Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 30 april 1999
gepubliceerd op 04 juni 1999

Ministerieel besluit houdende de vaststelling van de evaluatiecriteria met betrekking tot de programmatie van de dagverzorgingscentra

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999035625
pub.
04/06/1999
prom.
30/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/30/1999035625/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 APRIL 1999. - Ministerieel besluit houdende de vaststelling van de evaluatiecriteria met betrekking tot de programmatie van de dagverzorgingscentra


De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, Gelet op het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg, inzonderheid op artikel 24, § 2;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1997 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 28 september 1998 en 19 december 1998;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg, inzonderheid op bijlage IV, afdeling 1;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bj de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg in werking is getreden op 1 januari 1999 en dat de evaluatiecriteria voor de programmatie van de dagverzorgingscentra vastgesteld moeten worden om dagverzorgingscentra te kunnen erkennen;

Besluit :

Artikel 1.Bij de beoordeling of een aanvraag tot erkenning of tot wijziging van de erkenning van een dagverzorgingscentra voldoet aan de programmatie, worden de evaluatiecriteria gehanteerd, die in de hierna volgende artikelen bepaald worden.

Art. 2.De ontvankelijke aanvraag strekt tot de erkenning van een aantal verblijfseenheden dat niet minder dan zeven en niet meer dan vijtien kan bedragen.

Art. 3.§ 1. Een ontvankelijke aanvraag die een toename van het totale aantal erkende verblijfseenheden in dagverzorgingscentra tot gevolg zou hebben, kan enkel voldoen aan de programmatie, als bij de inwilliging van de aanvraag het totale aantal erkende plus - hetzij door schorsing van het erkenningsdossier hetzij door het verkrijgen van een voorafgaande vergunning - geplande verblijfseenheden in dagverzorgingscentra lager dan of gelijk is aan het programmacijfer van de betreffende regio. Als dit totaal hoger is dan het programmacijfer van de overeenstemmende regio, voldoet de aanvraag niet aan de programmatie en dient ze niet verder te worden getoetst aan de overige evaluatiecriteria.

Een gemeente met meer dan 10 000 inwoners van 60 jaar of ouder, wordt als regio op zich beschouwd. Als gemeente minder dan 10 000 inwoners van 60 jaar of ouder telt, dan bestaat de regio uit de gemeente waarvoor het geplande dagverzorgingscentrum aangevraagd wordt plus de aangrenzende gemeenten, met uitzondering van de gemeenten die meer dan 10 000 inwoners van 60 jaar of ouder tellen waarvan het programmacijfer al overschreden is. Het programmacijfer van de overeenstemmende regio is steeds gelijk aan de som van de programmacijfers van de voor de regio in rekening te brengen gemeenten. § 2. Als de aanvraag tot het verkrijgen van een erkenning geen toename van het totale aantal erkende, vergunde en geschorste verblijfseenheden als voorwerp heeft, dan voldoet de aanvraag aan de programmatie, mits ook aan de overige evaluatiecriteria wordt voldaan.

Art. 4.Een aanvraag past niet in de programmatie als ze strekt tot erkenning van een dagverzorgingscentrum dat opgericht zal worden op dezelfde inplantingsplaats waar zich al een erkend dagverzorgingscentrum bevindt of waar een dagverzorgingscentrum is gepland en waarvoor een nog niet afgehandelde ontvankelijke erkenningsaanvraag werd ingediend die voldoet aan de programmatie of waar een dagverzorgingscentrum is gepland en waarvoor een voorafgaande vergunning werd afgeleverd.

Art. 5.Een aanvraag tot capiciteitsuitbreiding van een al erkend dagverzorgingscentrum kan enkel passen in de programmatie als : 1° voor een dagverzorgingscentrum dat erkend is voor maximaal 9 verblijfseenheden de gemiddelde bezettingsgraad van de al erkende capaciteit minimaal 50 % bedraagt;2° voor een dagverzorgingscentrum dat erkend is voor minstens 10 verblijfseenheden de gemiddelde bezettingsgraad van de al erkende capaciteit minstens 70 % bedraagt. Van deze percentages kan worden afgeweken, mits de initiatiefnemer in een gemotiveerd verzoek voldoende aantoont waarom deze minimale bezettingsgraad binnen de referentieperiode niet gehaald kan worden.

De berekening van de gemiddelde bezettingsgraad dient te gebeuren door, voor de periode van de 12 maanden voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag tot capaciteitsuitbreiding wordt ingedient, het totale aantal gefactureerde aanwezigheidsdagen te delen door 250.

Art. 6.De ontvankelijke aanvragen worden behandeld in de volgorde van de datum van indiening.

Art. 7.Een aanvraag kan slechts voldoen aan de programmatie, wanneer uit het beleidsplan blijkt dat het dagverzorgingscentum zich richt tot personen met verminderde welzijnskansen die in een thuissituatie verblijven en die, hoewel zij daarop een beroep doen, tijdelijk over onvoldoende thuiszorgondersteunende diensten en mantelzorg kunnen beschikken, of waarvoor de mantelzorg nood heeft aan een ondersteuning en/of een tijdelijke verademing.

Art. 8.Een aanvraag tot erkenning of tot wijziging van de erkenning kan enkel voldoen aan de programmatie wanneer : 1° aan de ingang van het dagverzorgingscentrum voor de bezoekers die naar en van het centum vervoerd worden een aangepaste mogelijkheid tot in- en uitstappen beschikbaar is of bij een gepland dagverzorgingscentum voorzien wordt;2° de bestaande en/of geplande voorziening gelegen is in een bebouwde kom;op voorwaarde dat het dagverzorgingscentrum voorzien wordt in of aanleunend bij een erkend rusthuis kan hiervan afgeweken worden mits in een gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer voldoende aangetoond wordt dat de inplantingsplaats geschikt is voor het uitbouwen van het dagverzorgingscentrum; 3° de initiatiefnemer aangepast vervoer aanbiedt voor de bewoners uit de regio die gebruik wensen te maken van het bestaande of geplande dagverzorgingscentrum waarbij de gebruikers thuis opgehaald en terug naar hun woning gebracht kunnen worden.

Art. 9.Een aanvraag tot erkening kan slechts voldoen aan de programmatie, wanneer samenwerkingsverbanden met relevante welzijnsvoorzieningen uit de regio kunnen aangetoond worden. Hierbij dient minimaal een samenwerkingsovereenkomst met minstens één rusthuis en minstens één centrum voor kortverblijf voorgelegd te worden.

Art. 10.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999.

Brussel, 30 april 1999.

L. MARTENS

^