gepubliceerd op 25 december 2002
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald
18 DECEMBER 2002. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald
De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 21 juni 1985 en 20 juli 1991;
Gelet op het koninklijk besluit van 1 december 1975, houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, inzonderheid op artikel 60.2.;
Gelet op het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 8 december 1977, 23 juni 1978, 14 december 1979, 25 november 1980, 11 april 1983, 1 juni 1984, 17 september 1988, 20 juli 1990, 1 februari 1991, 11 maart 1991, 27 juni 1991, 19 december 1991, 11 maart 1997, 16 juli 1997, 9 oktober 1998, 17 oktober 2001, 14 mei 2002 en 21 oktober 2002;
Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 12 december 2001;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 20 december 2001;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 21 december 2001 over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van één maand;
Gelet op advies 33.776/4 van de Raad van State, gegeven op 22 oktober 2002 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :
Artikel 1.In artikel 6.7.1.1° van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald, ingevoegd bij ministerieel besluit van 9 oktober 1998, wordt de vermelding "C24" geschrapt.
Art. 2.In artikel 9.1.van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 20 juli 1990 en 9 oktober 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het 1° wordt vervangen als volgt : « 1° Met ieder verkeersbord C1 dat bij het begin van een wegvak met verboden richting geplaatst is, moet op het andere uiteinde een verkeersbord F19 overeenkomen, rechts in de rijrichting geplaatst. Het verkeersbord F19 mag evenwel niet geplaatst worden indien het verbod opgelegd door het verkeersbord C1, niet het geheel van de openbare weg betreft.
Geen enkel verkeersbord wordt geplaatst op het einde van het wegvak of weggedeelte met verboden richting behoudens in de in dit reglement bepaalde gevallen. » 2° Het 3° wordt vervangen als volgt : « 3° De volgende opschriften kunnen de betekenis van het verkeersbord C1 beperken : a) ten gunste van fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen klasse A, door aanvulling met een onderbord van het model M2 of M3, bedoeld in artikel 65.2. van het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer.
Dit onderbord M2 of M3 moet aangebracht worden op de openbare wegen waar de maximale toegestane snelheid lager is dan of gelijk is aan 50 km per uur en de beschikbare rijbaanbreedte ten minste 3 meter is, behalve indien veiligheidsredenen er zich tegen verzetten.
Op de openbare wegen waar de maximale toegestane snelheid hoger is dan 50 km per uur en de beschikbare rijbaanbreedte minder dan 3,5 meter is en op deze waar de maximale toegestane snelheid gelijk is aan of lager dan 50 km per uur en de beschikbare rijbaanbreedte minder dan 3 meter is, mag het onderbord M2 of M3 worden aangebracht, behalve indien veiligheidsredenen er zich tegen verzetten.
In deze gevallen wordt het verkeersbord F19 aangevuld met een onderbord van het model M4 of M5, bedoeld in artikel 65.2. van het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer; b) ten gunste van de voertuigen van geregelde openbare diensten voor gemeenschappelijk vervoer, door aanvulling met een onderbord met de vermelding "uitgezonderd bus". In dit geval : - mag het verkeersbord F19 niet geplaatst worden; - wordt een verkeersbord F17 of F18 in plaats van het verkeersbord F19 geplaatst; het duidt voor elk van de rijstroken de rijrichting aan.
Dit verkeersbord wordt rechts geplaatst en links herhaald; - moeten voorsorteringspijlen aangebracht worden op de rijstroken aan het begin en aan het einde van elk gedeelte van het gereglementeerde wegvak. ».
Art. 3.Artikel 19.5. van hetzelfde besluit, ingevoegd bij ministerieel besluit van 20 juli 1990, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « 19.5. Markeringen van opstelvakken voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen.
De lengte van het opstelvak moet minimum 4,00 m bedragen.
Naast de rijstrook voor het autoverkeer wordt een toeleidend fietspad gemarkeerd van ongeveer 1.00 m breed, behalve wanneer de rijstrookbreedte daardoor minder dan 2,50 m zou bedragen.
Het toeleidend fietspad moet minimum 15 m lang zijn. »
Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2003 behalve artikel 2 dat in werking treedt op 1 juli 2004.
Gegeven te Brussel, 18 december 2002.
Mevr. I. DURANT