gepubliceerd op 12 februari 2002
Ministerieel besluit houdende bepaling van de eindejaarstoelage, de haard- en standplaatstoelage en de vergoeding voor onregelmatige prestaties van het personeel van de centra en de diensten voor Bijstand aan personen
21 DECEMBER 2001. - Ministerieel besluit houdende bepaling van de eindejaarstoelage, de haard- en standplaatstoelage en de vergoeding voor onregelmatige prestaties van het personeel van de centra en de diensten voor Bijstand aan personen
De Leden van het Verenigd College bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan personen, Gelet op het besluit van 6 december 2001 van het Verenigd College houdende vaststelling van de subsidiëringsvoorschriften van centra en diensten voor Bijstand aan personen inzonderheid op het artikel 3, 3°;
Gelet op het Akkoord met de non-profitsector voor 2000-2005, gesloten op 23 juni 2000 met de sociale partners en goedgekeurd door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het College van de Franse Gemeenschapscommissie en het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de verschillende genomen maatregelen met het oog op een verbetering van de arbeidsomstandigheden van de werknemers van de non-profitsector, alsmede van de kwaliteit van de dienstverlening aan de bevolking, uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2001, dat derhalve de betrokken diensten daarvan onverwijld in kennis dienen te worden gesteld, Besluiten : HOOFDSTUK I. - Algemeen
Artikel 1.Er wordt een aanvullende eindejaarstoelage van 6.511 BEF (161,40 EUR) toegekend aan het personeel dat in aanmerking komt voor subsidiëring.
Art. 2.Er wordt een haard-/standplaatstoelage toegekend aan het personeel dat in aanmerking komt voor subsidiëring.
Deze toelage beloopt jaarlijks 36.108 BEF, nl. 3.009 BEF per maand, of respectievelijk 895,10 EUR en 74,60 EUR, voor de werknemers wier jaarlijks brutoloon 794.593 BEF (19.697,45 EUR) niet overschrijdt.
Ze wordt vastgesteld op 18.054 BEF per jaar, nl. 1.504 BEF per maand, of respectievelijk op 447,55 EUR en 37,29 EUR, voor de werknemers wier jaarlijks brutoloon begrepen is tussen 794.593 BEF en 905.886 BEF, nl. respectievelijk 19.697,45 EUR en 22.456,33 EUR. Deze bedragen worden verminderd naar rata van de door de werknemer effectief gepresteerde werktijd.
De overgang van de ene toelage naar de andere mag geen vermindering van het jaarlijks brutoloon van de werknemer met zich meebrengen. In voorkomend geval wordt het verschil hem toegekend in de vorm van een gedeeltelijke toelage.
De voormelde bedragen worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 105,20.
Art. 3.Er worden premies voor onregelmatige prestaties toegekend aan het personeel dat vatbaar is voor subsidiëring. Ze worden als volgt toegekend : 1. er wordt een loontoeslag van 26 %, berekend op basis van het bruto-uurloon, toegekend voor de prestaties die op zaterdag, van 0 tot 24 uur, door het opvoedend of sociaal personeel worden verricht;2. er wordt een loontoeslag van 56 %, berekend op basis van het bruto-uurloon, toegekend voor de prestaties die op zondag of op wettelijke feestdagen, van 0 tot 24 uur, door het opvoedend en sociaal personeel worden verricht;3. er wordt een loontoeslag van 35 %, berekend op basis van het bruto-uurloon, toegekend voor de prestaties die 's nachts, van 20 tot 6 uur, door het opvoedend of sociaal personeel worden verricht.
Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001.
Art. 5.De Leidend Ambtenaar van de Diensten van het Verenigd College wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 21 december 2001.
De Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan personen, G. VANHENGEL