Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 06 november 2003
gepubliceerd op 10 maart 2004

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering met betrekking tot het financieel beheer van de gemeentebedrijven

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2004031020
pub.
10/03/2004
prom.
06/11/2003
ELI
eli/besluit/2003/11/06/2004031020/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

6 NOVEMBER 2003. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering met betrekking tot het financieel beheer van de gemeentebedrijven


Verslag aan de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering Het boekhoudkundig beheer van de gemeenten onderging ingrijpende wijzigingen als gevolg van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 augustus 1990 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit.

Het nieuw algemeen rekeningenstelsel voor de gemeenten noopte tot een herziening van de regels bij de gemeentelijke instellingen, die samen met de gemeente waarvan zij afhangen, een eenheid vormen op zowel juridisch als vermogensvlak.

Tot in 1995 stelden de gemeentebedrijven enkel een vermogensbalans op ten behoeve van hun ondernemingsboekhouding. Het is precies het ontbreken van dergelijk document op het niveau van de gemeentelijke comptabiliteit dat leidde tot een scheiding van beide boekhoudingen.

Daar het vermogen van gemeentebedrijven juridisch tot het gemeentelijk vermogen behoort, is het vereist dat de balansen van gemeentebedrijf en gemeente geconsolideerd kunnen worden om een precies beeld te geven van de boekhoudkundige situatie van het geheel.

De gemeentelijke rekeningen en die van het gemeentebedrijf dienen binnen redelijke termijnen vastgesteld te worden. De besluitvormingsorganen moeten immers in staat gesteld worden hun beleid af te stemmen op de boekhoudkundige resultaten. Het is in dat verband bijzonder ongezond dat bedrijfsrekeningen maanden tot zelfs jaren na het betrokken dienstjaar worden vastgesteld.

Elke poging tot consolidatie zou vergeefs zijn indien de boekhoudkundige voorschriften bij de gemeente enerzijds en het gemeentebedrijf anderzijds verschillen, vooral op het vlak van het afschrijving- en herwaarderingstempo.

De nieuwe gemeentelijke comptabiliteit bood tevens een geschikte gelegenheid om de regels inzake begrotingsboekhouding bij de diverse gemeentebedrijven te harmoniseren, daar deze thans aanzienlijke onderlinge verschillen vertonen.

De ervaring die de gemeenten hebben opgedaan met de toepassing van de nieuwe gemeentelijke boekhouding (NGC) maakte het ook mogelijk om de relatie tussen de begrotingsboekhouding en de algemene boekhouding te herzien, waarbij van het begrotingssysteem een toekomstgericht beheersinstrument gemaakt wordt en de algemene boekhouding tot zijn recht komt als een meetinstrument m.b.t. de evaluatie van het patrimonium en de realisatie van het beleid.

Ter zake kan opgemerkt worden dat in het rekeningenstelsel van de begroting elke economische code verbonden is met een eindige lijst van corresponderende algemene rekeningen (en niet langer aan één enkele rekening zoals in de NGC), wat de boekhouder in staat stelt om voor elk stuk de meest geschikte aanrekening in de algemene boekhouding te bepalen.

Daar de bestaansreden van de gemeentebedrijven erin bestaat dat zij zich kunnen aanpassen aan de vereisten van handels- of industriële diensten en derhalve gebruik kunnen maken van voorschriften om het dagelijks beheer vlotter te laten verlopen, was het nodig de soepelheid die het beheer van een gemeentebedrijf kenmerkt, te behouden.

Het is in die context dat de onderstaande regels de begrotings- en boekhoudkundige praktijken van gemeenten en gemeentebedrijven harmoniseren, met inachtneming van alle algemene bepalingen ter- zake die al vervat waren in het Regentsbesluit van 18 juni 1946.

Welke zijn de belangrijkste vernieuwingen van het huidig besluit? 1. Begroting en begrotingsrekening : In tegenstelling tot de gemeentebegroting, die een voorafbeelding is van een geraamd thesaurieresultaat overeenstemmend met het verschil tussen de middelen die beschikbaar gesteld worden in de loop ven het dienstjaar en de vastgelegde uitgaven, voor zover alle aangekondigde middelen beschikbaar zijn en alle uitgavenkredieten vastgelegd zijn, geeft de begroting van een gemeentebedrijf een voorafbeelding van het bedrijfsresultaat van het betrokken dienstjaar (en niet de voorafbeelding van het thesaurieresultaat). De kredieten stemmen bijgevolg overeen met de verwachte vorderingen voor het dienstjaar en de kosten die tijdens het dienstjaar aangerekend zullen worden, ongeacht in welk dienstjaar de beslissing (en de vastlegging in de zin van de gemeentelijke comptabiliteit) met betrekking tot de uitgave plaatsvond. Het is evenwel verplicht een boordtabel op te stellen om een raming mogelijk te maken van het bedrag van de uitgeschreven bestelbonnen, wat mutatis mutandis overeenstemt met het begrip overgedragen vastleggingen. De algemene boekhouding omvat evenzo een wachtrekening « te ontvangen facturen » Het begrip vastlegging blijft behouden, in die zin dat elk gebruik van een uitgavenkrediet vooraf goedgekeurd moet worden door de overheid van het gemeentebedrijf. Deze formaliteit is bij een gemeentebedrijf evenwel van louter juridische aard en is boekhoudkundig van geen betekenis meer.

In die omstandigheden worden de begroting en de begrotingsrekening beheersdocumenten bestemd om na te gaan in welke mate het effectief uitgevoerde programma afwijkt van het geplande programma. Ze maken op zichzelf dus geen boekhoudkundige documenten in enge zin meer uit. De boekhoudkundige situatie van een gemeentebedrijf komt voldoende gedetailleerd tot uiting in de algemene boekhouding.

In de begroting als aangenomen door de gemeenteraad, - worden de krachtlijnen van het beleid voor het komende dienstjaar in cijfers bepaald, - wordt een uitvoeringsmandaat verleend aan het college van burgemeester en schepenen met het oog op de realisatie ervan, - worden de voorziene middelen vastgesteld en - worden de beperkingen inzake het gebruik van de middelen bepaald - dit alles om tot een voorzienbaar bedrijfsresultaat te komen. 2. Voorstelling van de begroting - Wegvallen van de koptabel en begrotingsresultaat. Zoals in de gemeentelijke boekhouding verdwijnt de koptabel uit de begroting. Hetzelfde geldt voor de berekening van het resultaat van de vorige dienstjaren.

Daar in de begrotingsrekening niet meer gewerkt wordt met het begrip vastlegging en dus evenmin met overgedragen vastleggingen, stemt het resultaat van het dienstjaar overeen met het bedrijfsresultaat van de balans per 31 december, afgezien van de niet-kasverrichtingen (afschrijvingen, herwaarderingen).

De terugbetaling van de schuld, die enkel weerslag heeft op de balansrekeningen en niet op de kostenrekening en bijgevolg geen invloed heeft op de bedrijfsrekening, is in een afzonderlijk hoofdstuk opgenomen, in tegenstelling tot wat het geval is bij de gemeentelijke boekhouding. 3. Organisatie en vorm van de begroting. De begroting van een gemeentebedrijf omvat twee afzonderlijke afdelingen : De eerste afdeling verenigt de artikelen die verbonden zijn aan de kosten- en batenrekeningen die weerspiegeld zijn in het bedrijfsresultaat van de algemene boekhouding afgezien van de afschrijvingen en herwaarderingen.

De tweede afdeling omvat de uitgaven verbonden aan de balansrekening.

Deze sectie bestaat uit een overzicht van de investeringsprojecten en een overzicht van de terugbetalingen van de schuld.

De presentatie van de diverse begrotingsafdelingen wordt weergegeven in bijlage aan dit verslag. 4. Onderscheid tussen de gewone en de buitengewone begroting. Voor de uitvoering van het huidig besluit, dient te worden verstaan onder : - « gewone begroting » de ontvangsten en uitgaven in verband met de normale activiteit van het gemeentebedrijf, inclusief de bewegingen in het roerend patrimonium, de buitengewone onderhoudswerken, de studiekosten alsook de terugbetaling van de schuld; - « buitengewone dienst » de ontvangsten en uitgaven in verband met de aankopen en verkopen, de bouwwerken en inrichtingswerken aan gebouwen.

De principiële beslissingen aangaande de uitvoering van de gewone begroting ressorteren onder de bevoegdheid van het college van burgemeester en schepenen. Voor de verrichtingen in het kader van de uitvoering van de buitengewone begroting is de gemeenteraad bevoegd. 5. Slotopmerking. Het is nuttig te benadrukken dat de boeking van een vordering ten laste van de bedrijfsontvanger in geval van een kastekort, bedoeld in artikel 76, 3de lid, een administratieve procedure is en geen jurisdictionele procedure. In geen enkel geval stelt zij op een definitieve wijze de eindaansprakelijkheid van de bedrijfsontvanger vast.

De rekeningen en de eindrekeningen van de gemeentebedrijven, zoals deze van de gemeenten, worden goedgekeurd en definitief vastgesteld door de regering (artikel 13, 7°, en artikel 15, § 1, eerste lid, van de ordonnantie van 14 mei 1998 houdende regeling van het administratief toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Dit is een administratieve procedure die kadert in het administratief toezicht op de gemeenten en de gemeentebedrijven.

De definitieve vaststelling van de eindrekeningen verleent kwijting aan de ontvanger (artikel 138bis, § 4, NGW) Indien, bij de definitieve vaststelling, een tekort wordt vastgesteld zal het college van burgemeester en schepenen aan de ontvanger verzoeken om het tekort te vereffenen (artikel 138bis, § 2, NGW) Tegen dit verzoek om het tekort te vereffenen kan de ontvanger beroep instellen bij het Rechtscollege van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (artikelen 138bis, § 5, en 131, § 4, NGW).

Het Rechtscollege doet dan uitspraak over de aansprakelijkheid van de ontvanger als administratief rechtscollege en bepaalt het bedrag van het tekort dat ten laste van de ontvanger wordt gelegd.

Deze bepalingen zijn van toepassing op de bredrijfsontvanger.

Het Arbitragehof heeft dit onderscheid tussen administratieve en jurisdictionele procedure bevestigd in haar arrest nr. 11/95 van 7 februari 1995.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek D. DUCARME Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

6 NOVEMBER 2003. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering met betrekking tot het financieel beheer van de gemeentebedrijven De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 6, § 1, VIII, 1°, vervangen bij de bijzondere wet van 13 juli 2001;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, inzonderheid op artikel 4, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993 Gelet op de nieuwe gemeentewet, inzonderheid op artikel 239, vervangen bij wet van 27 mei 1989, en op artikel 262, 5de lid;

Gelet op het besluit van de regent van 18 juni 1946 betreffende het financieel beheer van de gemeentebedrijven;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijke Onderzoek, Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° "Bedrijfsbegroting" Alle ontvangsten en uitgaven die ten minste een maal per financieel dienstjaar voorkomen en die het gemeentebedrijf regelmatige inkomsten en een regelmatige werking waarborgen, met inbegrip van de interesten op leningen;2° "Vermogensbegroting" Alle ontvangsten en uitgaven die rechtstreeks en op een duurzame wijze invloed hebben op de omvang, de waarde of de instandhouding van het patrimonium van het gemeentebedrijf, uitgezonderd de normale onderhoudswerken;de term omvat eveneens de voor hetzelfde doel toegestane toelagen en leningen, de deelnemingen en beleggingen op meer dan een jaar, alsmede de terugbetalingen van de schuld;

In deze vermogensbegroting dient onderscheid gemaakt te worden tussen : Onderhoudswerken, zijnde verrichtingen met betrekking tot het patrimonium die tot doel hebben de geëxploiteerde goederen te behouden in hun oorspronkelijke staat;

Inrichtingswerken, zijnde alle verrichtingen die tot doel hebben een duurzaam goed te verbeteren door er de functie, grootte of bestemming van te wijzigen;

De andere verrichtingen met betrekking tot het patrimonium. 3° "Begrotingswijziging" Elke beslissing die door de gemeenteraad aangenomen wordt na vaststelling van de begroting en leidt tot ontstaan, schrapping of wijziging van één of meer begrotingsartikelen of van een onderdeel ervan;4° "Economische code" De numerieke identificatie, bestaande uit vijf cijfers die de toewijzing en de aard bepaalt van het krediet waarop ze betrekking heeft;5° "Journaal" Boekhoudkundig register dat chronologisch en zonder compensatie alle boekhoudkundige bewerkingen vermeldt;het bestaat uit twee onderscheiden en onafhankelijke delen : het journaal van de budgettaire verrichtingen en het journaal van de algemene verrichtingen; 6° "Grootboek" Boekhoudkundig register dat per rekening de verrichtingen overneemt van het journaal;het omvat twee onderscheiden delen : het grootboek van de budgettaire verrichtingen en het grootboek van de algemene verrichtingen; 7° "Betalingsbevel" Het geschreven bevel waarbij het college van burgemeester en schepenen opdracht geeft aan de bedrijfsontvanger de vermelde som te betalen aan de aangeduide rechthebbende;8° "Bedrijfsontvanger" De gemeenteontvanger of de bijzondere rekenplichtige bedoeld in artikel 263 van de nieuwe gemeentewet, belast met de geldomzet, het bijhouden van de kasgelden en het verrichten van betalingen en ontvangsten;9° "Bedrijfsboekhouder" Het gemeentelijk personeelslid dat is aangewezen voor het verrichten van boekingen, hetzij uit eigen beweging, hetzij op voordracht van de bedrijfsontvanger voor financiële verrichtingen uitgevoerd door laatstgenoemde; Er bestaat onverenigbaarheid tussen de functie van bedrijfsboekhouder en die van bedrijfsontvanger; 10° "Kasvoorraad van het gemeentebedrijf" Het geheel van gelden en waarden die beschikbaar zijn of op maximaal één jaar belegd zijn;11° "Invorderingsrecht" Elk bedrag dat met zekerheid, door een welbepaalde derde, tijdens een bepaald dienstjaar aan het gemeentebedrijf verschuldigd is;12° "Vastgelegd recht" Het invorderingsrecht dat geboekt is;13° "Minister" Het lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor plaatselijke besturen.

Art. 2.Alle door de gemeenteraad of het college van burgemeester en schepenen getroffen uitvoerbare beslissingen worden onmiddellijk aan de boekhouder en ontvanger doorgezonden. Laatstgenoemden worden op eigenverzoek of ambtshalve opgeroepen om hun standpunt uiteen te zetten ten overstaan van het college van burgemeester en schepenen.

De genomen beslissingen worden eensluidend verklaard met het register van de beraadslagingen en met de beslissingen van de voogdijoverheid.

Art. 3.Het college van burgemeester en schepenen bepaalt op welke manier de bewijzen van de inschrijvingen of bewaargevingen, alsmede alle andere akten waaruit de rechten van het gemeentebedrijf blijken, bewaard worden.

Het college van burgemeester en schepenen deelt onmiddellijk aan de boekhouder en ontvanger alle wijzigingen mee die het vaststelt in de materiële inventaris van het patrimonium van het gemeentebedrijf, meer bepaald het verlies van goederen, het beëindigen van werkzaamheden op bouwplaatsen en opneming van goederen die ontbraken in de begininventaris of die het gemeentebedrijf heeft verkregen los van enige begrotingsverrichting.

Art. 4.De rekeningen worden door de bedrijfsontvanger op naam van het gemeentebedrijf geopend. Ze worden door hem beheerd en de post wordt rechtstreeks aan hem geadresseerd.

Op de verzoeken tot betaling wordt steeds het rekeningnummer van het gemeentebedrijf vermeld waarop het bedrag moet worden gestort.

TITEL II. - DE BEGROTING HOOFDSTUK I. - Algemeenheden

Art. 5.De begroting wordt onderverdeeld in de bedrijfsbegroting en de vermogensbegroting.

Ze omvat : 1° de precieze raming van alle ontvangsten en uitgaven die in de loop van het financieel dienstjaar kunnen worden gedaan, met uitzondering van de geldverrichtingen voor rekening van derden of die slechts de thesaurie treffen;2° de detailopgave van alle investeringsprojecten.Elke tabel vermeldt de globale kostenraming van het project, de geschiedenis van het project en de vordering ervan, alsmede de kredieten nodig voor de aanrekening en de financiering van de facturen tijdens het dienstjaar; 3° de aflossingstabel van de schuld. De bedrijfsbegroting en de artikelen van de vermogensbegroting betreffende meubilair, materieel en uitrusting, plannen en studies, werken van buitengewoon onderhoud, roerende goederen in leasing en aflossing van leningen vormen samen de gewone dienst.

De bevoegdheid voor de principiële beslissingen verbonden aan de gewone dienst berust bij het college van burgemeester en schepenen.

De Minister stelt het model van de begroting en zijn bijlagen vast, alsook het plan van de economische codes.

Art. 6.De ontvangsten en uitgaven, alsook het resultaat ervan, worden onherroepelijk op een dienstjaar en op een dienst aangerekend. HOOFDSTUK II. - Investeringsprojecten

Art. 7.§ 1. Elk investeringsproject wordt weergegeven door een tabel die een gedetailleerde opgave van de voorziene uitgaven en ontvangsten omvat.

De ontvangsten verbonden aan een project dienen op gedetailleerde wijze het totaal aan middelen op te geven die de kosten van de operatie zullen dekken.

Voor de uitgaven verbonden aan elk project dient op gedetailleerde wijze melding gemaakt te worden van de financiering, met name : 1° de subsidies van de overheid die de toelagen verstrekt, 2° de leningen, 3° de eventuele zelffinanciering. § 2. In de tabel wordt per dienstjaar de vordering van de werken vermeld. Elke kredietoverschrijding van het bij de gunning gekende bedrag moet het voorwerp uitmaken van een begrotingswijziging. Dit geldt ook voor elke wijziging in de financieringswijze. § 3. In de tabel wordt over een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de inbedrijfstelling, een gedetailleerde raming van de kosten en opbrengsten per project opgenomen. HOOFDSTUK III. - De begroting

Art. 8.Wanneer de beschikbare middelen op de bedrijfsbegroting toereikend zijn, kan de gemeenteraad kredieten op de bedrijfsbegroting inschrijven om die middelen te bestemmen : 1° voor overboeking naar de vermogensbegroting met het oog op de gehele of gedeeltelijke financiering van uitgaven die er ingeschreven zijn;2° voor renderende beleggingen op meer dan een jaar;3° voor de verwerving van publieke fondsen en effecten;4° voor de vervroegde terugbetaling van leningen;5° voor de vorming van : a) fondsen voor risico's en kosten;b) gewone reserves geput uit gewone overschotten;c) buitengewone reserves geput uit gewone of buitengewone overschotten.6° voor de storting van het voordelig saldo aan de gemeente;

Art. 9.De uitgavenkredieten mogen slechts worden gebruikt voor het door de begroting vooropgestelde doel. Ze zijn beperkt tenzij anders beslist wordt.

De gemeenteraad kan bij aanneming van de begroting beslissen dat de kredieten voorzien op de gewone dienst geen beperkend karakter hebben.

Van deze mogelijkheid mag evenwel slechts gebruik gemaakt worden na goedkeuring van de rekening van het op twee na laatste boekjaar.

Art. 10.Het college van burgemeester en schepenen maakt het begrotingsontwerp op na advies te hebben ingewonnen van een commissie waarin tenminste een daartoe aangewezen lid van het college van burgemeester en schepenen, de gemeentesecretaris en -ontvanger, de bedrijfsboekhouder en -ontvanger zetelen.

Het advies van de commissie bedoeld in het eerste lid slaat uitsluitend op de wettelijkheid en de te verwachten financiële weerslag.

Art. 11.Zodra de begroting definitief vastgesteld is, is ze uitvoerbaar, onverminderd de controle op de wettigheid van invorderingsrechten en uitgaven.

Art. 12.§ 1. Voor de definitieve vaststelling van de begroting, mogen door middel van voorlopige kredieten, uitgaven worden verricht waarvoor een uitvoerbaar krediet uitgetrokken was op de begroting van het vorige dienstjaar of die het voorwerp uitmaken van een investeringsproject dat goedgekeurd werd tijdens het vorige dienstjaar.

Wanneer de begroting nog niet aangenomen is, worden de voorlopige kredieten evenwel vastgesteld door de gemeenteraad. § 2 Wat betreft de gewone dienst, mogen de voorlopige kredieten, per verlopen of begonnen maand, niet meer bedragen dan een twaalfde : 1° van het begrotingskrediet van het vorige dienstjaar, wanneer de begroting van het dienstjaar nog niet aangenomen is;2° van het begrotingskrediet van het lopende dienstjaar of, indien het kleiner is, van het begrotingskrediet van het vorige dienstjaar, wanneer de begroting van het dienstjaar reeds aangenomen is. Die beperking is niet van toepassing op de uitgaven voor het bezoldigen van het personeel, voor het betalen van verzekeringspremies en van belastingen en van de lopende investeringsprojecten. HOOFDSTUK IV. - De begrotingswijzigingen

Art. 13.De begrotingswijzigingen zijn onderworpen aan dezelfde procedures als deze die toepasbaar zijn op de begroting.

Zij worden voor elk krediet behoorlijk gerechtvaardigd.

TITEL III. - HET PATRIMONIUM EN HET BEHEER HOOFDSTUK I. - Het patrimonium en de balans

Art. 14.§ 1. De patrimoniale toestand van het gemeentebedrijf op 31 december van elk dienstjaar wordt bepaald door de balans. § 2. De geconsolideerde balansen van de gemeente en de ervan afhangende gemeentebedrijven geven de boekhoudkundige toestand van de entiteit weer. § 3. Het actief van de balans, dat bestaat uit de bezittingen en de vorderingen als geheel, die zijn opgebracht door het gebruik van de waarden van het passief, omvat : 1° de vaste activa, welke de goederen zijn die blijvend verworven zijn door het gemeentebedrijf in naam van de gemeente of die door de gemeente aan het gemeentebedrijf werden toevertrouwd met het oog op de exploitatie ervan, namelijk : a) de oprichtingskosten;b) de immateriële vaste activa;c) de materiële vaste activa die het onroerend en het roerend patrimonium omvatten;d) de kredieten en toegekende leningen;e) de financiële vaste activa.2° de vlottende activa, die de bezittingen en de vorderingen van het gemeentebedrijf zijn, namelijk : a) de voorraden;b) de vorderingen op ten hoogste een jaar;c) de verrichtingen voor rekening van derden d) de geldbeleggingen op ten hoogste een jaar;e) de liquide middelen;f) de overlopende rekeningen. § 4. Het passief van de balans, dat de herkomst aangeeft van de middelen waarover het gemeentebedrijf beschikt om zijn doelstellingen te bereiken, omvat : 1° het eigen vermogen dat bestaat uit de middelen die het gemeentebedrijf geïnvesteerd heeft en waarover het in naam van de gemeente de eigendomsrechten uitoefent, namelijk : a) het aanvangskapitaal b) de gekapitaliseerde resultaten;c) de resultaten van de vorige dienstjaren;d) de reserves;e) de ontvangen investeringstoelagen;f) de voorzieningen voor risico's en kosten.2° het vreemd vermogen of de schuld, welke de middelen zijn die door derden ter beschikking van het gemeentebedrijf worden gesteld, namelijk : a) de schulden op meer dan een jaar;b) de schulden op ten hoogste een jaar;c) de verrichtingen voor rekening van derden;d) de overlopende rekeningen. § 5. In de beginbalans bestaat het aanvangskapitaal uit het verschil tussen het actief en het totaal van de schulden, de reserves, het samengevoegd resultaat van de voorgaande dienstjaren, de ontvangen investeringstoelagen en de voorzieningen voor risico's en kosten.

Het verschil tussen het actief en de schulden bepaalt het nettovermogen van het grondbedrijf. Dit wordt elk jaar aangepast aan de inbreng van het saldo van de resultatenrekening van het afgesloten dienstjaar. § 6. Alle balanswaarden worden aangegeven in een munt die als wettelijk betaalmiddel geldt in België.

Art. 15.De resultatenrekening omvat de vergelijkende boeking van en het verschil tussen de opbrengsten en de kosten van het gemeentebedrijf tijdens een dienstjaar.

De resultatenrekening is als volgt opgebouwd : 1° De courante opbrengsten en kosten.Zij bestaan uit de vastgestelde rechten en de uitgaven aangerekend op de begrotingsposten van de bedrijfsbegroting. 2° De opbrengsten en kosten die voortvloeien uit de normale schommelingen van de balanswaarden. Zij komen met name voort uit : a) de (niet-begrote) toevoegingen aan afschrijvingen en aan voorzieningen voor risico's en kosten;b) de (niet-begrote) wijzigingen in de voorraad;c) de (niet-begrote) inbreng van werk uitgevoerd in eigen beheer aan de vaste activa.3° De uitzonderlijke opbrengsten en kosten. De uitzonderlijke opbrengsten komen met name voort uit : a) de in artikel 16 (niet-begrote) bedoelde herwaarderingen van de waarde van de goederen uit de vaste activa;b) de meerwaarden gerealiseerd bij de overdracht van goederen uit de vaste activa;c) de ontvangen uitzonderlijke schadevergoedingen voor de goederen van het patrimonium. De uitzonderlijke kosten vinden met name hun oorsprong in : a) de in artikel 18 (niet-begrote) bedoelde herwaarderingen van de waarde van de goederen uit de vaste activa;b) het oninbaar of oninvorderbaar verklaren van vorderingen, kredieten en toegekende leningen zoals bedoeld in artikel 48;c) de minderwaarden gerealiseerd bij de overdracht of bij verlies van goederen van de vaste activa;d) de uitzonderlijke schadeloosstellingen van derden door het gemeentebedrijf;e) de toevoegingen aan de waardeverminderingen;f) de toevoegingen aan het gewoon of buitengewoon reservefonds;g) de afnemingen op reserves;h) elke ander uitzonderlijke inbreng uit de gewone of de buitengewone dienst 4° De bestemming van het resultaat : a) de afname van de reserves;b) de toevoeging aan het reservefonds;c) de overdracht van het resultaat naar de gemeente of tussenkomst van de gemeente in het bedrijfsresultaat; In de resultatenrekening worden de volgende resultaten opgenomen : a) batig of nadelig bedrijfssaldo : het resultaat dat blijkt uit het verschil tussen de kosten en opbrengsten bedoeld onder in het tweede lid, 1°;b) batig of nadelig exploitatieresultaat : het batig of nadelig bedrijfssaldo vermeerderd met het resultaat dat wordt bepaald door het vergelijken van de in het tweede lid, 2° bedoelde kosten en opbrengsten;c) uitzonderlijk batig of nadelig saldo : het resultaat dat blijkt uit de algemene boekhouding en wordt bepaald door het vergelijken van de in het tweede lid, 3° bedoelde kosten en opbrengsten;d) batig of nadelig saldo van het dienstjaar : het exploitatieresultaat vermeerderd met het uitzonderlijk resultaat.

Art. 16.De bedrijfsboekhouder houdt de gedetailleerde, volledige en gewaardeerde inventaris bij van alle goederen, bezittingen, rechten en vorderingen evenals van de investeringstoelagen en de schuld.

De inventaris vermeldt bovendien de verplichtingen die voornoemde waarden bezwaren, evenals de avals en toegestane waarborgen.

De Minister bepaalt de nomenclatuur van de inventaris, evenals de regels voor de waardebepaling.

De bedrijfsboekhouder registreert in de balansrekening de waarden die in de inventaris opgenomen worden en hun wijzigingen.

Te dien einde ontvangt hij van het college van burgemeester en schepenen een eensluidend verklaard afschrift van alle akten, documenten en stukken, en betreffende deze waarden.

Art. 17.In de boekhouding wordt een onderscheid gemaakt tussen de waarde van de grond en die van de onroerende goederen die zich daarop bevinden.

Art. 18.§ 1. De goederen van het onroerend patrimonium worden jaarlijks geherwaardeerd, met uitzondering van het hout op stam.

De herwaardering geschiedt volgens de aard van het goed rekening houdende met de indexen bepaald door de Minister. § 2 Indien er zich aanzienlijke en niet-incidentele marktschommelingen voordoen, kan de Minister een uitzonderlijke herwaardering van de goederen van het onroerend patrimonium opleggen, op voorwaarde dat men met geen van de in § 1 bedoelde criteria kan volstaan om die schommelingen in te calculeren.

Art. 19.De afschrijving is jaarlijks en lineair.

De goederen worden afgeschreven overeenkomstig de bijlage van huidig besluit.

De investeringstoelagen worden op dezelfde wijze verrekend als de afschrijvingen van het goed waarvoor de toelage werd verleend.

De verleende investeringstoelagen worden afgeschreven over 10 jaar. De gemeenteraad kan evenwel bij gemotiveerde beslissing een andere afschrijvingstermijn bepalen.

Art. 20.Het gemeentebedrijf kan voorzien in een beheer van voorraad overeenkomstig de regels vastgelegd door de Minister. HOOFDSTUK II. - Leningen

Art. 21.Op beslissing van de gemeenteraad, kan het college van burgemeester en schepenen leningen aangaan om het bedrag van de patrimoniale uitgaven te dekken, ongeacht of deze aangerekend moeten worden op de gewone of op de buitengewone dienst.

De termijn voor terugbetaling van de leningen mag niet langer lopen dan de termijn voor het afschrijven van de goederen waarvoor de leningen zijn aangegaan.

Bij de begroting wordt een tabel gevoegd waarin per lening en per jaar de verschuldigde aflossingstranches vermeld worden.

Art. 22.Op beslissing van de gemeenteraad, kan het college van burgemeester en schepenen kredietopeningen aangaan door verdiscontering van toelagen of andere in de begroting opgenomen ontvangsten.

Art. 23.De ongebruikte saldi van de leningen worden bij beslissing van het college van burgemeester en schepenen bestemd voor : 1° de vervroegde terugbetaling van de lening;2° of de betaling van investeringsuitgaven die niet gedekt zijn door daartoe overeenkomstig artikel 21, eerste lid, aangewezen ontvangsten.

Art. 24.Voorafgaand aan het opmaken van de balans wordt de schuld op meer dan een jaar verminderd met de aflossingstranches die binnen het volgend jaar vervallen en worden geboekt op een rekening van de schuld op ten hoogste een jaar. HOOFDSTUK III. - Thesaurie en beleggingen

Art. 25.Het college van burgemeester en schepenen ziet erop toe dat de kasvoorraad voldoende kasmiddelen omvat om te allen tijde de verbintenissen van het gemeentebedrijf te kunnen nakomen en haar uitgaven te kunnen betalen.

Indien het gemeentebedrijf evenwel tijdens het dienstjaar of ondanks een batig bedrijfssaldo thesaurieproblemen ondervindt, kan het college van burgemeester en schepenen het gemeentebedrijf voor een periode van ten hoogste een jaar laten beschikken over een gedeelte van de gemeentelijke kasmiddelen, al dan niet met interest Afgezien van de eventueel aangerekende interesten wordt dergelijke verrichting niet in de begroting geregistreerd, noch in de rekening van de gemeente, noch in die van het gemeentebedrijf, maar uitsluitend in de algemene boekhouding.

Deze terbeschikkingstelling van kasmiddelen dient in elk geval geregulariseerd te worden bij de vereffening van de gemeentelijke tegemoetkoming in het tekort van het gemeentebedrijf.

De gemeente beschikt eveneens over de mogelijkheid om het gemeentebedrijf voorschotten op meer dan een jaar te verlenen, mits deze verrichting geboekt wordt op de buitengewone begroting van de gemeente. De aflossingen van kapitaal en de interest worden geboekt als vastgesteld recht op de gewone dienst van de volgende dienstjaren.

Het college van burgemeester en schepenen waakt erover dat de beslissingen omtrent leningen of kredietopeningen zonder verwijl worden genomen en uitgevoerd.

Art. 26.De beleggingen verricht met speciale fondsen afkomstig van giften en legaten met een bepaalde bestemming, alsmede de inkomsten uit die beleggingen, worden aangerekend op de begrotingsposten die op elk van deze fondsen betrekking hebben.

Die beleggingen worden zowel in de inventaris als in de boekhouding apart beheerd.

Art. 27.De beleggingen mogen slechts verricht worden in effecten uitgegeven door openbare of privé-instellingen van Belgisch recht, of in deelnemingen bij genoemde instellingen.

De voorwaarden waaraan de beleggingen bij privé-instellingen worden onderworpen, worden door de Regering vastgesteld.

De door het gemeentebedrijf verworven effecten aan toonder, waarvoor een grootboek bestaat, worden omgezet in nominatieve inschrijvingen.

Art. 28.De materiële vaste activa, waarden en effecten van het gemeentebedrijf mogen te gelde worden gemaakt om te vermijden dat leningen moeten worden aangegaan waarvan de lasten de inkomsten uit die waarden en effecten zouden overtreffen.

Art. 29.De bedrijfsontvanger is verantwoordelijk voor de kasvoorraad; bij het vervullen van zijn opdracht dient hij alle regels in acht te nemen die gelden voor de functie van gemeenteontvanger.

De gelden van de kasvoorraad worden afzonderlijk beheerd in de boekhouding waarin alle verrichtingen worden vermeld.

De gemeenteontvanger belast met de functie van bedrijfsontvanger, moet steeds de bedrijfskasgelden van de gemeentekasgelden afgescheiden houden.

Art. 30.§ 1. De bedrijfsontvanger bewaart in kas slechts het geld dat nodig is om op de nabije vervaldagen de contante betalingen te verrichten. § 2. De overige beschikbare kasmiddelen worden gestort op de lopende rekeningen geopend bij kredietinstellingen, of worden bij die instellingen op minder dan een jaar belegd. § 3. Na raadpleging van de bedrijfsontvanger en de boekhouder regelt het college van burgemeester en schepenen het beheer van de kasvoorraad.

De bedrijfsontvanger is evenwel gemachtigd om binnen de in artikel 29 bepaalde grenzen de beleggingen op minder dan een jaar onder zijn eigen verantwoordelijkheid te beheren.

Art. 31.Tenzij aangetoond wordt dat de normen bepaald door het college van burgemeester en schepenen ter uitvoering van de artikelen 25 tot 30 een geval van heirkracht uitmaken, is de bedrijfsontvanger aansprakelijk voor het interestverlies dat zou voortspruiten uit het feit : 1° dat door zijn schuld de inkomsten van het gemeentebedrijf niet tijdig werden ingevorderd;2° dat gelden in kas werden gehouden of op niet-renderende rekeningen bleven staan boven de door het college van burgemeester en schepenen vastgestelde normen;3° dat op de lopende rekeningen een negatief saldo is blijven staan wanneer de beschikbare kasmiddelen meer bedragen dan die nodig voor de betalingen op de nabije vervaldagen. TITEL IV. - DE BOEKHOUDING HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 32.De bedrijfsboekhouder, onder het gezag van het college van burgemeester en schepenen, is belast met het houden van de boekhouding van het gemeentebedrijf.

Het college van burgemeester en schepenen stelt de bedrijfsontvanger en de -boekhouder de middelen ter beschikking die noodzakelijk zijn om hun bevoegdheden uit te voeren.

Art. 33.§ 1. Alle door de wet en de geldende reglementen of door deze algemene instructies vereiste boeken en bescheiden worden opgemaakt in de voorgeschreven vorm, telkens wanneer ze aanleiding geven tot afsluiting, mededeling, controle, nazicht of archivering.

Elke boeking wordt gestaafd door bewijsstukken. § 2. Op de bewijsstukken worden vermeld : 1° een volgnummer dat overeenstemt met de boeking ervan;2° het dienstjaar;3° het begrotingsartikel;4° een controlemerk van het invorderingsrecht of van de vastlegging. De door derden afgegeven stukken die betrekking hebben op diensten of leveringen ten bate van het gemeentebedrijf worden bovendien voor ontvangst geviseerd. § 3. De boekingen worden dag na dag bijgehouden, van 1 januari tot 31 december.

Behalve indien de boekhouding gevoerd wordt aan de hand van een erkend computerprogramma, worden de journalen bij elke afsluiting doorlopend genummerd en geparafeerd door een lid van het college van burgemeester en schepenen.

Elke inschrijving draagt een volgnummer. Er wordt geen blanco of interlinie gelaten en er mogen geen doorhalingen, overheenschrijvingen of randaanmerkingen aangebracht worden. Elke correctie wordt aangegeven met een kenteken dat ter wille van de duidelijkheid aan het begin van de regel wordt geplaatst. Elk negatief bedrag wordt voorafgegaan door een kenteken. § 4. De verhogingen van de actiefrekeningen en de kostenrekeningen worden op het debet geboekt, en de verminderingen op het credit.

De verhogingen van de passiefrekeningen en de opbrengstenrekeningen worden op het credit geboekt, en de verminderingen op het debet.

De linkerzijde van de boeken vermeldt de actiefrekeningen en de kostenrekeningen, alsook de debetwaarden. De rechterzijde van de boeken vermeldt de passief-rekeningen en de opbrengstenrekeningen, alsmede de creditwaarden.

Het debiteren van rekeningen heeft het crediteren van andere rekeningen tot gevolg. § 5. Bij de hoofdboeken kunnen hulpboeken worden geopend wanneer de omvang van de verrichtingen dat vereist. Die hulpboeken, die niet genummerd noch geparafeerd behoeven te worden, worden bijgehouden volgens dezelfde regels als de hoofdboeken. § 6. Op het einde van elke bladzijde en van elke maand wordt het totaal van alle boeken gemaakt. De boeken worden ten minste eens per maand afgesloten. In voorkomend geval worden de totalen overgedragen naar de volgende bladzijde of naar het volgende boek.

Bij elke afsluiting maakt de bedrijfsboekhouder een staat op waaruit de overeenstemming van de boekingen met de kasmiddelen blijkt. Dit document wordt ter visering overgemaakt aan de bedrijfsontvanger. § 7. Zodra de boeken aan het einde van het dienstjaar afgesloten zijn, wordt hiervan een afschrift overhandigd aan het college van burgemeester en schepenen.

De boeken en bewijsstukken worden door de bedrijfsontvanger bewaard tot de definitieve vaststelling van de rekening.

Ze worden gedurende dertig jaar in de gemeente bewaard.

De begrotingen en jaarrekeningen worden voor onbeperkte duur bewaard.

Art. 34.De budgettaire boekhouding vermeldt en verantwoordt : 1° bij de ontvangsten : de invorderingsrechten, de onverhaalbare posten en de oninvorderbare ontvangsten;2° bij de uitgaven : de aanrekeningen. Ze wordt gevoerd volgens de methode van enkelvoudig boekhouden door middel van het journaal en het grootboek van de budgettaire boekhouding. Ze geeft na afloop van elk dienstjaar de begrotingsrekening, die enkel een opgave is van de aanwending van de goedgekeurde kredieten; het resultaat van het dienstjaar blijkt uit de resultatenrekening zoals opgenomen in de algemene boekhouding.

Uitgegeven bestelbons en andere aangegane verbintenissen worden vermeld in een permanente en afzonderlijke staat waarin aangegeven wordt welke nog uitgevoerd dienen te worden.

Art. 35.De algemene boekhouding registreert de veranderingen in de balanswaarden, de kosten en de opbrengsten.

Ze wordt gevoerd volgens de dubbele methode, door middel van het journaal en het grootboek van de algemene verrichtingen. Zij geeft na afloop van elk dienstjaar de balans en de resultatenrekening.

Art. 36.Aan de algemene rekeningen van de balans worden individuele rekeningen betreffende de bezittingen, schulden en vorderingen van het gemeentebedrijf toegevoegd.

Zij worden gelijktijdig met de balansrekeningen bijgehouden.

Art. 37.Alle bewerkingen van de algemene en de budgettaire boekhouding worden geregistreerd tijdens het dienstjaar waarin zij zich voordoen.

Art. 38.De Minister besluit : 1° de economische classificatie;2° de classificatie van de algemene en individuele rekeningen;3° de minimale rekeningsstelsels;4° de boekhoudkundige documenten die moeten bijgehouden worden;5° het model van de balans, de resultatenrekening en de bijlagen. HOOFDSTUK II. - De ontvangsten en de opbrengsten Afdeling I. - De invorderingsrechten en de opbrengsten

Art. 39.§ 1. Het college van burgemeester en schepenen stelt het invorderingsrecht vast. § 2. Wanneer het recht niet door de wet of door een bewijskrachtig document wordt aangetoond, maakt het college van burgemeester en schepenen een invorderingsstaat op die samen met alle bewijsstukken van het recht en van de vaststelling ervan aan de bedrijfsontvanger en de -boekhouder bezorgt.

Op de invorderingsstaat wordt de naam en het adres van de schuldenaar, de aard en het bedrag van de vordering, alsook het dienstjaar en het begrotingsartikel vermeld.

Er kan een collectieve invorderingsstaat worden opgemaakt wanneer de boekhoudkundige verantwoording en aanrekening voor verscheidene vorderingen gemeenschappelijk zijn. § 3. Op de bewijsstukken wordt het begrotingsartikel, waarop de ontvangsten worden aangerekend, vermeld.

Art. 40.§ 1 Onverminderd de bepalingen van artikel 45 wordt elk invorderingsrecht onmiddellijk geboekt. § 2. In de volgende gevallen wordt het invorderingsrecht vastgesteld : 1° wanneer andere personeelsleden van het gemeentebedrijf de bedragen die contant geïnd zijn voor rekening van het gemeentebedrijf aan de bedrijfsontvanger storten;2° wanneer het college van burgemeester en schepenen bij de financiële instelling het te ontlenen kapitaal geheel of gedeeltelijk opvraagt ter uitvoering van een overeenkomstige beslissing van de gemeenteraad;3° zodra het college van burgemeester en schepenen de bedrijfsboekhouder kennis geeft van de toekenning, door de gemeenteraad, van een tegemoetkoming met het oog op de aanzuivering van vorige tekorten, voor zover het desbetreffend bedrag verworven blijft voor het gemeentebedrijf.Geldmiddelen die door het college ter beschikking gesteld worden in handen van de bedrijfsontvanger, worden uitsluitend geboekt in de algemene boekhouding, conform artikel 25; 4° bij de kennisgeving van de dividenden en aandelen;5° op de vervaldag van de interesten. § 3. Bij de ontvangst waarvan het invorderingsrecht of de verantwoording niet voorafgaandelijk vastgesteld zijn, legt de bedrijfsontvanger aan het college van burgemeester en schepenen een invorderingsstaat in twee exemplaren voor, waarvan er een hem wordt terugbezorgd, na ondertekening voor akkoord en het ander overgemaakt wordt aan de bedrijfsboekhouder.

Art. 41.De algemene rekeningen worden tegelijkertijd met de vaststelling van de rechten in de budgettaire boekhouding bijgehouden.

Art. 42.De leveringen, werkzaamheden of diensten die het gemeentebedrijf voor rekening van derden heeft verricht, geven aanleiding tot het opmaken van facturen, schuldvorderingen of invorderingsstaten in tweevoud. Op de facturen en de schuldvorderingen worden alle inlichtingen vermeld die op elke invorderingsstaat moeten staan.

Er is echter geen factuur of schuldvordering vereist voor rechten die ter plaatse en contant betaalbaar zijn tegen kwijting of enig ander bewijsstuk.

Art. 43.Het grootboek van de budgettaire boekhouding vermeldt voor elk begrotingsartikel van de ontvangsten : 1° de omschrijving en het bedrag van het begrotingskrediet;2° de datum en het nummer van het basisdocument dat het bewijs levert van het invorderingsrecht, de onverhaalbare post of de oninvorderbare ontvangst en, in voorkomend geval, het nummer van de individuele rekening;3° het bedrag van de invorderingsrechten, onverhaalbare posten en oninvorderbare ontvangsten die dag na dag genummerd zijn;4° het verschil tussen het begrotingskrediet en het totaal van de invorderingsrechten verminderd met de oninvorderbare ontvangsten en de onverhaalbare posten.

Art. 44.De bedrijfsontvanger houdt de individuele rekeningen bij van de schuldenaren die benevens hun identiteit, volgende inlichtingen bevatten : 1° de datum, het bedrag en het nummer van het vastgestelde recht;2° de datum, het bedrag en de refertes van de inningen;3° de onwaarden en de oninvorderbare rechten. De rechten vastgesteld bij middel van collectieve invorderingsstaten mogen ingeschreven worden in een globale rekening per onderwerp en per dienstjaar. Afdeling II. - De ontvangsten

Art. 45.Zodra de bedrijfsontvanger in het bezit is van de documenten die de rechten van het gemeentebedrijf vaststellen, controleert hij de regelmatigheid van deze documenten en van hun bewijsstukken evenals hun aanrekening in de budgettaire en algemene boekhouding.

Art. 46.De bedrijfsontvanger geeft geregeld aan het college van burgemeester en schepenen schriftelijk kennis van de tegen schuldenaars ingestelde vervolgingen.

Als een schuldenaar niet betaalt binnen de toegestane termijnen en als er geen titel tot dadelijke uitwinning is, brengt de bedrijfsontvanger het college van burgemeester en schepenen daarvan schriftelijk op de hoogte met het oog op de eventuele toepassing van artikel 270 van de nieuwe gemeentewet.

Bij beslissing van het college van burgemeester en schepenen, genomen op basis van een verslag van de bedrijfsontvanger, worden de vorderingen van het gemeentebedrijf, waarvan de invorderbaarheid twijfelachtig is, in de algemene boekhouding overgeboekt naar een rekening « dubieuze debiteuren ».

Art. 47.§ 1. De bedrijfsontvanger deelt aan de bedrijfsboekhouder de geïnde invorderingsrechten mee evenals de onrechtmatig geïnde bedragen. § 2. Wanneer de bedragen in gereed geld worden betaald, geeft de bedrijfsontvanger een kwijting of enig ander bewijs van betaling.

Art. 48.§ 1. De bedrijfsboekhouder boekt als onverhaalbare post de ontheffingen en verminderingen die behoorlijk zijn toegestaan door de bevoegde overheid, die hem kennis geeft van de toestemming. De bedrijfsboekhouder licht de bedrijfsontvanger daaromtrent onverwijld in. § 2. De bedrijfsontvanger boekt als oninvorderbare ontvangsten : 1° de bedragen te betalen door schuldenaren wier insolventie bewezen is door onverschillig welke bewijsstukken;2° de vastgestelde rechten die wegens materiële vergissingen vervallen. De vorderingen die de bedrijfsontvanger als oninvorderbare ontvangsten boekt, worden door laatstgenoemde onverwijld medegedeeld aan de bedrijfsboekhouder. HOOFDSTUK III. - De uitgaven en de kosten Afdeling I. - Voorafgaande bepaling

Art. 49.Behoudens de bij de wet of onderhavig reglement bepaalde uitzondering, kan geen uitgave aangezuiverd worden dan na aanrekening op een begrotingsrekening, de registratie in de algemene rekeningen betreffende inkomende facturen, de aanrekening op de algemene en individuele rekeningen, de betaalbaarstelling door het college van burgemeester en schepenen en het opmaken van een bevelschrift tot betaling ondertekend door een lid van het college van burgemeester en schepenen en de bedrijfsboekhouder. Afdeling II. - De verbintenissen van het gemeentebedrijf en de

aanrekening van de uitgaven en de kosten

Art. 50.Alleen het college van burgemeester en schepenen is bevoegd om dit laatste juridisch te binden via het beheer van het gemeentebedrijf op grond van de wet, een overeenkomst of een eenzijdige beslissing van de gemeentelijke overheid.

In de in artikel 34 bedoelde staat wordt voor elke bestelbon of aangegane verbintenis melding gemaakt van : 1° de naam van de schuldeiser of rechthebbende;2° het vermoedelijk bedrag;3° het dienstjaar en het budgettair artikel.

Art. 51.De afnemingen bedoeld in artikel 62 worden aangerekend op het dienstjaar waarin ze werden gedaan en worden geboekt op de ontvangstdatum van de desbetreffende rekeninguittreksels.

Art. 52.Wanneer de betalingen door een factuur kunnen gestaafd worden, plaatst de bedrijfsboekhouder elke bestelling door middel van een bestelbon die voor de verzending door het college van burgemeester en schepenen geviseerd wordt.

De factuur, die de schuldeiser, in tweevoud aan het college van burgemeester en schepenen richt, dient vergezeld te zijn van de bestelbon.

Art. 53.Het budgettair grootboek vermeldt voor elk begrotingsartikel van de uitgaven : 1° de omschrijving en het bedrag van het begrotingsartikel;2° de datum en het nummer van het basisdocument en, in voorkomend geval het nummer van de individuele rekening en het bevelschrift tot betaling;3° het aangerekend bedrag;4° het saldo van het begrotingskrediet.

Art. 54.De bedrijfsboekhouder boekt onmiddellijk de facturen of documenten die deze vervangen. Die boeking geschiedt zodanig dat de vervaldatum altijd gemakkelijk kan worden nagekeken.

De facturen worden voor ontvangst getekend door de beheerder van de aanrekeningen die ermee belast is om : 1° op eigen verantwoordelijkheid de leveringen of de gepresteerde diensten te controleren en na te gaan of deze overeenstemmen met de gegevens op de factuur;2° aan de bedrijfsboekhouder de gepaste aanrekening voor te stellen.

Art. 55.De facturen en andere uitgavendocumenten worden aan de bedrijfsboekhouder overgemaakt samen met alle stukken tot staving van de regelmatigheid van de uitgaven die hiermee gepaard gaan.

Na onderzoek van deze documenten, gaat de bedrijfsboekhouder over tot de aanrekening op de budgettaire en algemene rekeningen, of zendt hij ze aan het college van burgemeester en schepenen terug indien hij niet akkoord gaat.

Door de aanrekening in de algemene rekeningen worden de kosten en de balanswijzigingen, die daaraan verbonden zijn, geregistreerd en de inschrijving bedoeld bij artikel 54 tegengeboekt.

Door de aanrekening wordt het werkelijk verschuldigde bedrag, ingevolge de aangegane verbintenis, op de begrotingsrekeningen geboekt. Afdeling III. - Het opmaken van bevelschriften tot betaling

Art. 56.§ 1. Op de bevelschriften tot betaling worden vermeld : 1° de datum van uitgifte;2° het lopende dienstjaar;3° het begrotingsartikel;4° het oorspronkelijk dienstjaar;5° de aard van de uitgave;6° de referte van de aangegane verbintenis als opgegeven in de staat bedoeld in artikel 36 derde lid;7° de rechthebbenden;8° het te betalen bedrag. In voorkomend geval kan op het bevelschrift tot betaling ook de wijze van betaling worden vermeld.

De bevelschriften die in gereed geld moeten worden betaald aan instellingen zonder rechtspersoonlijkheid maken melding van de naam, de voornaam en de hoedanigheid van twee personen belast met het innen van het geld.

Bij collectieve bevelschriften tot betaling wordt tot staving ook een staat met een opsomming van de uitgaven gevoegd. § 2. Alle verantwoordingsstukken worden bij het bevelschrift tot betaling gevoegd en blijven erbij.

De verantwoordingsstukken betreffende verscheidene opeenvolgende bevelschriften worden bij het laatste gevoegd. § 3. Wijzigingen van de vermeldingen op een bevelschrift tot betaling moeten worden ondertekend door een lid van het college van burgemeester en schepenen en door de bedrijfsboekhouder.

Art. 57.Er behoeft geen bevelschrift tot betaling te worden opgemaakt : 1° bij betaling van een ontvangst gedaan ten voordele van een derde;2° bij terugbetaling aan een derde van een bedrag dat hij ten onrechte heeft betaald;3° wanneer voor de uitgave een afneming bedoeld in artikel 62 wordt gedaan.

Art. 58.De bedrijfsontvanger is belast met de uitvoering van de bevelschriften tot betaling. Hij deelt de gedetailleerde gegevens met betrekking tot de in uitvoering zijnde betalingsopdrachten mee aan de bedrijfsboekhouder opdat deze laatstgenoemde de betalingen in uitvoering zou registreren in de boekhouding. Afdeling IV. - De betaling van de uitgaven

Art. 59.De bedrijfsontvanger stuurt elk bevelschrift dat niet voldoet aan de vormvereisten opgelegd in artikel 56 of dat verband houdt met een onwettige of onregelmatige uitgave terug aan het college van burgemeester en schepenen, met vermelding van de redenen waarop de weigering tot betalen steunt.

Art. 60.§ 1. Het nummer van de financiële rekening van de schuldeisers van het gemeentebedrijf moet vermeld worden op de contracten, facturen, schuldvorderingen en andere documenten betreffende de voor leveringen, werken of om het even welke prestaties, uit te keren bedragen. § 2. Iedere schuldeiser kan vragen dat het bedrag van zijn schuldvordering gestort wordt op een financiële rekening waarvan hij geen titularis is. Deze aanvraag kan geschieden hetzij bij deurwaardersexploot in het geval bedoeld in artikel 15, § 7, 2de lid van de algemene aannemingsvoorwaarden voor overheidsopdrachten, bijgevoegd aan het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken, hetzij door vermelding op de factuur of de schuldvordering van de te crediteren rekening gevolgd door de naam van de titularis. Deze gegevens worden op het betalingsbevel overgenomen.

Bestaat er twijfel omtrent de authenticiteit van de handtekening op de documenten waardoor de schuldeiser vraagt het hem verschuldigde bedrag op een rekening te storten waarvan hij geen titularis is, dan kan de wettiging van die handtekening worden gevergd.

Art. 61.De bevelschriften betreffende betaling van interest of de aflossing van leningsbewijzen aan toonder worden, bij elke vervaldag, opgesteld ten voordele van de financiële instelling die met deze opdracht belast is.

Het bedrag ervan wordt gestort op een door deze instelling, op naam van het gemeentebedrijf geopende rekening. Aan het gemeentebedrijf wordt periodiek verantwoording over de op die rekening verrichte betalingen gedaan.

In geval van verjaring worden de onbenutte geldsommen aan het gemeentebedrijf terugbetaald.

Art. 62.De kosten voor het beheer van de financiële rekeningen worden rechtstreeks van de rekeningen van het gemeentebedrijf afgenomen. HOOFDSTUK IV. - De jaarrekeningen Afdeling I. - Afsluiten van de rekeningen

Art. 63.Tussen 1 december van het af te sluiten begrotingsjaar en 15 februari van het volgend jaar, worden de volgende verrichtingen gedaan : 1° de beheerders van de aanrekeningen overhandigen aan de bedrijfsboekhouder de stukken betreffende de niet afgehandelde aanrekeningen, waarvan de inschrijving in de begrotingsartikelen zo vlug mogelijk moet worden verricht;2° de bedrijfsboekhouder stelt daarna de lijst op van de nog niet uitgevoerde aangegane verbintenissen en laat die door de beheerders van de aanrekeningen aanvullen met de vermelding of deze al dan niet moeten worden afgesloten. Afdeling II. - De vaststelling van de jaarrekeningen

Art. 64.Het opmaken van de balans wordt voorafgegaan door de herwaardering bedoeld in artikel 18, § 1, de afschrijvingen bedoeld in artikel 19 en het opmaken van de inventaris op 31 december.

Art. 65.§ 1 De resultatenrekening en de balans worden opgemaakt op basis van de saldi van de definitieve balans van de algemene rekeningen. § 2. Voor de definitieve vaststelling van de algemene rekeningen, wordt het voorlopig resultaat van het dienstjaar door het college van burgemeester en schepenen als volgt verwerkt : Indien het resultaat van het dienstjaar en het bedrijfsresultaat een batig saldo vertonen, wordt het resultaat van het dienstjaar in deze volgorde verwerkt : 1° het vormen van een reserve tot deze een door de gemeenteraad vastgesteld percentage van het beginkapitaal heeft bereikt, maar dat niet lager dan 2 % en niet hoger dan 10 % mag zijn;2° het saldo van de boni wordt overgeboekt naar de gemeente. Indien het resultaat van het dienstjaar een batig saldo en het bedrijfsresultaat een negatief saldo vertonen, wordt het resultaat van het dienstjaar als volgt verwerkt : 1° het vormen van een reserve tot deze een bepaald percentage, door de gemeenteraad vastgesteld, heeft bereikt, maar dat niet lager dan 2 % en niet hoger dan 10 % mag zijn;2° geboekt op het overgedragen resultaat. Indien het resultaat van het dienstjaar een negatief saldo vertoont, gaat het college van burgemeester en schepenen van het gemeentebedrijf over tot : 1° een afname op de reserves;2° na uitputting van deze laatste, mag het gemeentebedrijf een tussenkomst aanvragen bij de gemeente.

Art. 66.§ 1 Na de afsluiting van de grootboeken en nadat het college van burgemeester en schepenen de lijst van de begrotingskredieten en het gebruik ervan tijdens het dienstjaar heeft vastgesteld, maakt de bedrijfsboekhouder de begrotingsrekening, de balans, de resultatenrekening, het beheersrapport van het afgelopen dienstjaar en de bijlagen op. § 2. Na de voorlopige vaststelling van de resultatenrekening, stelt de bedrijfsboekhouder een begrotingswijziging voor om de kredieten op de artikels betreffende de aan de gemeente uit te keren batig exploitatieresultaat of de tussenkomst van de gemeente in het nadelig exploitatieresultaat in overeenstemming te brengen met de door het college van burgemeester en schepenen van het gemeentebedrijf genomen beslissing in toepassing van artikel 65, § 2

Art. 67.§ 1. De begrotingsrekening recapituleert elk begrotingsartikel van het grootboek van de aanrekeningen en maakt het totaal van de begrotingsartikelen in de volgorde van de economische indeling.

Met de begrotingsrekening wordt aan het college van burgemeester en schepenen en aan de gemeenteraad verslag uitgebracht over de aanwending van de toegekende kredieten en de realisatie van de verwachte ontvangsten.

De begrotingsrekening vermeldt het boekhoudkundig resultaat, dat is het verschil tussen enerzijds de vastgestelde rechten, verminderd met de onverhaalbare posten en oninvorderbare ontvangsten, en anderzijds de aangerekende uitgaven.

De posten van het boekhoudkundig resultaat stemmen overeen met de boekingen in de algemene boekhouding, volgens de overeenstemmingsregels bepaald in de bijlage van deze algemene instructies. § 2. Bij de begrotingsrekening wordt een lijst van de nog te innen vastgestelde invorderingsrechten gevoegd, die is opgesteld per individuele rekening en waarbij de dubieuze debiteuren afzonderlijk worden vermeld

Art. 68.De jaarrekeningen, ondertekend door de bedrijfsontvanger en -boekhouder, geviseerd door het college van burgemeester en schepenen, dat bevestigt dat alle handelingen waarvoor het bevoegd is, correct zijn opgenomen, worden voor 1 maart van het volgend dienstjaar aan het college van burgemeester en schepenen toegezonden ter overhandiging aan de gemeentelijke overheden.

Art. 69.De definitief vastgestelde rekeningen worden voor kennisgeving aan de bedrijfsontvanger en -boekhouder overgemaakt.

De schrifturen van de boeken worden in voorkomend geval aangepast aan de vastgestelde rekeningen.

TITEL V. - DE BEDRIJFSONTVANGER HOOFDSTUK I. - De bedrijfsontvanger

Art. 70.De bedrijfsontvanger overhandigt aan het einde van elke maand aan het college van burgemeester en schepenen het in artikel 33, § 6, 2de lid, bedoelde stuk waaruit de overeenstemming tussen de boekingen blijkt.

Art. 71.Het nazicht van de kasmiddelen geschiedt zonder voorafgaande waarschuwing.

De met het nazicht belaste overheid kan toegang eisen tot de kantoren van de bedrijfsontvanger, zelfs wanneer ze in diens privé-woning ingericht zijn. Ze kan zich zonder afbreuk te doen aan haar verantwoordelijkheid laten vergezellen door een deskundige en door iemand die de verrichtingen in verband met het nazicht moet bijhouden.

Bij dat nazicht moet de bedrijfsontvanger alle boeken, bescheiden en waarden overleggen en alle inlichtingen verstrekken omtrent zijn beheer en het vermogen van het gemeentebedrijf.

Art. 72.Teneinde de juistheid van de rekeningen te behouden in geval van tekort, diefstal of verlies, zal een vordering ten belope van hetzelfde bedrag worden geboekt in de algemene boekhouding.

Zodra de definitieve beslissing hieromtrent genotificeerd is, zal de bedrijfsontvanger in voorkomend geval het bedrag waarvoor hij ontlasting bekwam, in uitgave brengen.

Art. 73.De bedrijfsontvanger is verantwoordelijk voor de hem toevertrouwde akten, titels en documenten.

Hij moet : 1° het college van burgemeester en schepenen ten minste zes maanden van tevoren in kennis stellen van het aflopen van de contracten;2° verhinderen dat de rechten van het gemeentebedrijf verjaren en waken over het behouden van de domeinen, voorrechten en hypotheken;3° de inschrijving op het kantoor der hypotheken vorderen voor alle daarvoor in aanmerking komende titels;4° het college van burgemeester en schepenen verwittigen van diefstal of verlies van akten, titels en bescheiden die hem toevertrouwd zijn. De bedrijfsontvanger en -boekhouder mogen zich niet van de hun toevertrouwde boeken en bescheiden ontdoen noch er, zonder toestemming van het college van burgemeester en schepenen afschrift of uittreksel van geven. HOOFDSTUK II. - De eindafrekening

Art. 74.§ 1. De ontslagnemende bedrijfsontvanger blijft zijn dienst waarnemen tot aan de ambtsaanvaarding van zijn opvolger.

Op dat ogenblik maakt hij, in drievoud, een inventaris op van de documenten, de boeken, het meubilair, het materieel en andere voorwerpen die ter beschikking van de bedrijfsontvanger zijn gesteld.

Deze inventaris wordt ondertekend door beide bedrijfsontvangers, die er elk een exemplaar van bewaren, en door de bedrijfsboekhouder. Het derde exemplaar berust in de archieven van het gemeentebedrijf. § 2. Bij overlijden, afzetting of schorsing van de bedrijfsontvanger, of wanneer hij zich in de onmogelijkheid bevindt om de eindrekening op te maken, worden alle vereiste bewarende maatregelen getroffen en wordt de voormelde inventaris op bevel van het college van burgemeester en schepenen opgemaakt door de bedrijfsboekhouder.

Zodra de vervanger aangewezen is wordt hem die inventaris ter hand gesteld.

Art. 75.§ 1. Na de inventaris wordt de eindrekening opgemaakt, ondertekend en gewaarmerkt door de uittredende bedrijfsontvanger en -boekhouder, en onder voorbehoud aanvaard door de nieuwe bedrijfsontvanger. § 2. Wanneer de uittredende bedrijfsontvanger de eindafrekening te laat afgeeft of weigert af te geven aan de opvolger, maant het college van burgemeester en schepenen hem aan zijn verplichtingen na te komen.

De aanmaning geschiedt bij gerechtsdeurwaarderexploot dat de uitvoeringstermijn vaststelt.

Is de aanmaning bij het verstrijken van die termijn zonder gevolg gebleven, dan maakt het college van burgemeester en schepenen de eindrekening op volgens de gegevens die in zijn bezit zijn.

De aanmanings- en expertisekosten zijn in de eindrekening ten laste van de uittredende bedrijfsontvanger aangerekend.

Een exemplaar van de rekening wordt de uittredende bedrijfsontvanger ter hand gesteld met verzoek zijn opmerkingen te formuleren binnen de dertig dagen. § 3. Bij overlijden of afzetting van de bedrijfsontvanger, of wanneer de uittredende bedrijfsontvanger zich in de onmogelijkheid bevindt om de eindrekening op te maken, wordt deze op bevel van het college van burgemeester en schepenen opgemaakt door de bedrijfsboekhouder.

Een exemplaar van de rekening wordt de uittredende bedrijfsontvanger of aan zijn rechtverkrijgenden ter hand gesteld, met verzoek hun opmerkingen te formuleren binnen de dertig dagen. § 4 De eindrekening wordt, in voorkomend geval samen met de opmerkingen van de uittredende bedrijfsontvanger of zijn rechtverkrijgenden, voorgelegd aan de gemeenteraad, die ze afsluit.

Art. 76.De eindrekening omvat : 1° de uitkomst van de laatst definitief vastgestelde jaarrekeningen;2° de daaropvolgende niet definitief vastgestelde jaarrekeningen;3° de verrichtingen die nog niet in de jaarrekening zijn opgenomen. Ze vermeldt dat de fondsen, waarden, effecten en boekhoudingstukken overhandigd werden aan de aantredende bedrijfsontvanger en dat hij de verbintenis aangaat in de volgende jaarrekeningen de verrichtingen, aangehaald in het eerste lid, 3° te verantwoorden, onder voorbehoud van alle rechten in geval van vergissing, verzuim, valsheid in geschriften of onnodige herhalingen.

Indien een kastekort wordt vastgesteld, wordt een vordering ten belope van het bedrag van het tekort geboekt in de algemene boekhouding ten laste van de uittredende bedrijfsontvanger.

Een afschrift van de eindrekening wordt, na de vaststelling ervan, overhandigd aan : 1° de uittredende bedrijfsontvanger of aan zijn rechtverkrijgenden;2° de nieuwe bedrijfsontvanger;3° het college van burgemeester en schepenen.

Art. 77.Zodra de eindrekening definitief werd vastgesteld wordt de boekhouding, zo daar aanleiding toe bestaat, ermede in overeenstemming gebracht.

TITEL VI. - Liquidatie der bedrijven

Art. 78.Bij de liquidatie van het bedrijf wordt een algemene inventaris opgemaakt en tevens een eindrekening omvattende de balans en de resultatenrekening van het lopende dienstjaar.

Nadat deze rekening aan de voor gewone rekeningen vereiste goedkeuringen werd onderworpen, worden de beschikbare en reservegelden van het bedrijf in de gemeentekas gestort.

TITEL VII. - Diverse bepalingen

Art. 79.De jaarrekeningen en de eindrekeningen kunnen niet meer gewijzigd worden nadat zij definitief vastgesteld zijn.

Art. 80.Op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, maakt de regie een inventaris en een beginbalans op.

Voor de beginbalans zullen de patrimoniale goederen op dezelfde wijze geherwaardeerd worden zoals voorzien werd bij het opmaken van de beginbalans voor de gemeenten.

Art. 81.Het besluit van de regent van 18 juni 1946 betreffende het financieel beheer van de gemeentebedrijven wordt opgeheven.

Art. 82.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005.

Art. 83.De Minister bevoegd voor plaatselijke besturen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 6 november 2003.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, D. DUCARME De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, J. CHABERT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Tewerkstelling, Economie, Energie en Huisvesting, E. TOMAS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^