gepubliceerd op 25 augustus 2020
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimum afmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald en tot opheffing van de ministeriële omzendbrief van 23 mei 2011 betreffende de woonerven en erven
30 JUNI 2020. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimum afmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald en tot opheffing van de ministeriële omzendbrief van 23 mei 2011Relevante gevonden documenten type omzendbrief prom. 23/05/2011 pub. 02/08/2011 numac 2011027142 bron waalse overheidsdienst Omzendbrief betreffende de woonerven en erven sluiten betreffende de woonerven en erven
De Minister van Verkeersveiligheid, Gelet op de wet betreffende de politie van het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, artikel 1, lid 1;
Gelet op het koninklijk besluit van 1 december 1975Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 31/03/2000 numac 1999000004 bron ministerie van binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer - Duitse vertaling type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 14/07/2014 numac 2014000537 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, artikel 60.2;
Gelet op het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald;
Gelet op de ministeriële omzendbrief van 23 mei 2011Relevante gevonden documenten type omzendbrief prom. 23/05/2011 pub. 02/08/2011 numac 2011027142 bron waalse overheidsdienst Omzendbrief betreffende de woonerven en erven sluiten betreffende de woonerven en erven;
Gelet op het rapport van 5 september 2019 opgesteld overeenkomstig artikel 3, 2°, van het decreet van 11 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/04/2014 pub. 06/06/2014 numac 2014203532 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen sluiten houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen;
Gelet op advies 66.591/4 van de Raad van State, gegeven op 9 oktober 2019, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Besluit :
Artikel 1.In artikel 1 van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald, wordt 1.3. vervangen door wat volgt: " 1.3. De verkeersborden en hun dragers moeten zodanig worden geplaatst dat ze de weggebruikers zo min mogelijk storen, zowel door hun plaatsing als door hun aantal.
De borden moeten zodanig worden geplaatst dat ze tijdig kunnen worden gezien en niet door obstakels worden verstopt.
Aangelegd buiten de rijbaan bedraagt de afstand tussen de rand van de rijbaan en de dichtstbijzijnde zijde van het verkeersbord ten minste 0,3 m binnen de bebouwde kom en ten minste 0,5 m buiten de bebouwde kom.
Behalve plaatselijke omstandigheden staat de onderste rand van de borden: 1° op 1,5 m boven de grond op snelwegen;2° op 1 m boven de grond buiten de bebouwde kom op de bermen die niet door voetgangers worden gebruikt en waar geen parkeerruimte is;3° op 1 m boven de grond wanneer de borden enkel voor fietsers bestemd zijn;4° op 0,5 m boven de grond op de verkeerseilanden en centrale inrichtingen van rotondes;5° op ten minste 4,6 m boven de grond wanneer de borden boven de rijbaan worden opgehangen;6° op ten minste 2,5 m boven de grond wanneer de borden boven een openbare weg of een deel van een openbare weg gebruikt door fietsers worden opgehangen;7° op tenminste 2,2 m boven de grond in de andere gevallen. De hoogte van installatie van de in lid 4 bedoelde borden kan worden gewijzigd rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden, zoals het garanderen van een betere zichtbaarheid van de borden, het vermijden dat de borden het verkeer verstoppen, het rekening houden met voertuigen die deze kunnen verstoppen, het minimaal belemmeren van het verkeer van weggebruikers zoals fietsers en voetgangers, tijdelijke verkeersborden.".
Art. 2.In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 juli 1990 en 17 oktober 2001, wordt 3.4, lid 3, vervangen door wat volgt: "Deze lichten mogen slechts geplaatst worden waar een fietspad met een verkeersbord D7 of D9 is, of waar de weg of een deel van de openbare weg voorbehouden is voor bepaalde weggebruikers door de verkeerstekens F99a tot F101c.".
Art. 3.In artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 juli 1990, 19 december 1991, 9 oktober 1998, 14 mei 2002, 18 december 2002, 27 november 2003, 26 april 2004, 29 januari 2014 en 21 juli 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 6.4.1 wordt vervangen als volgt: " 6.4.1. De verkeersborden met de hieronder aangegeven vorm hebben volgende afmetingen:
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De afmetingen van de borden die overeenkomen met een lagere snelheidslimiet mogen worden gebruikt, rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden en bij herhalingen op de linkse kant.
Aan het einde van een zone met een snelheidslimiet lager dan of gelijk aan 30 km/u mag de reeks borden met grotere afmetingen gebruikt worden.
De borden met zonale draagwijdte hebben afmetingen van 0,60 m x 0,90 m. Deze afmetingen kunnen worden teruggebracht tot 0,40 m x 0,60 m, afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden. De borden met zonale draagwijdte met twee reglementeringen hebben afmetingen van 0,60 m x 1,60 m. Deze afmetingen mogen worden teruggebracht tot 0,40 m x 1,00 m rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2° punt 6.4.2 wordt vervangen als volgt: " 6.4.2. Bij de beoordeling van de in artikel 6.4.1. bedoelde plaatselijke omstandigheden moet met name rekening worden gehouden met de volgende elementen: 1° de smalheid van de rijbaan of van de berm; 2° de noodzaak om het bord op een kleine verkeersgeleider te plaatsen." ; 3° punt 6.4.3 wordt vervangen als volgt: " 6.4.3. Voor verkeersborden die een maatregel aankondigen die enkel door fietsers, bestuurders van speed pedelecs en van tweewielige bromfietsen in acht moet worden genomen, mogen deze afmetingen tot minimaal 0,30 m worden teruggebracht." ; 4° in punt 6.5.1. worden de woorden "in artikelen 6.4.1. en 6.4.2." vervangen door de woorden "in artikel 6.4.1." ; 5° punt 6.5.2. wordt opgeheven; 6° punt 6.7.3. wordt opgeheven; 7° punt 6.7.5.1., lid 2, wordt opgeheven; 8° er worden de punten 6.9 en 6.10 ingevoegd, luidend als volgt: " 6.9. De gebruikte eenheidssymbolen zijn de volgende: t (ton), km (kilometer), m (meter), u (uur), min (minuut), (euro). 6.10. Op autosnelwegen wordt de afstand die op de borden en onderborden wordt aangegeven, afgerond: 1° tot de dichtstbijzijnde kilometer als die hoger is dan 5 km: 2° tot de dichtstbijzijnde halve kilometer als die tussen 2 en 5 km ligt;3° tot de dichtstbijzijnde 250 m als die tussen 1000 en 2000 m ligt;4° tot 50, 75, 100, 150, 200, 250, 400, 500, 600, 750 of 800 m als die lager dan 1000 m is. Op wegen wordt de afstand die op de borden en onderborden wordt aangegeven, afgerond: 1° tot de dichtstbijzijnde kilometer als die hoger is dan 5 km;2° tot de dichtstbijzijnde halve kilometer als die tussen 2 en 5 km ligt;3° tot de dichtstbijzijnde 250 m als die tussen 500 en 2000 m ligt;4° tot 10, 15, 20, 25, 50, 75, 100, 150, 200, 250, 300 of 400 m als die lager dan 500 m is. In afwijking van de bepalingen van lid 2, wanneer de verkeerstekens uitsluitend bestemd zijn voor voetgangers en fietsers, wordt de afstand die op de borden en onderborden aangegeven wordt, afgerond: 1° tot de dichtstbijzijnde kilometer als die hoger is dan 5 km: 2° tot de dichtstbijzijnde halve kilometer als die tussen 2 en 5 km ligt;3° tot de dichtstbijzijnde 100 m als die tussen 500 en 2000 m ligt;4° tot de dichtstbijzijnde 50 m als die tussen 100 en 500 m ligt; 5° tot 10, 15, 20, 25, 30, 40, 50 of 75 m als die lager dan 100 m is.".
Art. 4.In artikel 7 van hetzelfde besluit wordt punt 7.4 vervangen als volgt: « 7.4.
Verkeersbord A13. Uitholling overdwars of ezelsrug.
Enkel een doorgang met oneffenheden in de rijbaan die gevaarlijke schokken kunnen veroorzaken voor voertuigen of die tot gevolg kunnen hebben dat ze hun wegligging verliezen, mag worden gesignaleerd."
Art. 5.In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 28 juni 1978, 20 juli 1990, 19 december 1991, 11 maart 1997 et 9 oktober 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in 8.1, 2°, lid 2, wordt punt a) vervangen als volgt: "a) wanneer het bord B1 wordt geplaatst op een pad, een aardeweg of een openbare weg die op een kruispunt uitmondt dwars door een verhoogd trottoir of een fietspad."; 2° in 8.1 wordt punt 4° vervangen als volgt: "De borden B1, B5 of B17 worden geplaatst bij de uitgangen van de erven en woonerven die op een kruispunt uitmonden. De borden B1 of B5 worden geplaatst aan de uitgangen van de voetgangerszones die op een kruispunt uitmonden. Deze borden worden niet aangekondigd door de borden B3 of B7." ; 3° in 8.3, 3°, lid 2, wordt punt a) vervangen als volgt: "a) wanneer het bord B5 geplaatst wordt op een pad, een aardeweg of een openbare weg die op een kruispunt uitmondt dwars door een verhoogd trottoir of een fietspad."; 4° in 8.5, 3°, wordt punt a) vervangen als volgt: "a) wanneer het bord B1 of B5 geplaatst wordt op een pad, een aardeweg of een openbare weg die op een kruispunt uitmondt dwars door een verhoogd trottoir of een fietspad."; 5° in 8.5 wordt een punt 7° ingevoegd, luidend als volgt: "7° In de bebouwde kom is het niet noodzakelijk om het bord B9 te plaatsen waar de bestuurder tijdig kan zien dat voertuigen die van rechts naderen geen voorrang krijgen, door de aanwezigheid van een stopstreep die het bord B5 aanvult, een streep "voorrang verlenen" die het bord B1 aanvult of door de continuïteit van het verhoogd trottoir."; 6° in 8.8 wordt punt 1° aangevuld met volgend lid: "De vereenvoudigde weergave van de plaatsgesteldheid op het bord B15 wordt bereikt door gebruik te maken van een van de volgende borden:
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 7° in 8.8, 3°, wordt punt a) vervangen als volgt: "a) wanneer het bord B1 of B5 geplaatst wordt op een pad, een aardeweg of een openbare weg die op een kruispunt uitmondt dwars door een verhoogd trottoir of een fietspad."; 8° in 8.8 wordt een punt 6° ingevoegd, luidend als volgt: "6° In de bebouwde kom is het niet noodzakelijk om het bord B15 te plaatsen waar de bestuurder tijdig kan zien dat voertuigen die van rechts naderen geen voorrang krijgen, door de aanwezigheid van een stopstreep die het bord B5 aanvult, een streep "voorrang verlenen" die het bord B1 aanvult of door de continuïteit van het verhoogd trottoir."; 9° in 8.9, 2°, worden de punten e) en f) ingevoegd, luidend als volgt: " e) wanneer een van de rijbanen die het kruispunt vormt, is opgedeeld in rijstroken tot aan het kruispunt. f) wanneer de bestuurders op de openbare weg rechts afkomen dwars door een verhoogd trottoir of fietspad, hebben ze niettemin voorrang van rechts."; 10° punt 8.10 wordt vervangen als volgt: " 8.10 De borden B1, B5, B9 en B15 mogen enkel worden geplaatst als het behoud van de voorrang van rechts de vlotte of veilige doorstroming van het verkeer in de weg zou staan, vanwege de aard en de dichtheid van het verkeer of de plaatsgesteldheid."; 11° in 8.11, lid 1, worden de woorden "moet zijn tracé op het kruispunt worden aangeduid" vervangen door de woorden "wordt zijn tracé op het kruispunt aangeduid"; 12° in 8.11, lid 2, worden de woorden "wordt geplaatst" vervangen door de woorden "mag geplaatst worden".
Art. 6.In artikel 11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 20 juli 1990, 19 december 1991, 9 oktober 1998, 14 mei 2002, 29 januari 2014 en 21 juli 2014, wordt 11.4.1. 1° opgeheven.
Art. 7.In artikel 12 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het ministerieel besluit van 29 januari 2014Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 29/01/2014 pub. 13/02/2014 numac 2014014059 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald en van het ministerieel besluit van 9 januari 2007 betreffende de gemeentelijke parkeerkaart type ministerieel besluit prom. 29/01/2014 pub. 30/03/2016 numac 2016014093 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald en van het ministerieel besluit van 9 januari 2007 betreffende de gemeentelijke parkeerkaart. - Duitse vertaling sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 12.1bis wordt vervangen als volgt: "12.1bis.
Bord F4a. Begin van een zone waar de snelheidslimiet 30 km/u is.
Bord F4b. Einde van een zone waar de snelheidslimiet 30 km/u is.
Die borden moeten afzonderlijk worden geplaatst van de andere verkeersborden met zonale draagwijdte. Zij mogen evenwel op dezelfde paal worden bevestigd.
Die borden worden gelijktijdig geplaatst bij alle toegangen en uitgangen van een zone waar de snelheidslimiet 30 km per uur is.
De toegang tot de zone 30 moet duidelijk herkenbaar zijn aan de plaatsgesteldheid, aan een inrichting of aan beide.
De inrichting van de hele zone moet coherent zijn met de snelheidslimiet.
Indien aansluitend bij een schoolomgeving, zoals gedefinieerd in artikel 2.37 van het koninklijk besluit van 1 december 1975Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 31/03/2000 numac 1999000004 bron ministerie van binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer - Duitse vertaling type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 14/07/2014 numac 2014000537 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, de mogelijkheid bestaat om een grotere zone 30 af te bakenen, zodat de schoolomgeving hierin vervat kan zijn, dan kan deze meer omvattende zone 30 afgebakend worden, in plaats van alleen maar de strikter geïnterpreteerde schoolomgeving." ; 2° punt 12.1ter wordt vervangen als volgt: "12.1ter.
Borden A23 en F4a. Begin van een schoolomgeving.
Bord F4b. Einde van een schoolomgeving.
Behoudens uitzonderlijke gevallen, gerechtvaardigd door de plaatsgesteldheid moet elke schoolomgeving met deze verkeersborden worden afgebakend."; 3° punt 12.3bis wordt vervangen als volgt: "12.3bis.
Bord F12a. Begin van een erf of woonerf.
Bord F12b. Einde van een erf of woonerf.
Die borden moeten afzonderlijk worden geplaatst van de andere verkeersborden met zonale draagwijdte. Zij mogen evenwel op dezelfde paal worden bevestigd.
Deze verkeersborden worden tegelijk geplaatst op alle toegangen en uitgangen van een erf of woonerf.
De toegang tot het erf of woonerf moet duidelijk herkenbaar zijn aan de plaatsgesteldheid, aan een inrichting of aan beide.
De inrichting van de hele zone moet coherent zijn met de snelheidslimiet en het gebruik van de hele openbare weg door voetgangers."; 4° punt 12.5 wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt: "Een voorafgaand overleg vindt plaats tussen de wegenbeheerder en de exploitant van het net van geregelde openbare diensten voor gemeenschappelijk vervoer alvorens toestemming te geven voor het delen van de busstroken met andere weggebruikers."; 5° punt 12.5bis wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt: "Een voorafgaand overleg vindt plaats tussen de wegenbeheerder en de exploitant van het net van geregelde openbare diensten voor gemeenschappelijk vervoer alvorens toestemming te geven voor het delen van de overrijdbare beddingen met andere weggebruikers."; 6° punt 12.7 wordt vervangen als volgt: "12.7. Het nummer van een autosnelweg en van een autosnelwegenring wordt door het bord F23c aangeduid.
Het nummer van de wisselaar wordt door het volgend symbool aangeduid:
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 7° in 12.9.1 wordt punt 10° aangevuld met een lid, volgend als volgt: "Bedrijven, industriezones en bedrijfsparken worden door volgend symbool aangeduid:
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 8° punt 12.13 wordt vervangen als volgt: « 12.13.
Bord F49. Oversteekplaatsen voor voetgangers.
Dit verkeersbord mag slechts geplaatst worden ter hoogte van een oversteekplaats voor voetgangers.
Op een kruispunt mag het bord F49 enkel worden geplaatst op de voorrangsweg van een kruispunt dat niet door driekleurige verkeerslichten gereguleerd wordt.
Het verkeersbord F49 heeft als afmetingen 0,60 m X 0,60 m." ; 9° punt 12.13bis wordt vervangen als volgt: "12.13bis.
Bord F50. Oversteekplaats voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen.
Dit verkeersbord mag slechts geplaatst worden ter hoogte van een oversteekplaats voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen.
Het wordt niet geplaatst aan de oversteekplaatsen voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen die: 1° hetzij gereguleerd worden door driekleurige verkeerslichten;2° hetzij gelegen zijn in de onmiddellijke nabijheid van een oversteekplaats voor voetgangers aangeduid door een bord F49. Het verkeersbord F50 heeft als afmetingen 0,60 m X 0,60 m." ; 10° punten 12.23 en 12.24 worden vervangen als volgt: « 12.23.
Borden F99a en F101a. Weg of deel van de openbare weg voorbehouden voor het verkeer van voetgangers, fietsers, ruiters en bestuurders van speed pedelecs. 1° deze borden hebben een zijde van tenminste 0,40 m;2° zij worden door geen enkel onderbord aangevuld;3° zij worden niet gebruikt voor de bebakening van een voetgangerszone;4° het uitrijsein F101a mag links achteraan op het inrijsein F99a worden geplaatst; 12.24.
Borden F99b en F101b. Weg of deel van de openbare weg voorbehouden voor het verkeer van voetgangers, fietsers, ruiters en bestuurders van speed pedelecs met aanduiding van het deel van de weg dat aan de onderscheiden categorieën weggebruikers is toegewezen. 1° deze borden hebben een zijde van tenminste 0,40 m;2° zij worden door geen enkel onderbord aangevuld;3° In voorkomend geval mogen de symbolen op de borden omgewisseld worden;4° zij worden niet gebruikt voor de bebakening van een voetgangerszone;5° de ruimte die aan elke categorie van weggebruikers voorbehouden is moet duidelijk zichtbaar zijn; 6° het uitrijsein F101b mag links achteraan op het inrijsein F99b worden geplaatst." ; 11° in 12.25 worden 1° en 2° opgeheven; 12° punt 12.25bis wordt vervangen als volgt: "12.25bis.
Borden F99c en F101c. Weg voorbehouden voor het verkeer van landbouwvoertuigen, voetgangers, fietsers, ruiters en bestuurders van speed pedelecs. 1° deze borden hebben een zijde van tenminste 0,40 m;2° zij worden door geen enkel onderbord aangevuld;3° zij worden niet gebruikt voor de bebakening van een voetgangerszone; 4° het uitrijsein F101c mag links achteraan op het inrijsein F99c worden geplaatst.".
Art. 8.In artikel 14 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 21 oktober 1980 en 10 juli 1997, wordt punt 14.7 ingevoegd, luidend als volgt: "14.7 Een weg verdeeld in meerdere rijstroken, de continuïteit van een rijstrook of van een bijzondere overrijdbare bedding voorbehouden aan de voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer, is niet compatibel met de regulering van een kruispunt met voorrang van rechts.".
Art. 9.In artikel 16 van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 20 juli 1990, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° Overlangse markeringen die een fietspad aanduiden worden aangebracht op de kruispunten wanneer het fietspad deel uitmaakt van een openbare weg gesignaleerd door de verkeersborden B9 of B15 en een fietspad na het kruispunt verder loopt.".
Art. 10.In artikel 18 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 20 juli 1990, 19 december 1991, 9 oktober 1998 en 17 oktober 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 18.3 wordt vervangen als volgt: « 18.3.
Markeringen van oversteekplaatsen voor voetgangers.
De breedte en de tussenafstand van de stroken die parallel zijn aan de as van de rijbaan overeenkomstig plaat 5 van bijlage 4 bij dit besluit is ongeveer 0,5 m en de lengte ervan is tenminste 3 m."; 2° in 18.4 wordt lid 6 opgeheven.
Art. 11.In artikel 19 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het ministerieel besluit van 18 december 2002Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 18/12/2002 pub. 25/12/2002 numac 2002014330 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 19.7 wordt vervangen als volgt: « 19.7.
Dambordmarkeringen Deze markeringen bestaan uit witte vierkanten met een zijde van ongeveer 0,50 m.
Ze mogen slechts worden gebruikt voor het begin, het einde, de afbakening en de verbinding van de plaatsen voorbehouden aan voertuigen voor geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer aangeduid door een voorbehouden strook, een bijzondere overrijdbare bedding en een eigen bedding."; 2° er wordt een punt 19.8 ingevoegd, luidend als volgt: "19.8. De reglementering mag aangeduid en herhaald worden door een gelijkaardig of vereenvoudigd verkeersbord dat op de grond wordt afgebeeld en door een symbool of een pictogram dat op de grond wordt afgebeeld.".
Art. 12.De ministeriële omzendbrief van 23 mei 2011Relevante gevonden documenten type omzendbrief prom. 23/05/2011 pub. 02/08/2011 numac 2011027142 bron waalse overheidsdienst Omzendbrief betreffende de woonerven en erven sluiten betreffende de woonerven en erven wordt opgeheven.
Art. 13.De verkeersborden en markeringen die overeenkomstig de bepalingen vóór de inwerkingtreding van dit besluit zijn geplaatst, kunnen tot 31 december 2035 worden gehandhaafd.
Art. 14.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2020.
Namen, 30 juni 2020.
V. DE BUE