Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 27 februari 2007
gepubliceerd op 26 april 2007

Ministerieel besluit tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement voor de productie van pootaardappelen

bron
vlaamse overheid
numac
2007035551
pub.
26/04/2007
prom.
27/02/2007
ELI
eli/besluit/2007/02/27/2007035551/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 FEBRUARI 2007. - Ministerieel besluit tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement voor de productie van pootaardappelen


De Vlaamse Minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, inzonderheid op artikel 2, § 1, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1998 en 5 februari 1999;

Gelet op artikel 21 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 2007 houdende de reglementering van de handel in en de keuring van pootaardappelen;

Gelet op het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement voor de productie van pootaardappelen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 mei 2006;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 13 december 2006;

Gelet op het overleg tussen de gewesten en de federale overheid op 11 december 2006, bekrachtigd door de Interministeriële Conferentie Landbouwbeleid op 5 januari 2007;

Gelet op advies nr. 42.161/3 van de Raad van State, gegeven op 6 februari 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :

Artikel 1.Het keurings- en certificeringsreglement voor de productie van pootaardappelen, vermeld in artikel 21 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 2007 houdende de reglementering van de handel in en de keuring van pootaardappelen, is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 2.Het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van pootaardappelen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 mei 2006, wordt opgeheven.

Brussel, 27 februari 2007.

Y. LETERME

Bijlage : Keurings- en certificeringsreglement van pootaardappelen INLEIDING De controle wordt uitgevoerd in alle stadia van de productie tot het gebruik. Elke overtreding van de bepalingen in dit reglement laat toe een productieveld of een partij te deklasseren of te weigeren en de certificaten, plantenpaspoorten of etiketten terug te nemen. HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen 1.1 Controlerende instanties 1.1.1 De bevoegde entiteit : de afdeling Productkwaliteitsbeheer van het Agentschap voor Landbouw en Visserij bevoegd voor de controle 1.1.2 Officiële keurmeester : de natuurlijke persoon die door de bevoegde entiteit bevoegd verklaard wordt om de officiële werkzaamheden uit te voeren die in dit reglement beschreven worden.

Die persoon moet beschikken over de nodige vakbekwaamheid, wat uit officiële examens gebleken is, mag geen persoonlijk voordeel halen uit de controle, en moet zich regelmatig bijscholen door informatieve studiedagen te volgen die georganiseerd worden door de bevoegde entiteit. 1.1.3 Officieel laboratorium : onafhankelijk laboratorium dat aanvaard wordt door de bevoegde entiteit om controles op de aanwezigheid van plantenziekten bij pootaardappelen uit te voeren volgens de gangbare internationale methoden Een laboratorium moet aan de volgende voorwaarden voldoen : 1. beschikken over gekwalificeerd personeel en een persoon aanwijzen die verantwoordelijk is voor de instructies en de goede werking van de apparatuur.De studie- en beroepskwalificaties van het personeel en, in het bijzonder, van de verantwoordelijken voor de uitvoering van de diensten, inzonderheid voor het toetsen van plantaardig materiaal op de aanwezigheid van pathogene ziekteverwekkers en het gebruik van ELISA testen moeten voorgelegd worden; 2. zich verbinden tot : -het bijhouden van een boekhouding van de monsters en de ontledingsuitslagen; - het ter beschikking houden voor de bevoegde entiteit van de monsters gedurende minimaal zes weken; 3. beschikken over de nodige lokalen en apparatuur om de ontledingen uit te voeren;4. een beschrijving voorleggen van de maatregelen die het laboratorium treft om de kwaliteit van de onderzoeken te waarborgen en van de mogelijkheden die het biedt. 1.2 Operatoren 1.2.1 Verantwoordelijken voor de rassen : 1.2.1.1 Kweker : natuurlijke persoon of rechtspersoon waarvan een ras tot de keuring is toegelaten (zie punt 1.5) 1.2.1.2 Mandataris : natuurlijke persoon of rechtspersoon, aangewezen door de kweker, om in zijn naam te handelen op het grondgebied van het Vlaamse Gewest als het een in Vlaanderen beschermd ras betreft.

Het bewijs van de toegekende opdracht moet bij controle aan de bevoegde entiteit worden voorgelegd. 1.2.1.3 Instandhouder : natuurlijke persoon of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de instandhouding van een ras. Voor in Vlaanderen beschermde rassen moet hij aangeduid zijn door de kweker.

Het bewijs van de toegekende bevoegdheden moet bij controle aan de bevoegde entiteit worden voorgelegd. 1.2.2 Verantwoordelijken voor de productie en de handel : 1.2.2.1 Inschrijvingsnemer : bevoegde natuurlijke persoon of rechtspersoon die teelten voor de productie van pootaardappelen ter keuring aanbiedt 1.2.2.2 Producent : natuurlijke persoon of rechtspersoon die door de inschrijvingsnemer aangewezen is als verantwoordelijke voor de teeltopvolging en de bijzondere zorg voor de productie van pootaardappelen 1.2.2.3 Leverancier : a) Producent-bereider van pootgoed : door de bevoegde entiteit erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon die door de inschrijvingsnemer is aangewezen als verantwoordelijke voor de teeltopvolging en de bijzondere zorg voor de productie, en die over de nodige installaties beschikt voor het opslaan, reinigen, drogen, bewerken, bereiden, ontsmetten en verpakken van pootgoed b) Bereider van pootgoed : door de bevoegde entiteit erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon die over de nodige installaties beschikt voor het opslaan, reinigen, drogen, bewerken, bereiden, ontsmetten en verpakken van pootgoed voor derden c) Verdeler van pootgoed in kleine verpakkingen : door de bevoegde entiteit erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon die over de nodige installaties beschikt om gecertificeerd pootgoed onder te brengen in kleine verpakkingen met het oog op de verkoop en niet bestemd voor het voortbrengen van pootgoed 1.3 Registraties Alle personen, vermeld in 1.2, uitgezonderd de kweker, worden door de bevoegde entiteit geregistreerd onder een uniek nummer nadat hun activiteiten zijn vastgesteld.

Bij de registratie verbinden de betrokken personen zich er schriftelijk toe om voor hun activiteiten : 1° de geldende reglementering en de door de bevoegde entiteit gegeven instructies te eerbiedigen;2° de bevoegde entiteit op de hoogte te brengen van de aanvang en het einde van de werkzaamheden die enkel door een geregistreerde persoon uitgevoerd mogen worden;3° de bevoegde entiteit toe te staan hun bedrijven te bezoeken, alsook hun teelten te keuren;4° aan de bevoegde entiteit alle noodzakelijke inlichtingen mee te delen;5° de ligging en de oppervlakte van de vermeerderingspercelen mee te delen;6° het pootgoed voor certificering aan te bieden zodat ze aan de geldende normen beantwoorden;7° een boekhouding bij te houden en ter beschikking te houden van de bevoegde entiteit gedurende drie jaar;8° gebruikte keuringsdocumenten volgens de instructies van de bevoegde entiteit te bewaren;9° de bevoegde entiteit op het geschikte tijdstip de nodige monsters te leveren of te laten nemen voor het laboratoriumonderzoek en voor de aanleg van controlevelden. 1.4 Erkenningen Producenten, bereiders en verdelers van pootgoed in kleine verpakkingen moeten door de bevoegde entiteit erkend worden.

Om erkend te kunnen worden moeten de betrokken personen tijdens de procedure tot registratie of na hun registratie een aanvraag indienen bij de bevoegde entiteit. Erkende bedrijven moeten een voorraadboekhouding bijhouden over het binnenkomende en uitgaande pootgoed vanaf het oogsten of het verwerven en ze moeten die boekhouding ter beschikking van de bevoegde entiteit houden gedurende drie jaar. 1.4.1 De producent-bereiders en bereiders van pootgoed worden erkend als zij aan de volgende voorwaarden voldoen : 1) beschikken over zuivere, droge, goed verluchte lokalen die gedurende de bewerkings- en bewaringsperiode van pootgoed uitsluitend voorbehouden zijn voor pootgoed.Die lokalen zijn geïsoleerd tegen de vorst en voorzien van een voldoende luchtverversingssysteem. De temperatuur in de lokalen moet geregeld kunnen worden. De oppervlakte van de opslag- en bewerkingsruimte moet in verhouding staan tot de omvang van de productie; 2) beschikken over de noodzakelijke inrichting en apparatuur voor de werkzaamheden waarvoor een erkenning gevraagd wordt.Er moet tijdens de triage minstens een trieur-calibreur en een leestafel aanwezig zijn. De installatie moet indien nodig beschikken over apparatuur om etiketten aan te brengen overeenkomstig de geldende reglementering; 3) zich ertoe verbinden slechts plantgoed ter certificering aan te bieden dat beantwoordt aan de van kracht zijnde normen voor identiteit en raszuiverheid, afstamming, technologische en gezondheidsnormen; 4) gebruikmaken van verpakkingen die overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van ..... houdende de reglementering van de handel in en de keuring van pootaardappelen kunnen worden gesloten en kunnen worden voorzien van etiketten die de voorgeschreven vermeldingen dragen; 5) een persoon aanwijzen die verantwoordelijk is voor het geven van instructies aan het personeel en voor de goede werking van de installaties;6) voor de duur van de triagewerkzaamheden aan de bevoegde entiteit een degelijk lokaal ter beschikking stellen om controlewerkzaamheden te verrichten. 1.4.2 De verdelers van pootgoed in kleine verpakkingen kunnen erkend worden als ze zich ertoe verbinden : 1) de bevoegde entiteit op de hoogte te stellen van de aanvang en het beëindigen van hun werkzaamheden telkens als er activiteiten worden uitgevoerd;2) de keuringsdocumenten die de te splitsen verpakkingen van het pootgoed dekken gedurende twee jaar ter beschikking te houden van de bevoegde entiteit;3) de maatregelen vermeld in hoofdstuk 8 strikt toe te passen. Voor ze een erkenning toekent, stelt de bevoegde entiteit een onderzoek ter plaatse in. Daarbij wordt een inventaris opgesteld van lokalen, inrichtingen en personeel. De erkenning is geldig van 1 juli tot 30 juni van het jaar daarop. De erkenning wordt stilzwijgend verlengd van jaar tot jaar zolang de opgelegde voorwaarden vervuld blijven en de aangegane verbintenissen gerespecteerd blijven. In geval van belangrijke wijzigingen aan de installaties of verandering van de betrokken verantwoordelijke personen moet de bevoegde entiteit daarvan onmiddellijk op de hoogte gebracht worden. De erkenning wordt ingetrokken als de opgelegde voorwaarden niet meer vervuld zijn. 1.5 Tot de keuring toegelaten rassen 1.5.1 Rassen die voorkomen in een van de volgende catalogi De rassen die voorkomen in een van de volgende catalogi zijn tot de keuring toegelaten : a) nationale rassencatalogus voor landbouwgewassen;b) gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen. 1.5.2 Rassen in procedure van inschrijving voor opname in een catalogus a) Rassen die in procedure van inschrijving zijn voor opname in de nationale catalogus of, als het gaat om een ras van een Belgische kweker, voor opname in catalogi van andere landen, zijn tot de keuring toegelaten.Het bewijs dat ze in procedure van inschrijving zijn moet worden geleverd.

Partijen van die rassen kunnen pas officieel goedgekeurd worden nadat de rassen effectief zijn opgenomen in een van de vermelde catalogi.

Het bewijs daarvan moet worden geleverd. b) Onder bepaalde voorwaarden kan er voor rassen die in procedure van inschrijving zijn voor opname in de nationale catalogus toestemming worden gegeven om partijen van die rassen in de handel te brengen.De toestemming kan alleen gegeven worden voor het uitvoeren van proeven op landbouwbedrijven om gegevens over de teelt of het gebruik van het ras te verzamelen.

Om de toestemming kan worden verzocht door de kweker of zijn mandataris die een geldige aanvraag tot opname van het ras in de nationale catalogus heeft ingediend. Hierbij verstrekt hij de volgende gegevens : 1) informatie over de geplande proeven;2) de namen van de lidstaten waarin die proeven moeten worden uitgevoerd;3) een beschrijving van het ras;4) informatie over de instandhouding van het ras. De technische voorwaarden waaraan de partijen moeten voldoen, de wijze van monsterneming, de verpakking, verzegeling en etikettering worden verder beschreven in hoofdstuk 7. De naleving van die voorwaarden wordt gecontroleerd aan de hand van een officieel onderzoek door de bevoegde entiteit op basis van de verstrekte rasbeschrijving of, indien van toepassing, de voorlopige rasbeschrijving op basis van de resultaten van de onderzoeken die in het kader van de toelating tot de nationale rassencatalogus uitgevoerd worden.

De hoeveelheid waarvoor per ras toestemming wordt gegeven, bedraagt ten hoogste 0,1 % van het aardappelpootgoed dat jaarlijks wordt gebruikt in de lidstaten waarin de proeven worden uitgevoerd. De bevoegde entiteit zal jaarlijks de hoeveelheid bekendmaken die daarvoor in aanmerking komt.

De toestemming wordt verleend voor maximaal één jaar en kan telkens met één jaar worden verlengd. Bij de aanvraag tot verlenging worden de volgende documenten gevoegd : 1) een verwijzing naar de oorspronkelijke toestemming;2) alle beschikbare aanvullende informatie over beschrijving, de instandhouding en de teelt of het gebruik van het ras volgens de oorspronkelijke toestemming;3) gegevens waaruit blijkt dat de beoordeling voor de opname van het ras in de rassenlijst nog loopt. De toestemming vervalt zodra de aanvraag tot opname in de nationale catalogus wordt ingetrokken of geweigerd, of zodra het ras in de catalogus wordt opgenomen.

Als voor een ras aan de kweker of zijn mandataris toestemming is verleend door de bevoegde entiteit van een andere lidstaat om het te gebruiken in het Vlaamse Gewest, kan de bevoegde entiteit van het Vlaamse Gewest het gebruik van dat ras op het gehele grondgebied van het Vlaamse Gewest of een deel daarvan verbieden of passende voorwaarden vaststellen voor de teelt van het ras en voor het gebruik van de producten uit die teelt in een van de volgende gevallen : 1) als vaststaat dat de teelt van het ras de gezondheid van andere geteelde rassen of soorten kan schaden;2) als uit officiële veldproeven in het Vlaamse Gewest blijkt dat het ras nergens op zijn grondgebied de resultaten oplevert die worden verkregen met een vergelijkbaar ras dat op zijn grondgebied is toegelaten, of als algemeen bekend is dat het ras wegens zijn aard of rijpheidsklasse nergens op zijn grondgebied voor de teelt geschikt is;3) als er goede redenen zijn om aan te nemen dat het ras een gevaar voor de menselijke gezondheid of het milieu inhoudt. Als voor een ras aan de kweker of zijn mandataris toestemming is verleend door de bevoegde entiteit van het Vlaamse Gewest om het te gebruiken in een ander gewest of in een andere lidstaat, kan de bevoegde entiteit van dat gewest of die lidstaat het gebruik van dat ras op zijn gehele grondgebied verbieden of, zoals hierboven wordt vermeld, passende voorwaarden stellen voor de teelt en het gebruik van de producten uit die teelt.

De kweker of zijn mandataris die toestemming heeft gekregen om een ras, dat in procedure van inschrijving is voor opname in de nationale catalogus, in de handel te brengen, moet jaarlijks een verslag overhandigen aan de bevoegde entiteit over : - de proeven op landbouwbedrijven om gegevens over de teelt of het gebruik van het ras te verzamelen; - de hoeveelheid pootgoed die in de handel is gebracht in de periode waarvoor de toestemming geldig was en de lidstaat waarvoor het bestemd was. Die gegevens worden vertrouwelijk behandeld. 1.6 Categorieën en klassen 1.6.1 De productie van pootgoed in het Vlaamse Gewest is het resultaat van instandhouding door vegetatieve vermeerdering overeenkomstig het onderstaande schema : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1.6.2 Het officieel goedgekeurde aardappelpootgoed wordt gerangschikt volgens de generatie en de bijzondere kwalitatieve vereisten in een van de volgende categorieën en klassen : 1.6.2.1 Kwekersmateriaal : niet-gecertificeerd materiaal dat voortgebracht is door genealogische selectie en dat behoort tot een generatie die aan het prebasispootgoed voorafgaat, en dat in verschillende families (F) ingedeeld kan zijn 1.6.2.2 Prebasispootgoed : pootgoed, geproduceerd uit kwekersmateriaal, dat bestemd is om basispootgoed voort te brengen.

Als het prebasispootgoed voortgebracht werd uit materiaal dat in vitro geproduceerd werd, wordt de categorie aangegeven als prebasispootgoed-CT 1.6.2.3 Basispootgoed : pootgoed, geproduceerd uit prebasispootgoed of uit kwekersmateriaal, dat voornamelijk bestemd is om, door een of meer vermeerderingen, gecertificeerd pootgoed voort te brengen De categorie basispootgoed is onderverdeeld in de klassen : a) basispootgoed S;b) basispootgoed SE;c) basispootgoed E. Naast die klassen kunnen de communautaire klassen EEG1, EEG2 en EEG3 toegekend worden als aan de eisen van Richtlijn EEG 93/17 van 30 maart 1993 is voldaan. 1.6.2.4 Gecertificeerd pootgoed : pootgoed, geproduceerd uit basispootgoed of pootgoed van een voorafgaande generatie, dat normaal bestemd is voor een andere productie dan die van pootaardappelen De categorie van het gecertificeerde pootgoed is volgens de hoedanigheidskenmerken van het pootgoed onderverdeeld in twee klassen : a) gecertificeerd pootgoed A;b) gecertificeerd pootgoed B. Met het oog op de keuring worden de categorieën of klassen van pootgoed die van buiten de Europese Gemeenschap ingevoerd worden, gelijkgesteld met de gemeenschappelijke categorieën en klassen overeenkomstig de beschikkingen van de Europese Gemeenschap inzake gelijkstelling van pootgoed uit derde landen. Een bewijs dat aan de gezondheidsvoorschriften is voldaan moet voorgelegd worden. HOOFDSTUK II. - Instandhouding van een ras 2.1 Elk jaar moeten de personen die verantwoordelijk zijn voor de instandhouding van een ras in het Vlaamse Gewest, aan de bevoegde entiteit, voor elk betrokken ras, het instandhoudingprogramma schriftelijk meedelen met opgave van de toegepaste methode en het aangewende materiaal (ligging van het perceel, oppervlakte, geproduceerde hoeveelheden,...). Zij staan de bevoegde entiteit toe om ter plaatse toezicht uit te oefenen. Monsters kunnen officieel genomen worden.

Om pootgoed, vanuit de instandhouding, in de handel te kunnen brengen, moet de kweker, de instandhouder of hun mandataris de teelt ervan ter keuring aanbieden.

Het perceel en het uitgangsmateriaal moeten vrij zijn van alle schadelijke organismen, vermeld in het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen.

Als de instandhouding in het buitenland plaatsvindt, moet bij het materiaal dat behoort tot een generatie die voorafgaat aan het basispootgoed, dat voor vermeerdering in het Vlaamse Gewest wordt aangeboden, een verklaring van de instandhouder gevoegd worden die de volgende elementen bevat : 1) de geleverde hoeveelheden materiaal;2) het referentienummer van de partij;3) de beschrijving van het etiket op de verpakkingen (of een specimen van dat etiket);4) de categorie en de klasse van het pootgoed dat met het materiaal mag worden geproduceerd;5) een bewijs dat aan de gezondheidsvoorschriften is voldaan. Al deze inlichtingen moeten bezorgd zijn aan de bevoegde entiteit bij de inschrijving van de teelt. 2.2 De instandhouder houdt een register bij waarin iedere generatie van elke familie wordt ingeschreven. 2.3 Na minstens twee jaar vermeerdering in vollegrond mogen de producties van verschillende families gemengd worden.

Het gemengde product kan enkel nog in aanmerking komen voor de productie van basispootgoed of gecertificeerd pootgoed. 2.4 De F0-generatie is het vertrekmateriaal voor de selectie. Dat materiaal moet door een erkend laboratorium als vrij van plantenziekten worden erkend. 2.5 De generaties die afkomstig zijn van iedere F0 vormen de families. 2.6 Het in-vitro geproduceerd materiaal is instandhoudingsmateriaal dat tot de genealogische selectie behoort. 2.7 Het door het laboratorium afgeleverde in-vitromateriaal (knollen) wordt beschouwd als F1. Dat materiaal moet op het gebied van gezondheid beantwoorden aan de vereisten van de klasse prebasispootgoed.

De rasechtheid moet door de producent gewaarborgd worden. 2.8 Met behoud van de toepassing van de bepalingen die gelden voor de productie van officieel gecertificeerd prebasispootgoed (zie hoofdstuk 4 tot 7) kan de bevoegde entiteit, op verzoek van de instandhouder of zijn mandataris, een attest uitreiken waarin wordt verklaard dat het materiaal afkomstig is van vermeerderingen die gerealiseerd zijn door een bij de bevoegde entiteit geregistreerde verantwoordelijke persoon, en dat de teelten door de bevoegde entiteit werden gevolgd.

De resultaten van de gezondheidsonderzoeken moeten voorgelegd worden. 2.9 Er bestaan bijzondere gezondheidsvereisten voor de productie van basispootgoed van gemeenschappelijke klassen.

Het uitgangsmateriaal (F0) evenals het geproduceerde instandhoudingsmateriaal en de mogelijk tussenliggende generaties moeten vrij zijn van : 1) Erwinia carotovora var.atroseptica; 2) Erwinia chrysantemi;3) bladrol PLRV;4) A-, M-, S-, X- en Y-virus. Daarvan moet een bewijs geleverd worden. HOOFDSTUK III. - Inschrijving ter keuring 3.1 Inschrijvingsvoorwaarden 3.1.1 Fytosanitaire eisen voor het pootgoed en het te beplanten perceel Voor de inschrijving moeten het perceel en het uitgangsmateriaal vrij bevonden worden van alle schadelijke organismen, vermeld in het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen. 3.1.2 Bevoegde personen (inschrijvingsnemers) Teelten voor de productie van prebasispootgoed, alsook rassen in proef, moeten ingeschreven worden door de kweker, de instandhouder of hun mandataris in België.

Teelten voor de productie van basis- en gecertificeerd pootgoed moeten ingeschreven worden door de kweker, instandhouder of hun mandataris in Vlaanderen, door een producent, producent-bereider of door een bereider.

Door de inschrijving machtigt de inschrijvingsnemer de bevoegde entiteit om aan de kwekers, de instandhouders of hun mandatarissen, op hun verzoek, en betreffende hun in Vlaanderen beschermde rassen, mededeling te doen van : a) de identiteit van de inschrijvingsnemer;b) de ter keuring aangeboden en bij de veldkeuring aanvaarde oppervlakten;c) de hoeveelheden officieel goedgekeurd pootgoed in elke categorie en klasse. De overdracht van teelten of van hun opbrengsten die niet aan de keuring zijn onttrokken, brengt eveneens de overdracht van deze toestemming mee. 3.1.3 Oorsprong van het gebruikte pootgoed (uitgangsmateriaal) Het pootgoed moet voortomen van een teelt in vollegrond.

De producent die de teelt heeft aangelegd moet de identiteit van het gebruikte pootgoed (uitgangsmateriaal) kunnen bewijzen, hetzij via een genealogische selectie, verricht in het Vlaamse Gewest en voorafgaandelijk aan de bevoegde entiteit gemeld, hetzij door een verklaring van de verantwoordelijke van een ander gewest of van de buitenlandse verantwoordelijke waarin mededeling wordt gedaan van de hoeveelheid opgezonden materiaal, bestemd om in het Vlaamse Gewest prebasispootgoed te produceren, en gedekt door een officiële verklaring van de keuringsdienst van het gewest of land in kwestie.

Die inlichtingen moeten opgenomen zijn op het document dat bij het ingevoerde materiaal is gevoegd. Een specimen van het etiket dat het materiaal identificeert, moet aan dat document worden gehecht.

De documenten worden aan de bevoegde entiteit bezorgd door de inschrijvingsnemer op het moment van de inschrijving ter keuring van de teelt. 3.1.4 Rasbeschrijving Om de controle uit te voeren, moet de bevoegde entiteit over een officiële rasbeschrijving beschikken. Elke mogelijke wijziging van die beschrijving moet eveneens worden meegedeeld. 3.1.5 Ligging van de teelt De teelt moet in het Vlaamse Gewest gelegen zijn.

Bij een doorkruising van de gewest- of landsgrens zal het perceel gekeurd worden door de voor de keuring bevoegde entiteit van het gewest of het land waar het perceel door de inschrijvingsnemer is aangegeven ter keuring. 3.1.6 Vruchtafwisseling Het perceel mag gedurende de drie jaar die aan de keuring voorafgaan geen aardappelteelt hebben gedragen.

De te certificeren teelten worden aangelegd in vollegrond. 3.1.7 Categorieën en klassen Elk perceel mag slechts met één enkel ras beplant zijn met het oog op de productie van plantgoed van een welbepaalde categorie of klasse.

De percelen worden aangelegd met pootgoed dat behoort tot een van de volgende categorieën of klassen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld _______ Nota's (1) prebasispootgoed : onder voorbehoud van bewijs van de oorsprong zoals bepaald in hoofdstuk 3, punt 3.1.3 (2) Onder de volgende voorwaarden kan uit de klasse E opnieuw een klasse E pootgoed geproduceerd worden, mits de bevoegde entiteit toestemming verleent. - Het uitgangsmateriaal van het oorsprongspootgoed klasse E moet rechtstreeks voortkomen van pootgoed klasse SE of hoger.

Die oorsprong moet bewezen worden. - De teelt die het gebruikte pootgoed heeft voortgebracht en het gebezigde pootgoed moeten voldoen aan de eisen, gesteld voor basispootgoed SE, virustesten inbegrepen. (3) Onder de volgende voorwaarden kan gecertificeerd pootgoed A opnieuw gebruikt worden om gecertificeerd pootgoed voort te brengen, mits de bevoegde entiteit toestemming verleent. - Het uitgangsmateriaal moet op het eigen bedrijf gewonnen zijn. De bevoegde entiteit kan hiervoor een afwijking toestaan mits de kweker of mandataris toestemming verleent voor in Vlaanderen beschermde rassen. - De teelt die het gebruikte pootgoed heeft voortgebracht en het gebezigde pootgoed moeten voldoen aan de eisen, gesteld voor basispootgoed E, virustesten inbegrepen. - Het aldus voortgebrachte pootgoed kan niet meer gebruikt worden om gecertificeerd pootgoed voort te brengen (zie opmerking 4). (4) Bij een tekort aan vermeerderingsmateriaal ten gevolge van uitzonderlijke omstandigheden kan de bevoegde entiteit een verdere vermeerdering toestaan mits de kweker of mandataris toestemming verleent voor in Vlaanderen beschermde rassen. De gelijkwaardigheid van klassen van pootgoed, afkomstig uit andere lidstaten, wordt bepaald door de bevoegde entiteit op basis van de beschikbare informatie.

Als bij het planten verschillende klassen van pootgoed gemengd worden, zal de laagste klasse in aanmerking genomen worden. 3.2 Inschrijvingsprocedure De inschrijving ter controle van vermeerderingspercelen houdt in dat de inschrijvingsnemers aan de hand van inschrijvingsbulletins de bevoegde entiteit, uiterlijk op 15 mei, alle nodige gegevens bezorgen die het mogelijk maken om de keuring van de teelten te organiseren en uit te voeren.

Als wegens bijzondere omstandigheden vertraging verantwoord is, of voor aanplanting buiten het normale plantseizoen worden de inschrijvingen nog aanvaard tot drie werkdagen na het planten.

De gegevens die meegedeeld moeten worden zijn : 1) bewijs dat het uitgangsmateriaal vrij bevonden is van alle schadelijke organismen, vermeld in het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen;2) identificatie van de inschrijvingsnemer : naam, adres, operatornummer toegekend door de bevoegde entiteit, actief producentnummer toegekend in het kader van de bedrijfstoeslagregeling, en de hoedanigheid waarin hij optreedt;3) identificatie van de producent : naam, adres, telefoonnummer, operatornummer toegekend door de bevoegde entiteit, en actief producentnummer toegekend in het kader van de bedrijfstoeslagregeling;4) de juiste ligging van het vermeerderingsperceel : hoofdgemeente, deelgemeente, straat of wijk en perceelsnummer, toegekend in het kader van de bedrijfstoeslagregeling (op aanvraag van de bevoegde entiteit legt de inschrijvingsnemer een bijgehouden plan van het bedrijf voor waarop de ligging van de percelen aangegeven is);5) de oppervlakte van het perceel en de vruchtopvolging : de inschrijvingsnemer verklaart dat het perceel, dat aangeboden is ter keuring, gedurende de drie voorafgaande jaren geen aardappelteelt heeft gedragen door de teelten op te geven die de aardappelteelt voorafgegaan zijn;6) identificatie van het gebruikte pootgoed : a) ras;b) categorie en klasse (benaming vermelden die voorkomt op de etiketten die de verpakking van het gebruikte pootgoed vergezelden);c) partijnummer;d) instantie die de etiketten heeft bezorgd;e) aantal etiketten en de etiketnummers;f) gebruikte hoeveelheid pootgoed;7) te produceren categorie en klasse.Die is ten minste één categorie of klasse lager dan die van het gebruikte pootgoed.

Per perceel wordt één inschrijvingsbulletin opgemaakt. Een vermeerderingsperceel is een niet-onderverdeeld stuk land dat een teelt draagt, bestemd om pootgoed voort te brengen van een welbepaald ras, een welbepaalde klasse en gescheiden van elke aangrenzende teelt, overeenkomstig de beschikkingen van dit reglement.

Als vastgesteld wordt tijdens de veldkeuring dat de inschrijving betrekking heeft op meer dan één perceel, zal de inschrijving teruggetrokken worden uit de keuring. De initiële inschrijving zal vervangen worden door een nieuw aantal inschrijvingen - naar rato van het aantal percelen waarop de oorspronkelijke inschrijving betrekking had - met de overeenkomende producentnummers en perceelsidentificatienummers.

Bij de inschrijvingsbulletins moet een samenvattende lijst gevoegd zijn die opgemaakt is volgens de instructies van de bevoegde entiteit.

In voorkomend geval moeten de volgende gegevens ook bij het inschrijvingsbulletin worden gevoegd : 1) de toelating van de kweker, instandhouder of hun mandataris voor de producties van basispootgoed als het een in Vlaanderen beschermd ras betreft;2) elk ander document dat de bevoegde entiteit noodzakelijk acht. 3.3 Terugtrekking Ingeschreven percelen die niet meer voor veldkeuring in aanmerking kunnen komen of waarvoor de veldkeuring niet meer wordt gewenst, moeten door de inschrijvingsnemer bij de bevoegde entiteit schriftelijk worden opgegeven, met vermelding van de bestemming van de oogst die er eventueel nog van kan voortkomen. HOOFDSTUK IV. - Veldkeuring 4.1 Identificatie van de percelen Een perceel waarvan de inschrijving ontvankelijk verklaard werd, kan gekeurd worden op voorwaarde dat het door de inschrijvingsnemer duidelijk zichtbaar is aangegeven door middel van een identificatiebordje waarop, in codevorm, de volgende gegevens zijn vermeld : het productienummer van het perceel, toegekend door de bevoegde entiteit (= vermeerderings-perceelsnummer), de soortcode, de rascode en het erkenningsnummer van de inschrijvingsnemer.

De bevoegde entiteit kan weerbestendige kleefstroken met die gegevens ter beschikking stellen van de inschrijvingsnemers. Die moeten ervoor zorgen dat ze worden aangebracht bij de ingang van het perceel waar ze zullen blijven tot aan de oogst.

Op verzoek van de inschrijvingsnemer kan de bevoegde entiteit vrijstelling geven van die verplichting als hij een alternatief aanbiedt waardoor de ligging van het perceel in kwestie ondubbelzinnig wordt aangegeven. 4.2 Melding aan de producent De keurmeester die belast is met de keuring zal ten minste twee werkdagen vooraf de producent op de hoogte brengen van zijn bezoek.

De keurmeester zal de aandacht van de producent vestigen op de volgende belangrijke punten : 1) het vermeerderingsperceel moet geïdentificeerd zijn, zoals bepaald in 4.1; 2) het moet duidelijk afgescheiden zijn van andere teelten;3) wanneer het perceel nog niet in orde is voor een van de hiervoor vermelde punten, kan de producent voor hoogstens één week uitstel vragen. De producent zal de keurmeester inlichten over de pesticiden die hij gebruikt heeft bij de te keuren teelten.

Als de keuring niet moet worden uitgevoerd wegens terugtrekking van het perceel, moet de producent dat melden aan de keurmeester. De eventuele terugtrekking moet door de inschrijvingsnemer onmiddellijk schriftelijk bevestigd worden. 4.3 Veldkeuringen Veldkeuringen worden uitgevoerd door officiële keurmeesters.

De veldkeuring bestaat uit minstens twee bezoeken op de door de bevoegde entiteit vastgestelde tijdstippen, met als doel zich te vergewissen van : 1) de scheiding van andere teelten;2) de stand van de teelt;3) de rasechtheid;4) de raszuiverheid;5) de gezondheidstoestand van de teelt;6) de juiste behandeling van het perceel voor de productie van pootgoed van de beoogde categorie of klasse. Bij de veldkeuring moet het perceel in een zodanige toestand verkeren dat de waarnemingen juist kunnen worden uitgevoerd.

Op aanvraag van de inschrijvingsnemer kan een perceel om technische redenen onderverdeeld worden in twee of meer percelen. In dat geval wordt de oorspronkelijke inschrijving geschrapt en vervangen door twee of meer laattijdige inschrijvingen. 4.3.1 Buurtschap 4.3.1.1 Voor de productie van prebasispootgoed Het vermeerderingsperceel moet ten minste 100 meter verwijderd zijn van elke niet- ingeschreven aardappelteelt. 4.3.1.2 Voor de productie van basispootgoed Het vermeerderingsperceel moet ten minste 30 meter verwijderd zijn van elke niet- ingeschreven aardappelteelt. 4.3.1.3 Voor de productie van gecertificeerd pootgoed Het vermeerderingsperceel moet ten minste 10 meter verwijderd zijn van elke niet- ingeschreven aardappelteelt, tenzij de nodige voorzorgsmaatregelen worden genomen ter voorkoming van besmetting. 4.3.1.4 Aanpalende percelen moeten voldoende van elkaar verwijderd zijn om mechanische vermenging te voorkomen. 4.3.1.5 Voor de productie van basispootgoed van gemeenschappelijke klassen moeten aangrenzende teelten van pootgoed ten minste beantwoorden aan de normen voor dezelfde klasse als die van het perceel in kwestie. Bij een officiële veldkeuring moet vastgesteld worden of aan die norm voldaan is. 4.3.1.6 Als de bevoegde entiteit vaststelt dat er gevaar voor besmetting bestaat, kunnen specifieke eisen voor de testen worden voorgeschreven. 4.3.1.7 Bij niet-naleving van de isolatievoorschriften wordt het perceel geweigerd of gedeklasseerd naar gelang van de werkelijk vastgestelde afstand. 4.3.2 Raszuiverheid en gezondheidstoestand 4.3.2.1 De teelt moet zodanig zijn dat het goed mogelijk is de raszuiverheid en de gezondheidstoestand na te gaan.

Opslag van vorige teeltjaren wordt als rasonzuiverheid beschouwd, evenals elke plant die een afwijkend uitzicht heeft ten gevolge van een chemische behandeling of door een andere oorzaak. Alle zieke en afwijkende planten moeten volledig (inclusief de knol) uit de grond worden gestoken. Op dezelfde wijze moeten gedeeltelijk aangetaste planten verwijderd worden. Zieke en afwijkende planten (inclusief de knollen) worden dagelijks in luisdichte zakken van het veld verwijderd om verspreiding van de bladluizen tegen te gaan. De zakken worden geleegd op een plaats waar de zieke planten of knollen geen gevaar voor besmetting opleveren. Een onzorgvuldige opzuivering kan leiden tot deklassering of afkeuring van het perceel. 4.3.2.2 Een slechte stand van de teelt en in het bijzonder de aanwezigheid van onkruid, ziekten, overdreven ontwikkeling van het loof, zwakke groei en wijziging in het uitzicht van de planten, te wijten aan een chemische behandeling of aan een andere oorzaak, kunnen aanleiding geven tot weigering.

In geval van vernietiging van de bladeren door vorst, hagel, storm of insecten is het toegelaten te wachten tot de groeiherneming om een definitieve beslissing te nemen. 4.3.2.3 Normen a) De teelt moet volledig vrij zijn van ringrot (Clavibacter michiganensis subsp.sepedonicus) en bruinrot (Ralstonia solanacearum Smith). b) De volgende toleranties worden toegestaan (% van het aantal planten) bij de laatste veldkeuring. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 4.3.2.4 Tellingsmethode De tellingen worden uitgevoerd op honderd opeenvolgende planten in één rij. Er zijn ten minste : - vier tellingen per 25 are, voor de percelen van 1 ha en minder; - tien tellingen per ha, of gedeelte daarvan voor de percelen van meer dan 1 ha.

Het percentage wordt vervolgens berekend volgens de formule : totaal aantal abnormale planten ----------------- = X % aantal tellingen 4.4 Teeltrangschikking Na elk bezoek worden de uitgevoerde waarnemingen meegedeeld aan de inschrijvingsnemer.

Na de laatste veldkeuring wordt de teelt gerangschikt door de bevoegde entiteit op basis van de vaststellingen die gedaan zijn op het vermeerderingsveld.

Als de rangschikking niet overeenkomt met de door de inschrijvingsnemer vooropgestelde klasse of als de teelt geweigerd wordt, worden de inschrijvingsnemer en de producent door middel van een kopie van het veldkeuringsverslag, binnen twee werkdagen na de veldkeuring, door de bevoegde entiteit op de hoogte gebracht. De reden van deklassering of weigering wordt op het veldkeuringsverslag genoteerd.

In het uitzonderlijke geval dat de inschrijvingsnemer over voldoende technische redenen beschikt om een aanvullend onderzoek aan te vragen, kan een nieuwe veldkeuring worden aangevraagd. Een met redenen omklede aanvraag moet schriftelijk bij de bevoegde entiteit ingediend worden binnen drie werkdagen die volgen op de mededeling van het resultaat.

De aanvullende veldkeuring moet nog in normale omstandigheden mogelijk zijn. De aanvullende veldkeuring zal plaatsvinden nadat de nodige aanpassingen zijn uitgevoerd.

Als de inschrijvingsnemer en/of de producent de vaststellingen van de veldkeuring en/of de aanvullende veldkeuring betwist, kan een tegenkeuring aangevraagd worden. De schriftelijke aanvraag daartoe moet gericht worden aan de bevoegde entiteit binnen drie werkdagen na de mededeling van het resultaat, met de vermelding van de betwiste vaststellingen. In voorkomend geval is het verboden wijzigingen aan het perceel of aan het gewas aan te brengen (opzuivering, een fysische handeling, ...). De tegenkeuring zal uitgevoerd worden door een officiële keurmeester aangewezen door de bevoegde entiteit, vergezeld van de keurmeester die de vorige vaststellingen heeft gedaan, en bij voorkeur in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de inschrijvingsnemer.

Als wordt vastgesteld dat een opzuivering of een andere fysische handeling heeft plaatsgehad, blijven de vaststellingen van het vorige bezoek behouden en zijn ze onherroepelijk.

Bij weigering moet de bestemming van het pootgoed dat voortgebracht is van de percelen door de inschrijvingsnemer worden opgegeven.

De rangschikking van een partij na de veldkeuring is voorlopig. 4.5 Loofvernietiging - Rooiing In overleg met de sector adviseert de bevoegde entiteit een datum waarvoor het loof het best vernietigd moet zijn. Die datum is afhankelijk van het verschijnen en de ontwikkeling van de populatie van de bladluizen, de dragers van virussen, de te produceren klasse en de vroegrijpheid van het ras. De bevoegde entiteit kan in samenspraak met de sector ook een vaste datum opleggen bij specifieke omstandigheden.

De data worden aan de inschrijvingsnemers bekendgemaakt.

Als de bemonstering, vermeld in 5.1 nog niet is uitgevoerd, moet de inschrijvingsnemer, ten minste 48 uur op voorhand, het tijdstip van het rooien meedelen aan de bevoegde entiteit.

Elke teelt waarvan het loof niet vernietigd werd binnen twintig dagen na de vastgelegde datum, zal worden geweigerd.

De knollen moeten uiterlijk op 1 oktober gerooid zijn.

In bijzondere omstandigheden kan een latere datum worden aanvaard. HOOFDSTUK V. - Virologische onderzoeken 5.1 Bemonstering Bij de controle op het vernietigen van het loof of het rooien van de knollen worden zowel voor virologisch onderzoek als voor het postcontroleveld totale monsters genomen per perceel. De procedure voor de bemonstering wordt meegedeeld door de bevoegde entiteit.

De totale monsters worden genomen op percelen waarvan het loof werd vernietigd, en op aanvraag van de pootgoedteler, die eventueel zijn medewerking verleent bij de monstername. 5.2 Materiaal onderworpen aan test - aanvraag voor ontleding De voorlopige rangschikking van het geoogste pootgoed, toegekend bij het laatste veldkeuringsbezoek, moet worden bevestigd door de resultaten van de virologische onderzoeken in het laboratorium.

Ten minste de volgende onderzoeken moeten worden uitgevoerd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld _______ Nota's (1) E bestemd om opnieuw E voort te brengen;(2) E bestemd om A voort te brengen;(3) A bestemd om opnieuw A voort te brengen;(4) A niet bestemd om pootgoed voort te brengen;(5) T : Elisa-test verplicht; t : Elisa test facultatief (steekproefsgewijs); - : geen onderzoek.

De bevoegde entiteit kan beslissen om monsters die afkomstig zijn van twijfelachtige percelen te onderwerpen aan de onderzoeken die ze nodig acht. Bladrolgevoelige rassen (een lijst wordt jaarlijks opgesteld door de bevoegde entiteit) en de oogst van percelen waarop bij de veldkeuring bladrol werd vastgesteld, worden getest op bladrol.

De inschrijvingsnemer mag ook een bemonstering vragen om een attest te verkrijgen betreffende de gezondheidstoestand van het pootgoed. 5.3 Hergroei Als bij het rooien hergroei wordt vastgesteld bij meer dan 0,5 % van de struiken, worden nieuwe monsters op het veld genomen, zoals hierboven bepaald. Die monsters vervangen de eerder genomen monsters. 5.4 Normen Bij de Elisa-test zijn onderstaande toleranties van toepassing (zie tabel).

De rangschikking vindt plaats op basis van die toleranties.

Als meerdere analyses uitgevoerd werden, wordt het gemiddelde van de uitslagen in aanmerking genomen.

De partij wordt geweigerd als tijdens de opkweek in de serre voor de virologische testen rasonzuiverheden of planten met vervormd loof worden waargenomen.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld X = geen onderzoek. 5.5 Beroepsmogelijkheden Als de inschrijvingsnemer de resultaten van de virologische test betwist, kan hij binnen vijf werkdagen schriftelijk een nieuwe analyse aanvragen. Voor de nieuwe analyse worden de bewaarde monsters van het postcontroleveld gebruikt of worden er nieuwe monsters genomen als de partij duidelijk geïdentificeerd is, zoals in punt 6.1. De testen moeten uitgevoerd worden in een officieel laboratorium, zoals bepaald in 1.1.3.

Bij een nieuwe analyse kunnen de testen beperkt blijven tot het kenmerk dat aan de basis ligt van het ongunstige resultaat voor zover er geen interactie mogelijk is met de andere kenmerken en op voorwaarde dat de oorspronkelijke analyse heeft aangetoond dat de andere virussen niet aanwezig zijn.

Als uiteindelijk resultaat van de virologische test wordt het gemiddelde genomen van de resultaten van de betwiste en nieuwe analyse.

HOODSTUK VI. - Toezicht op het bruto pootgoed 6.1 Algemene bepalingen Alle nodige maatregelen moeten getroffen worden opdat : a) de pootgoedpartij duidelijk geïdentificeerd is;b) geen enkele mogelijkheid tot besmetting of niet-geoorloofde vermenging bestaat;c) de verwisseling van partijen onmogelijk is. Het pootgoed wordt in ontvangst genomen en opgeslagen onder toezicht van de bevoegde entiteit. De inschrijvingsnemer die brutopartijen pootgoed afstaat aan een ander bevoegde persoon bevestigt dat in een geschreven verklaring die hij afgeeft aan de bevoegde entiteit bij de inontvangstname van het bruto pootgoed.

De inschrijvingsnemer brengt de verantwoordelijke van de bevoegde entiteit van de streek waar het pootgoed in ontvangst wordt genomen op de hoogte van het begin van de werkzaamheden. 6.2 Oogst - Inontvangstname - Stockering en Vervoer van bruto partijen pootgoed Brutopartijen pootgoed worden geoogst, vervoerd, in ontvangst genomen, gedroogd en gereinigd onder toezicht van de bevoegde entiteit. Elke aanvoer of afvoer van bruto partijen of halfafgewerkte partijen pootgoed in of uit de opslagplaats en/of de inrichting van de bereider of stockeerder, handelend voor de rekening van de inschrijvingsnemer, wordt door de inschrijvingsnemers genoteerd op een steekkaart.

Die steekkaart moet bewaard worden waar het pootgoed zich bevindt.

Elke bewerking alsook het transport worden op die steekkaart vermeld.

De producent of bereider die de oogst opslaat, moet een plan van de opslagruimte opmaken. Op aanvraag van de bevoegde entiteit legt hij dat plan voor met opgave van de ligging van de partijen pootgoed.

De partijen worden duidelijk geïdentificeerd en zodanig gestapeld dat hun identiteit bewaard blijft.

Bij de bruto partijen pootgoed die afkomstig zijn van teelten in een ander gewest of een andere lidstaat of in een land met een gelijkstellingssysteem, waarvan de veldkeuring is verricht door de in een ander gewest gelegen of buitenlandse bevoegde entiteit, moeten de documenten voor het transport van niet definitief goedgekeurd pootgoed of de nodige garantiedocumenten, uitgereikt door de instantie die bevoegd is voor de certificering van het gewest of land in kwestie, gevoegd worden. Na de inontvangstname wordt eveneens een steekkaart opgesteld door de bevoegde entiteit.

De inschrijvingsnemers zorgen ervoor dat kopieën van de veldkeuringsverslagen, alsook andere aanvullende brieven ter beschikking worden gehouden op de plaatsen waar de partijen in ontvangst worden genomen en waar ze worden opgeslagen.

Voor transport naar derden moet de bevoegde entiteit toestemming verlenen. 6.3 Bereiding Alleen bruto partijen pootgoed die in ontvangst genomen zijn overeenkomstig de hierboven vermelde voorwaarden komen in aanmerking voor officiële goedkeuring.

Ze worden bereid onder een productienummer.

Het is verboden pootgoed ter goedkeuring aan te bieden dat scheikundig behandeld is met een product dat daarvoor niet werd erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. 6.4 Terugtrekking Behalve het triageafval en de buitenmaatse knollen mag zowel het bruto pootgoed als het getrieerde pootgoed aan de keuring worden onttrokken mits de bevoegde entiteit een schriftelijke verklaring opmaakt met vermelding van de bestemming van het teruggetrokken pootgoed. 6.5 Pootgoed voor eigen gebruik Producenten die pootgoed dat aan het virologische onderzoek voldoet, willen gebruiken op het eigen bedrijf hoeven geen officiële goedkeuring (certificering) aan te vragen. De bevoegde entiteit zal hen een officiële verklaring ter beschikking stellen. De partijen moeten wel afzonderlijk opgeslagen worden. De inschrijvingsnemer moet op verzoek van de bevoegde entiteit aan de hand van een plan van het bedrijf duidelijk kunnen aangeven waar de partijen zich bevinden. HOOFDSTUK VII. - Officiële goedkeuring (certificering) 7.1 Triage, bemonstering en rangschikking De bereider mag alleen pootgoed ter goedkeuring aanbieden dat afkomstig is van teelten die met succes de voorgeschreven controles hebben ondergaan en die beantwoorden aan de vastgestelde normen voor het ras, de categorie en klasse waarin het pootgoed moet worden goedgekeurd.

Twee werkdagen voor het triëren aanvangt, moet de bereider de bevoegde entiteit verwittigen.

Een partij pootgoed wordt voorlopig gerangschikt op basis van de genealogische afstamming, de rangschikking van de teelt waarvan de partij afkomstig is en in sommige gevallen de wens van de kweker, de instandhouder of hun mandataris. Voor andere categorieën dan kwekerspootgoed kan de inschrijvingsnemer met het schriftelijke akkoord van de kweker, de instandhouder of hun mandataris, vragen om een pootgoedpartij die aan de normen van een hogere categorie beantwoordt te laten deklasseren.

Van de partijen pootgoed, aangeboden ter goedkeuring, kunnen monsters genomen worden om na te gaan of ze aan de normen beantwoorden.

Een gemiddeld monster van 120 knollen per partij, bestemd voor de postcontrole, wordt tijdens het certificeren genomen. Dat monster wordt gecertificeerd zoals het aangenomen pootgoed en verstuurd volgens de instructies van de bevoegde entiteit. 7.2 Certificering De officiële goedkeuring en de definitieve rangschikking van de partij pootgoed is ten hoogste die welke werd toegekend tijdens de veldkeuring of eventueel die welke voortvloeit uit de virologische onderzoeken en de toepassing van de normen, vermeld in 7.2.1.

Bij de keuring gaat de keurmeester na of de partij voldoet op basis van een representatief monster. Ten minste 0,5 % van de containers wordt gecontroleerd.

Een partij is een hoeveelheid aardappelpootgoed, klaar voor de handel, van eenzelfde ras, categorie, klasse, kaliber en oorsprong en met eenzelfde referentienummer.

De partij moet homogeen zijn, dat wil zeggen eenvormig in samenstelling en in uitzicht. 7.2.1 Normen 7.2.1.1 Raszuiverheid Het aantal knollen die duidelijk niet tot het ras behoren, mag niet hoger zijn dan : a) 0,00 % voor prebasispootgoed;b) 0,01 % voor basispootgoed S;c) 0,05 % voor basispootgoed SE;d) 0,10 % voor gecertificeerd pootgoed. 7.2.1.2 Gezondheidstoestand en diverse gebreken 1) aanwezigheid van al dan niet aanklevende aarde en andere vreemde lichamen : 1 % in gewicht 2) droog- en natrot a) veroorzaakt door Synchytrium endobioticum, Clavibacter michiganensis spp.sepedonicus of Ralstonia solanacearum Smith : 0 % van het gewicht b) droogrot : 0,5 % van het gewicht c) natrot : sporadisch (1 aangetaste knol per 250 kg) 3) uitwendige gebreken (bv.misvormde of gekwetste knollen, groene knollen, velvastheid) : 3 % van het gewicht 4) schurft : de referentie is die van de fotografische schaal, geleverd door de bevoegde entiteit a) gewone schurft (Streptomyces spec.) : maximale tolerantie voor alle klassen : 2,5 op deze schaal b) oppervlakkige schurft en graslandschurft : maximale tolerantie voor alle klassen : 3,5 op deze schaal Partijen waarvan de schurftaantasting groter is dan de hierboven opgegeven tolerantie en minder dan 5 % van het gewicht een aantasting heeft tot meer dan één derde van de oppervlakte, kunnen desondanks toch verhandeld worden, op voorwaarde dat er een gemeenschappelijke verklaring opgesteld wordt waaruit blijkt dat zowel de leverancier als de eindgebruiker ervan op de hoogte is dat aan de schurfttolerantie niet voldaan werd.Die verklaring moet opgesteld zijn door de bereider. 5) Een partij die ter keuring aangeboden wordt, mag geen slappe knollen of knollen die zeer gerimpeld zijn door zilverschurft (Helminthosporium solani) bevatten.6) Het pootgoed moet vrij zijn van Globodera rostochiensis en Globodera pallida, en van Meloïdogyne chitwoodi, Meloïdogyne fallax en Ditylenchus destructor.7) Rhizoctonia (Rhizoctonia solani) : de referentie is die van de fotografische schaal, geleverd door de bevoegde entiteit Maximale tolerantie voor lichte besmetting (% knollen) : a) klassen S en SE : 10 % b) klassen E, A en B : 25 % Opmerking : De knollen die een matige of zware besmetting door Rhizoctonia solani vertonen, moeten verwijderd worden. 8) knollen met symptomen van YNTN-virus : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 9) poederschurft (Spongospora subterranea) : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (* knollen die voor ten minste een derde van hun oppervlakte aangetast zijn.) 10) Partijen met gerimpelde, uitgeputte, uitgedroogde of voortijdig gekiemde knollen worden afgekeurd.11) Twijfelachtige partijen worden door de keurmeester van de bevoegde entiteit in quarantaine geplaatst, onder meer : a) partijen waarin door Fusarium aangetaste knollen voorkomen;b) partijen waarin bevroren knollen voorkomen;c) partijen die licht aangetast zijn door natrot en, in het algemeen, elke partij die symptomen van rotting vertoont. Die partijen worden alleen aanvaard als ze bij een nieuw onderzoek aan de normen beantwoorden. 12) De partijen die een behandeling hebben ondergaan met een middel dat het kiemvermogen definitief verhindert of vermindert, worden geweigerd.De toelating tot een behandeling met erkende middelen die het kiemvermogen tijdelijk verminderen, kan aangevraagd worden bij de bevoegde entiteit. 7.2.1.3 Potersmaten De opgegeven maten zijn die van de gebruikte zeven en van de controleapparatuur.

De knollen moeten aan de volgende eisen beantwoorden : 1) Het kaliber moet minstens 25 mm bedragen (vierkante mazen).2) Het maximumverschil in doorsnee tussen de knollen van een partij is 25 mm.3) Vanaf een kaliber van 35 mm of hoger moeten de getallen die het minimum- en maximumkaliber aangeven een veelvoud van 5 zijn.4) Op schriftelijk verzoek kunnen andere kalibers door de bevoegde entiteit worden toegestaan, onder meer in geval van uitvoer. Toleranties Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De eisen voor de kalibrering worden niet toegepast op het prebasispootgoed-CT. 7.3 Officieel goedgekeurde partijen 7.3.1 Officiële etiketten Elke verpakking die pootgoed bevat, moet uitwendig voorzien zijn van een officieel etiket gereikt door de bevoegde entiteit. Dat etiket moet zodanig vastgehecht zijn dat het onmogelijk door een ander kan worden vervangen en dat het niet opnieuw kan worden gebruikt.

Etiketten zijn uit onscheurbaar materiaal. Als het etiket voorzien is van een oogje moet het officieel verzegeld worden.

De bevoegde entiteit reikt alleen etiketten uit als ze in het bezit is van gunstige ontledingsuitslagen van de virologische onderzoeken.

Partijen die bestemd zijn voor vroege export (tot 31 oktober) en als dusdanig ingeschreven zijn, kunnen, voordat de uitslag van de nacontrole met Elisa-testen bekend is, in de handel worden gebracht tot bij de eerste commerciële afnemer als ze aan de volgende voorwaarden voldoen : a) bij een laatste veldkeuring, die minimaal drie werkdagen voor de loofdoding plaatsvindt, mogen geen viruszieke planten gevonden worden bij de aanvraag voor basispootgoed;bij de aanvraag voor gecertificeerd pootgoed mogen er maximaal 0,1 % viruszieke planten gevonden worden; b) de datums voor loofdoding, vermeld in 4.5, worden strikt toegepast.

De verpakkingen zijn voorzien van een officieel etiket, waarop minstens de volgende gegevens vermeld zijn : 1) naam van de bevoegde entiteit - België;2) « EG-systeem »;3) land van oorsprong (producerend land);4) « Solanum tuberosum »;5) ras;6) categorie en klasse;7) kaliber 8) gewicht;9) al of niet ontsmet;10) identificatie van de partij;11) erkenningsnummer van de leverancier;12) datum officiële bemonstering of officiële sluiting (maand - jaar); 13) « E.U. Plantenpaspoort », en zo nodig de beschermde zone waarin het pootgoed is toegelaten.

Eventueel kan aan het basispootgoed de vermelding van de communautaire klasse worden toegevoegd : EEG1, EEG2 of EEG3 naar gelang van het geval.

Bij rassen die in procedure van inschrijving zijn op de nationale catalogus en waarvoor toestemming werd gegeven om partijen ervan in de handel te brengen (zie punt 1.5.2.), moeten de volgende gegevens ook op het etiket vermeld worden : - bij de rasbenaming : de referentie van de kweker, voorgestelde benaming of goedgekeurde benaming, en, in voorkomend geval, het officiële nummer van de aanvraag tot opname van het ras in de nationale catalogus; - « nog niet in de officiële lijst opgenomen ras »; - « alleen voor proeven »; - de maat.

Daarenboven moet in geval van chemische behandeling de naam van elke actieve stof van de gebruikte middelen vermeld worden op het etiket van de leverancier of op de verpakking/container. In dat laatste geval zal de leverancier een schriftelijke verklaring naar de bevoegde entiteit opsturen, waarop staat dat hij de vermelde actieve stof onder zijn eigen verantwoordelijkheid gebruikt.

Bij pootaardappelen van een ras dat genetisch gemodificeerd is, wordt op elk officieel dan wel ander etiket of document vermeld dat het ras genetisch gemodificeerd is door « GGO » aan de rasnaam toe te voegen.

De bevoegde entiteit kan op aanvraag en na vaststelling van de voorwaarden, afwijkingen bepalen voor het in de handel brengen van kleine hoeveelheden aan de eindgebruiker wat betreft verpakking, sluitingssysteem en aanduiding. 7.3.2 Kleur van de etiketten De etiketten hebben de volgende kleur : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bij rassen die in procedure van inschrijving zijn op de nationale catalogus en waarvoor toestemming werd gegeven om partijen ervan in de handel te brengen (zie punt 1.5.2), is de kleur van het etiket oranje. 7.3.3 Officiële sluiting 7.3.3.1 Algemene bepalingen Aardappelpootgoed wordt verpakt in een nieuwe verpakking of gereinigde container.

De verpakkingen of containers worden officieel gesloten zodat dat ze niet geopend kunnen worden zonder dat het sluitingssysteem beschadigd wordt of zonder dat de etiketten of de verpakking sporen van manipulatie vertonen.

De verpakkingen of containers worden verzegeld.

Die verzegeling is echter niet noodzakelijk bij zakken met genaaide sluiting. Hierbij moet het al dan niet zelfklevende scheurvrije document dat geen enkele voorafgaande perforatie vertoont, in de lengte worden vastgehouden in de sluitingsnaad van de verpakking. Elk document dat sporen vertoont van meer dan één sluitingsnaad beantwoordt niet aan de reglementering.

Na de definitieve goedkeuring en sluiting kan de bevoegde entiteit aanvullende monsters nemen. 7.3.3.2 Het opslaan van goedgekeurd pootgoed in niet-definitieve verpakkingen Partijen pootgoed waarvan een gunstige uitslag bekend is en die niet definitief verpakt zijn, worden als definitief goedgekeurd beschouwd als ze onder toezicht van de bevoegde entiteit opgeslagen worden. De partijen moeten behandeld en officieel gesloten worden onder toezicht van een officiële keurmeester. 7.3.3.3 Los vervoer van goedgekeurd pootgoed Het losse vervoer van goedgekeurd pootgoed in vrachtwagens of recipiënten van de ene bereider naar de andere is toegestaan onder de volgende voorwaarden : a) de controles bij het laden en bij de inontvangstname zijn minstens één werkdag op voorhand aangevraagd bij de bevoegde entiteit;b) de vracht- of aanhangwagens zijn zuiver zijn bij het laden;c) bij vervoer van het pootgoed, ofwel van het bedrijf van de ene bereider naar dat van een andere bereider, ofwel naar de eindgebruiker, worden de vracht- of aanhangwagens voorzien van een sluitingssysteem dat gesloten kan worden zodat er geen enkele mogelijkheid bestaat de inhoud te wijzigen zonder dat de verzegeling sporen van manipulatie vertoont.De certificaten worden vastgemaakt aan de verzegeling van de vracht- of aanhangwagen zodat die niet verbroken kan worden en er wordt een vervoersmachtiging opgesteld. d) Als het pootgoed ter plaatse wordt afgehaald door de eindgebruiker of door een derde die handelt in zijn naam, is de aanwezigheid van een keurmeester van de bevoegde entiteit niet vereist en hoeft er geen vervoersmachtiging te worden opgemaakt.De certificaten worden vastgehecht aan de leveringsbon waarop hun nummers zijn vermeld. Het exacte gewicht, alsook de naam van de bestemmeling moet vermeld zijn op het certificaat; e) de naam van de bestemmeling, de nummers van de certificaten en het gewicht van het verkochte lot worden vervolgens vermeld op de steekkaart;f) de aanwezigheid van een keurmeester bij het lossen is niet nodig als de geadresseerde de eindgebruiker van het plantgoed is.Die mag het plantgoed niet afstaan aan derden; g) het losse vervoer naar een andere EG-lidstaat is alleen mogelijk als er een algemeen voorafgaand akkoord bestaat met de betreffende keuringsdienst van die lidstaat.Dat akkoord is niet nodig als de bestemmeling de eindgebruiker is. 7.4 Geweigerde partijen Partijen pootaardappelen die niet aan de voorschriften van dit reglement beantwoorden, worden geweigerd. De producent meldt aan de bevoegde entiteit welke bestemming de partijen krijgen die geweigerd zijn. Er mag met die partijen niets gebeuren zonder dat de bevoegde entiteit daarvan vooraf op de hoogte gebracht is.

Bij betwisting van de uitslag van het monster kan de bereider binnen vijf werkdagen een aanvullend onderzoek aanvragen. De nieuwe ontleding wordt uitgevoerd op monsters genomen uit de partij.

De eigenaar van een partij mag in beroep gaan tegen een beslissing van weigering. In dat geval moet hij de keurmeester daarvan inlichten op het ogenblik dat de beslissing genomen wordt. 2 % van de verpakkingen wordt gelood. HOOFDSTUK VIII. - Bewerkingen van partijen Pootgoed 8.1 Splitsen Partijen pootgoed kunnen alleen gesplitst worden op aanvraag en onder toezicht van een officiële keurmeester.

Partijen pootgoed mogen gesplitst worden in alle stadia die aan het gebruik voorafgaan.

Gesplitste partijen officieel gecertificeerd pootgoed worden van nieuwe etiketten voorzien waarop dezelfde vermeldingen staan als op de oorspronkelijke etiketten, aangevuld met : a) de datum van de nieuwe sluiting;b) de bevoegde entiteit die de voorgaande sluiting heeft verricht. 8.2 Verdelen in kleine verpakkingen Alleen pootgoed van de klasse gecertificeerd pootgoed, opgeborgen in verpakkingen die voorzien zijn van gewone officiële keuringsdocumenten, mag in kleine verpakkingen ondergebracht worden.

Elke verpakking die voorzien is van het voorgeschreven document (8.2.1.1, 8.2.1.2 en 8.2.1.3) van maximaal 5 kg gecertificeerd pootgoed wordt beschouwd als kleine verpakking.

Het sluitsysteem van de kleine verpakkingen moet zo aangebracht worden dat elke opening of beschadiging vastgesteld kan worden.

Het onderbrengen in kleine verpakkingen mag alleen uitgevoerd worden door natuurlijke of rechtspersonen die daartoe vooraf erkend zijn door de bevoegde entiteit. De verpakker moet elk jaar de bevoegde entiteit op de hoogte brengen van de aanvang en van het beëindigen van de werkzaamheden van het onderbrengen in kleine verpakkingen. 8.2.1 Documenten 8.2.1.1 Document dat opgesteld is door de verpakker De kleine verpakkingen worden aan de buitenkant of de binnenkant, als ze doorschijnend zijn of met kleine mazen waar het document niet door kan, voorzien van een document waarop de volgende gegevens vermeld staan : 1) erkenningsnummer van de verpakker;2) "aardappelpootgoed";3) naam van het ras;4) categorie en klasse;5) nettogewicht bij het verpakken;6) in voorkomend geval : "chemisch behandeld". 8.2.1.2 Sluitzegel Behalve van het voornoemde document moeten de kleine verpakkingen aan de buitenkant of binnenin ook nog voorzien zijn van een sluitzegel. De sluitzegels worden door de bevoegde entiteit afgeleverd op verzoek van de verpakker.

Op de sluitzegels staan de volgende gegevens vermeld : 1) naam van de bevoegde entiteit - « België »;2) « kleine verpakking »;3) producerend land;4) volgnummer;5) « gecertificeerd pootgoed »; 6) « plantenpaspoort E.U. (Rp) » dit wil zeggen vervangingspaspoort.

Het zegel is blauw. 8.2.1.3 Gecombineerd document De bovenvernoemde sluitzegels kunnen met het document van de verpakker gecombineerd worden. In dit geval dient de verpakker de aanvraag in bij de bevoegde entiteit en verbindt hij zich er schriftelijk toe alleen de aangegeven documenten te gebruiken. 8.2.2 Boekhouding Het onderbrengen in kleine verpakkingen moet bijgehouden worden in de boekhouding. De boekhouding moet aan de bevoegde entiteit voorgelegd kunnen worden op haar verzoek.

Ze moet de volgende gegevens bevatten : te splitsen verpakkingen : a) ras;b) referentienummer van de partij, met vermelding van het land waarvan de keuringsdienst de laatste certificering heeft uitgevoerd;c) opgegeven nettogewicht;d) nummers van de keuringsdocumenten die de te splitsen verpakkingen dekken;e) de categorie en klasse van het pootgoed; kleine verpakkingen : a) datum van het onderbrengen in kleine verpakkingen;b) het aantal kleine verpakkingen per gewichtscategorie;c) nummers van de sluitzegels of van de gecombineerde documenten. 8.3 Herverpakken Het onderbrengen in nieuwe kleine verpakkingen van pootgoed dat al verpakt is in een kleine verpakking, is niet toegestaan, tenzij de bevoegde entiteit daartoe voorafgaandelijk haar akkoord heeft verleend. Die handeling moet dan onder toezicht van de bevoegde entiteit uitgevoerd worden. 8.4 Officieel goedgekeurde partijen ontloden Bereiders stellen de bevoegde entiteit ervan in kennis dat officieel goedgekeurde partijen niet meer verhandeld zullen worden als pootgoed.

De bestemming van de partijen moet opgegeven worden en de gebruikte etiketten moeten ter beschikking van de bevoegde entiteit gesteld worden. HOOFDSTUK IX. - Postcontroleveld De monsters, genomen op het veld na loofdoding ( 5.1), en de monsters, genomen tijdens de certificering (7.1), worden uitgeplant op het postcontroleveld. Het doel van dat controleveld is na te gaan of het in de handel gebrachte pootgoed aan de Europese en Vlaamse certificeringseisen voldoet. Ook binnengebrachte moederpartijen kunnen op het controleveld uitgeplant worden. De uitgeplante partijen worden aan de volgende tellingen onderworpen : het aantal viruszieke planten (bladrol, zware mozaïek, lichte mozaïek), het aantal bacteriezieke planten (Erwinia spp.), het aantal aantastingen door Rhizoctonia solani, het aantal verwelkte planten en het aantal off-types. HOOFDSTUK X. - Invoer 1 0.1 Pootgoed, ingevoerd vanuit een E.U.-lidstaat 10.1.1 Bruto- of halfafgewerkte partijen Het invoeren van bruto- of halfafgewerkte partijen pootgoed met het oog op de bewerking ervan in het Vlaamse Gewest is toegestaan op grond van waarborgen, verleend door de buitenlandse entiteit die bevoegd is voor keuring en certificering. Eventueel worden aanvullende virologische testen uitgevoerd. Het pootgoed wordt dan verder behandeld zoals beschreven in hoofdstuk 7.

Bij teeltmateriaal van rassen die noch op de gemeenschappelijk rassenlijst noch op de nationale catalogus voorkomen, moet het bewijs geleverd worden dat ze, naar gelang van het geval, na vermeerdering of triage bestemd zijn voor uitvoer naar een derde land. 10.1.2 Definitief goedgekeurd pootgoed Controle bij het invoeren is niet verplicht voor producten die in het vrije verkeer zijn in de Europese Gemeenschap, tenzij het materiaal in bulk word ingevoerd. 10.2 Pootgoed, ingevoerd vanuit derde landen De formaliteiten voor de invoer van aardappelpootgoed zijn vastgesteld door het koninklijk besluit van 22 september 1993 tot regeling van de invoer en het binnenbrengen van zaaizaden en pootgoed van sommige plantensoorten en van teeltmateriaal van bosbouwsoorten.

De Administratie van de Douane mag alleen pootgoed tot de invoer toelaten als een door de bevoegde entiteit afgeleverd controlecertificaat voorgelegd kan worden, waaruit blijkt dat het pootgoed voldoet aan de voorwaarden, opgenomen in de beschikkingen van de Europese Gemeenschap over de gelijkstelling van in derde landen geproduceerde pootaardappelen.

Bij gebrek aan gelijkstelling moet de bevoegde entiteit geraadpleegd worden. De invoer kan toegestaan worden als het pootgoed aan een van de volgende voorwaarden voldoet : - het behoort tot een ras dat deelneemt aan de officiële proeven met het oog op inschrijving op de nationale catalogus, en het is bestemd om aan de voornoemde officiële proeven deel te nemen; - het is bestemd voor veredelingsdoeleinden of wetenschappelijke doeleinden; - het is bestemd voor vermeerdering door de mandataris onder toezicht van de bevoegde entiteit; - het is bestemd voor wederuitvoer naar derde landen.

In alle voornoemde gevallen moet het bewijs worden geleverd dat bij het invoerdocument gevoegd moet worden.

De fytosanitaire voorschriften moeten nageleefd worden. HOOFDSTUK XI. - Keuring van aardappelpootgoed dat bestemd is voor uitvoer De producten worden gekeurd volgens de regels die gelden voor het Vlaamse pootgoed in de inrichtingen van een erkende bereider.

Voor pootgoed dat behoort tot een ras dat niet op de gemeenschappelijke noch op de nationale rassenlijst staat en dat bestemd is voor de uitvoer naar derde landen, moet de inschrijvingsnemer de verbintenis aangaan om het gecertificeerde pootgoed niet in de Europese Gemeenschap te verhandelen.

Op aanvraag van de uitvoerder kan de keuring uitgevoerd worden volgens andere criteria om tegemoet te komen aan de overeengekomen handelsverplichtingen of om in overeenstemming te zijn met de reglementering die in het invoerende land van kracht is.

In die gevallen worden eventueel bijzondere documenten gebruikt.

HOOFDSTUK XII. - Wijzigingen aan het onderhavig reglement Elke wijziging, aangebracht aan de normen en voorschriften van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 2007 houdende reglementering van de handel in en van de keuring van pootaardappelen, brengt een ambtshalve aanpassing van dit reglement met zich mee.

Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 27 februari 2007 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement voor de productie van pootaardappelen Brussel, 27 februari 200 7.

De Vlaamse minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME

^