gepubliceerd op 20 oktober 1999
Ministerieel besluit houdende de uitvoerings-bepalingen betreffende het gebruik van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging van niet specifiek voor voeding of veevoeding bestemde producten
28 JUNI 1999. - Ministerieel besluit houdende de uitvoerings-bepalingen betreffende het gebruik van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging van niet specifiek voor voeding of veevoeding bestemde producten
De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, inzonderheid op artikel 3, § 1, 1°, laatst gewijzigd bij de wet van 5 februari 1999;
Gelet op de verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, laatst gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1287/95 van de Raad van 22 mei 1995 en aangevuld door de beslissing van de Commissie van 5 mei 1997;
Gelet op de verordening (EEG) nr. 1765/92 van de Raad van 30 juni 1992 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwproducten laatst gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1635/98 van de Raad van 20 juli 1998;
Gelet op de verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming en betreffende natuurbeheer;
Gelet op de verordening (EEG) nr. 2080/92 van de Raad van 30 juni 1992 tot instelling van een communautaire steunregeling voor bosbouwmaatregelen in de landbouw;
Gelet op de verordening (EEG) nr. 3508/92 van deRaad van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen, laatstelijk gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2466/96 van de Raad van 17 december 1996;
Gelet op de verordening (EEG) nr. 3887/92 van de Commissie van 23 december 1992 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen, laatst gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1678/98 van de Commissie van 29 juli 1998;
Gelet op de verordening (EG) nr. 762/94 van de Commissie van 6 april 1994 houdende toepassingsbepalingen inzake het uit productie nemen van grond als bedoeld in verordening (EEG) nr. 1765/92 laatst gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1566/97 van de Commissie van 1 augustus 1997;
Gelet op de verordening (EG) nr. 1586/97 van de Commissie van 29 juli 1997 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen betreffende het gebruik van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of veevoeding bestemde producten.
Gelet op het koninklijk besluit van 3 februari 1995 houdende de coördinatie van de wet van 10 november 1967 houdende de oprichting van het Belgisch Interventie- en Restitutie Bureau (BIRB);
Gelet op het koninklijk besluit van 30 oktober 1997 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen;
Gelet op het ministerieel besluit van 10 november 1998 tot wijziging van het ministerieel besluit van 4 november 1997 houdende uitvoering van het koninklijk besluit van 30 oktober 1997 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen;
Gelet op het overleg met de Gewestregeringen;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid om zich onverwijld te schikken naar de verordeningen van de Raad en van de Commissie, zoals vermeld in de preambule;
Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : § 1. « producent-aanvrager » : is de producent die een beroep doet op artikel 8 van het koninklijk besluit van 30 oktober 1997 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen. § 2. « grondstoffen voor de vervaardiging van niet specifiek voor voeding of veevoeding bestemde producten » : a) de grondstoffen zoals vermeld in bijlage I van de verordening (EG) nr.1586/97, geproduceerd in de Gemeenschap met als belangrijkste doelstelling de verwerking tot producten zoals vermeld in bijlage III van dezelfde verordening en waarvan slechts de eventuele bijproducten in aanmerking zouden kunnen komen voor menselijke of dierlijke voeding.
Nochtans, voor wat koolzaad (ex 1205 00 90) en niet vezelvlas betreft, zijn alleen toegelaten de categorieën zaaizaad, die opgenomen zijn in het ministerieel besluit, houdende de uitvoering van het koninklijk besluit van 30 oktober 1997 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen. b) de grondstoffen verkregen door meerjarige teelten zoals vermeld in bijlage II van de Verordening (EG) nr.1586/97 en bestemd voor de vervaardiging in de Gemeenschap van niet voor voeding en/of veevoeding bestemde producten zoals vermeld in bijlage III van dezelfde Verordening. § 3. « steunaanvraag » : steunaanvraag ook genoemd oppervlakteaangifte zoals voorzien in artikel 5 van het koninklijk besluit van 30 oktober 1997 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen. § 4. « bevoegde overheden » : 1. Voor de producent-aanvrager : het Bestuur voor het Landbouwproductiebeheer (DG3) waarvan de voor het grondgebied bevoegde ambtenaren van de Provinciale Bureaus deel uitmaken die zijn aangewezen in bijlage IV van het ministerieel besluit van 10 november 1998 tot wijziging van het ministerieel besluit van 30 oktober 1997 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen.2. Voor de inzamelaar, de eerste verwerker, de intermediaire kopers en de latere verwerkers : de dienst Controle EU-interventies en -steun van het Bestuur voor de Kwaliteit van de Grondstoffen en de Plantaardige Sector (DG4).3. Voor het beheer van de zekerheden : het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau (BIRB). HOOFDSTUK II. - Voor de grondstoffen waarvoor een contract moet worden gesloten Titel 1. - Voorwaarden waaraan de producent-aanvrager moet voldoen
Art. 2.De producent-aanvrager die op braakgelegde grond de grondstoffen als bedoeld in artikel 1, § 2 a) voortbrengt moet samen met zijn steunaanvraag zoals voorzien in artikel 1, § 3, de volgende documenten aan de bevoegde overheid (DG3) voorleggen : a) het contract dat afgesloten werd met een inzamelaar of een eerste verwerker zoals bepaald in artikel 4 van de verordening (EG) nr. 1586/97 en dat voldoet aan de voorwaarden voorzien in titel 2 van dit hoofdstuk. b) het document « aangifte van niet-voedingsgewassen - model 1 » zoals door DG3 vastgelegd waarin volgende gegevens opgenomen zijn : - de identificatie en ligging van de percelen waarop de betrokken grondstoffen worden geteeld; - de oppervlakte van elk van die percelen; - voor elk perceel : het verbouwde gewas met aanduiding van soort, ras en type (winterteelt of zomerteelt); - voor elk perceel : de verwachte hoeveelheid van de te leveren grondstof. Voor koolzaad, moet de voorziene hoeveelheid tenminste gelijk zijn aan de beteelde oppervlakte vermenigvuldigd met de minimumopbrengst voor de betrokken landbouwstreek zoals vastgesteld voor de winterteelt en de zomerteelt door DG3; - indien op hetzelfde bedrijf dezelfde soort of hetzelfde ras ook op niet-braakgelegde percelen wordt verbouwd : hun identificatie, hun ligging, hun oppervlakte, de soort of ras en het type en de verwachte te leveren hoeveelheid.
Art. 3.Na iedere oogst meldt de producent-aanvrager aan de bevoegde overheid (DG3) uiterlijk op 31 oktober, bij middel van het door DG3 vastgelegde document oogstaangifte, per soort en per type de totale geoogste en geleverde hoeveelheid evenals de identiteit van de persoon aan wie geleverd werd.
Voor suikerbieten, aardperen en cichoreiwortels mag de oogstaangifte uiterlijk op 31 december ingediend worden.
Titel 2. - Het contract
Art. 4.§ 1. Om geldig te zijn moet het contract tussen de producent-aanvrager en de inzamelaar of eerste verwerker gedateerd en ondertekend zijn door beide partijen § 2. Het contract dient te vermelden welke de voornaamste beoogde eindproducenten van de grondstoffen zijn. § 3. Het contract vermeldt verder : a) naam en adres van de contractsluitende partijen;b) duur ervan en het oogstjaar;c) de oppervlakte per landbouwstreek van iedere verbouwde soort en type;d) per soort en per type de verwachte hoeveelheid grondstof en alle voor de levering daarvan geldende voorwaarden.Deze hoeveelheid moet ten minste gelijk zijn aan de beteelde oppervlakte vermenigvuldigd met het door de bevoegde overheid (DG3) aanvaarde rendement voor de betrokken grondstof.
Voor koolzaad stemt deze hoeveelheid ten minste overeen met de minimumopbrengst voor de betrokken landbouwstreek die vermeld is in artikel 2 punt b), vierde streepje van dit besluit. e) Als het contract betrekking heeft op raapzaad, koolzaad, zonnebloempitten of sojabonen moet eveneens de geraamde hoeveelheid bijproducten met een andere bestemming dan voeding of vervoedering worden vermeld. § 4. Het contract dient een clausule te bevatten waarbij : a) De producent-aanvrager zich ertoe verbindt om de volledige oogst van de betrokken oppervlakten te leveren aan de inzamelaar of eerste verwerker;b) de inzamelaar of eerste verwerker zich ertoe verbindt de volledige oogst af te nemen en binnen de Gemeenschap een daarmee overeenkomende hoeveelheid van deze grondstoffen of reeds vervaardigde tussen- en/of bijproducten te gebruiken voor de vervaardiging van in bijlage III bij verordening (EG) nr.1586/97 bedoelde eindproducten, waarbij tevens voldaan wordt aan de eisen, gesteld in artikel 3 , § 1 van deze verordening. § 5. De producent-aanvrager moet er zorg voor dragen dat het contract wordt gesloten op een datum die zijn contractsluitende partij de mogelijkheid biedt om binnen de in artikel 5 , § 1 van dit besluit vastgestelde termijnen een afschrift van bedoeld contract in te dienen bij zijn bevoegde overheid (DG4). § 6. Als beide contractsluitende partijen het contract wijzigen : a) voor de uiterste datum voor indiening van de steunaanvraag : alle wijzigingen ondertekend door de twee partijen worden aanvaard in de vorm van een bijvoegsel bij het oorspronkelijke contract of door annulatie van het initieel contract en vervanging door een nieuw contract;b) na de uiterste datum voor indiening van de steunaanvraag : alle wijzigingen ondertekend door de twee partijen worden aanvaard op voorwaarde dat de producent-aanvrager er zijn bevoegde overheid (DG3) door middel van een schriftelijke kennisgeving uiterlijk op de uiterste datum voor indiening van wijzigingen aan de steunaanvraag van op de hoogte brengt. Titel 3. - Voorwaarden die de inzamelaar of eerste verwerker moet vervullen
Art. 5.§ 1. De inzamelaar of de eerste verwerker die met de producent-aanvrager het contract heeft afgesloten, dient bij zijn bevoegde overheid (DG4) een afschrift van het contract in: - voor van 1 juli tot en met 31 december in te zaaien grondstoffen, uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar; - voor van 1 januari tot en met 30 juni in te zaaien grondstoffen, uiterlijk op de uiterste indieningsdatum van de steunaanvraag voor het betrokken jaar.
De inzamelaar of eerste verwerker die een contract met een producent-aanvrager wijzigt of annuleert, bezorgt onmiddellijk een kopie van het gewijzigd contract en het bijhorende aanhangsel of een kopie van het geannuleerde contract aan zijn bevoegde overheid (DG4) uiterlijk op de uiterste datum voor de indiening van wijzigingen aan de steunaanvraag. § 2. Samen met elk contract maakt hij de volgende gegevens over of wordt verwezen naar een voorafgaandelijk ingediend schema met de volgende gegevens : - een beschrijving van de verwerkingsketen; - de prijs van de bekomen producten; - de technische rendementen van de verwerking tot eindproduct, bijproduct of nevenproduct evenals de verliezen. § 3. Uiterlijk op de uiterste indieningsdatum van de steunaanvraag, stelt de inzamelaar of de eerste verwerker de volledige zekerheid vermeld in artikel 7, § 2 van verordening (EG) nr.1586/97, per contract bij de bevoegde overheid (BIRB).
Art. 6.§ 1. De inzamelaar of de eerste verwerker, aan wie de producent-aanvrager de grondstoffen leverde, moet na ontvangst van de grondstoffen, uiterlijk op 15 oktober het volgende aan zijn bevoegde overheid (DG4) mededelen : - de hoeveelheid ontvangen grondstof per soort en per type; - de identiteit, het producentnummer en het adres van de producent of van de persoon die geleverd heeft; - de plaats van levering en opslag; - de referentie van het betrokken contract, namelijk de nummer van het contract die door de bevoegde autoriteit (DG4) werd toegekend. § 2. - De inzamelaar stelt binnen 40 werkdagen na de datum waarop hij de ontvangen grondstof aan de eerste verwerker heeft geleverd DG4 in kennis van de naam en het adres van deze eerste verwerker. - De eerste verwerker meldt binnen 40 werkdagen aan DG4 de naam en het adres van de inzamelaar die de grondstof leverde, de hoeveelheid en de soort grondstof.
Art. 7.§ 1. De verwerking tot niet-voedingsproduct moet beëindigd zijn vóór 31 juli van het tweede jaar dat volgt op de oogst. § 2. De inzamelaar of eerste verwerker die een grondstof of een daaruit vervaardigd tussen- of bijproduct onttrekt aan de niet voedingssector meldt dit voorafgaandelijk aan zijn bevoegde overheid (DG4) bij middel van het door deze bevoegde overheid vastgelegde kennisgevingsformulier.
De overeenkomende hoeveelheid grondstof of daaruit vervaardigde tussen- of bijproduct die ter vervanging van de onttrokken producten als niet-voedingsproduct verder verwerkt wordt, moet bij DG4 gemeld worden bij middel van het door de bevoegde overheid vastgelegde kennisgevingsformulier.
Art. 8.§ 1. De inzamelaar moet per grondstof een door DG4 voorafgaandelijk goedgekeurd en gedateerd register wekelijks bijhouden waarin minstens de volgende gegevens dag per dag worden vermeld : - de hoeveelheden grondstof die voor verwerking in het kader van dit besluit zijn gekocht en verkocht; - de naam en adres van de producenten-aanvragers; - de naam en adres van de verdere kopers of verwerkers. § 2. Elke verwerker moet per grondstof een door DG4 voorafgaandelijk goedgekeurd en gedateerd register wekelijks bijhouden waarin minstens de volgende gegevens dag na dag worden vermeld : - de hoeveelheden van de voor verwerking aangekochte of ontvangen grondstof; - de hoeveelheden verwerkte grondstof en de hoeveelheden en soorten verkregen eind-, bij- en nevenproducten, die daarmee verband houden; - de verwerkingsverliezen; - de vernietigde hoeveelheden en de redenen voor die vernietiging; - de hoeveelheden en soorten afgewerkte producten en bijproducten die door de verwerker worden verkocht of afgestaan en de ervoor verkregen prijs; - naam en adres van de verdere kopers of verwerkers. § 3. De registers bedoeld in § 1 en § 2 moeten ter controle worden voorgelegd aan DG4 telkens daarom wordt verzocht. § 4. Elke inzamelaar, eerste verwerker of verdere verwerker moet op elk ogenblik DG4 toestaan zijn boekhouding te controleren, zijn installaties te inspecteren, de voorraden na te zien en stalen te nemen van de grondstoffen. § 5. Alle voor de contracten, leveringen en verwerking bewijskrachtige documenten, nl. facturen, leveringsborderellen, transportdocumenten, productieboekhouding, voorraadlijsten en bestelnota's moeten gedurende 3 jaar vanaf de vrijgave van de zekerheid in het bedrijf bewaard worden.
Titel 4. - Bijzondere bepalingen
Art. 9.§ 1. Jaarlijks worden vóór de oogst de representatieve opbrengsten vastgesteld voor koolzaad van GN-code ex 1205 00 90, met uitzondering van de rassen met hoog erucazuurgehalte.
De representatieve opbrengsten voor koolzaad worden per regio vastgesteld en via de pers uiterlijk op 31 juli van het oogstjaar medegedeeld. § 2. De regionale representatieve opbrengsten moeten daadwerkelijk worden gehaald en in acht genomen door de producenten.
Alsook de hoeveelheid koolzaad die moet worden geleverd door de producent aan de inzamelaar of aan de eerste verwerker, moet tenminste gelijk zijn aan de beteelde oppervlakte vermenigvuldigd met het regionale representatieve rendement dat van toepassing is voor de betrokken oppervlakte.
Art. 10.§ 1. Als de producent tijdens de teeltcyclus meent dat hij als gevolg van bijzondere omstandigheden niet de hele hoeveelheid grondstof die in het contract is vermeld, zal kunnen leveren, brengt hij zijn Provinciaal bureau (DG3) daarvan zo vlug mogelijk op de hoogte door toezending van het bewijsstuk van geleden teeltschade dat, behalve bij overmacht, absoluut opgesteld moet worden door : - ofwel de Commissie voor de vaststelling van schade aan teelten; - ofwel een ambtenaar van een landbouwkundige dienst van de Gewesten of de Provincies; - ofwel het voor het betrokken gebied bevoegde Provinciale bureau (DG3).
Behalve bij overmacht is geen enkel bewijsstuk dat na de oogst bij het Provinciale bureau toekomt, ontvankelijk. § 2. Wanneer de rechtvaardiging van een productietekort zoals bedoeld in § 1 door het Provinciale bureau (DG3) wordt aanvaard, geeft dit toestemming om : - ofwel de onder het contract vallende oppervlakten te verminderen; - ofwel het contract op te zeggen; - ofwel de in het contract vermelde hoeveelheid grondstof te verlagen door deze evenredig met de geraamde omvang van de geleden teeltschade te verminderen.
Bij vermindering of schrapping van de onder het contract vallende oppervlakten, moet de producent, om zijn recht op de compenserende premie te behouden, de betrokken gronden opnieuw braakleggen tot voldoening van DG3. Hij verliest verder het recht om de uit het contract gelichte grondstof te verkopen, af te staan of te gebruiken.
Art. 11.§ 1. De producent moet de contractant de hele hoeveelheid grondstof leveren die werd geoogst op de in het contract bedoelde oppervlakte.
De geleverde hoeveelheid moet ten minste gelijk zijn aan : - voor koolzaad, de beteelde oppervlakte vermenigvuldigd met het regionale representatieve rendement vermeld in artikel 9 van dit besluit; - voor de andere grondstoffen, nl. voor vlas ander dan vezelvlas, aan de beteelde oppervlakte vermenigvuldigd met het door DG3 aanvaardbaar bevonden geraamde rendement dat vermeld is in het contract. § 2. In geval van een productietekort, als het Provinciaal Bureau (DG3) het schriftelijke bewijs van de producent ter verklaring van dit tekort heeft aanvaard en als de levering overeenstemt met : a) ten minste 90% van de in § 1 bedoelde hoeveelheid, wordt, bij wijze van uitzondering, aangenomen dat het contract nageleefd werd en wordt de oogstaangifte gewoon aanvaard.b) minder dan 90 % van de in § 1 bedoelde hoeveelheid houdt het Provinciaal Bureau (DG3) rekening met de toestemming die zij vooraf heeft verleend in overeenstemming met hetgeen bepaald is in artikel 10 van dit besluit om de hoeveelheid grondstof die de producent krachtens § 1 moest leveren, te verminderen. § 3. In geval van een productietekort en : - als de schriftelijke rechtvaardiging ter verklaring van het tekort van de geleverde hoeveelheid niet werd aanvaard door het Provinciaal Bureau (DG3); - of als de schriftelijke rechtvaardiging ter verklaring van het tekort van de geleverde hoeveelheid zoals bedoeld in artikel 10, § 1 van dit besluit, ontbreekt; - of als de daadwerkelijk geleverde hoeveelheid kleiner is dan wat vooraf door het Provinciaal Bureau (DG3) werd toegestaan in overeenstemming met hetgeen bepaald is in artikel 10 van dit besluit; wordt aangenomen dat de producent niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen met betrekking tot de uit productie genomen, voor de teelt van niet voedingsgewassen bestemde percelen. Bijgevolg worden voor deze percelen de in artikel 9, § 2 van verordening (EEG) nr. 3887/92 bedoelde penalisaties toegepast naar rata de hoeveelheid ontbrekende grondstof die wordt omgerekend naar een oppervlakte die beschouwd wordt als niet teruggevonden.
Art. 12.§ 1. De compensatie kan alleen aan de producent-aanvrager worden betaald alvorens de grondstof wordt verwerkt als : a) de grondstof daadwerkelijk geleverd werd;b) het originele contract voor niet-voedingsteelten en de oogstaangifte van niet-voedingsteelten tijdig werden ingediend bij het Provinciale bureau (DG3) dat de steunaanvraag beheert;c) tijdig een afschrift van het contract werd ingediend bij DG 4;d) DG3 het bewijs heeft ontvangen dat de volledige zekerheid door de inzamelaar of de eerste verwerker werd gesteld bij het BIRB;e) DG 4 zich ervan heeft vergewist : - dat de grondstof wel degelijk is bestemd om te worden verwerkt tot producten die zijn opgenomen in bijlage III bij verordening (EG) nr. 1586/97; - dat de niet voor de voeding bestemde producten die na verwerking worden verkregen een hogere economische waarde hebben dan de voor voeding of vervoedering bestemde producten; - dat de inzamelaar of de eerste verwerker met wie het contract wordt gesloten, wel degelijk uiterlijk op 15 oktober van het oogstjaar kennis heeft gegeven van de hoeveelheid per soort en type in ontvangst genomen grondstof en van de plaats van levering; § 2. Er wordt geen compensatie zoals bedoeld in artikel 2 lid 5 van verordening (EEG) nr. 1765/92 betaald voor braakgelegde gronden waarop suikerbieten, aardperen of cichoreiwortels worden geteeld.
Deze gewassen vallen evenwel onder de toepassing van hetgeen in dit besluit is bepaald.
Art. 13.§ 1. In het geval de grondstoffen niet rechtstreeks door de inzamelaar aan de eerste verwerker geleverd worden, moet de inzamelaar aan DG4 binnen de 40 werkdagen na de ontvangst van de grondstoffen door de eerste verwerker, de identiteit en het adres van deze laatste evenals van de deelnemers aan de leveringsketen melden.
Elke deelnemer deelt op zijn beurt binnen de 40 werkdagen na de levering de identiteit en het adres mee van de koper van de grondstof evenals de aan hem verkochte hoeveelheid. § 2. Bij grensoverschrijdend handelsverkeer binnen de Gemeenschap, zowel in het stadium grondstoffen, als tussen- en/of bijproducten, moet een T5-document gebruikt worden, afgeleverd door DG4 en dit op de wijze zoals vermeld in artikel 8 § 4, 5 en 6 van de verordening (EG) nr. 1586/97.
Hierbij moet DG4 vóór het vertrek van de goederen naar een andere lidstaat op de hoogte gebracht worden van de naam en adres van de bestemmeling, de soort en het type product, de hoeveelheid en de maand van levering van het betrokken product. HOOFDSTUK III. - Voor grondstoffen waarvoor geen contract moet worden gesloten
Art. 14.§ 1. De producent-aanvrager die op uit productie genomen gronden grondstoffen teelt zoals bedoeld in artikel 1, § 2 b) moet bij zijn bevoegde autoriteit (DG3) samen met de in artikel 1, § 3, bedoelde steunaanvraag een jaarlijkse aangifte op het door DG3 vastgestelde formulier voor « aangifte van niet-voedingsteelten - model 2 », indienen waarop met name de volgende gegevens voorkomen : - identificatie en ligging van de percelen waarop de betrokken grondstoffen worden geteeld; - de oppervlakte van elk van die percelen; - voor elk perceel, opgave van de teelt, het jaar van aanleg van de teelt, de duur van de teeltcyclus en de verwachte oogstdata. § 2. Op het in § 1 vermelde formulier verbindt de producent-aanvrager zich ertoe dat de betrokken grondstoffen, bij gebruik of verkoop zullen worden gebruikt voor de in bijlage III bij verordening (EG) nr. 1586/97 vermelde bestemmingen. § 3. De producent-aanvrager dient de regionale voorschriften inzake bodemgebruik in acht te nemen. Hierop wordt toegezien door de ambtenaar aangewezen door de Gewestregering. HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen
Art. 15.§ 1. De in artikel 1, § 2 a) en b) bedoelde grondstoffen die op uit productie genomen gronden worden geteeld, de daarvan afgeleide eind-, bij-, neven- en tussenproducten die ervan zijn afgeleid alsook de grond die wordt gebruikt voor de teelt van deze grondstoffen komen niet in aanmerking voor : - acties die uit hoofde van artikel 1, § 2 van verordening (EEG) nr. 729/70 uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds, afdeling Garantie, worden gefinancierd; - communautaire steun uit hoofde van de verordeningen (EEG) nr. 2078/92 en (EEG) nr. 2080/92. § 2. Voor uit productie genomen grond die voor de teelt van de in artikel 1, § 2 a) en b) genoemde grondstoffen wordt gebruikt, gelden de bepalingen van verordening (EG) nr. 762/94.
Evenwel : - wordt de teelt van deze grondstoffen beschouwd als in overeenstemming met deze bepalingen; en - in afwijking van artikel 3, § 4 tweede streepje van verordening (EG) nr. 762/94, behoeven de betrokken oppervlakten niet vanaf 15 januari uit productie te worden genomen; mits aan de eisen van onderhavig besluit is voldaan.
Art. 16.De inbreuken worden vervolgd en bestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten.
Art. 17.Het ministerieel besluit van 22 augustus 1994 wordt opgeheven.
Art. 18.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van het verkoopseizoen 1998/1999 (oogst 1998).
Brussel, 28 juni 1999.
H. VAN ROMPUY