gepubliceerd op 25 augustus 2005
Koninklijk besluit betreffende de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer en het verkeer van schapen en geiten
10 AUGUSTUS 2005. - Koninklijk besluit betreffende de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer en het verkeer van schapen en geiten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, inzonderheid op artikelen 4, 6, § 2, 15, 1° en 2°, en 18;
Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gewijzigd door de wetten van 13 juli 2001, 24 december 2002, 22 december 2003 en 9 juli 2004;
Gelet op het ministerieel besluit van 29 september 1992 betreffende de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer en het verkeer van schapen en geiten, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 21 juni 2001;
Gelet op het ministerieel besluit van 22 april 2002 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer;
Gelet op de Richtlijn 72/462/EEG van de Raad van 12 december 1972 inzake gezondheidsvraagstukken en veterinairrechtelijke vraagstukken bij de invoer van runderen en varkens, van vers vlees of vleesproducten uit derde landen, gewijzigd bij Richtlijnen 73/358/EEG, 74/387/EEG, 75/379/EEG, 77/98/EEG, 81/476/EEG, 83/91/EEG, 86/469/EEG, 87/64/EEG, 88/289/EEG, 88/657/EEG, 89/227/EEG, 89/662/EEG, 90/423/EEG, 90/425/EEG, 90/675/EEG, 91/69/EEG, 91/266/EEG, 91/496/EEG, 91/497/EEG, 92/5/EEG, 91/688/EEG, 96/91/EG, 97/76/EG, 97/79/EG en bij Verordeningen (EG) nrs. 3768/85, 3763/91, 1601/92, 1452/2001 en 807/2003;
Gelet op de Richtlijn 91/68/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten, gewijzigd bij beschikkingen 94/164/EG, 94/953/EG, 2001/298/EG, 2002/261/EG, 2003/708/EG, 2004/554/EG, bij Richtlijnen 2001/10/EG en 2003/50/EG en bij Verordening (EG) nr. 806/2003;
Gelet op de Beschikking 79/542/EEG van de Raad van 21 december 1976 tot vaststelling van een lijst van derde landen of delen van derde landen, alsmede tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften, gezondheidsvoorschriften en voorschriften inzake de veterinaire certificering voor de invoer in de Gemeenschap van levende dieren en vers vlees daarvan, gewijzigd bij Beschikkingen 79/560/EEG, 84/134/EEG, 85/473/EEG, 85/488/EEG, 85/575/EEG, 86/425/EEG, 89/8/EEG, 90/390/EEG, 90/485/EEG, 91/361/EEG, 92/14/EEG, 92/160/EEG, 92/161/EEG, 92/162/EEG, 92/245/EEG, 92/376/EEG, 93/99/EEG, 93/100/EEG, 93/237/EEG, 93/344/EEG, 93/435/EEG, 94/59/EG, 94/311/EG, 94/453/EG, 94/561/EG, 95/288/EG, 95/322/EG, 95/323/EG, 96/132/EG, 96/279/EG, 96/605/EG, 96/624/EG, 97/10/EG, 97/160/EG, 97/736/EG, 98/146/EG, 98/594/EG, 98/622/EG, 99/228/EG, 99/236/EG, 99/301/EG, 99/417/EG, 99/558/EG, 99/759/EG, 2000/2/EG, 2000/136/EG, 2000/162/EG, 2000/209/EG, 2000/236/EG, 2000/623/EG, 2001/117/EG, 2001/731/EG, 2004/81/EG, 2004/212/EG, 2004/372/EG en 2004/554/EG;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 1 juni 2005;
Gelet op het advies van het Wetenschappelijk Comité van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op 15 juni 2005;
Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de Federale Overheid;
Gelet op het advies 37.935/3 van de Raad van State, gegeven op 25 januari 2005, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° beslag : een geheel van schapen en geiten gehouden in een geografisch omschreven entiteit en die een duidelijk omschreven eenheid vormt op basis van epidemiologische banden, vastgesteld door de officiële dierenarts;2° beslag van oorsprong : een beslag waar de schapen en geiten onafgebroken hebben verbleven en waarover een register wordt bijgehouden ten bewijze van het verblijf van de dieren;3° officieel brucellosevrij beslag van schapen of geiten : een beslag dat aan de in bijlage I, hoofdstuk I, vastgestelde voorwaarden voldoet;4° brucellosevrij beslag van schapen of geiten : een beslag dat aan de in bijlage I, hoofdstuk II, vastgestelde voorwaarden voldoet;5° verkeer : intracommunautair handelsverkeer tussen lidstaten van de Gemeenschap;6° invoer : de invoer vanuit een derde land;7° Gemeenschap : de Europese Gemeenschap;8° lid-Staat : land dat deel uitmaakt van de Europese Gemeenschap;9° verzamelcentrum : elke plaats, met inbegrip van de bedrijven, verzamelcentra en markten waar schapen en geiten afkomstig van verschillende beslagen van oorsprong worden samengebracht om een voor het intracommunautaire handelsverkeer bestemde partij dieren te vormen;10° officiële dierenarts : de dierenarts die deel uitmaakt van het personeel van het Agentschap;11° Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;12° halteplaats : elke plaats waar het vervoer wordt onderbroken om schapen en geiten te laten rusten, te voederen of te drenken;13° slachtschapen en - geiten : schapen en geiten die bestemd zijn om hetzij rechtstreeks, hetzij via een verzamelcentrum naar een slachthuis te worden geleid om daar te worden geslacht binnen de drie dagen;14° fokschapen en fokgeiten : andere dan de in de punten 13° en 15° genoemde schapen en geiten, bestemd om hetzij rechtstreeks hetzij via een verzamelcentrum naar de plaats van bestemming te worden vervoerd, voor fok- en gebruiksdoeleinden;15° mestschapen en mestgeiten : andere dan de in de punten 13° en 14° genoemde schapen en geiten, bestemd om hetzij rechtstreeks hetzij via een verzamelcentrum naar de plaats van bestemming te worden vervoerd, om te worden vetgemest voor de slacht;16° schapen en geiten : het geheel van de dieren bedoeld in punten 13°, 14° en 15°;17° vereniging : een vereniging of verbond van verenigingen tot bestrijding van dierenziekten, bedoeld in hoofdstuk II van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987;18° aangifteplichtige ziekte : de ziekten waarvoor dit besluit van toepassing is, waarvoor schapen en geiten gevoelig zijn en die vermeld staan in het koninklijk besluit van 25 april 1988 tot aanwijzing van de dierenziekten die vallen onder de toepassing van hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987. HOOFDSTUK II. - Verkeer van schapen en geiten in de Gemeenschap
Art. 2.§ 1. Schapen en geiten mogen slechts in het verkeer gebracht worden als ze : a) geïdentificeerd zijn overeenkomstig hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 2 juli 1996 betreffende de identificatie en de registratie van schapen, geiten en hertachtigen;b) bij de inspectie door een officiële dierenarts geen enkel klinisch ziekteverschijnsel vertonen;deze inspectie moet plaatsvinden binnen de 24 uren die voorafgaan aan het laden van de schapen en geiten overeenkomstig de bepalingen van artikel 6; c) zijn aangekocht op een beslag waarop om veterinairrechtelijke redenen geen verbod rust, noch in contact zijn geweest met dieren van een dergelijk beslag, met dien verstande dat : i) het verbod verband moet houden met het uitbreken van één van de volgende ziekten waarvoor de dieren vatbaar zijn : - brucellose, - rabies, - miltvuur; ii) na de opruiming van het laatste besmette of vermoedelijk besmette dier, het verbod een geldigheidsduur moet hebben van ten minste : - 42 dagen in geval van brucellose; - 30 dagen in geval van rabies; - 15 dagen in geval van miltvuur; iii) de dieren niet afkomstig zijn van een beslag gelegen in een beschermingszone die opgesteld werd tot bestrijding van één van deze ziekten; d) niet onderworpen zijn aan veterinairrechtelijke en/of sanitaire maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer, noch dieren die tegen mond- en klauwzeer werden gevaccineerd;e) niet moeten geruimd worden in het kader van een in een lidstaat toegepast programma voor de uitroeiing van een besmettelijke ziekte;f) gedurende ten minste 30 dagen onafgebroken op het beslag van oorsprong hebben verbleven of er, wanneer het om dieren van minder dan 30 dagen oud gaat, sinds hun geboorte verbleven hebben;g) niet van een beslag komen waarin de laatste 21 dagen vóór de verzending schapen of geiten zijn binnengebracht;h) niet van een beslag komen waar de laatste 30 dagen vóór de verzending uit een derde land ingevoerde evenhoevige dieren zijn binnengebracht. § 2. De schapen en geiten die in het verkeer gebracht worden, mogen : a) tussen het moment waarop zij het beslag van oorsprong verlaten en dat waarop zij op de plaats van bestemming aankomen, op geen enkel moment in aanraking komen met andere evenhoevige dieren, behalve met dieren die dezelfde gezondheidsstatus hebben;b) niet langer dan zes dagen buiten het beslag van oorsprong verbleven hebben vóór de datum waarop zij hun laatste certificaat voor het handelsverkeer naar de eindbestemming in een andere lidstaat, als vermeld op het gezondheidscertificaat, ontvangen.Onverminderd de bepalingen in artikel 5 betreffende de geldigheidsduur van het gezondheidscertificaat, wordt in geval van vervoer over zee deze periode van zes dagen verlengd met de duur van de zeereis; c) nadat zij het beslag van oorsprong hebben verlaten, slechts één verzamelcentrum op Belgisch grondgebied aandoen, alvorens ze verzonden worden naar de lidstaat van bestemming.
Art. 3.§ 1. Slachtschapen en -geiten die in het land van bestemming bij aankomst rechtstreeks naar een slachthuis zijn gebracht, worden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 72 uur na aankomst, geslacht. § 2. In afwijking van artikel 2, § 1, f), geldt voor slachtschapen en -geiten dat zij in het verkeer gebracht mogen worden nadat zij gedurende ten minste 21 dagen onafgebroken op het beslag van oorsprong hebben verbleven. § 3. Onverminderd § 2 en artikel 2, § 2, b), en in afwijking van artikel 2, § 1, g), mogen slachtschapen en -geiten in het verkeer gebracht worden vanuit een beslag van oorsprong waar schapen en geiten werden binnengebracht 21 dagen vóór de verzending indien de te verzenden dieren rechtstreeks vervoerd worden naar een slachthuis in de lidstaat van bestemming om aldaar onmiddellijk geslacht te worden, zonder dat zij een verzamelcentrum of een halteplaats aandoen. § 4. Onverminderd artikel 2, § 2, b), en in afwijking van artikel 2, § 2, c), mogen slachtschapen en -geiten die in het verkeer gebracht worden en die na het verlaten van het beslag van oorsprong een eerste verzamelcentrum op Belgisch grondgebied hebben aangedaan, maximaal een tweede verzamelcentrum aandoen mits aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan : 1° wanneer het tweede verzamelcentrum ook op Belgisch grondgebied gelegen is : i.na het verlaten van het beslag van oorsprong passeren zij via een eerste verzamelcentrum dat onderworpen is aan een officieel veterinair toezicht en dat bovendien alleen dieren met ten minste dezelfde gezondheidsstatus toelaat; ii. geen enkel slachtschaap en -geit dat niet overeenkomstig artikel 2, § 1, a), geïdentificeerd is, mag op dit verzamelcentrum aangevoerd worden en in geen enkel geval doorgevoerd worden naar het tweede verzamelcentrum; iii. vanaf dit eerste verzamelcentrum worden zij met een officieel veterinair document naar het tweede verzamelcentrum vervoerd, waar zij gecertificeerd en rechtstreeks naar een slachthuis in de lidstaat van bestemming gebracht worden; 2° wanneer het tweede erkende verzamelcentrum in de lidstaat van bestemming gelegen is, dienen zij van daaruit onder verantwoordelijkheid van een officiële dierenarts van die lidstaat rechtstreeks naar het slachthuis in de lidstaat van bestemming te worden gebracht.Zij moeten uiterlijk binnen de vijf dagen na aankomst in het tweede erkende verzamelcentrum geslacht zijn; 3° wanneer het tweede erkende verzamelcentrum in een lidstaat van doorreis ligt, moeten zij vanuit dit erkend verzamelcentrum rechtstreeks naar het op het conform model I van bijlage IV afgegeven gezondheidscertificaat vermelde slachthuis in de lidstaat van bestemming gezonden worden.
Art. 4.Onverminderd de bepalingen van artikel 2, en van artikel 5 moeten fokschapen en fokgeiten bovendien voldoen aan de volgende eisen : a) ze moeten verworven zijn op een beslag en slechts in contact geweest zijn met dieren van een beslag : i) waar de volgende ziekten klinisch niet zijn vastgesteld : - in de laatste zes maanden, besmettelijke agalactie van het schaap (Mycoplasma agalactiae) en besmettelijke agalactie van de geit (Mycoplasma agalactiae, M.capricolum, M. mycoïdes subsp. mycoïdes "Large Colony"), - in de laatste twaalf maanden, paratuberculose of kaasachtige lymfadenitis, - tijdens de laatste drie jaar, longadenomatose, zwoegerziekte of caprine artritis-encefalitis.
Deze termijn wordt evenwel tot twaalf maanden verkort indien dieren die zijn besmet met zwoegerziekte of caprine artritis-encefalitis, zijn geslacht en de overgebleven dieren negatief hebben gereageerd op twee tests tot opsporing van deze ziekten; ii) waar geen enkel feit op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat niet aan het bepaalde onder i) is voldaan, ter kennis is gebracht van de officiële dierenarts die het gezondheidscertificaat moet afgeven; iii) waarvan de eigenaar heeft verklaard niet op de hoogte te zijn geweest van een dergelijk feit en bovendien schriftelijk heeft verklaard dat de voor het intracommunautaire handelsverkeer bestemde dieren voldoen aan de onder i) bedoelde criteria; b) voor wat besmettelijke epidydimitis van de ram (B.ovis) betreft, moeten niet gecastreerde fokrammen : - afkomstig zijn van een beslag waar in de laatste twaalf maanden geen gevallen van besmettelijke epidydimitis van de ram zijn vastgesteld; - gedurende zestig dagen voorafgaande aan de verzending permanent op dit beslag zijn gehouden; - tijdens de dertig dagen voorafgaande aan de verzending met negatief resultaat onderworpen zijn geweest aan een serologisch onderzoek overeenkomstig bijlage III of voldoen aan gelijkwaardige gezondheidseisen.
Art. 5.Slachtschapen en slachtgeiten moeten, als zij bestemd zijn voor het verkeer, vergezeld zijn van een door het Agentschap afgeleverd gezondheidscertificaat overeenkomstig model I van bijlage IV bij dit besluit.
Mestschapen en mestgeiten moeten, als zij bestemd zijn voor het verkeer, vergezeld zijn van een door het Agentschap afgeleverd gezondheidscertificaat overeenkomstig model II van bijlage IV bij dit besluit.
Fok- en gebruiksschapen en fok- en gebruiksgeiten, moeten, als zij bestemd zijn voor het verkeer, vergezeld zijn van een door het Agentschap afgeleverd gezondheidscertificaat overeenkomstig model III van bijlage IV bij dit besluit.
Deze gezondheidscertificaten moeten binnen de 24 uren of uiterlijk op de laatste werkdag voor de inlading worden opgesteld. De geldigheidsduur ervan bedraagt tien dagen.
Het Agentschap kan afwijkingen toestaan voor de grensbeweiding.
Art. 6.§ 1. Het door de officiële dierenarts uit te voeren gezondheidsonderzoek bedoeld bij artikel 2, § 1, b), voor het afgeven van het gezondheidscertificaat, met inbegrip van de aanvullende garanties voor een partij dieren mag plaatsvinden op het beslag van oorsprong of in het verzamelcentrum. § 2. Voor mest- en fokschapen en mest- en fokgeiten die in toepassing van artikel 2, § 2, c), van dit besluit in het verkeer worden gebracht via een verzamelcentrum op Belgisch grondgebied, worden de respectievelijke gezondheidscertificaten II en III van bijlage IV ingevuld door de officiële dierenarts die verantwoordelijk is voor het beslag van oorsprong.
Het gezondheidscertificaat wordt door de officiële dierenarts, die bevoegd is voor de verzamelplaats van vertrek, vervolledigd nadat hij de in § 1 bedoelde gezondheidsonderzoeken heeft uitgevoerd. § 3. Voor slachtschapen en - geiten die in toepassing van artikel 3, § 4, 1°, van dit besluit in het verkeer worden gebracht, wordt het gezondheidscertificaat I van bijlage IV ingevuld door de officiële dierenarts die verantwoordelijk is voor het eerste verzamelcentrum.
Het gezondheidscertificaat wordt door de officiële dierenarts, die bevoegd is voor de verzamelplaats van uiteindelijk vertrek, vervolledigd nadat hij de in § 1 bedoelde gezondheidsonderzoeken heeft uitgevoerd. § 4. Wanneer slachtschapen en - geiten in toepassing van artikel 3, § 4, 3°, van dit besluit in het verkeer worden gebracht, verschaft de officiële dierenarts die verantwoordelijk is voor het erkende verzamelcentrum in de lidstaat van doorvoer de lidstaat van bestemming een verklaring door een tweede gezondheidscertificaat overeenkomstig model I in bijlage IV af te geven met de gevraagde gegevens van het (de) oorspronkelijke gezondheidscertifica(a)t(en) en dat aan een gewaarmerkt afschrift daarvan te hechten.
In dat geval mag de gecombineerde geldigheidsduur van de certificaten de in artikel 5 vermelde geldigheidsduur niet overschrijden. HOOFDSTUK III. - Invoer van schapen of geiten
Art. 7.De invoer van schapen en geiten is alleen toegestaan vanuit derde landen of delen van derde landen die voorkomen in bijlage I van de Beschikking 79/542/EEG van de Raad van 21 december 1976 tot vaststelling van een lijst van derde landen of delen van derde landen, alsmede tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften, gezondheidsvoorschriften en voorschriften inzake de veterinaire certificering voor de invoer in de Gemeenschap van levende dieren en vers vlees daarvan.
Art. 8.Onverminderd het bepaalde in artikel 7 is de invoer van schapen en geiten slechts toegestaan voor zover deze dieren afkomstig zijn uit derde landen : a) welke vrij zijn van de onderstaande ziekten waarvoor schapen en geiten vatbaar zijn : - sedert twaalf maanden : van runderpest, besmettelijke runderperipneumonie, catarrale schapenkoorts (bluetongue), Afrikaanse varkenspest, besmettelijke varkensverlamming (Teschenerziekte), pest van de kleine herkauwers, epizoötische hemorragische ziekte, schaapspokken, geitepokken en Riftdalkoorts; - sedert zes maanden : van besmettelijke vesiculaire stomatitis; b) waarin sedert twaalf maanden geen inentingen hebben plaatsgevonden tegen de onder a), eerste streepje, bedoelde ziekten waarvoor deze dieren vatbaar zijn;c) welke beantwoorden aan de veterinairrechtelijk eisen die vermeld staan in bijlage I bij dit besluit als referentiebasis voor de ziekten waarvoor schapen en geiten vatbaar zijn.
Art. 9.Onverminderd de bepalingen van artikel 7 en 8 mogen schapen en geiten slechts ingevoerd worden in België vanaf het grondgebied van een derde land als aan de volgende voorwaarden is voldaan : de dieren hebben vóór de dag van inlading met het oog op de verzending naar België : a) gedurende ten minste zes maanden, in het geval van fok- en mestschapen of fok- en mestgeiten;b) gedurende ten minste drie maanden, in het geval van slachtschapen en - geiten, zonder onderbreking verbleven op het grondgebied of een deel van het grondgebied van de in artikel 7 bedoelde lijst opgenomen derde land van verzending. Wanneer deze dieren jonger zijn dan zes onderscheidenlijk drie maanden, geldt de eis ten aanzien van het verblijf vanaf hun geboorte.
Art. 10.Ingevoerde schapen en geiten moeten vergezeld gaan van een door een officiële dierenarts van het derde land van verzending opgesteld certificaat, overeenkomstig de modellen vastgelegd bij Beschikking 79/542/EEG van de Raad van 21 december 1976.
Het certificaat moet : a) zijn afgegeven op de dag van de inlading met het oog op de verzending van de schapen en geiten;b) zijn opgesteld in ten minste één van de officiële talen van België en één van de officiële talen van de lidstaat waar de invoercontrole plaatsvindt;c) als origineel exemplaar de dieren vergezellen;d) de verklaring inhouden dat de schapen en geiten aan de bij of krachtens de Richtlijn 72/462/EEG van de Raad van 12 december 1972 vastgestelde voorwaarden voor de invoer uit het derde land voldoen;e) bestaan uit slechts één blad;f) zijn opgesteld voor één enkele ontvanger.
Art. 11.Ingevoerde slachtschapen en slachtgeiten moeten onmiddellijk na aankomst in het land van bestemming rechtstreeks naar een slachthuis worden gebracht en moeten uiterlijk binnen vijf werkdagen na hun binnenkomst aldaar worden geslacht overeenkomstig de veterinairrechtelijke eisen.
Het Agentschap kan, op veterinairrechtelijke gronden, het slachthuis aanwijzen waarheen deze dieren moeten worden gebracht.
Art. 12.De controle op de invoer van schapen en geiten wordt uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 31 december 1992 betreffende de veterinaire controles voor dieren en bepaalde producten van dierlijke oorsprong, ingevoerd uit derde landen.
Art. 13.In de gevallen waarbij de invoer niet voldoet aan de vereisten van dit hoofdstuk, zijn de maatregelen van toepassing voorzien bij artikel 16 van het koninklijk besluit van 31 december 1992 betreffende de veterinaire controles voor dieren en bepaalde producten van dierlijke oorsprong, ingevoerd uit derde landen. HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen en slotbepalingen
Art. 14.Met het oog op het verstrekken van de nodige gezondheidsgaranties, kan het Agentschap het steekproefsgewijze nemen van bloedmonsters en van organen of delen van organen in de slachthuizen en op de bedrijven organiseren, met het oog op de opsporing van de aangifteplichtige ziekten.
Het Centrum voor Onderzoek in de Diergeneeskunde en de Agrochemie en de verenigingen verlenen hiertoe hun medewerking. De kosten die gepaard gaan met het uitvoeren van deze epidemiologische onderzoeken vallen ten laste van de overheid.
Art. 15.Het Agentschap neemt alle vereiste maatregelen als er dringend gevaar bestaat voor een besmetting met een besmettelijke ziekte.
Art. 16.De inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden opgespoord en vastgesteld overeenkomstig het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen en worden bestraft overeenkomstig de bepalingen van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987.
Art. 17.Worden opgeheven : 1° artikelen 6 en 7 van het ministerieel besluit van 22 april 2002 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer;2° het ministerieel besluit van 29 september 1992 betreffende de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer en het verkeer van schapen en geiten, gewijzigd bij ministerieel besluit van 21 juni 2001.
Art. 18.Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Nice, 10 augustus 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE
Bijlage I HOOFDSTUK I I. Officieel brucellose (B. melitensis) vrij beslag van schapen of geiten.
A. Verlening van de status.
Als officieel brucellose (B. melitensis) vrij beslag van schapen of geiten wordt beschouwd : 1. een beslag : a) waarvan alle dieren van de voor brucellose (B.melitensis) vatbare soorten sedert ten minste twaalf maanden vrij zijn van klinische of andere symptomen van brucellose (B. melitensis); b) waar zich geen schapen of geiten bevinden die tegen brucellose (B. melitensis) zijn ingeënt, tenzij het dieren betreft die ten minste twee jaar geleden voor het laatst zijn ingeënt met het Rev. 1-vaccin of een ander vaccin dat volgens de procedure, goedgekeurd door het Agentschap, is erkend; c) waar overeenkomstig bijlage II met een tussenpoos van ten minste zes maanden met negatief resultaat twee tests zijn verricht bij alle schapen en geiten op het beslag die op het tijdstip van de test ouder waren dan zes maanden, en d) waar zich na beëindiging van de onder c) bedoelde tests nog slechts schapen en geiten bevinden die op het beslag zijn geboren of die afkomstig zijn van een beslag dat officieel brucellosevrij is of van een beslag dat brucellosevrij is, onder de voorwaarden van punt D, en waar, nadat de status is verkregen, nog steeds wordt voldaan aan de voorwaarden van punt B ;2. een in een overeenkomstig punt II officieel als brucellosevrij erkend gebied, gelegen beslag. B. Behoud van de status. 1. Op de officieel brucellose (B.melitensis) vrije beslagen van schapen en geiten die niet gelegen zijn op een gedeelte van het grondgebied dat als officieel brucellose (B. melitensis) vrij is erkend, en waar na de toekenning van de status de dieren worden binnengebracht overeenkomstig het bepaalde onder D, wordt jaarlijks een representatief deel van alle schapen en geiten op dat beslag die ouder zijn dan zes maanden, gecontroleerd. Het beslag behoudt zijn status indien de tests een negatief resultaat opleveren.
Op elk beslag bestaat het representatieve deel van de dieren dat moet worden gecontroleerd, uit : - alle niet gecastreerde mannelijke dieren, ouder dan zes maanden; - alle dieren die sedert de vorige controle in het beslag zijn opgenomen; - 25 % van alle geslachtsrijpe en alle melkgevende vrouwelijke dieren, met een minimum van 50 dieren per beslag, behalve op beslagen met minder dan 50 van deze vrouwelijke dieren, waar alle vrouwelijke dieren moeten worden gecontroleerd. 2. Voor een gebied dat niet officieel brucellosevrij is maar waar 99 % van de beslagen van schapen of geiten officieel brucellose (B. melitensis) vrij zijn verklaard, kan de frequentie van de controle van officieel brucellosevrije beslagen op drie jaar worden gebracht, mits de beslagen die niet officieel brucellosevrij zijn, onder officiële controle worden geplaatst of aan een uitroeiingsprogramma worden onderworpen.
C. Vermoeden of uitbraak van brucellose. 1. Indien op een officieel brucellosevrij beslag van schapen of geiten : a) bij een of meer schapen of geiten een vermoedelijke besmetting met brucellose (B.melitensis) wordt geconstateerd, wordt de status van dat beslag door het Agentschap ingetrokken. De status kan evenwel voorlopig worden opgeschort indien het dier of de dieren onmiddellijk wordt (worden) geruimd of geïsoleerd, in afwachting van een officiële bevestiging van het bestaan of het niet bestaan van de ziekte; b) de besmetting met brucellose (B.melitensis) wordt bevestigd, wordt de voorlopige opschorting door het Agentschap slechts ingetrokken indien alle besmette of voor besmetting vatbare dieren worden geslacht en indien twee tests, die overeenkomstig het bepaalde in bijlage II met een tussenpoos van ten minste drie maanden worden verricht bij alle dieren van meer dan zes maanden op het beslag, een negatief resultaat opleveren. 2. Indien het in punt I bedoelde beslag gelegen is in een gebied dat als officieel brucellose (B.melitensis) vrij is erkend, brengt het Agentschap de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk op de hoogte.
Het Agentschap ziet erop toe dat : a) op het betrokken beslag alle besmette en alle voor besmetting vatbare dieren worden geslacht.Het Agentschap houdt de Commissie en de andere lidstaten op de hoogte van de verdere ontwikkeling van de situatie; b) een epidemiologisch onderzoek wordt ingesteld en de beslagen die vanuit epidemiologisch oogpunt in verband kunnen worden gebracht met het besmette beslag aan de in punt 1, onder b), bedoelde tests worden onderworpen.3. Wanneer de brucellose overeenkomstig punt 2 wordt bevestigd, neemt het Agentschap nadat hij zich een oordeel heeft gevormd over de omstandigheden met betrekking tot de wederuitbraak van brucellose (B. melitensis), indien nodig, een besluit tot schorsing of intrekking van de status van dat gebied. Indien de status wordt ingetrokken, is een nieuwe erkenning slechts mogelijk volgens dezelfde procedure.
D. Het opnemen van dieren in een officieel Brucellose (B. melitensis) vrij beslag van schapen of geiten.
In een officieel brucellosevrij beslag van schapen of geiten mogen slechts schapen en geiten worden opgenomen die aan de volgende voorwaarden voldoen. Zij moeten : 1. ofwel afkomstig zijn uit een officieel brucellosevrij beslag van schapen of geiten, 2.ofwel : - afkomstig zijn uit een brucellosevrij beslag; - individueel zijn geïdentificeerd overeenkomstig artikel 2, § 1, onder a) van dit besluit; - nooit tegen brucellose ingeënt zijn. Indien zij wel ingeënt zijn moet dat meer dan twee jaar geleden zijn.
Vrouwelijke dieren die ouder zijn dan twee jaar en die zijn ingeënt voordat zij zeven maanden oud waren, mogen eveneens worden opgenomen, en - op het beslag van oorsprong onder officiële controle zijn geïsoleerd en in die periode overeenkomstig bijlage II met ten minste zes weken tussenpoos twee tests hebben ondergaan met negatief resultaat.
II. Een officieel brucellosevrij gebied. 1. Is een gebied : a) waar ten minste 99,8 % van de beslagen van schapen of geiten als officieel brucellosevrij zijn erkend, of b) dat voldoet aan de volgende voorwaarden : i) de schapen- of geitenbrucellose is sedert ten minste vijf jaar een ziekte die verplicht moet worden aangemeld; ii) sedert ten minste vijf jaar zijn officieel geen gevallen van schapen- of geitenbrucellose bevestigd; iii) vaccinatie is sedert ten minste drie jaar verboden, en c) waarvoor de naleving van deze voorwaarden is geconstateerd door het Agentschap;2. is een gebied waar, wanneer aan de punt 1 bedoelde voorwaarden is voldaan : i) jaarlijks door aselecte controles die hetzij op het beslag hetzij in het slachthuis worden uitgevoerd, met een betrouwbaarheid van ten minste 99 % is aangetoond dat minder dan 0,2 % van de beslagen is geïnfecteerd, dan wel ten minste 10 % van de schapen en de geiten ouder dan zes maanden negatief heeft gereageerd op een van de overeenkomstig bijlage II uitgevoerde tests; ii) nog altijd wordt voldaan aan de voorwaarden voor erkenning. HOOFDSTUK II Brucellose (B. melitensis) vrij beslag van schapen of geiten A. Verlening van de status.
Een beslag van schapen of geiten wordt als brucellose (B. melitensis) vrij beschouwd : 1. indien : a) alle dieren van de voor brucellose (B.melitensis) vatbare soorten op het beslag sedert ten minste twaalf maanden vrij zijn van klinische of andere symptomen van brucellose (B. melitensis); b) alle of sommige schapen en geiten op het beslag met het Rev. 1-vaccin of met een ander toegelaten erkend vaccin zijn ingeënt; de ingeënte dieren moeten zijn ingeënt voordat zij zeven maanden oud waren; c) op het beslag overeenkomstig bijlage II, met een tussenpoos van ten minste zes maanden, met negatief resultaat twee tests zijn verricht bij alle ingeënte schapen en geiten die op het tijdstip van de test ouder waren dan 18 maanden;d) op het beslag overeenkomstig bijlage II, met een tussenpoos van ten minste zes maanden met een negatief resultaat twee tests zijn verricht bij alle niet ingeënte schapen en geiten die op het tijdstip van de test ouder waren dan zes maanden, en e) zich op het beslag na beëindiging van de onder c) of d) bedoelde tests nog slechts schapen of geiten bevinden die op het beslag zijn geboren of die afkomstig zijn van een beslag dat officieel brucellosevrij is, onder de voorwaarden van punt D, en 2.waar, nadat de status is verkregen, nog steeds wordt voldaan aan de voorwaarden van punt B. B. Behoud van de status.
Bij een representatief deel van alle schapen en geiten op elk beslag wordt jaarlijks een test verricht. Het beslag behoudt zijn status alleen indien deze tests een negatief resultaat opleveren.
Op elk beslag bestaat het representatieve deel van de dieren die moeten worden gecontroleerd, uit : - alle niet gecastreerde en niet ingeënte mannelijke dieren ouder dan zes maanden; - alle niet gecastreerde en ingeënte mannelijke dieren ouder dan 18 maanden; - alle dieren die sedert de vorige controle in het beslag zijn opgenomen; - 25 % van alle geslachtsrijpe en alle melkgevende vrouwelijke dieren, met een minimum van 50 dieren per beslag, behalve op beslagen met minder dan 50 van deze vrouwelijke dieren; daar moeten alle vrouwelijke dieren worden gecontroleerd.
C. Vermoeden of uitbraak van brucellose. 1. Indien op een brucellose (B.melitensis) vrij beslag van schapen of geiten bij een of meer schapen of geiten een vermoedelijke besmetting met brucellose (B. melitensis) wordt geconstateerd, wordt de status van dat beslag opgeschort indien het dier of de dieren onmiddellijk wordt (worden) geruimd of geïsoleerd, in afwachting dat het bestaan of het niet bestaan van de ziekte officieel wordt bevestigd. 2. Indien de besmetting met brucellose (B.melitensis) wordt bevestigd, wordt de voorlopige opschorting slechts ingetrokken indien alle besmette of voor besmetting vatbare dieren worden geslacht en indien, overeenkomstig bijlage II, met een tussenpoos van ten minste drie maanden met negatief resultaat twee tests worden verricht : - bij alle ingeënte dieren ouder dan 18 maanden; - bij alle niet ingeënte dieren ouder dan zes maanden.
D. Het opnemen van dieren in een brucellose (B. melitensis) vrij beslag van schapen of geiten.
In een brucellose (B. melitensis) vrij beslag van schapen of geiten mogen slechts de volgende schapen of geiten worden opgenomen : 1° ofwel schapen en geiten afkomstig uit een officieel brucellose (B. melitensis) vrij of brucellose (B. melitensis) vrij beslag van schapen of geiten; 2° ofwel, tot het tijdstip van de erkenning van de status van de beslagen in het kader van de door het Agentschap goedgekeurde uitroeiingsprogramma's, schapen en geiten afkomstig uit een ander beslag dan bedoeld in punt 1, die aan de volgende voorwaarden voldoen. Zij moeten : a) individueel zijn geïdentificeerd overeenkomstig artikel 2, § 1, onder a), van dit besluit;b) van oorsprong zijn uit een beslag waar alle dieren van de voor brucellose (B.melitensis) vatbare soorten sedert ten minste twaalf maanden vrij zijn van klinische of andere symptomen van brucellose (B. melitensis); c) i) - in de laatste twee jaar niet zijn ingeënt; - op het beslag van oorsprong onder veterinaire controle zijn geïsoleerd en in die periode, met een tussenpoos van ten minste zes weken, met negatief resultaat twee tests hebben ondergaan overeenkomstig bijlage II, of ii) met het Rev. 1-vaccin of een ander door de het Agentschap goedgekeurd vaccin zijn ingeënt voordat zij zeven maanden oud waren, doch uiterlijk 15 dagen voordat zij in het beslag van bestemming worden opgenomen.
E. Wijziging van de status.
Een beslag van schapen of geiten dat brucellose (B. melitensis) vrij is kan, na afloop van een termijn van ten minste twee jaar, de status van officieel brucellose (B. melitensis) vrij verkrijgen indien : a) sedert ten minste twee jaar geen enkel dier op het beslag tegen brucellose (B.melitensis) is ingeënt; b) zonder onderbreking gedurende die periode aan de voorwaarden van punt D, onder 2, is voldaan;c) de dieren ouder dan zes maanden na afloop van het tweede jaar met negatief resultaat een test overeenkomstig bijlage II hebben ondergaan. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 augustus 2005 betreffende de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer en het verkeer van schapen en geiten.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE
Bijlage II Tests voor de opsporing van brucellose (B. melitensis) Met het oog op de erkenning van een beslag geschiedt de opsporing van brucellose (B. melitensis) door middel van de Bengaals-roodtest of door middel van de in de bijlage bij Beschikking 90/242/EEG beschreven complementbindingsreactie of door middel van elke andere volgens de procedure van artikel 15 van Richtlijn 91/68/EEG erkende methode. De complementbindingsreactie mag alleen worden gebruikt voor tests op individuele dieren.
Wanneer bij deze opsporing door middel van de Bengaals-roodtest meer dan 5 % van de dieren op het beslag positief op deze test reageert, wordt op ieder dier van het beslag een aanvullende test uitgevoerd door middel van een complementbindingsreactie.
Voor de complementbindingsreactie moet serum dat ten minste 20 ICFT-eenheden per ml bevat als positief worden beschouwd.
De gebruikte antigenen moeten door het nationale laboratorium (Centrum voor Onderzoek in de Diergeneeskunde en de Agrochemie) zijn erkend en moeten zijn geijkt ten opzichte van het tweede internationale standaardserum tegen Brucella abortus.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 augustus 2005 betreffende de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer en het verkeer van schapen en geiten.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE
Bijlage III Officiële test op besmettelijke epidydimitis van de ram (B. ovis) Complementbindingstest.
Het gebruikte specifieke antigeen moet door het nationale laboratorium zijn erkend en moet zijn geijkt ten opzichte van het internationale standaardserum tegen Brucella ovis.
Het te onderzoeken serum (voor dagelijkse controle) moet worden geijkt ten opzichte van het internationale standaardserum tegen Brucella ovis dat is bereid door het Central Veterinary Laboratory te Weybridge, Surrey, Verenigd Koninkrijk.
Indien het serum ten minste 50 internationale eenheden per ml bevat, moet het resultaat als positief worden beschouwd.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 augustus 2005 betreffende de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer en het verkeer van schapen en geiten.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 augustus 2005 betreffende de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer en het verkeer van schapen en geiten.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE.