gepubliceerd op 23 mei 2002
Ministerieel besluit houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer
22 APRIL 2002. - Ministerieel besluit houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer
De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990, 20 juli 1991, 6 augustus 1993, 21 december 1994, 20 december 1995, 23 maart 1998 en 5 februari 1999, inzonderheid op artikel 9bis;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 februari 1995 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige varkensziekten;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 maart 1995 tot aanwijzing van de dierenziekten die vallen onder de toepassing van artikel 9bis van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 februari 1999 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige runderziekten;
Gelet op het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de bescherming van de dieren tijdens het vervoer en de erkenningvoorwaarden van vervoerders, handelaars, halteplaatsen en verzamelcentra;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1965 betreffende de bestrijding van mond- en klauwzeer, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 februari 1972, 3 april 1989, 18 maart 1991 en 31 oktober 1996, inzonderheid op artikel 53bis;
Gelet op het ministerieel besluit van 16 mei 2000 tot vaststelling van de toepassingsmodaliteiten van artikelen 5, 6, 16, 25, 30, 32, 34, 38, 40 en 41 en de uitvoeringsmodaliteiten van artikel 43 van het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de erkenningsvoorwaarden van vervoerders, handelaars, stopplaatsen en verzamelcentra;
Gelet op het ministerieel besluit van 10 mei 1993 houdende tijdelijke maatregelen tot bescherming tegen mond- en klauwzeer, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 1 juni 1994;
Gelet op het ministerieel besluit van 21 november 2001 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer;
Gelet op de beschikking 2002/153/EG van de Commissie van 20 februari 2002 houdende vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk, houdende intrekking van Beschikking 2001/740/EG en houdende achtste wijziging van Beschikking 2001/327/EG;
Gelet op de beschikking 2001/208/EG van de Commissie van 14 maart 2001 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in Frankrijk, zoals gewijzigd;
Gelet op de beschikking 2001/223/EG van de Commissie van 21 maart 2001 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in Nederland, zoals gewijzigd;
Gelet op de beschikking 2001/234/EG van de Commissie van 22 maart 2001 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in Ierland, zoals gewijzigd;
Gelet op de beschikking 2001/327/EG van de Commissie van 24 april 2001 tot vaststelling van beperkende maatregelen met betrekking tot verplaatsingen van dieren van voor mond- en klauwzeer gevoelige soorten en houdende intrekking van Beschikking 2001/263/EG, zoals gewijzigd;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989, 6 april 1995 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het dringend noodzakelijk is de sanitaire maatregelen aan te passen aan de evolutie van de toestand wat betreft mond- en klauwzeer, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : - verzameling : het bijeenbrengen van dieren op openbare plaatsen, meer bepaald de verzamelcentra en markten zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de bescherming van de dieren tijdens het vervoer en de erkenningvoorwaarden van vervoerders, handelaars, halteplaatsen en verzamelcentra; - bedrijf : elk bedrijf of plaats waar gewoonlijk dieren worden gehouden, erin begrepen de erbij horende terreinen; - verdacht aangetast bedrijf : bedrijf waar één of meer verdacht klinisch aangetaste dieren aanwezig zijn en waarvan de laboratoriumonderzoeken, uitgevoerd in het Centrum voor Onderzoek in de Diergeneeskunde en Agrochemie, de aanwezigheid van het mond- en klauwzeervirus niet weerlegd hebben; - verdacht besmet bedrijf : bedrijf waar één of meer van besmetting verdachte dieren aanwezig zijn, zelfs als de termijn van twaalf dagen verstreken is; - IVK : Instituut voor Veterinaire Keuring. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen
Art. 2.Elke verantwoordelijke of elke inwonende van een uitbating waar tweehoevigen worden gehouden die terugkeert van een land waar beperkende maatregelen van toepassing zijn ter bestrijding van mond- en klauwzeer is verplicht de nodige hygienische en ontsmettingsvoorzorgen te nemen bij het betreden van het bedrijf volgens de voorschriften van de dienst.
Art. 3.Op geheel het grondgebied van het Rijk is de toegang tot een bedrijf of een uitbating, met inbegrip van de slachthuizen, waar runderen, varkens, schapen, geiten of andere tweehoevigen worden gehouden toegelaten voor personen of voertuigen die niet behoren tot dit bedrijf of de hierboven vermelde uitbating op voorwaarde dat de nodige hygienische en ontsmettingsvoorzorgen genomen worden bij het betreden en verlaten van het bedrijf of uitbating volgens de voorschriften van de Dienst : - gebruik van een ontsmettingsvoetbad met een erkend ontsmettingsmiddel bij het betreden en verlaten van het bedrijf of de uitbating; - wassen van de handen bij het verlaten van het bedrijf of de uitbating; - gebruik van bedrijfskledij en laarzen; - reiniging en ontsmetting van de voorwerpen die in contact kwamen met de dieren.
Art. 4.In alle inrichtingen of plaatsen van het Rijk waar zich tweehoevige dieren bevinden, kan het Hoofd van de Veterinaire Diensten op basis van een gemotiveerd advies beslissen om over te gaan tot de preventieve opruiming van alle er aanwezige tweehoevige dieren. HOOFDSTUK III. - Vervoer van dieren
Art. 5.§ 1. Elk transport van schapen, geiten en hertachtigen moet worden begeleid door de documenten zoals voorzien in bijlage I en II van dit besluit. § 2. Na elk transport van tweehoevigen moeten de voertuigen worden gereinigd en ontsmet. § 3.Voor elk transport van tweehoevigen met als bestemming een slachthuis gelden de volgende bepalingen : 1° geen enkel dier op een transport dat een slachthuis aandoet mag, eens aangekomen op de terreinen van een slachthuis, het slachthuis nog verlaten;2° elk, voor dierenvervoer, gebruikt vervoermiddel moet voor het verlaten van het slachthuis gereinigd en ontsmet worden op de daarvoor ingerichte plaats van het slachthuis en mag slechts als dusdanig het slachthuis verlaten;3° voor transporten van schapen, geiten en hertachtigen overhandigt de vervoerder een kopie van het document bedoeld in de bijlage I aan de verantwoordelijke van het slachthuis die deze documenten chronologisch bewaart;4° het op de transportdocumenten voorziene ontsmettingsluik of het document bedoeld in de bijlage II moet ingevuld en ondertekend worden door een dierenarts van het IVK of door een erkende dierenarts die hiervoor speciaal is aangeduid door de bevoegde inspecteur-dierenarts en belast met de controle op de goede reiniging en ontsmetting;5° voor transporten afkomstig uit andere lidstaten of derde landen dient bij de controle op de reiniging en ontsmetting het document waarvan een model in bijlage IV ingevuld te worden.Een kopie ervan wordt gefaxt aan de bevoegde inspecteur- dierenarts. Een kopie ervan wordt chronologisch bewaard in een register « reiniging en ontsmetting » op het slachthuis; § 4. Ter uitvoering van de in § 3, 4° en 5° voorziene controle door een aangeduide erkende dierenarts buiten de periode van aanwezigheid van een dierenarts van het IVK maakt het slachthuis een schriftelijke overeenkomst, volgens de instructies van de Dienst, met de erkende dierenarts(en) belast met de controle van de reiniging en ontsmetting.
Een kopie hiervan wordt overgemaakt aan de bevoegde inspecteur-dierenarts.
De kosten voor de controle van deze reiniging en ontsmetting zijn ten laste van het slachthuis die deze terugvordert van de betrokken vervoerder. § 5. 1° Varkens mogen worden vervoerd onder de volgende voorwaarden : - slachtvarkens worden geladen op één of meerdere bedrijven en vervoerd naar één slachthuis; - gebruiksvarkens worden geladen op één of meerdere bedrijven en gelost op slechts één bedrijf van bestemming; - fokvarkens worden geladen op slechts één bedrijf en worden gelost op één of meerdere bedrijven. 2° Het verzamelen van slachtvarkens in een erkend ontvangstcentrum is toegelaten onder de volgende voorwaarden : - de ontvangstcentra voor varkens worden onderworpen aan een versnelde erkenningsprocedure.Deze erkenning wordt gegeven door het Hoofd van de Veterinaire Diensten op voorstel van de inspecteur-dierenarts voor een periode van 15 dagen en is eventueel hernieuwbaar. De voorwaarden en procedure voor erkenning staan vermeld in bijlage III van onderhavig besluit; - buiten de openingsuren mag geen enkel dier in het ontvangstcentrum aanwezig zijn; - elk erkend ontvangstcentrum wordt door de bevoegde inspecteur- dierenarts onder toezicht geplaatst van een erkende dierenarts, die hiervoor speciaal is aangeduid; - de dierenarts voert controle uit tijdens de openingsuren van het ontvangstcentrum volgens de instructies van de Dienst. Hij controleert de identificatie van de varkens, voert een klinisch onderzoek uit waarbij hij speciaal let op symptomen die kunnen wijzen op mond- en klauwzeer en verifieert of aan de voorwaarden betreffende het dierenwelzijn voldaan is. Indien nodig euthanaseert hij ter plaatse, op kosten van de verantwoordelijke, de dieren die niet geschikt zijn voor transport. Elke vaststelling van niet-correcte identificatie wordt onmiddellijk gemeld aan de bevoegde inspecteur-dierenarts; - de erkende dierenarts controleert ook de reiniging en ontsmetting van de vervoermiddelen en van het ontvangstcentrum; - de kosten die voortvloeien uit de toepassing van de maatregelen in de ontvangscentra zijn ten laste van de verantwoordelijke. HOOFDSTUK IV. - Maatregelen in het kader van het intracommunautaire handelsverkeer
Art. 6.§ 1. Elke certificatie van een zending van schapen en geiten naar een andere lidstaat moet tijdig aangevraagd worden zodat 24 uur voor het transport melding kan gedaan worden door de bevoegde diergeneeskundige inspectie aan de centrale Veterinaire Diensten van het land van bestemming en in geval van doorvoer de centrale Veterinaire Diensten van het desbetreffende land. § 2. Het verplaatsen van fok- en gebruiksschapen en -geiten is toegelaten onder de volgende voorwaarden : de dieren hebben gedurende tenminste 30 dagen voorafgaand aan de toelating verbleven op het bedrijf van vertrek of zijn er geboren indien ze jonger zijn dan 30 dagen en, in de periode van 21 dagen voorafgaand aan het laden, mogen er geen bedrijfsvreemde schapen en geiten zijn binnengebracht. Geen enkel ander dier vatbaar voor mond- en klauwzeer en afkomstig van een derde land mag binnengebracht worden in het bedrijf in de periode van 30 dagen voorafgaand aan het laden tenzij het geïmporteerde dier volledig geïsoleerd gehouden werd van de andere dieren van het beslag. § 3. Voor schapen en geiten mag de periode die verloopt tussen het vertrek op het bedrijf van herkomst en de aankomst in het gecertificeerde bedrijf van bestemming in een andere lidstaat in geen geval meer dan 6 dagen bedragen.
Bij vervoer per schip mag de in de eerste alinea genoemde periode worden verlengd met de reistijd op zee.
Wanneer fokschapen en -geiten een halteplaats passeren overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 7, mag de in de eerste alinea bedoelde periode worden verlengd met de rusttijd in de halteplaats. § 4. Wanneer schapen en geiten via een erkende verzamelplaats passeren, moet er bij het verzamelen van de dieren voor gezorgd worden dat de periode waarin de dieren buiten het bedrijf van herkomst verblijven, de inachtneming van het bepaalde onder § 3 niet in gedrang brengt. De dieren mogen slechts via één enkele erkende verzamelplaats passeren alvorens verzonden te worden in het intracommunautair handelsverkeer. § 5. Slachtschapen en -geiten mogen, onverminderd het bepaalde onder § 4, bovendien passeren via één erkende verzamelplaats in een andere lidstaat van doorvoer, vooraleer zij naar de lidstaat van bestemming worden verzonden, voorzover het bepaalde onder § 3 in acht wordt genomen. § 6. Het gezondheidscertificaat bedoeld in Richtlijn 91/68/EEG wordt aangevuld met de volgende woorden : « Deze dieren voldoen aan het bepaalde in Beschikking 2001/327/EG van de Commissie ». § 7. 1. Dieren van voor mond- en klauwzeer gevoelige soorten, waarvoor een certificaat is afgegeven voor het intracommunautair handelsverkeer, mogen niet worden verplaatst via halteplaatsen die zijn ingesteld en erkend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1255/97. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1, kunnen verplaatsingen via halteplaatsen onder in de leden 4 en 5 vastgestelde voorwaarden worden toegestaan voor het intracommunautair handelsverkeer van fok- en gebruiksrunderen, fok- en gebruiksvarkens en fokschapen en -geiten.3. In afwijking van het bepaalde in lid 2 mogen slachtrunderen en -varkens tijdens het vervoer naar een derde land passeren via een halteplaats als bedoeld in lid 1, op voorwaarde dat wordt voldaan aan het bepaalde in lid 5.4. De verzender moet aantonen en schriftelijk verklaren dat de nodige regelingen zijn getroffen om erop toe te zien dat alle dieren die terzelfdertijd aankomen in de halteplaats van dezelfde soort zijn en dezelfde gezondheidsstatus hebben.Het reisschema wordt aangevuld met de verklaring van de verzender. 5. De halteplaats die is aangegeven in het reisschema waarvan de zending van dieren naar een andere lidstaat vergezeld is moet tijdig aangemeld worden zodat 24 uur voor het transport melding kan gedaan worden door de bevoegde diergeneeskundige inspectie aan de centrale Veterinaire Diensten van het land van bestemming en in geval van doorvoer de centrale Veterinaire Diensten van het desbetreffende land.
Art. 7.Fok- en gebruiksschapen, fok- en gebruiksgeiten en fok- en gebruikshertachtigen die worden binnengebracht vanuit het Verenigd Koninkrijk dienen onderworpen te worden aan een serologisch onderzoek voor mond- en klauwzeer volgens de instructies van de Dienst. De kosten voor de staalname en het onderzoek zijn ten laste van de verantwoordelijke van de plaats van bestemming.
Art. 8.§ 1. Producten van dierlijke oorsprong, afkomstig van tweehoevigen, die worden binnengebracht vanuit het Verenigd Koninkrijk moeten voldoen aan de bepalingen van de beschikking 2002/153/EG van de Commissie van 20 februari 2002 houdende vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk, houdende intrekking van beschikking 2001/740/EG en houdende achtste wijziging van beschikking 2001/327/EG. § 2. Producten van dierlijke oorsprong, afkomstig van tweehoevigen geproduceerd tussen 14 maart 2001 en 12 april 2001, die worden binnengebracht vanuit Frankrijk moeten voldoen aan de bepalingen van de beschikking 2001/208/EG van de Commissie van 14 maart 2001 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in Frankrijk, zoals gewijzigd. § 3. Producten van dierlijke oorsprong, afkomstig van tweehoevigen geproduceerd tussen 21 maart 2001 en 25 juni 2001 die worden binnengebracht vanuit Nederland moeten voldoen aan de bepalingen van de beschikking 2001/223/EG van de Commissie van 21 maart 2001 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in Nederland, zoals gewijzigd. § 4. Producten van dierlijke oorsprong, afkomstig van tweehoevigen geproduceerd tussen 2 maart 2001 en 19 april 2001, die worden binnengebracht vanuit Ierland moeten voldoen aan de bepalingen van de beschikking 2001/234/EG van de Commissie van 22 maart 2001 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in Ierland, zoals gewijzigd. § 5. Het binnenbrengen van vlees, vlees- of melkproducten afkomstig van een land waar beperkende maatregelen van toepassing zijn ter bestrijding van mond-en klauwzeer door particulieren voor persoonlijk gebruik is verboden behalve voor conserven en thermisch behandelde melk.
Art. 9.In afwijking van artikel 8 moeten producten van dierlijke oorsprong afkomstig van tweehoevigen, komende uit het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Nederland en Ierland die reeds aanwezig waren op het grondgebied van het Rijk op het moment van het in voege treden van de hierbovenvermelde Europese Beschikkingen een specifieke behandeling ondergaan welke gespecifieerd wordt in diezelfde Beschikkingen.
Indien deze behandeling niet kan worden uitgevoerd, moeten de producten worden teruggestuurd of vernietigd. HOOFDSTUK V. - Maatregelen in een bufferzone
Art. 10.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit bakent de inspecteur-dierenarts rond een verdacht aangetast bedrijf een bufferzone af, met een straal van tenminste 10 kilometer.
Het bestaan van de zone wordt bekend gemaakt aan het publiek door de burgemeester. Met dit doel plaatst hij op de wegen aan de grens van de bufferzone witte waarschuwingsborden met in zwarte hoofdletters het opschrift : « BUFFERZONE MOND- EN KLAUWZEER BEPERKENDE MAATREGELEN VAN TOEPASSING ». § 2. In de bufferzone zijn de volgende maatregelen van kracht : - elk vervoer of verplaatsen van tweehoevigen op de openbare weg is verboden; - alle varkens moeten worden binnengehouden in de bedrijfsgebouwen; - van elk vervoermiddel dat een bedrijf verlaat waar tweehoevigen worden gehouden, worden de wielen en de banden ontsmet; - de toegang tot elk bedrijf waar tweehoevigen worden gehouden, wordt afgesloten met een rood-witte ketting met een waarschuwingsbord waarop duidelijk leesbaar de vermelding « TOEGANG VERBODEN »; - het ophalen van melk is verboden behalve volgens de voorschriften van de Dienst; - honden, katten en loslopend pluimvee op bedrijven waar tweehoevigen worden gehouden moeten worden opgesloten; - het verzamelen van andere landbouwdieren dan tweehoevigen is verboden; - huisslachtingen van tweehoevigen zijn verboden; - sperma, eicellen en embryo's van tweehoevigen mogen niet buiten de bufferzone worden gebracht; - vlees en vleesproducten, diervoeders, landbouwgereedschap, verpakkingen, mest, alsmede alle voorwerpen of afvallen die de vermoede ziekte kunnen overbrengen, mogen niet buiten het bedrijf gebracht worden. HOOFDSTUK VI. - Maatregelen in een verdacht besmet bedrijf
Art. 11.In een verdacht besmet bedrijf zijn de volgende maatregelen van kracht : - elke aanvoer of afvoer van dieren is verboden; - alle tweehoevige dieren van het bedrijf moeten afgezonderd worden of in kantonnement geplaatst. Alle varkens moeten worden binnengehouden in de bedrijfsgebouwen; - het is verboden het bedrijf te betreden of te verlaten, behoudens toelating van de inspecteur-dierenarts. De wielen en de banden van de voertuigen die het bedrijf verlaten, moeten afgespoten worden en ontsmet met een erkend product; - de toegang tot het bedrijf wordt afgesloten met een rood-witte ketting met een waarschuwingsbord waarop duidelijk leesbaar de vermelding : « TOEGANG VERBODEN »; - het ophalen van melk is verboden, behalve volgens de voorschriften van de Dienst; - honden, katten en loslopend pluimvee moeten worden opgesloten; - huisslachtingen van tweehoevigen zijn verboden; - sperma, eicellen en embryo's van tweehoevigen mogen niet buiten het bedrijf worden gebracht; - vlees en vleesproducten, diervoeders, landbouwgereedschap, verpakkingen, mest, alsmede alle voorwerpen of afvallen die de vermoede ziekte kunnen overbrengen, mogen niet buiten het bedrijf gebracht worden. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 12.De kosten die voortvloeien uit de toepassing van dit besluit zijn ten laste van de verantwoordelijke.
Art. 13.Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden gestraft overeenkomstig de dierengezondheidswet van 24 maart 1987.
Art. 14.Bij dringende gevallen, welke niet beschreven zijn in dit besluit, kan het Hoofd van de Veterinaire Diensten een beslissing nemen op basis van een gemotiveerd advies.
Art. 15.Het ministerieel besluit van 10 mei 1993 houdende tijdelijke maatregelen tot bescherming tegen mond- en klauwzeer, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 1 juni 1994, wordt opgeheven.
Art. 16.Het ministerieel besluit van 21 november 2001 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer wordt opgeheven.
Art. 17.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Brussel, 22 april 2002.
De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Mevr. M. AELVOET Bijlage I van het ministerieel besluit van 22 april 2002 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer Register Vervoerder Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 april 2002.
De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Mevr. M. AELVOET Bijlage II van het ministerieel besluit van 22 april 2002 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer Ontsmettingsregister Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (*) Enkel in te vullen indien de ontsmetting niet plaatsvindt bij de inrichting van de vervoerder.
Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 april 2002.
De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Mevr. M. AELVOET Bijlage III bij het ministerieel besluit van 22 april 2002 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer Erkenningsvoorwaarden voor een ontvangstcentrum voor slachtvarkens in het kader van tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer Om een ontvangstcentrum in het kader van het ministerieel besluit houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer te laten erkennen, moet de verantwoordelijke een aanvraag overeenkomstig het model hier bijgevoegd indienen bij de Inspecteur-dierenarts. Deze aanvraag moet volgende gegevens vermelden : 1° naam en adres van het ontvangstcentrum en van de verantwoordelijke;2° een plattegrond van het ontvangstcentrum met aanduiding van de uitrusting bedoeld hieronder;3° naam en adres van de twee erkende dierenartsen voorgesteld door de verantwoordelijke voor het sanitair toezicht op het ontvangstcentrum. Om te worden erkend dient het ontvangstcentrum aan volgende voorwaarden te voldoen : 1° goed bereikbaar zijn via verharde weg;2° afgescheiden zijn door een afstand van minimum 50 meter van elk beslag met rundvee, varkens, schapen of geiten en van elke weide die dieren kan bevatten van voornoemde soort;3° beschikken over een laad- en losplaats met een bodem die makkelijk kan gereinigd en ontsmet worden;4° beschikken over een overdekte ruimte die voldoende groot is waar de dieren bij slechte weersomstandigheden beschutting kunnen vinden;5° beschikken over een reinigings - en ontsmettingsinstallatie om de voertuigen die de dieren vervoerd hebben te reinigen en te ontsmetten na de aflading op het ontvangstcentrum;6° beschikken over een reservoir om de lozingen op te vangen;7° beschikken over een opslagplaats voor mest overeenkomstig de geldende reglementering;8° beschikken over een afsluitbare en afgedekte ruimte met verharde ondergrond voor het opslaan van krengen;9° buiten de openingsuren geen enkel dier houden;10° instructies van de Dienst respecteren. De Inspecteur-dierenarts controleert de naleving van de erkenningsvoorwaarden en maakt de door hem geviseerde aanvraag over aan het hoofd van de Veterinaire Diensten. Deze spreekt zich uit over de ontvankelijkheid van de aanvraag binnen de twee werkdagen.
De Inspecteur-dierenarts duidt de erkende dierenarts aan belast met het toezicht op het ontvangstcentrum uit de voorgestelde dierenartsen door de verantwoordelijke.
Het erkende ontvangstcentrum mag enkel dieren verzamelen afkomstig van een beslag gelegen in het Koninkrijk.
Telkens de verantwoordelijke het ontvangstcentrum wil openen, verwittigt hij van tevoren, per fax, de bevoegde Inspecteur-dierenarts van de openingsdag en de openingsuren.
Hij verwittigt eveneens de dierenarts belast met het toezicht op het ontvangstcentrum. Buiten deze uren is het ontvangstcentrum gesloten en mag er geen enkel dier aanwezig zijn.
Aanvraag tot erkenning van een ontvangstcentrum voor slachtvarkens 1° Verantwoordelijke Naam : .. . . .
Adres : straat . . . . . postnummer .................... gemeente . . . . .
Telefoon : . . . . . 2° Ontvangstcentrum Adres : straat .. . . . postcode .................... gemeente . . . . .
Kandidaat dierenartsen : a) (volledige naam en adres) . . . . .
Ordenummer ........................ b) (volledige naam en adres) .. . . .
Ordenummer ........................ 3° Capaciteit van het ontvangstcentrum : .. . . . (aantal varkens) 4° Advies van de inspecteur-dierenarts (+ datum, stempel en handtekening) : .. . . .
Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 22 april 2002.
De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Mevr. M. AELVOET Bijlage IV bij het ministerieel besluit van 22 april 2002 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer Document voor de gezondmaking van vervoermiddelen die gediend hebben voor het vervoer van slachtdieren naar slachthuizen op het grondgebied van het Rijk door buitenlandse vervoerders met buitenlandse vervoermiddelen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1. Luik in te vullen door de vervoerder : Ondergetekende, .. . . . (naam en voornaam van de vervoerder), straat, nr. : . . . . . postcode - gemeente : . . . . . land : . . . . .
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld bestemd voor het vervoer van dieren, verklaart kennis te hebben genomen van de bepalingen van het ministerieel besluit tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer.
Naam en handtekening van de vervoerder, 2. Luik in te vullen door het slachthuis : Ondergetekende, .. . . . belast met de controle op de reiniging en ontsmetting van de transportmiddelen voor dieren op het slachthuis : . . . . . gelegen te (adres) : . . . . . . . . . . verklaart dat het voertuig met nummerplaat . . . . . gereinigd en ontsmet werd op de voorziene plaats in dit slachthuis.
Het gebruikte ontsmettingsmiddel : . . . . .
Het voertuig heeft het slachthuis als dusdanig verlaten.
Opgemaakt op : ........../........../..........
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Een KOPIE van het volledig ingevuld en ondertekend document voor gezondmaking wordt door het slachthuis overgemaakt naar de inspecteur-dierenarts. Een KOPIE wordt chronologisch bewaard in een register « reiniging en ontsmetting » op het slachthuis.
Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 april 2002.
De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Mevr. M. AELVOET