderingsrechten vast te stellen en de uitgaven te ordonnanceren en te bevelen; ? de vorderingen van het Gemeentebedrijf, waarvan de invorderbaarheid twijfelachtig is, over te boeken naar een rekening « dubieuze debiteuren » in de algemene boekhouding op basis van een verslag van de bedrijfsontvanger; ? het voorlopig resultaat van het dienstjaar te verwerken vóór de definitieve vaststelling van de rekeningen; ? de door zijn toedoen vastgestelde rekeningen ter goedkeuring voor te leggen aan de gemeenteraad. 2.3. De adviescommissie.

De adviescommissie, samengesteld uit een lid van het college, de gemeentesecretaris, de gemeenteontvanger, de bedrijfsboekhouder en de bedrijfsontvanger, is ermee belast een advies uit te brengen over het begrotingsontwerp dat aan de commissie wordt voorgelegd door het college. 2.4. De bedrijfsontvanger, dit kan de gemeenteontvanger zijn of de bijzondere rekenplichtige bedoeld in artikel 263 van de nieuwe gemeentewet, is belast met de geldomzet, het bijhouden van de kasgelden en het verrichten van betalingen en ontvangsten.

De bedrijfsontvanger is gemachtigd om binnen bepaalde grenzen de beleggingen op minder dan één jaar onder zijn eigen verantwoordelijkheid te beheren.

De bedrijfsontvanger controleert de regelmatigheid van deze documenten en van hun bewijsstukken evenals hun aanrekening in de budgettaire en algemene boekhouding.

Hij geeft geregeld aan het college van burgemeester en schepenen schriftelijk kennis van de tegen schuldenaars ingestelde vervolgingen.

De bedrijfsontvanger is belast met de uitvoering van de bevelschriften tot betaling. 2.5. De bedrijfsboekhouder is het gemeentelijk personeelslid dat is aangewezen voor het verrichten van boekingen, hetzij uit eigen beweging, hetzij op voordracht van de bedrijfsontvanger voor financiële verrichtingen uitgevoerd door laatstgenoemde.

Er bestaat onverenigbaarheid tussen de functie van bedrijfsboekhouder en die van bedrijfsontvanger.

De bedrijfsboekhouder boekt onmiddellijk de facturen of documenten die deze vervangen. Hij registreert de betalingen in uitvoering in de boekhouding op basis van de gegevens meegedeeld door de bedrijfsontvanger. 3. De begroting van het Gemeentebedrijf. De aanneming van de begroting door de gemeenteraad dient te gebeuren binnen de termijnen bepaald in artikel 241 van de nieuwe gemeentewet.

Het begrotingsontwerp wordt opgemaakt door het college na schriftelijk advies van de commissie.

De jaarlijkse begroting van het Gemeentebedrijf omvat : ? Een document met een bedrijfsbegroting en een vermogensbegroting; ? Een detailopgave van alle investeringsprojecten; ? De aflossingstabel van de schuld.

Bij de begroting wordt een tabel gevoegd die de evolutie van de beschikbare reserves en het gebruik van de voorzieningen weergeeft. 3.1. De bedrijfsbegroting en de vermogensbegroting.

De begroting van het Gemeentebedrijf dient te worden voorgesteld in de vorm bepaald in de bijlage van het besluit van 6 februari 2004.

Het Gemeentebedrijf dient zijn begroting uit te werken volgens zijn omvang, activiteit en behoeften, op basis van het stelsel van economische codes dat is opgenomen in bijlage 5 van bovenvermeld besluit.

De voorziene ontvangsten zijn ramingen wat betreft van de ontvangsten die gerealiseerd zullen worden tijdens het dienstjaar (vastgestelde rechten), terwijl de voorziene uitgaven ramingen zijn van de uitgaven die aangerekend zullen worden tijdens het dienstjaar, ongeacht in welk dienstjaar de uitgave werd vastgelegd (overgedragen vastleggingen en nieuwe aanrekeningen van het dienstjaar).

De vaststelling van een ontvangst en de aanrekening van een uitgave in de begrotingsboekhouding geven aanleiding tot een boeking in de algemene boekhouding.

De codificatie van de bedrijfsbegroting stemt overeen met het schema van de resultatenrekening : bij de ontvangsten de rekeningen van klasse 7 en bij de uitgaven de rekeningen van klasse 6.

Het geraamde resultaat van deze begroting is dus een voorafbeelding van het bedrijfsresultaat.

De codificatie van de vermogensbegroting gebeurt op basis van de rekeningen van de klassen 1, 2 en 4 van de balans. 3.1.1. De periodieke terugbetaling van leningen, die in de algemene boekhouding enkel weerslag heeft op de balansrekeningen, ressorteert bijgevolg onder de vermogensbegroting; hierin verschilt de comptabiliteit van de Gemeentebedrijven van de gemeentelijke comptabiliteit.

De begrotingskredieten met betrekking tot de terugbetaling van schuld, ongeacht of het gaat om vervroegde dan wel periodieke terugbetaling, evenals de terugvordering van aflossingen worden geboekt in een afzonderlijk gedeelte van de vermogensbegroting.

Om ervoor te zorgen dat het Gemeentebedrijf over voldoende middelen beschikt om de periodieke terugbetaling van zijn aangegane leningen te kunnen uitvoeren, wordt een bedrag dat overeenstemt met de voorziene terugbetaling overgeboekt van de bedrijfsbegroting.

Daartoe worden volgende economische codes gebruikt : code 666-90 « Overboeking van de exploitatiebegroting naar de patrimoniale begroting » bij de uitgaven in de bedrijfsbegroting en code 766-90 « Overboeking van de exploitatiebegroting naar de patrimoniale begroting » bij de ontvangsten in de patrimoniale begroting.

Deze boekingen betreffen enkel de begroting, daar beide voornoemde codes op geen enkele wijze gekoppeld zijn aan de algemene boekhouding. 3.1.2. In de begroting van het Gemeentebedrijf wordt ook een onderscheid gemaakt tussen de gewone dienst en de buitengewone dienst (cf. schema in de bijlage van het besluit van 6 november 2003).

Dit onderscheid, dat geen invloed heeft op de voorstelling van de begroting, bepaalt welk orgaan bevoegd is voor de uitvoering.

De beslissingen met betrekking tot de uitvoering van de gewone dienst behoren tot de bevoegdheid van het college.

De gewone begroting omvat : de bedrijfsbegroting en van de vermogensbegroting de kredieten met betrekking tot buitengewone onderhoudswerken (ontvangsten en uitgaven) en de kredieten met betrekking tot de aankoop van meubilair (ontvangsten en uitgaven), alsook de kredieten in verband met de periodieke terugbetaling van de schuld.

De gemeenteraad kan bij aanneming van de begroting beslissen dat de kredieten voorzien op de gewone dienst geen beperkend karakter hebben, op voorwaarde dat de rekening van het op twee na laatste boekjaar (n-3) defintief goedgekeurd is door het administratief toezicht.

De buitengewone begroting omvat de ontvangsten en uitgaven in verband met aankopen en verkopen, bouwwerken en inrichtingswerken aan gebouwen.

De beslissingen met betrekking tot de uitvoering van de buitengewone dienst ressorteren onder de bevoegdheid van de gemeenteraad. 3.1.3. De gemeenteraad kan voorlopige twaalfden goedkeuren, berekend als volgt : ? 1/12e van de goedgekeurde kredieten van de begroting n-1 indien de begroting nog niet aangenomen is; ? 1/12e van de kredieten van begroting n indien de begroting aangenomen is maar nog niet goedgekeurd door het administratief toezicht, behalve indien de kredieten van de begroting n-1 lager liggen dan die begroting n.

De voorlopige twaalfden zijn niet van toepassing op bezoldigingen, verzekeringspremies, belastingen en lopende investeringsprojecten. 3.1.4. Begrotingswijzigingen.

Begrotingswijzigingen moeten ter goedkeuring voorgelegd worden aan de gemeenteraad.

Een begrotingswijziging dient opgemaakt te worden wanneer : ? de « beperkende » gewone begrotingskredieten ontoereikend blijken; ? de buitengewone begrotingskredieten ontoereikend blijken; ? de totale kosten van een investering opwaarts herzien moeten worden tijdens het dienstjaar en bijgevolg de punten 1, 2 en 3 van de projecttabel gewijzigd moeten worden. 3.2 Gedetailleerd overzicht van alle investeringsprojecten.

De tabel van een investeringsproject is de boordtabel van de investering. In deze tabel worden alle budgettaire en boekhoudkundige gegevens met betrekking tot de investering bijgehouden. Deze tabel wordt opgemaakt conform het model bepaald in bijlage 2 van het besluit van 6 februari 2004.

Elke tabel vermeldt een globale kostenraming van het project, de geschiedenis en de vordering van het project, alsook de kredieten nodig voor de aanrekening van de facturen en de financiering ervan tijdens het dienstjaar.

Deze tabel bestaat uit 2 verschillende delen : 3.2.1. In het bovenste deel wordt per dienstjaar de vordering van de werking aangegeven. Dit deel is onderverdeeld in 7 punten, die ingevuld worden naarmate de realisatie van het project vordert.

In de individuele tabel van een project moeten onder de 7 punten enkel de posten vermeld worden die van toepassing zijn op het project (zie voorbeeld hieronder).

Indien het Gemeentebedrijf bijvoorbeeld een woongebouw laat optrekken dat gefinancierd wordt met een lening ten laste van het Gemeentebedrijf en met gewestelijke subsidie, dienen in het bovenste deel van de tabel volgende posten vermeld te worden : onder punt 2 « Plannen en Studies » en « Werken - Bouw » : onder punt 3 « Financiering - subsidies Gewest en leningen ten laste van de Regie ».

Jaar n in de tabel is het eerste begrotingsjaar waarin het project is ingeschreven.

Het geraamd bedrag van de uitgave en de financiering ervan worden begroot en goedgekeurd door de gemeenteraad.

Voor het betrokken begrotingsjaar is er een dubbele kolom om naast de betrokken posten de kredieten te kunnen vermelden die nodig zijn voor de aanrekening en financiering van de facturen. Deze bedragen komen terug in de vermogensbegroting van het boekjaar. 1. Raming van de uitgave. Dit betreft de globale kosten van het investeringsproject als geraamd door de diensten.

Afhankelijk van de omvang van de werken, is het mogelijk dat in de eerste begroting enkel de punten 1 en 3 van het bovenste deel van de tabel ingevuld worden, m.a.w. de globale raming van de werken en de desbetreffende financiering.

Het is ook mogelijk dat er geen facturatie voorzien is tijdens dit eerste dienstjaar en dat er geen begrotingskrediet is ingeschreven voor de aanrekening. 2. Gunningsbedrag. Dit punt wordt ingevuld na de aanwijzing van de opdrachtnemer, ongeacht of het een architectenbureau of een aannemersbedrijf betreft.

Indien het bedrag van de gunning hoger ligt dan het geraamde bedrag of in geval van aanvaarde supplementen, prijsherzieningen en correcties van vermoedelijke hoeveelheden, wordt punt 1 overeenkomstig aangepast via begrotingswijziging of door een nieuwe inschrijving in de begroting van het volgend dienstjaar. (De financieringswijze dient overeenkomstig aangepast te worden). 3. Financiering. Voor elk investeringsproject dat is ingeschreven in dit gedeelte van de begroting van het Gemeentebedrijf, moet de financieringswijze bepaald zijn. Elke wijziging van de financeringswijze dient het voorwerp uit te maken een begrotingswijziging, waarbij het evenwicht tussen de totale voorziene uitgave en de financiering ervan gehandhaafd moet worden. 4. Vorderingsstaat (bedragen aangerekend tijdens vorige dienstjaren). Dit betreft het totaal van de bedragen die aangerekend werden tijdens vorige dienstjaren. Dit punt kan ten vroegste ingevuld worden vanaf dienstjaar n+1 (vanaf dienstjaar 2006 kunnen de bedragen aangerekend in 2005 vermeld worden). 5. Nog te verwezenlijken (2-4). Dit betreft het verschil tussen het geraamde bedrag van de werken, met inbegrip van de bijkomende werken en afrekeningen (met respect voor wetgeving over overheidsopdracht), de prijsherzieningen en de reeds aangerekende bedragen. 6. Beschikbare kredieten (1-4). Deze post stemt overeen met het verschill tussen de raming van de uitgave en het totaal van de reeds aangerekende bedragen. Dit punt kan ten vroegste ingevuld worden vanaf dienstjaar n+1 (vanaf dienstjaar 2006 zullen de bedragen aangerekend in 2005 vermeld worden). 7. Aan te vragen kredieten (5-6). Dit punt stemt overeen met het geraamde bedrag van de uitgave vermeld bij punt 5 en de initieel goedgekeurde uitgavemachtiging vermeld bij punt 1. Het bij punt 1 vermelde bedrag dient aangepast te worden via begrotingswijziging of met een nieuwe inschrijving in de begroting van het volgend dienstjaar indien in dit punt 7 vermeld is dat een bijkomend krediet gevraagd dient te worden.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Overgangsbepalingen - Tabel van de investeringsprojecten. Vroegere dienstjaren.

Alle investeringsprojecten waarvan de realisatie aan de gang is tijdens de uitwerking van de begroting « Nieuwe stijl » dienen voorgesteld te worden in een investeringsprojecttabel. De eerste - dubbele - kolom van de tabel heeft betrekking op het nieuwe begrotingsjaar en vermeldt links onder de betrokken opschriften alle informatie over het project zoals die geldt op de datum van de uitwerking van de begroting. Zo zal het bedrag vermeld onder punt 1 de raming zijn van de kosten van het project na eventuele herzieningen en wijzigingen. 3.2.2. Onderste deel In het onderste deel van de tabel wordt voor een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf het jaar van de voorziene ingebruikname, een gedetaileerder raming gegeven van de kosten en opbrengsten per project.

Dit deel moet ingevuld worden wanneer de gegevens ingeschreven zijn in de begroting van het Gemeentebedrijf. De hier vermelde gegevens dienen aangepast te worden naargelang van de informatie die verkregen wordt tijdens de realisatie van het project. Indien de financiering van het project bijvoorbeeld gewijzigd wordt en het te lenen bedrag hoger dan het oorspronkelijk bedrag, dient het punt « financiële kosten » gewijzigd te worden. 3.3. De aflossingstabel van de schuld.

Deze tabel dient voorgesteld te worden conform het model bepaald in bijlage 3 van het besluit van 6 februari 2004. 3.4. Resultaat van de bedrijfsbegroting - Bestemming. (Artikel 8 van het besluit van 6 november 2003).

In artikel 8 van het besluit van 6 november 2003 wordt gepreciseerd dat de Gemeenteraad bevoegd is voor bestemmen van het batig saldo van de bedrijfsbegroting van het Gemeentebedrijf. In voornoemd artikel worden de mogelijke bestemmingen van dit resultaat opgesomd.

We bevinden ons hier in een begrotingscontext. Het resultaat is dus een geraamd resultaat dat kan wijzigen in de loop van het dienstjaar en de gewone kredieten kunnen niet-beperkend verklaard worden. Deze voorziene bestemming is dus louter informatief.

Het hoofddoel bestaat erin ervoor te zorgen dat het Gemeentebedrijf over voldoende middelen beschikt om zijn leningen terug te betalen en deze middelen over te boeken naar de vermogensbegroting (zie hierboven, punt 3.1.2., periodieke terugbetaling van leningen). 4. Vermogen en beginbalans. Het vermogen van de Gemeentebedrijven wordt gewaardeerd, geherwaardeerd en afgeschreven volgens de regels die gelden voor de gemeentelijke comptabiliteit. Dit stelt geen problemen voor nieuw opgerichte of op te richten Gemeentebedrijven waarvan het door de gemeente overgehevelde vermogen gewaardeerd werd of zal worden volgens de gemeentelijke regels.

Bestaande Gemeentebedrijven dienen daarentegen een balans per 1 januari 2005 op te stellen die zal afwijken van hun balans als afgesloten op 31 december 2004 wat betreft de vaste activa (terreinen, gebouwen, investeringssubsidies en resultaten).

Terreinen en gebouwen zullen in tegenstelling tot wat het geval is in de boekhouding van privé-bedrijven, jaarlijks geherwaardeerd worden.

De waarderingsregels voor deze goederen zijn vervat in de omzendbrief van de Regering van 14 juli 1994 met betrekking tot de uitwerking van de begrotingen 1995 van de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en meer bepaald in bijlage 3 van deze omzendbrief waar op blz. 5 de gewestelijke regels bepaald worden voor de waardering van terreinen (specifieke regels voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest).

Op het einde van deze omzendbrief vindt u een geactualiseerde versie van deze bijlage, met de waarden voor 2004 in euro.

Het Gemeentebedrijf dient de waarderingsregels die het volgde bij de opstelling van de beginbalans bij deze te voegen.

Volgende documenten dienen eveneens bij de beginbalans gevoegd te worden : ? een volledig overzicht van de te innen rechten van afgesloten dienstjaren. In dit overzicht dient het jaar van ontstaan van het recht vermeld te worden, evenals het bedrag, de aard van het recht en het nummer van de betrokken algemene rekening; ? een overzicht van de uitgaven vastgelegd tijdens vroegere dienstjaren en niet aangerekend tijdens het boekjaar 2005. In dit overzicht dient het oorspronkelijk jaar vermeld te worden, evenals het bedrag en de aard van de uitgave en het nummer van de betrokken algemene rekening.

Het algemeen rekeningenstelsel van de Gemeentebedrijven is opgenomen bijlage 6 van het besluit van 6 februari 2004.

Indien nodig dient in het rekeningenstelsel het prefix van de te gebruiken individuele rekening vermeld te worden.

Hieronder komen enkel de balanselementen aan bod die aanleiding geven tot opmerkingen of die toelichting vereisen. De andere balanselementen worden weergegeven tegen hun inventariswaarde op 31 december van het vorige dienstjaar en geboekt in de algemene rekeningen van het nieuwe rekeningenstelsel. 4.1. Actief van de balans. 4.1.1. Onroerend patrimonium - 22.

Onroerend patrimonium - Niet-bebouwde gronden en terreinen - 220.

Voor het opstellen van zijn beginbalans past het Gemeentebedrijf de waarderingsregels toe die gelden voor zijn gemeente, zoals beschreven op bladzijde 5 van voornoemde bijlage 3.

Onroerend patrimonium - Gebouwen en hun gronden - 221.

Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen gronden en gebouwen.

Gronden van gebouwen - 2211.

Voor het opstellen van zijn beginbalans past het Gemeentebedrijf de waarderingsregels toe die gelden voor zijn gemeente, zoals beschreven op bladzijde 5 van voornoemde bijlage 3.

Vanaf 2005 zal een Gemeentebedrijf dat een goed aankoopt, het verschil dienen te berekenen tussen de waarde van de grond en die van het gebouw, volgens onderstaande formule : Gebouw : kadastraal inkomen x 15 % x 30.

Het verschil tussen de aankoopprijs en het resultaat van de formule geldt als waarde van de grond.

Het is evenwel mogelijk dat het Gemeentebedrijf eigenaar wordt van een vervallen gebouw dat bestemd is voor afbraak. In dat geval wordt de volledige waarde toegekend aan de grond.

Gebouwen - 2212 tot 2214.

De afschrijvingsduur van gebouwen bedraagt vijftig jaar (in plaats van drieëndertig zoals oorspronkelijk).

Gebouwen worden gewaardeerd tegen hun aankoop- of bouwwaarde, verhoogd met de waarde van de verbouwingen en inrichtingen. Deze waardering dient te gebeuren op basis van de laatst bekende bouwprijzenindex (ABEX).

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 4.1.2. Aankoop van vaste activa en werken in uitvoering - 24.

Onder deze post wordt het totaal van de reeds aangerekende facturen met betrekking tot werken in uitvoering ingeschreven. 4.2. Passief van de balans. 4.2.1. Kapitaal - 10. Het kapitaal van het Gemeentebedrijf stemt overeen met het verschil tussen het actief en het totaal van de schulden, de reserves, de ontvangen investeringssubsidies en de voorzieningen voor risico's en kosten.

Dit bedrag vertegenwoordigt de bijdrage van de gemeente. De gemeenten zullen instructies ontvangen wat betreft de wijze waarop hun deelneming in het Gemeentebedrijf geboekt moet worden in hun balans. 4.2.2. Overdragen resultaten - 13.

De resultaten tot 31 december 2003 van het Gemeentebedrijf werden gekapitaliseerd.

Er zal geen rekening gehouden worden met het resultaat van de rekening 2004 van het Gemeentebedrijf, en er zal geen aanleg van reserves noch bestemming van het resultaat plaatsvinden.

Voor de komende dienstjaren zal een onderscheid gemaakt moeten worden tussen de resultaten van het lopende dienstjaar (13021 of 13023) en die van vroegere dienstjaren (13011 of 13013). 4.2.3. Verkregen investeringssubsidies, giften en legaten - 15.

Subsidies worden geboekt tegen hun initiële waarde en afgeschreven volgens dezelfde regels als voor de goederen waarop ze betrekking hebben. 5. De rekeningen van het Gemeentebedrijf. Het boekjaar van het Gemeentebedrijf vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december.

Bij de afsluiting van het dienstjaar stelt de bedrijfsboekhouder de jaarrekeningen van het Gemeentebedrijf vast, die bestaan uit de begrotingsrekening, de balans, de resultatenrekening en de bijlagen. 5.1. De begrotingsrekening wordt voorgesteld in dezelfde vorm als de begroting.

Deze rekening vermeldt volgende gegevens : ? inzake ontvangsten : in de eerste kolom de begrote bedragen (laatste begrotingswijziging); in de tweede kolom de definitief vastgestelde rechten; in de derde kolom de oninvorderbaar verklaarde ontvangsten; in de vierde kolom de netto vastgestelde rechten; ? inzake uitgaven : in de eerste kolom de begrote bedragen (laatste begrotingswijziging); in de tweede kolom de aangerekende uitgaven en in de derde kolom de ongebruikte kredieten;

De beheerders van de aanrekeningen dienen tussen 1 december van het af te sluiten dienstjaar en 15 februari van het volgend dienstjaar de stukken betreffende de niet afgehandelde aanrekeningen te overhandigen aan de bedrijfsboekhouder zodat deze ze zo snel mogelijk kan inschrijven in de begrotingsartikelen en de algemene rekeningen.

Daarna stelt de bedrijfsboekhouder de lijst op van de niet-uitgevoerde aangegane verbintenissen en laat die door de beheerders van de aanrekeningen aanvullen met de verrichte boekingen. De definitieve lijst van de aangegane verbintenissen wordt bij de begrotingsrekening gevoegd.

Bij de begrotingsrekening wordt een lijst van de nog te innen vastgestelde invorderingsrechten gevoegd, die is opgesteld per individuele rekening en waarbij de dubieuze debiteuren afzonderlijk worden vermeld. 5.2. De balans.

De balans dient opgesteld te worden volgens het model bepaald in het ministerieel besluit van 6 februari 2004.

Aan de algemene rekeningen van de balans worden individuele rekeningen betreffende de bezittingen, schulden en vorderingen van het Gemeentebedrijf toegevoegd.

Alvorens de afsluitende balans van het dienstjaar op te maken, dienen de afsluitingsverrichtingen te worden uitgevoerd, zijnde de jaarlijkse herwaarderingen, de afschrijvingen van de vaste activa, de afschrijvingen van investeringstoelagen en, in voorkomend geval, de voorraadwijzigingen.

Vorderingen waarvan de inning twijfelachtig geworden is, worden overgeboekt naar de rekening « dubieuze debiteuren » op basis van een beslissing van het college, genomen op basis van een verslag van de bedrijfsontvanger.

De indexen nodig voor de afsluitingsverrichtingen (ABEX-index en wettelijke coëfficiënt voor de automatische indexering van de kadastrale inkomens) zijn dezelfde als die welke via omzendbrief meegedeeld worden met het oog op de afsluiting van de gemeentelijke rekeningen. 5.3. De resultatenrekening.

De resultatenrekening wordt voorgesteld in overeenstemming met het model bepaald in het ministerieel besluit van 6 februari 2004.

Bestemming van het resultaat.

Vóór de definitieve vaststelling van de rekeningen, gaat het college over tot de verwerking van het voorlopig resultaat (artikel 65 van het besluit van 6 november 2003).

Indien het resultaat van het dienstjaar en het bedrijfsresultaat een batig saldo vertonen, wordt het resultaat van het dienstjaar in deze volgorde verwerkt : ? het vormen van een reserve (behalve stedenbouwkundige lasten, wijkcontracten en andere toelagen met een specifieke bestemming) tot deze een door de gemeenteraad vastgesteld percentage van het beginkapitaal heeft bereikt, maar dat niet lager dan 2 % en niet hoger dan 10 % mag zijn; ? het saldo van de boni overgeboekt naar de gemeente (behalve stedenbouwkundige lasten, wijkcontracten en andere toelagen met een specifieke bestemming).

Indien het resultaat van het dienstjaar een batig saldo en het bedrijfsresultaat een negatief saldo vertonen, wordt het resultaat van het dienstjaar als volgt verwerkt : ? het vormen van een reserve tot deze een bepaald percentage, door de gemeenteraad vastgesteld, heeft bereikt, maar dat niet lager dan 2 % en niet hoger dan 10 % mag zijn; ? geboekt op het overgedragen resultaat.

Indien het resultaat van het dienstjaar een negatief saldo vertoont, gaat het college van burgemeester en schepenen van het Gemeentebedrijf over tot : ? een afname op de reserves; ? na uitputting van deze laatste, mag het Gemeentebedrijf een tussenkomst aanvragen bij de gemeente.

Na de voorlopige vaststelling van de resultatenrekening door het college, stelt de bedrijfsboekhouder een begrotingswijziging voor om de kredieten op de artikelen betreffende de aan de gemeente uit te keren batig exploitatieresultaat of de tussenkomst van de gemeente in het nadelig exploitatieresultaat in overeenstemming te brengen met de door het college van burgemeester en schepenen van het Gemeentebedrijf genomen beslissing. 54. De bijlage. Een schema van de bijlage, naar het model van de bijlage van de gemeenterekeningen, zal later aan de Gemeentebedrijven bezorg worden.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^