gepubliceerd op 01 februari 2006
Ministerieel besluit houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee
26 JANUARI 2006. - Ministerieel besluit houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee
De Vlaamse minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Gelet op de wet van 12 april 1957 waarbij de Koning wordt gemachtigd maatregelen voor te schrijven ter bescherming van de biologische hulpbronnen van de zee, gewijzigd bij de wetten van 23 februari 1971, 18 juli 1973, 22 april 1999 en 3 mei 1999;
Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, gewijzigd bij de wetten van 11 april 1983, 29 december 1990 en 5 februari 1999 en bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001;
Gelet op de wet van 3 mei 2003 tot regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij en tot verbetering van het sociaal statuut van de zeevisser, inzonderheid op artikel 30, § 2;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 juni 1994 tot het instellen van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 december 1994, 4 mei 1995, 4 augustus 1996, 2 december 1996, 13 september 1998, 3 februari 1999, 13 mei 1999, 20 december 1999 en 20 augustus 2000, inzonderheid op artikel 18;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 februari 2005 tot uitvoering van de bepalingen van de wet van 3 mei 2003 tot regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij en tot verbetering van het sociaal statuut van de zeevisser, inzonderheid op artikel 19;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 2004 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 tot de instelling van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden, inzonderheid op artikel 18;
Gelet op het ministerieel besluit van 21 december 2005, houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee;
Gelet op verordening (EG) nr. 51/2006 van de Raad van 22 december 2005 tot vaststelling voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften, inzonderheid de bijlagen IIa en IIc ;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende het feit dat voor het jaar 2006 vangstbeperkingen moeten vastgesteld worden teneinde de aanvoer te spreiden, en er bijgevolg zonder verwijl behoudsmaatregelen moeten getroffen worden teneinde de door de EG toegestane vangsten niet te overschrijden;
Overwegende dat het noodzakelijk is de continuïteit van de opdrachten als overheidsdienst te verzekeren met inachtneming van de verplichtingen die door de Europese en internationale regelgeving op het gebied van de zeevisserij werden opgelegd;
Overwegende dat een volledige bevraging van de sector plaatsgevonden heeft met betrekking tot de toewijzing van quota;
Overwegende dat er verschillende vormen van quotatoewijzing bestaan en dat er met name een proefproject over individuele quota kan opgestart worden;
Overwegende dat beperkende maatregelen dienen gedefinieerd te worden die van toepassing zijn voor alle vaartuigen dan wel voor de vaartuigen die onder een collectief benuttingsysteem of een individuele quotatoewijzing vallen;
Overwegende dat een harmonisatie van de periodes in geval van toewijzing in functie van het motorvermogen in het collectief benuttingsysteem wenselijk is. Voor de vaartuigen met een motorvermogen van meer dan 221 kW wordt in de regel met 3 periodes, namelijk 6, 4 en 2 maanden gewerkt. Voor de kleinere vaartuigen zijn 2 periodes van toepassing, namelijk 10 en 2 maanden;
Overwegende dat in het kader van het kabeljauwherstelplan de modaliteiten dienen vastgelegd te worden met betrekking tot het maximaal aantal te presteren zeedagen per vaartuig in de beschermde gebieden;
Overwegende dat in uitvoering van de bepalingen vervat in herstelplannen, aangewezen havens dienen te worden aangeduid waar aanlandingen van bepaalde hoeveelheden vissoorten dienen te gebeuren;
Overwegende dat de wrakvisserij beoefend door zeehengelaars resulteert in het afvangen van moederdieren van de vissoort kabeljauw waarvan het bestand op instorten staat;
Overwegende dat tengevolge van de extreem lage vaststelling van de TAC van kabeljauw er nationaal strenge vangstbeperkingen worden opgelegd aan de beroepsvisserij en dat bepaalde niet-beroepsmatige visserijactiviteiten, met name het zeehengelen vanuit vaartuigen die niet beschikken over een visvergunning, kunnen leiden tot concurrentievervalsing en dat het derhalve billijk is dat ook deze niet-beroepsvissers aan een vangstbeperking op die vissoort worden onderworpen;
Overwegende dat een meer flexibele en rendabele visserij kan worden bewerkstelligd door de mogelijkheid te voorzien extra vangsten boven de maximale toegelaten hoeveelheden op zeereisniveau legaal aan te voeren en dit mits het inleveren van activiteit gemeten in vaartdagen en/of communautaire zeedagen;
Overwegende dat de vangstbeperkingen voor de tongvisserij in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) moeten vastgesteld worden in functie van de vangsten in de referentieperiode 1998-2000 en in functie van het motorvermogen;
Overwegende dat een wezenlijk aandeel van de groep vissersvaartuigen van 221 kW of minder aan de vloot werd onttrokken gedurende de referentieperiode;
Overwegende dat de groep vissersvaartuigen van meer dan 221 kW integraal de beschikbare quota in de i.c.e.s.-gebieden buiten de Noordzee en Schelde-estuarium kan opvissen;
Overwegende dat in de jaren 1998, 1999 en 2000 de groep vissersvaartuigen van 221 kW of minder gemiddeld 30 % van het tongquotum in de Noordzee en Schelde-estuarium heeft opgevist en de groep van meer dan 221 kW gemiddeld 70 % zodat dan ook een overeenstemmend gedeelte van het tongquotum in de Noordzee en Schelde-estuarium moet kunnen opgevist worden door elk van deze groepen vissersvaartuigen;
Overwegende dat de vangstbeperkingen voor de scholvisserij in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) moeten vastgesteld worden in functie van de vangsten in de referentieperiode 2001-2003 en in functie van het motorvermogen;
Overwegende dat in de jaren 2001, 2002 en 2003 de groep vissersvaartuigen van 221 kW of minder gemiddeld 15 % van het scholquotum in de Noordzee en Schelde-estuarium heeft opgevist en de groep van meer dan 221 kW gemiddeld 85 % zodat dan ook een overeenstemmend gedeelte van het scholquotum in de Noordzee en Schelde-estuarium moet kunnen opgevist worden door elk van deze groepen vissersvaartuigen;
Overwegende dat de vangstbeperkingen voor de tongvisserij in de i.c.e.s.-gebieden VIIf, g moeten vastgesteld worden in functie van de vangsten in de referentieperiode 2001-2003 en in functie van het motorvermogen;
Overwegende dat in de jaren 2001, 2002 en 2003 de groep vissersvaartuigen van 221 kW of minder gemiddeld 12 % van het tongquotum in de i.c.e.s.-gebieden VIIf, g heeft opgevist en de groep van meer dan 221 kW gemiddeld 88 % zodat dan ook een overeenstemmend gedeelte van het tongquotum in de i.c.e.s.-gebieden VIIf, g moet kunnen opgevist worden door elk van deze groepen vissersvaartuigen;
Overwegende dat de vangstbeperking voor kabeljauw VIIb-k dient vastgelegd te worden in functie van het motorvermogen;
Overwegende dat een betere spreiding van de aanvoer van makreel, haring, heek, bot, schar, tongschar en witje kan bewerkstelligd worden door het instellen van een gespreide verdeling van de beschikbare quota in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) alsook door het instellen van maximale vangsten per zeereis gerekend in vaartdagen aanwezigheid in bepaalde i.c.e.s.-gebieden en door het instellen van een maximum aantal vaartdagen per jaar voor de vissersvaartuigen;
Overwegende dat een betere spreiding van de aanvoer van kabeljauw II, IV, kabeljauw VIIa, tong VIIa, tong VIId, tong VIIe, schol VIIa, schol VIId,e, schol VIIf, g en schelvis VII, VIII kan bewerkstelligd worden door het instellen van maximale vangsten per zeereis, gerekend per vaartdag aanwezigheid in betrokken gebied, Besluit : TITEL I. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° vissersvaartuig : elk vaartuig dat uitgerust is voor de commerciële exploitatie van visbestanden en vermeld is in de « Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen »; 2° i.c.e.s.-gebieden : de in bijlage III van Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van Lidstaten die in het noordwestelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen, opgenomen beschrijving van gebieden en sectoren; 3° visvergunning : de visvergunning, hetzij zoals bepaald in het koninklijk besluit van 21 juni 1994 tot het instellen van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 december 1994, 4 mei 1995, 4 augustus 1996, 2 december 1996, 13 september 1998, 3 februari 1999, 13 mei 1999, 20 december 1999 en 20 augustus 2000, hetzij zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 tot de instelling van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden;4° vaartdag : een dag van de zeereis zoals bepaald in artikel 30, § 2, lid 2, van de wet van 3 mei 2003 tot regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij en tot verbetering van het sociaal statuut van de zeevisser;5° motorvermogen : het vermogen dat is vermeld in de « Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen » eventueel verhoogd met het bijkomend motorvermogen, vermeld op de visvergunning;6° speciaal visdocument : visdocument zoals bedoeld in verordening (EG) nr.1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten; 7° gewichten in kg : productgewicht na de lossing en sortering van de vangsten;8° zeedag : een aaneengesloten periode van aanwezigheid en buitengaatsheid op zee van maximaal 24 uur; 9° kabeljauwherstelgebieden : de i.c.e.s.-gebieden IIa, IIIa, IVa, IVb, IVc, VIa, VIIa en VIId; 10° bijlage IIa : bijlage IIa van de verordening (EG) 51/2006 van de Raad, inzake visserij-inspanning voor vaartuigen in het kader van het herstel van bepaalde bestanden;11° bijlage IIc : bijlage IIc van verordening (EG) 51/2006 van de Raad inzake visserij-inspanning voor vaartuigen in het kader van het herstel van de tongbestanden in het westelijk deel van het Kanaal;12° een zeedag in de kabeljauwherstelgebieden : een dag aanwezigheid en buitengaatsheid in het gebied volgens bijlage IIa : een in het EG-logboek vermelde ononderbroken periode van 24 uur gedurende dewelke een vaartuig aanwezig en buitengaats is in de kabeljauwherstelgebieden of enig gedeelte van die periode; 13° een zeedag in het tongherstelgebied : een dag aanwezigheid en buitengaatsheid in het gebied volgens bijlage IIc : een in het EG-logboek vermelde ononderbroken periode van 24 uur gedurende dewelke een vaartuig aanwezig en buitengaats is in het i.c.e.s.-gebied VIIe, of enig gedeelte van die periode; 14° de Dienst : de dienst Zeevisserij, Vrijhavenstraat 5, 8400 Oostende. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen en visverboden
Art. 2.De hoeveelheid vis van die soorten waarvoor aanvullende vangstbeperkingen worden vastgelegd en aan een vissersvaartuig worden toegewezen, zijn niet overdraagbaar naar een ander vissersvaartuig.
Art. 3.Aan de vissersvaartuigen van de Scheldevissersvloot die enkel binnengaats mogen vissen, worden geen hoeveelheden vis van die soorten waarvoor nationaal bijkomende vangstbeperkingen worden vastgelegd in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) toegekend.
Alle andere vissersvaartuigen, met uitzondering van de vissersvaartuigen van de Scheldevissersvloot die de toelating hebben om in het Schelde-estuarium te vissen, is het verboden quotasoorten te vangen op de Westerschelde, binnengaats.
Art. 4.§ 1. In de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006 is de visserij verboden in het i.c.e.s.-gebied IIIa (Skagerrak). § 2. In de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006 is het verboden haring te vissen in de i.c.e.s.-gebieden I, II. § 3. In de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006 is het voor alle vissersvaartuigen verboden de spanvisserij op kabeljauw te beoefenen.
Art. 5.In uitvoering van de herstelplannen worden de havens van Oostende, Nieuwpoort en Zeebrugge aangeduid als aangewezen havens waar de aanlandingen van die vissoorten dienen te gebeuren waarvoor specifieke controlemaatregelen gelden.
Art. 6.Het is aan zeehengelaars, die vissen vanuit vaartuigen die niet beschikken over een visvergunning verboden om in totaal meer dan 20 kg kabeljauw en zeebaars, waarvan maximaal 15 kg kabeljauw, per ingescheepte persoon en per zeereis aan boord te houden, over te laden en te lossen. De vis dient in hele staat te worden aangevoerd en mag ontdaan zijn van ingewanden.
Art. 7.Volgende minimummaten zijn van toepassing vanaf 1 februari 2006 : schol : 27 cm aanvoerlengte, kabeljauw : 40 cm aanvoerlengte, tarbot : 30 cm aanvoerlengte, griet : 30 cm aanvoerlengte, tongschar : 25 cm aanvoerlengte, schar: 23 cm aanvoerlengte, bot : 25 cm aanvoerlengte, poon : 20 cm aanvoerlengte, zeeduivel (geheel) : 500 g aanvoergewicht, zeeduivel (gekopt) : 250 g aanvoergewicht.
Het vissen, het aan boord houden en de aanvoer in communautaire havens van deze soorten beneden de respectievelijke minimummaten is verboden. HOOFDSTUK III. - Beperking van activiteit
Art. 8.§ 1. Het systeem van beperking van aantal zeedagen in de i.c.e.s.-gebieden IIa, IIIa, IVa, IVb, IVc, VIa, VIIa en VIId, ingesteld overeenkomstig bijlage IVa van EG-Verordening 27/2005 van de Raad van 22 december 2004 en van toepassing in januari 2006, wordt vanaf 1 februari 2006 vervangen door het systeem dat wordt ingesteld overeenkomstig bijlage IIa van verordening (EG) 51/2006 van de Raad van 22 december 2005; § 2. Het in tabel I onder punt 13 van bijlage IIa vermelde aantal zeedagen in de kabeljauwherstelgebieden wordt per type vistuig, zoals beschreven onder punt 4 van dezelfde bijlage, verminderd met de overschrijdingen van het aantal zeedagen toegekend conform artikel 22 van het ministerieel besluit van 21 december 2005; § 3. Het wordt niet toegestaan dat tussen individuele vissersvaartuigen zeedagen in de kabeljauwherstelgebieden worden overgedragen; § 4. Ingevolge het verbod in § 3 krijgen vissersvaartuigen, die de gehele beheersperiode met het vistuigtype boomkor, type 4b van bijlage IIa werken, vier vereveningsdagen, die opgeteld kunnen worden bij de zeedagen bedoeld onder § 2; § 5. Bij de overschrijding van de grenzen van de i.c.e.s.-gebieden, vermeld onder § 1, registreren de kapiteins van vissersvaartuigen in hun logboek, de dag, het tijdstip en de positie van overschrijding; § 6. De visvergunning van vissersvaartuigen die hun aantal zeedagen overschrijden, kan voor vijf opeenvolgende dagen worden ingetrokken.
Het toegekende aantal zeedagen in de kabeljauwherstelgebieden wordt in 2007 overeenkomstig gekort; § 7. Vissersvaartuigen, waarvoor één of twee vistuigen conform bijlage IIa, punt 4, worden gemeld, krijgen een overeenkomstig speciaal visdocument voor de kabeljauwherstelgebieden; § 8. Vissersvaartuigen die in 2001 of in 2002 of in 2003 of in 2004 of in 2005 gevist hebben in het i.c.e.s.-gebied VIIa krijgen de vermelding VIIa op hun speciaal visdocument voor de kabeljauwherstelgebieden. De vissersvaartuigen die deze vermelding niet hebben mogen niet in het i.c.e.s.-gebied VIIa vissen.
Art. 9.§ 1. Er wordt een systeem van beperking van aantal zeedagen in het gebied VIIe ingesteld overeenkomstig bijlage IIc van verordening (EG) 51/2006 van de Raad van 22 december 2005; § 2. Het in tabel I van bijlage IIc vermelde aantal zeedagen in het gebied VIIe wordt per type vistuig zoals beschreven onder punt 3 van dezelfde bijlage verminderd met de overschrijding van het aantal zeedagen toegekend conform artikel 23 van het ministerieel besluit van 21 december 2005. § 3. Het wordt niet toegestaan dat tussen individuele vissersvaartuigen zeedagen in gebied VIIe worden overgedragen; § 4. Vissersvaartuigen die in 2002 of in 2003 of in 2004 met de boomkor gevist hebben in VIIe krijgen een speciaal visdocument VIIe 2006; § 5. Bij de overschrijding van de grenzen in het i.c.e.s.-gebied VIIe registreren de kapiteins van vissersvaartuigen in hun logboek, de dag, het tijdstip en de positie van overschrijding; § 6. De visvergunning van vissersvaartuigen die hun aantal zeedagen in het gebied VIIe overschrijden, kan voor vijf opeenvolgende dagen worden ingetrokken. Het speciaal visdocument VIIe, afgeleverd overeenkomstig bijlage IIc, wordt in 2007 voor slechts zes maanden toegekend.
Art. 10.In de loop van het jaar 2006 is het verboden voor alle vissersvaartuigen meer dan 250 vaartdagen te realiseren.
Art. 11.Vanaf overschrijding met twee vaartdagen door een vissersvaartuig van het maximaal toegelaten aantal vaartdagen, vermeld in artikel 10, worden deze vaartdagen in mindering gebracht van het maximaal toegelaten aantal vaartdagen dat vanaf 1 januari 2007 aan dat vissersvaartuig zal worden toegekend. Het aantal in mindering te brengen dagen wordt vermeerderd met één vaartdag per twee vaartdagen overschrijding.
TITEL II. - Bijzondere bepalingen HOOFDSTUK I. - Collectief benuttingsysteem Afdeling I. - Toewijzing van vangstmogelijkheden volgens motorvermogen
Onderafdeling I. - Tong Noordzee - i.c.e.s.-gebieden II, IV
Art. 12.Het totale tongquotum in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium), voorbehouden aan de vissersvaartuigen met een motorvermogen van 221 kW of minder bedraagt, voor de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006, 444 ton.
Bij uitputting van dit quotum is het aan die vissersvaartuigen tot en met 31 december 2006 verboden nog tong aan te voeren uit de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium).
Art. 13.Het totale tongquotum in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) voorbehouden aan de vissersvaartuigen met een motorvermogen van meer dan 221 kW bedraagt, voor de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 juni 2006, 600 ton.
Bij uitputting van dit quotum is het aan die vissersvaartuigen tot en met 30 juni 2006 verboden nog tong aan te voeren uit de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium).
Art. 14.Vanaf 1 januari 2006 tot en met 30 juni 2006 is het verboden dat in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) de tongvangst van een vissersvaartuig een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 2 500 kg, vermeerderd met een hoeveelheid die gelijk is aan 10 kg vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kW. In afwijking van vorig lid is het in de periode vanaf 1 januari 2006 tot en met 31 oktober 2006 verboden, dat in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) de tongvangst van een vissersvaartuig, die de passieve visserij bedrijft, namelijk de vissersvaartuigen N.95, O.369 en O.554, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 2 500 kg, vermeerderd met een hoeveelheid die gelijk is aan 25 kg vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kW.
Art. 15.In afwijking van artikel 14, lid 1, is het vanaf 1 januari 2006 tot en met 31 oktober 2006 verboden dat in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) de tongvangst van een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 2 500 kg, vermeerderd met een hoeveelheid die gelijk is aan 25 kg vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kW.
Art. 16.§ 1. Indien de hoeveelheden tong, zoals vermeld in de artikelen 14 en 15, door het vissersvaartuig worden overschreden, kan de visvergunning die aan het vissersvaartuig werd afgeleverd, gedurende een aantal opeenvolgende dagen ingetrokken worden. Per 500 kg overschrijding wordt de visvergunning één dag ingetrokken.
Onverminderd de bepalingen van het eerste lid wordt de minimumperiode van intrekking van de visvergunning vastgesteld op vijf dagen.
De periode van intrekking van de visvergunning treedt in werking op de derde dag volgende op die van de notificatie van de intrekking van de visvergunning per aangetekend schrijven door de Dienst aan de eigenaar van het betrokken vissersvaartuig. Tijdens deze periode moet het vissersvaartuig inactief liggen in een Belgische vissershaven.
Het maximale aantal vaartdagen, zoals bepaald in artikel 10, wordt verminderd met het aantal dagen intrekking van de visvergunning. § 2. De door een vissersvaartuig overschreden hoeveelheid tong in een bepaalde periode, vermenigvuldigd met een coëfficiënt van 1,2, wordt in mindering gebracht op de hoeveelheid tong die aan het vissersvaartuig wordt toegekend in de eerstvolgende periode.
In afwijking met vorig lid wordt de door een vissersvaartuig van 221 kW of minder overschreden hoeveelheid tong in de periode 1 januari 2006 tot en met 31 oktober 2006 vermenigvuldigd met een coëfficiënt van 1,2 in mindering gebracht op de hoeveelheid tong die aan het vissersvaartuig wordt toegekend vanaf 1 januari 2007.
Onderafdeling II. - Schol Noordzee - i.c.e.s.-gebieden II, IV
Art. 17.§ 1. Het totale scholquotum in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium), voorbehouden aan de vissersvaartuigen met een motorvermogen van 221 kW of minder bedraagt, voor de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006, 489 ton.
Bij uitputting van dit quotum is het aan die vissersvaartuigen tot en met 31 december 2006 verboden nog schol aan te voeren uit de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium). § 2. Het totale scholquotum in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) voorbehouden aan de vissersvaartuigen met een motorvermogen van meer dan 221 kW bedraagt, voor de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006, 2 774 ton.
Bij uitputting van dit quotum is het aan die vissersvaartuigen tot en met 31 december 2006 verboden nog schol aan te voeren uit de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium). § 3. Vanaf 1 januari 2006 tot en met 31 oktober 2006 is het verboden dat in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) de scholvangst van een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 100 kg vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kW. § 4. Vanaf 1 januari 2006 tot en met 30 juni 2006 is het verboden dat in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) de scholvangst van een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 40 kg vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kW. Van deze toegekende hoeveelheid mag er per vaartuig maximaal een hoeveelheid van 15 kg per kW vóór 31 maart 2006 worden opgevist. § 5. Indien de hoeveelheden schol, zoals vermeld in de §§ 3 en 4 door het vissersvaartuig worden overschreden, wordt de door dit vissersvaartuig overschreden hoeveelheid schol in een bepaalde periode vermenigvuldigd met een coëfficiënt van 1,2 in mindering gebracht op de hoeveelheid schol die aan het vissersvaartuig wordt toegekend in de eerstvolgende periode.
Onderafdeling III. - Tong Bristolkanaal en Keltische Zee - i.c.e.s.-gebieden VIIf, g
Art. 18.§ 1. Het totale tongquotum in de i.c.e.s.-gebieden VIIf, g, voorbehouden aan de vissersvaartuigen met een motorvermogen van 221 kW of minder bedraagt, voor de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006, 68 ton.
Bij uitputting van dit quotum is het aan die vissersvaartuigen tot en met 31 december 2006 verboden nog tong aan te voeren uit de i.c.e.s.-gebieden VIIf, g. § 2. Het totale tongquotum in de i.c.e.s.-gebieden VIIf, g voorbehouden aan de vissersvaartuigen met een motorvermogen van meer dan 221 kW bedraagt, voor de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006, 497 ton.
Bij uitputting van dit quotum is het aan die vissersvaartuigen tot en met 31 december 2006 verboden nog tong aan te voeren uit de i.c.e.s.-gebieden VIIf, g. § 3. Vanaf 1 januari 2006 tot en met 31 oktober 2006 is het verboden dat in de i.c.e.s.-gebieden VIIf, g de tongvangst van een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 20 kg vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kW. § 4. Vanaf 1 januari 2006 tot en met 30 juni 2006 is het verboden dat in de i.c.e.s.-gebieden VIIf, g de tongvangst van een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 10 kg vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kW. § 5. Indien de hoeveelheden tong, zoals vermeld in de §§ 3 en 4, door het vissersvaartuig worden overschreden, wordt de door dit vissersvaartuig overschreden hoeveelheid tong in een bepaalde periode vermenigvuldigd met een coëfficiënt van 1,2 in mindering gebracht op de hoeveelheid tong die aan het vissersvaartuig wordt toegekend in de eerstvolgende periode.
Onderafdeling IV. - Tong zuidwest Ierland - i.c.e.s.-gebieden VIIh, j, k
Art. 19.§ 1. Vanaf 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006 is aan een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder verboden tong aan te voeren uit de i.c.e.s.-gebieden VIIh, j, k. § 2. Vanaf 1 januari 2006 tot en met 30 juni 2006 is het verboden dat in de i.c.e.s.-gebieden VIIh, j, k de tongvangst van een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 2 kg vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig uitgedrukt in kW. § 3. Indien de hoeveelheden tong, zoals vermeld in § 2, door het vissersvaartuig worden overschreden, wordt de door dit vissersvaartuig overschreden hoeveelheid tong in een bepaalde periode vermenigvuldigd met een coëfficiënt van 1,2 in mindering gebracht op de hoeveelheid tong die aan het vissersvaartuig wordt toegekend in de eerstvolgende periode.
Onderafdeling V. - Kabeljauw westelijke wateren - i.c.e.s.-gebieden VIIb-k, VIII
Art. 20.§ 1. Vanaf 1 januari 2006 tot en met 31 oktober 2006 is het verboden dat in de i.c.e.s.-gebieden VIIb-k, VIII de kabeljauwvangst van een vissersvaartuig een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 5 kg vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig uitgedrukt in kW. § 2. Indien de hoeveelheden kabeljauw, zoals vermeld in § 1 door het vissersvaartuig wordt overschreden, wordt de door dit vissersvaartuig overschreden hoeveelheid kabeljauw in een bepaalde periode vermenigvuldigd met een coëfficiënt van 1,2 in mindering gebracht op de hoeveelheid kabeljauw die aan het vissersvaartuig wordt toegekend in de eerstvolgende periode.
Onderafdeling VI. - Tong Golf van Gascogne - i.c.e.s.-gebieden VIIIa, b
Art. 21.De aanwezigheid van een vissersvaartuig in de i.c.e.s.-gebieden VIIIa, b is verboden in de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006. Afdeling II. - Toewijzing van vangstmogelijkheden per zeereis
Onderafdeling I. - Tong
Art. 22.In de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006 mogen de tongvangsten van de vissersvaartuigen per zeereis, in het betrokken i.c.e.s.-gebied de volgende hoeveelheden vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in betreffende i.c.e.s.-gebied niet overschrijden : 240 kg per vaartdag in het i.c.e.s.-gebied VIIa ingeval het motorvermogen 221 kW of minder bedraagt; 480 kg per vaartdag in het i.c.e.s.-gebied VIIa ingeval het motorvermogen meer dan 221 kW bedraagt; 360 kg per vaartdag in het i.c.e.s.-gebied VIId ingeval het motorvermogen 221 kW of minder bedraagt; 720 kg per vaartdag in het i.c.e.s.-gebied VIId ingeval het motorvermogen meer dan 221 kW bedraagt; 60 kg per vaartdag in het i.c.e.s.-gebied VIIe.
Onderafdeling II. - Schol
Art. 23.§ 1. In de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006 is het in de i.c.e.s.-gebieden VIId, e verboden dat de totale scholvangst per zeereis gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 350 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 2. In de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006 is het in de i.c.e.s.-gebieden VIId, e verboden dat de totale scholvangst per zeereis gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 700 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 3. In de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006 is het in de i.c.e.s.-gebieden VIIf, g verboden dat de totale scholvangst per zeereis gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 40 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 4. In de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006 is het in de i.c.e.s.-gebieden VIIf, g verboden dat de totale scholvangst per zeereis gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 80 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 5. In de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006 is het in de i.c.e.s.-gebieden VIIa en VIII verboden dat de totale scholvangst per zeereis gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 300 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 6. In de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006 is het in de i.c.e.s.-gebieden VIIa en VIII verboden dat de totale scholvangst per zeereis gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 600 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden.
Onderafdeling III. - Kabeljauw
Art. 24.§ 1. In de periode van 1 februari 2006 tot en met 15 april 2006 is het in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) verboden dat de totale kabeljauwvangst per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder en dat volgens de « Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2006 » is uitgerust met de boomkor, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 100 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 2. In de periode van 1 februari 2006 tot en met 15 april 2006 is het in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) verboden dat de totale kabeljauwvangst per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW en dat volgens de « Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2006 » is uitgerust met de boomkor, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 200 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 3. In de periode van 1 februari 2006 tot en met 15 april 2006 is het in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) verboden dat de totale kabeljauwvangst per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig dat volgens de « Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2006 » niet is uitgerust met de boomkor, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 350 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 4. In de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006 is het in het i.c.e.s.-gebied VIIa verboden dat de totale kabeljauwvangst per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 100 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in het betreffende i.c.e.s.-gebied. § 5. In de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006 is het in het i.c.e.s.-gebied VIIa verboden dat de totale kabeljauwvangst per zeereis, gerealiseerd door een visservaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 200 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in het betreffende i.c.e.s.-gebied.
Onderafdeling IV. - Schelvis
Art. 25.§ 1. In de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006 is het in de i.c.e.s.-gebieden VII, VIII verboden dat de totale schelvisvangst per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 50 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 2. In de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006 is het in de i.c.e.s.-gebieden VII, VIII verboden dat de totale schelvisvangst per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 100 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden.
In afwijking met vorig lid is het in de periode 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006 in de i.c.e.s.-gebieden VII, VIII verboden dat de totale schelvisvangst per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW en dat volgens de « Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2006 » enkel is uitgerust met de borden, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 250 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden.
Onderafdeling V. - Andere vissoorten
Art. 26.§ 1. In de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006 is het in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) verboden dat de totale makreelvangsten per zeereis door een vissersvaartuig een hoeveelheid overschrijden die gelijk is aan 50 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis. § 2. In de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006 is het verboden dat de totale haringvangsten per zeereis door een vissersvaartuig een hoeveelheid overschrijden die gelijk is aan 500 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis, behalve in de i.c.e.s.-gebieden I, II. § 3. In de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006 is het verboden dat de totale heekvangsten per zeereis door een vissersvaartuig een hoeveelheid overschrijden die gelijk is aan 50 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis. § 4. In de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006 is het verboden dat in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) de totale vangsten van bot en schar per zeereis door een vissersvaartuig een hoeveelheid overschrijden die gelijk is aan 600 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 5. In de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006 is het in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) verboden dat de totale vangsten van tongschar en witje per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder, een hoeveelheid overschrijden die gelijk is aan 200 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 6. In de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006 is het in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) verboden dat de totale vangsten van tongschar en witje per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW, een hoeveelheid overschrijden die gelijk is aan 400 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden; § 7. In de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 december 2006 is het in het i.c.e.s.-gebied VIIa verboden dat de totale wijtingvangsten per zeereis door een vissersvaartuig een hoeveelheid overschrijdt, die gelijk is aan 40 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in het betreffende i.c.e.s.-gebied. Afdeling III. - Inruilen van dagen
Art. 27.§ 1. Overschrijding van de vangstmogelijkheden, zoals voorzien in afdeling II, artikelen 22 tot en met 26, kan op verzoek van de reder of zijn vertegenwoordiger aanleiding geven tot korting in vaartdagen en/of zeedagen. In dit geval vervalt de administratieve of strafrechterlijke vervolging voor deze overschrijding. § 2. Ingeval de rederij kiest voor toepassing van inruil van dagen, dan wordt het maximum aantal vaartdagen 2006, zoals bepaald in artikel 10 vervangen door het effectief aantal vaartdagen 2005, voorzover dit aantal beneden de norm 2006 ligt. Daarenboven vervalt het recht op vereveningsdagen zoals vermeld in artikel 8. § 3. Met het oog op het beheer van de inruildagen, moet de reder of zijn vertegenwoordiger het aantal inruildagen ten laatste 2 uur vóór het einde van de zeereis per fax melden aan de Dienst (059-80 76 93).
De aanvraag is onherroepelijk. § 4. Voor ieder visbestand wordt het overschreden volume gedeeld door de toegekende hoeveelheden per vaartdag, wat resulteert in een aantal surplusdagen.
Ingeval de gehele visreis in i.c.e.s.-gebieden die niet behoren tot de kabeljauwherstelgebieden wordt verwezenlijkt, wordt het aantal surplusdagen dubbel gekort van het maximum aantal vaartdagen 2006, zoals bepaald in § 2. In het andere geval worden zowel het maximum aantal vaartdagen 2006 als het aantal zeedagen, zoals respectievelijk bepaald in § 2 en het artikel 8 gekort met het aantal surplusdagen. HOOFDSTUK II. - Project individuele quota
Art. 28.§ 1. Er wordt een proefproject individuele quota ingesteld.
Eigenaars van vissersvaartuigen kunnen hun vissersvaartuig vóór 1 maart 2006 inschrijven in dit proefproject. Deze inschrijving is definitief voor het gehele jaar 2006. Zij krijgen hun quota toegewezen op basis van individuele berekeningsfiches die door de Dienst worden opgesteld en die voor akkoord door beide partijen worden afgetekend.
Vissersvaartuigen die ingeschreven staan in het proefproject zijn, met uitzondering van artikel 21, niet onderworpen aan de vangstbeperkingen vervat in titel II, hoofdstuk I en aan de bepalingen van artikel 2, voor zover voldaan wordt aan de specifieke voorwaarden voorzien in artikel 30. § 2. De individuele quota worden berekend op basis van het historisch vangstaandeel van betrokken vissersvaartuig ten opzichte van het vangstaandeel van de vissersvaartuigen die op 1 januari 2006 nog in het communautair vlootregister zijn vermeld en dit per visbestand, voor de jaren 2004-2005. Dit relatieve vangstaandeel wordt toegepast op de effectieve Belgische quota 2006, na verwezenlijking van de grote quotaruilen tussen lidstaten en ten laatste op 10 februari 2006. Het definitieve individuele quotum, vóór quotaruil, kan echter nooit groter zijn dan anderhalf maal de gemiddelde aanvoer per jaar van dit bestand door het vissersvaartuig in de referentieperiode 2004-2005. § 3. De individuele berekeningsfiches omvatten alle Belgische quota behalve de quota die uitsluitend betrekking hebben op de Golf van Gascogne, i.c.e.s.-gebied VIII en worden naar alle rederijen toegestuurd omstreeks medio februari 2006. § 4. Alle vanaf 1 januari 2006 verwezenlijkte vangsten van de ingeschreven vissersvaartuigen worden afgeboekt van de toegekende individuele quota. § 5. Er worden geen uitzonderingen toegestaan omwille van uitzonderlijke omstandigheden in de referentiejaren. § 6. De vrijgekomen onbenutte vangstvolumes van de vissersvaartuigen, die onder de definitieve beëindigingsregeling vallen, zullen aanleiding geven tot een evenredige toename van de vangstmogelijkheden van de vissersvaartuigen onafhankelijk van het gekozen quota beheersregime, zoals voorzien in titel II van dit besluit. § 7. De reservevoorziening voor het kustvisserssegment wordt niet afgehouden van de vissersvaartuigen ingeschreven in het proefproject individuele quota. § 8. De quotaoverdracht tussen visseizoenen, zoals voorzien in de verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing voor de vissersvaartuigen ingeschreven in het project individuele quota. § 9. De som van de quota per bestand toegewezen aan vissersvaartuigen, die deelnemen aan het proefproject individuele quota (IQ), is het groepsquotum IQ project. § 10. De resterende quota na vermindering met de groepsquota IQ project worden collectief beheerd. De vangstmogelijkheden zoals bepaald in artikelen 12, 13, 17 en 18 worden overeenkomstig verminderd. § 11. De Dienst en de Quotacommissie zullen zich inzetten om de visserij voor het collectief bij te sturen zodat overschrijding van het collectief te benutten groepsaandeel voor de vissersvaartuigen met een motorvermogen van 221 kW en minder enerzijds, en het groepsaandeel voor de vissersvaartuigen met een motorvermogen van meer dan 221 kW anderzijds, niet wordt overschreden. Ingeval het Belgische quotum echter toch volledig benut is zal de visserij voor alle Belgische vissersvaartuigen worden gesloten.
Art. 29.Volgende voorwaarden dienen gerespecteerd te worden : § 1. De eigenaars van vissersvaartuigen die hun vissersvaartuig ingeschreven hebben in het proefproject individuele quota 2006, moeten alle vangsten van dit vissersvaartuig in een Belgische visveiling laten verkopen. Op deze algemene regel wordt een uitzondering voorzien voor vangsten van maximaal vijf visreizen, die in voorkomend geval in een buitenlandse visveiling moeten geveild worden. In dit geval moeten de veildocumenten en het logboek binnen 24 uur worden gefaxt naar de Dienst. § 2. De eigenaar en of schipper van een vissersvaartuig dat is ingeschreven in het proefproject individuele quota 2006, moet medewerking verlenen aan het wetenschappelijk onderzoek inzake teruggooi. Hij zal daartoe op verzoek van een wetenschapper hem gedurende vast te stellen visreizen aan boord toelaten. § 3. De eigenaar van een vissersvaartuig dat is ingeschreven in het proefproject individuele quota 2006, moet medewerking verlenen aan het economisch onderzoek inzake rentabiliteit. Hij zal daartoe de gevraagde boekhoudkundige stukken op kwartaalbasis ter beschikking stellen, dit zowel voor de boekjaren 2005 en 2006. Deze stukken zullen vertrouwelijk behandeld worden. § 4. Vissersvaartuigen, waarvoor in de loop van 2006 een definitieve beëindigingspremie wordt aangevraagd komen niet in aanmerking voor quotaruilen in toepassing van artikel 30. § 5. Een vissersvaartuig waarvoor de bepalingen van artikel 30 worden toegepast komt tot één jaar na de laatste toepassing van artikel 30 niet in aanmerking voor onttrekking aan de vloot met het oog op samenvoeging van motorvermogens zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 tot de instelling van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden.
Art. 30.De eigenaars van vissersvaartuigen, zoals vermeld in artikel 28, kunnen hun toegewezen hoeveelheden vis onderling ruilen. Zij dienen de uitgevoerde ruilen via één gezamenlijk overzicht aan de Dienst mee te delen uiterlijk op 15 maart 2006, 15 mei 2006, 15 juli 2006, 15 augustus 2006, 15 september 2006 en 1 november 2006. Deze overzichten moeten door alle betrokken partijen worden ondertekend. De aanvraag tot quotaruil is onherroepelijk. De Dienst stelt betrokkenen schriftelijk in kennis van de nieuwe individuele quotasituatie vóór de aanvang van de volgende maand.
Art. 31.Ingeval de toegewezen hoeveelheden worden overschreden, worden deze hoeveelheden, verhoogd met 20 %, gekort op de toegekende hoeveelheden voor het betrokken vissersvaartuig in 2007 voor zover het opnieuw in een IQ systeem actief is. Ingeval voor collectief wordt gekozen, is dezelfde regeling van toepassing voor de vangstmogelijkheden toegekend per kW. Voor de soorten waarvoor vangstmogelijkheden per zeereis worden toegewezen wordt een dagenkorting overeenkomstig artikel 27 voorzien. Ingeval van overschrijding kan de visvergunning dertig dagen worden ingetrokken.
De mogelijkheid tot strafrechterlijke vervolging blijft onverlet.
TITEL III. - Slotbepalingen
Art. 32.In geval van overtredingen van de artikelen 8 tot en met 10 en van de artikelen 17 tot en met 27 of van de beperkingen aangebracht aan de visvergunningen, kan de visvergunning die aan het vissersvaartuig werd afgeleverd voor een periode van minimaal vijf opeenvolgende dagen worden ingetrokken.
De periode van intrekking van de visvergunning treedt in werking op de derde dag volgend op die van de notificatie van de intrekking van de visvergunning per aangetekend schrijven door de Dienst aan de eigenaar van het betrokken vissersvaartuig. Tijdens deze periode moet het vissersvaartuig inactief liggen in een Belgische vissershaven. Het maximale aantal vaartdagen, zoals bepaald in artikel 10, wordt verminderd met het aantal dagen van intrekking van de visvergunningen.
Art. 33.Overtredingen van de bepalingen van dit besluit en van de beperkingen aangebracht aan de visvergunningen worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 12 april 1957, waarbij de Koning wordt gemachtigd maatregelen voor te schrijven ter bescherming van de biologische hulpbronnen van de zee en van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten.
Art. 34.In het artikel 29 van het ministerieel besluit van 21 december 2005 houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee, wordt het woord « december » vervangen door het woord « januari ».
Art. 35.Dit besluit treedt in werking op 1 februari 2006, met uitzondering van de artikelen 28 tot en met 31, die in werking treden op 2 februari 2006. Dit besluit treedt buiten werking op 31 december 2006, om 24 uur, met uitzondering van de artikelen 8, 9, 11, 16, 17, 18, 19, 20, 21 en 31.
Brussel, 26 januari 2006.
Y. LETERME