gepubliceerd op 19 februari 2008
Ministerieel besluit tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van het besluit van de Waalse Regering van 10 januari 2008 betreffende de zoogkoeienpremie
21 JANUARI 2008. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van het besluit van de Waalse Regering van 10 januari 2008 betreffende de zoogkoeienpremie
De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001, laatst gewijzigd bij de Verordening (EG) nr. 1276/2007 van de Commissie van 29 oktober 2007;
Gelet op Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 met betrekking tot de bij de titels IV en IVbis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen;
Gelet op artikel 3, § 1, 2°, van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, laatst gewijzigd bij de wet van 5 februari 1999 en bij de wet van 28 maart 2003 houdende wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 april 2006;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 9 september 2004 betreffende de toepassing van de heffing in de sector melk en zuivelproducten, laatst gewijzigd op 18 december 2007;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 10 januari 2008 betreffende de zoogkoeienpremie;
Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de federale overheid op 7 januari 2008;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 19 oktober 2007;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 25 oktober 2007;
Gelet op het advies nr. 43.762/4 van de Raad van State, gegeven op 14 november 2007, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende dat de modaliteiten voor de toekenning van rechten op de zoogkoeienpremie aan de landbouwers vanaf 1 januari 2008 van toepassing zijn;
Overwegende dat de landbouwers zo spoedig mogelijk over die modaliteiten ingelicht dienen te worden;
Overwegende dat er in boetes voorzien is in geval van niet-naleving van de termijnen die bij de Europese regelgeving opgelegd zijn om de betrokken steun te storten aan de landbouwers of bij vertraging in de tenuitvoerlegging van de betrokken regelgevingen of bij slechte uitvoering, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "besluit van de Waalse Regering" : het besluit van de Waalse Regering van 10 januari 2008 betreffende de zoogkoeienpremie;2° "veebeslag" : het geheel van runderen zoals omschreven in artikel 1, punt 7°, van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen;3° "Sanitel" : geautomatiseerd systeem voor de behandeling van de gegevens betreffende de identificatie en de registratie van runderen;4° "paspoort" : het document bedoeld in artikel 16 van voornoemd koninklijk besluit van 8 augustus 1997.
Art. 2.§ 1. Overeenkomstig artikel 4, § 1, van het besluit van de Waalse Regering wordt een formulier voor de aanvraag tot overdracht van rechten op de zoogkoeienpremie met volledige bedrijfsovername per aangetekend schrijven verstuurd naar de bevoegde Directie Buitendiensten van het bestuur of tegen ontvangstbewijs afgegeven, ofwel in de loop van de maand februari van het betrokken jaar ofwel bij de indiening van de aanvraag voor de zoogkoeienpremie van het seizoen van hetzelfde jaar. De datum van de poststempel op de envelop of de datum van het ontvangstbewijs gelden als bewijs voor de datum van indiening van de aanvraag tot overdracht van rechten.
De overdrager moet zijn volledige rechten op de zoogkoeienpremie en zijn volledige bedrijf, namelijk alle productie-eenheden waarover hij beschikt op het tijdstip van de overdracht van zijn rechten op de zoogkoeienpremie naar de overnemer, definitief aan de overnemer afstaan. Daartoe dient een koopakte, een huurovereenkomst, een erfopvolgingsakte of een overnameovereenkomst gevoegd te worden bij het formulier voor de aanvraag tot overdracht bedoeld in lid 1.
De dag van de overdracht van de rechten op de zoogkoeienpremie verliest de overdrager zijn hoedanigheid van landbouwer en mag hij niet meer een landbouwactiviteit uitoefenen.
De overname van activiteiten bij de overdrager mag enkel plaatsvinden op een bedrijf dat geen verband houdt met het vorige wat betreft grond, gebouwen, veebestand.
Het formulier voor de aanvraag van de overdracht van rechten bedoeld in § 1, lid 1, dient ondertekend te worden door de overdrager en de overnemer tegelijk.
Indien de overdrager een groepering van natuurlijke personen is, moet het formulier voor de aanvraag tot overdracht bedoeld in lid 1, ondertekend worden door alle leden ervan. Als de overdrager een rechtspersoon is, moet het ondertekend worden door alle beheerders of bestuurders ervan. § 2. Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van het besluit van de Waalse Regering wordt een formulier voor de aanvraag tot overdracht van rechten op de zoogkoeienpremie zonder volledige bedrijfsovername per aangetekend schrijven verstuurd naar de bevoegde Directie Buitendiensten van het bestuur of tegen ontvangstbewijs afgegeven, ofwel in de loop van de maand februari van het betrokken jaar.
De datum van de poststempel op de envelop of de datum van het ontvangstbewijs gelden als bewijs voor de datum van indiening van de aanvraag tot overdracht van rechten. De overdracht mag enkel betrekking hebben op een aantal rechten dat minder bedraagt dan de eenheid als het overeenstemt met het totaalaantal rechten van de overdrager.
Het formulier voor de aanvraag van de overdracht van rechten bedoeld in § 2, lid 1, dient ondertekend te worden door de overdrager en de overnemer tegelijk.
Indien de overdrager een groepering van natuurlijke personen is, moet het formulier voor de aanvraag tot overdracht bedoeld in § 2, lid 1, ondertekend worden door alle leden ervan. Als de overdrager een rechtspersoon is, moet het ondertekend worden door alle beheerders of bestuurders ervan.
Art. 3.§ 1. Om in aanmerking te kunnen komen voor de zoogkoeienpremie, dient de landbouwer een premieaanvraag in te dienen in de periode van 1 mei tot 30 september van het betrokken jaar, onder gebruikmaking van een officieel formulier. Dat formulier wordt ambtshalve verstuurd naar elke landbouwer die over rechten op de premie beschikt.
De landbouwer bedoeld in het eerste lid die geen formulier gekregen heeft, kan er zich een duplicaat van verschaffen bij de bevoegde Directie Buitendiensten. § 2. Het aanvraagformulier wordt in twee exemplaren aan de landbouwer overgemaakt. Het afschrift is voor hem bestemd. Het origineel, behoorlijk ingevuld en ondertekend, wordt bij aangetekend schrijven ingediend bij de bevoegde Directie Buitendiensten of tegen ontvangstbewijs afgegeven. De datum van de poststempel op de envelop of de datum van het ontvangstbewijs gelden als bewijs voor de datum van indiening van de premieaanvraag. § 3. Er wordt per landbouwer en per jaar slechts één aanvraag toegelaten. § 4. Op diens premieaanvraagformulier dient de landbouwer het aantal zoogkoeien en vaarzen aan te geven waarvoor hij de premie wenst te verkrijgen. § 5. Om de plaats van het aanhouden, zoals bepaald in artikel 16 van voornoemde Verordening (EG) nr. 796/2004, aan te geven, moet de landbouwer voor elke zoogkoe waarvoor hij de premie aanvraagt, aangeven in welke productie-eenheid die zoogkoe zich bevindt tijdens de volledige aanhoudperiode. Mochten aangegeven zoogkoeien zich tijdens de betrokken aanhoudperiode eveneens op andere gronden bevinden dan die, aangegeven in de oppervlakte-aangifte van hetzelfde jaar, moet de landbouwer het bestuur daar op voorhand over inlichten, zoniet worden de runderen beschouwd als van het bedrijf afwezig zijnd, onverminderd eventuele andere straffen.
Indien een landbouwer officieel de machtiging gekregen heeft in afwijking van artikel 31, tweede lid, van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 om zoogkoeien aan te houden waarvoor hij de premie aanvraagt in een beslag waarvoor de identitificatiedocumenten een ander adres vermelden dan het hoofdadres van het bestand, dient hij bij zijn aanvraag een afschrift van die machtiging te voegen die gedagtekend en ondertekend is door het Federale Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. Die afwijking kan enkel in overweging worden genomen indien de twee productie-eenheden waartussen de bewegingen toegelaten zijn zonder een beroep hoeven te doen op de gebruikelijke aankoopprocedures, door dezelfde landbouwer worden uitgebaat. § 6. Drie weken na de indiening van de aanvraag wordt er een bericht van ontvangst gericht aan de landbouwer, waarop alle identificatiegegevens van zijn bedrijf, de aanhoudingsplaatsen van de runderen zoals op zijn formulier aangegeven, evenals de nummers van de runderen van het bedrijf weerhouden als premiegerechtigde zoogkoeien en vaarzen en de nummers van de andere runderen die aanwezig zijn op het bedrijf, vermeld staan. Te rekenen van het versturen van dat bericht van ontvangst beschikt de landbouwer over tien kalenderdagen om eventuele wijzigingen aan te brengen in zijn aanvraag. Bij uitblijven van een reactie van de landbouwer binnen voornoemde termijn worden de gegevens vermeld op dat bericht van ontvangst beschouwd als aanvaard door de landbouwer. § 7. De aanvrager moet gedurende de gehele aanhoudperiode de bevoegde Directie Buitendiensten schriftelijk binnen de tien werkdagen volgend op het gebeurde elke vermindering zonder vervanging van het aangegeven aantal zoogkoeien of elke overschrijding van het voorgeschreven maximumaantal vaarzen of elke vermindering van het aantal vaarzen tot onder het voorgeschreven minimumaantal vaarzen zoals bepaald bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 zoals voornoemd, artikel 125, § 2, mededelen. § 2. Elke vermindering of elke overschrijding dient door bewijzen verantwoord te worden.
Art. 4.§ 1. Aan volgende voorwaarden dient te worden voldaan voor elk vrouwelijk rund op het tijdstip van indiening van de aanvraag : 1° het vrouwelijk rund moet minstens één keer gekalfd hebben en als moeder van een kalf in Sanitel geregistreerd zijn of, in geval van een vaars, minstens acht maanden oud zijn;2° het vrouwelijk rund behoort tot een vleesras of is verkregen door kruising met een vleesras en is in Sanitel geregistreerd als zijnde van een vleesrastype of een gemengd rastype;3° het vrouwelijk rund mag nog niet eerder premiegerechtigd zijn bevonden in een premieaanvraag van een andere landbouwer voor dezelfde campagne;4° het vrouwelijk rund moet deel uitmaken van een vrouwelijk rundveebestand dat dient voor de kalverkweek met het oog op vleesproductie.Behoudens uitzonderlijke gevallen mag een veebestand niet beschouwd worden als een vrouwelijk rundveebeslag bestemd voor de kalverkweek met het oog op vleesproductie dan tijdens het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend aan volgende voorwaarden is voldaan : a) in dat veebeslag bedraagt het aantal geboortes van kalveren van het vleesras of gemengd ras, geregistreerd in Sanitel, minstens : 1) 70 % van het aantal zoogkoeien waarvoor de landbouwer de premie heeft aangevraagd indien hij de premie aanvraagt voor veertien runderen of meer;2) 60 % van het aantal zoogkoeien waarvoor de landbouwer de premie heeft aangevraagd indien hij de premie aanvraagt voor minder dan veertien en meer dan zeven runderen;3) 50 % van het aantal zoogkoeien waarvoor de landbouwer de premie heeft aangevraagd indien hij de premie aanvraagt voor zeven runderen of minder;b) minstens 50 % van het aantal kalveren berekend volgens punt a) gehouden worden in het veebeslag tijdens een minimumperiode van drie maanden;5° in het geval van een aangekocht vrouwelijk rund moet het, behoudens uitzonderlijke gevallen, minstens één keer gekalfd hebben in het bedrijf van de premieaanvrager en geregistreerd zijn in Sanitel als moeder van het betrokken kalf.Als een aangekocht vrouwelijk rund, aangehouden in de premieaanvraag, het bedrijf verlaat, om welke reden ook, zonder minstens één keer gekalfd te hebben tijdens zijn verblijf in het bedrijf, wordt er voor het rund waarvan sprake geen enkele premie toegekend. Daarnaast dient de landbouwer het bestuur mede te delen dat het betrokken rund het bedrijf verlaat binnen de tien kalenderdagen volgend op die gebeurtenis, op straffe van de toepassing van de straffen van artikel 59 van Verordening (EG) nr. 796/2004. § 2. De runderen die gebruikt worden als vervangingsdieren gedurende de aanhoudingsperiode dienen te voldoen aan de voorwaarden verwoord in § 1. § 3. Een vrouwelijk rund dat beantwoordt aan bovenvermelde voorwaarden van § 1 wordt zoogkoe genoemd in de zin van dit besluit. § 4. Wil de landbouwer in aanmerking komen voor de zoogkoeienpremie, dienen alle runderen van zijn bedrijf geïdentificeerd en geregistreerd te worden overeenkomstig de bepalingen van voornoemd koninklijk besluit van 8 augustus 1997.
In het geval waarin runderen van meerdere premiegerechtigde landbouwers aan een gemeenschappelijk Sanitel-veebeslag behoren, wordt de zoogkoeienpremie enkel toegekend indien voor de indiening van de aanvraag de relatie "rund-productie-eenheid" in Sanitel geregistreerd is voor elk rund van de landbouwer en indien die relatie geactualiseerd wordt op permanente en conforme wijze.
Art. 5.§ 1. Het aantal zoogkoeien dat nodig is voor de productie van de referentiehoeveelheden melk toegewezen aan de producent op 31 maart van het jaar waarvoor de premie is aangevraagd, wordt bepaald middels het theoretisch gemiddelde melkrendement per koe zoals bepaald bij Verordening (EG) nr. 1973/2004 zoals voornoemd of middels het daadwerkelijk gemiddelde melkrendement (van het melkveebeslag) van het bedrijf, vastgesteld voor het jaar dat aan de premieaanvraag voorafgaat. In voorkomend geval laat de landbouwer de vereniging erkend overeenkomstig het ministerieel besluit van 27 februari 1991 betreffende de verbetering van het rundersoort toe dat rendement mede te delen aan het bestuur. Zoniet gaat het bestuur zelf bij bovenvermelde erkende vereniging na of de gegevens van de melkcontrole die de landbouwer medegedeeld heeft, juist zijn. § 2. De individuele referentiehoeveelheid melk die het voorwerp heeft uitgemaakt van de tijdelijke afstand overeenkomstig artikel 4 van het besluit van de Waalse Regering van 9 december 2004 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten wordt toegevoegd aan de individuele referentiehoeveelheid bedoeld in § 1 van de landbouwer-overnemer en, omgekeerd, afgetrokken van de referentiehoeveelheid van de landbouwer-overlater. § 3. De individuele referentiehoeveelheid die in aanmerking komt is evenwel de hoeveelheid op 1 april van het lopende kalenderjaar in volgende gevallen : - indien de landbouwer overdrager of overnemer is van een referentiehoeveelheid tijdens de periode die eindigt op 31 maart van het lopende kalenderjaar maar met uitwerking op de eerstvolgende 1e april overeenkomstig de artikelen 1.15, 5, 9, 10 en 14 van het besluit van de Waalse Regering van 9 september 2004; - indien de landbouwer overdrager of verkrijger is van een referentiehoeveelheid tijdens de periode die eindigt op 31 maart van het lopende kalenderjaar maar met uitwerking op de eerstvolgende 1 april, overeenkomstig artikel 15 van het besluit van de Waalse Regering van 9 september 2004.
Art. 6.De betaling wordt geweigerd aan de producenten die op kunstmatige manier de voorwaarden tot stand hebben gebracht om de zoogkoeienpremie te verkrijgen.
Art. 7.Het nagaan van de inachtneming door de landbouwer van de verplichtingen van de zoogkoeienpremieregeling wordt verricht door de personeelsleden van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest.
Art. 8.Het bestuur wordt belast met de betaling van de premies en met de inning van de onverschuldigd betaalde bedragen.
Art. 9.Bij bedragen die onverschuldigd betaald worden ten gevolge van de niet-naleving van de verbintenissen en/of ten gevolge van een valse aangifte van de landbouwer en die teruggeïnd dienen te worden, worden die onverschuldigde bedragen vermeerderd met een intrest tegen de wettelijke rentevoet.
Ongeacht de steunregeling die door het bestuur beheerd wordt, kan het bestuur bij een onverschuldigd gestort bedrag of bij een bijkomende heffing, een compensatie verrichten met elk ander steunbedrag dat aan de producent verschuldigd is.
Art. 10.Op straffe van uitsluiting moet het beroep tegen de beslissingen getroffen overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering en diens toepassingsmodaliteiten op straffe van nietigheid bij aangetekend schrijven worden ingediend bij het bestuur binnen één maand volgend op de mededeling van de beslissing.
De indiening van een beroep is van generlei invloed op de opschorting van een eventuele aanvraag tot terugbetaling van de onverschuldigd betaalde bedragen.
Art. 11.Dit besluit heeft uitwerking vanaf 1 januari 2008.
Namen, 21 januari 2008.
B. LUTGEN