23 JANUARI 2002. - Ministerieel besluit houdende de definiëring van de objectieve parameters voor de centra voor algemeen welzijnswerk in het kader van de ziekenfondsen

De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Gelet op het decreet van 19 december 1997 betreffende het algemeen welzijnswerk, inzonderheid op artikel 15, § 2;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 12 oktober 2001 ter uitvoering van het decreet van 19 december 1997 betreffende het algemeen welzijnswerk, inzonderheid op artikel 15;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2001 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 9 januari 2002;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat, aangezien de onmiddellijke uitvoering van artikel 15 van het besluit van de Vlaamse regering van 12 oktober 2001 in rechte wordt gevorderd,onverwijld de regels moeten worden vastgesteld tot definiëring van de objectieve parameters voor de centra voor algemeen welzijnswerk in het kader van de ziekenfondsen, Besluit :

Artikel 1.§ 1. De objectieve parameters waarmee conform artikel 15, derde lid, van het besluit van de Vlaamse regering van 12 oktober 2001 ter uitvoering van het decreet van 19 december 1997 betreffende het algemeen welzijnswerk rekening moet worden gehouden voor de centra voor algemeen welzijnswerk in het kader van de ziekenfondsen, worden op basis van RIZIV-gegevens als volgt bepaald: 1° het totaal aantal leden van de erkende ziekenfondsen die bij eenzelfde landsbond aangesloten zijn;2° de doelgroepen binnen het in 1° vermelde ledenaantal, met name gepensioneerden, invaliden, mindervaliden, personen met een gewaarborgd inkomen en bestaansminimumtrekkers. § 2. Voor de bepaling van de subsidies van het jaar 2002 worden inzake voormelde RIZIV-gegevens de databestanden van 30 juni 1999 gebruikt.

Art. 2.Op de in artikel 1 vermelde objectieve parameters worden de volgende wegingen toegepast : 1° 20 % wat het aantal leden betreft;2° 30 % wat het aantal gepensioneerden betreft;3° 20 % wat het aantal invaliden betreft;4° 20 % wat het aantal mindervaliden betreft;5° 10 % wat het aantal personen met een gewaarborgd inkomen of bestaansminimum betreft.

Art. 3.Binnen elke doelgroep, zoals vermeld in artikel 1, 2°, wordt bovendien een weging meegegeven van 2/3 aan de groep personen die een verhoogde verzekeringstegemoetkoming genieten, met toepassing van artikel 37, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, en van 1/3 aan de groep personen zonder deze verhoogde verzekeringstegemoetkoming.

Art. 4.Voor het jaar 2002 en de volgende jaren kan de toepassing van de bepalingen van dit besluit niet leiden tot een subsidie-enveloppe die minder bedraagt dan de subsidie-enveloppe, vastgesteld voor het jaar 2001.

Onverminderd het bepaalde in het eerste lid zal binnen de beschikbare begrotingskredieten bij voorrang de subsidie-enveloppe worden uitgebreid van de erkende centra voor algemeen welzijnswerk van erkende ziekenfondsen waarvan, na toepassing van de bepalingen van dit besluit, blijkt dat ze hun aandeel in de totaliteit van de op basis van de parameters berekende subsidies nog niet hebben bereikt.

Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.

Brussel, 23 januari 2002 De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, M. VOGELS