gepubliceerd op 01 maart 2001
Ministerieel besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor het gebruik door derden van de infrastructuur van sommige wetenschappelijke instellingen van de Staat die ressorteren onder de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort
23 FEBRUARI 2001. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor het gebruik door derden van de infrastructuur van sommige wetenschappelijke instellingen van de Staat die ressorteren onder de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort
De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Gelet op het koninklijk besluit nr. 504 van 31 december 1986 tot oprichting van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat die ressorteren onder de beide Ministers van Onderwijs, of onder de Minister(s) aangewezen bij een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit, als Staatsdiensten met afzonderlijk beheer, bevestigd bij de wet van 30 maart 1987;
Gelet op de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op de aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet, inzonderheid op artikel 6;
Gelet op het koninklijk besluit van 1 februari 2000 tot vaststelling van de organieke voorschriften voor het financieel en materieel beheer van de wetenschappelijke instellingen van de Staat die ressorteren onder de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort, als Staatsdiensten met afzonderlijk beheer, inzonderheid op de artikelen 1, 2, 5, 7°, 12° en 15°, 15 en 46;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 september 2000 tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat en van sommige openbare instellingen in de vervoerskosten van de federale personeelsleden en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 april 1999 houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets aan de personeelsleden van sommige federale overheidsdiensten, inzonderheid op artikelen 10 tot 13;
Gelet op de voorstellen van de Beheerscommissie van de Koninklijke Bibliotheek van België op 6 februari 2001;
Gelet op de voorstellen van de Beheerscommissie van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika op 5 februari 2001;
Gelet op de voorstellen van de Beheerscommissie van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen op 5 februari 2001;
Gelet op de voorstellen van de Beheerscommissie van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis op 2 februari 2001;
Gelet op de voorstellen van de Beheerscommissie van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België op 2 februari 2001;
Gelet op de voorstellen van de Beheerscommissie van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium op 2 februari 2001;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 januari 2001;
Overwegende dat, voor een goed beheer, de tarieven en vergoedingen moeten worden geharmoniseerd die aan derden worden gevraagd wanneer zij bij gelegenheid gebruik maken van de infrastructuur van sommige wetenschappelijke instellingen, Besluit :
Artikel 1.In de zin van dit besluit dient te worden verstaan onder : a) "instelling(en)", sommige wetenschappelijke instellingen van de Staat die ressorteren onder de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort : 1°) de Koninklijke Bibliotheek van België; 2°) het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika; 3°) het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen; 4°) de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis; 5°) de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België; 6°) het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium; b) "Diensten" : de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden;c) "ordonnateur" : de persoon die in elke instelling is aangewezen overeenkomstig artikel 15 van het koninklijk besluit van 1 februari 2000 tot vaststelling van de organieke voorschriften voor het financieel en materieel beheer van de wetenschappelijke instellingen van de Staat, die ressorteren onder de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort, als Staatsdiensten met afzonderlijk beheer;d) "nocturnes" : tijdelijke gebruikmaking door particuliere rechtspersonen of natuurlijke personen van de infrastructuur van voormelde instellingen voor culturele of prestigedoeleinden op de dagen en uren met de ordonnateur overeengekomen;e) "prestaties" : die welke de personeelsleden van de instellingen hebben verricht ten gunste van de derde tijdens de nocturne.
Art. 2.Iedere nocturne moet door de ordonnateur worden goedgekeurd.
De organisatie ervan wordt geregeld door het tekenen van een overeenkomst tussen de ordonnateur en de fysieke persoon die afgevaardigd is om de derde te vertegenwoordigen.
Het model van de overeenkomst wordt vastgelegd door de bevoegde beheerscommissie van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer.
Art. 3.In elke overeenkomst als bedoeld in artikel 2, staat wat volgt : 1°) de verplichting door de derde de bestemming van de instelling te respecteren; 2°) zijn verplichtingen inzake veiligheid, verzekering, hygiëne en toegangscontrole; 3°) de storting van een forfaitaire som voor het gebruik van de infrastructuur met inbegrip van het bedrag van de prestaties van de personeelsleden die zich vrijwillig hebben opgegeven voor de dienst-verlening tijdens de nocturnes; 4°) bij voorkomende gelegenheid de lijst van de andere kosten waarin hij zou moeten bijdragen; 5°) al wat de ordonnateur in voorkomend geval nuttig acht toe te voegen voor het goede verloop van de nocturne.
De kosten vermeld in punten 3° en 4° komen geheel ten laste van de derde-organisator.
Art. 4.Het aantal nocturnes wordt door de ordonnateur vastgelegd : het moet verenigbaar zijn met het nakomen van de dienstverlenende opdrachten van de instelling en het totale prestatievolume opgelegd aan het personeel gedurende die maand, conform de wettelijke of reglementaire verplichtingen inzake arbeidsduur.
Elke beheerscommissie kan vastleggen dan welke voorwaarden een nocturne na 22 uur verlengd kan worden.
Art. 5.§ 1. Het bruto uurloon van de prestaties wordt forfaitair vastgelegd als volgt : a) voor het vastbenoemd personeel dat niet van niveau 1 is : 887 BEF (22 euro);b) voor het met een arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeel dat niet van niveau 1 is : 968 BEF (24 euro);c) voor het personeel van niveau 1 worden de bedragen die respectievelijk onder a) of b) zijn opgenomen met 50 % verhoogd. § 2. Voor de prestaties op een zondag of op de sluitingsdag van de instelling voor het publiek, worden de bedragen in § 1 verdubbeld. § 3. De op de wedden van het personeel van de ministeries toepasselijke mobiliteitsregeling geldt voor de in §§ 1 en 2 opgenomen bedragen die verbonden zijn aan de spilindex 138,01.
Art. 6.Ingeval het spoor-, stads- of buurtvervoer onderbroken wordt of er niet is, is het de personeelsleden die prestaties hebben verricht in het kader van een nocturne toegestaan hun eigen wagen te gebruiken om terug te keren naar hun woon- of verblijfplaats.
Dat moet gebeuren overeenkomstig de voorwaarden en de wijze als bedoeld in de artikelen 10 tot 13 van het koninklijk besluit van 3 september 2000 tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat en van sommige openbare instellingen in de vervoerskosten van de federale personeelsleden en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 april 1999 houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets aan de personeelsleden van sommige federale overheidsdiensten.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 8.De secretaris-generaal van de Diensten is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 23 februari 2001.
Ch. PICQUE