Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 18 december 1998
gepubliceerd op 25 december 1998

Ministerieel besluit houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1998016361
pub.
25/12/1998
prom.
18/12/1998
ELI
eli/besluit/1998/12/18/1998016361/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 DECEMBER 1998. - Ministerieel besluit houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee


De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Gelet op de wet van 12 april 1957 waarbij de Koning ertoe gemachtigd wordt maatregelen voor te schrijven ter bescherming van de biologische hulpbronnen van de zee, gewijzigd bij de wetten van 23 februari 1971 en 18 juli 1973;

Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijprodukten, gewijzigd bij de wetten van 11 april 1983 en 29 december 1990;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 juni 1994 tot het instellen van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 december 1994, 4 mei 1995, 4 augustus 1996, 2 december 1996 en 13 september 1998, inzonderheid artikel 18;

Gelet op de verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989, 6 april 1995 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat voor het jaar 1999 vangstbeperkingen moeten vastgesteld worden teneinde de aanvoer te spreiden, is het bijgevolg nodig zonder verwijl behoudsmaatregelen te treffen teneinde de door de EG toegestane vangsten niet te overschrijden;

Overwegende dat de vangstbeperkingen voor de tongvisserij in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) moeten vastgesteld worden in functie van de vangsten in de referentieperiode 1989-1991 en in functie van het motorvermogen;

Overwegende dat in de jaren 1989, 1990 en 1991 de groep vissersvaartuigen van 221 kw of minder gemiddeld 34 % van het tongquotum in de Noordzee en Schelde-estuarium heeft opgevist en de groep van meer dan 221 kw 66 %, dat dan ook een overeenstemmend gedeelte van het tongquotum in de Noordzee en Schelde-estuarium moet kunnen opgevist worden door elk van deze groepen vissersvaartuigen;

Overwegende dat deze verdeelsleutel daadwerkelijk werd toegepast, voor deze categorieën van vaartuigen tijdens de jaren 1992 tot 1998;

Overwegende dat de groep vissersvaartuigen van meer dan 221 kw integraal de beschikbare quota in de andere i.c.e.s.-gebieden dan de Noordzee en Schelde-estuarium kan opvissen;

Overwegende dat een betere spreiding van de aanvoer van tong, schol en kabeljauw kan bewerkstelligd worden door het instellen van een gespreide verdeling van de beschikbare quota in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) alsook door het instellen van maximale vangsten per kalenderdag, per vaartdag of per uur in bepaalde i.c.e.s.-gebieden en door het instellen van een maximum aantal vaartdagen per jaar voor de vissersvaartuigen, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° vissersvaartuig : een vaartuig vermeld in de "Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen"; 2° i.c.e.s.-gebieden : de in de mededeling van de EG-Commissie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen van 24 december 1985 en 31 december 1985 bepaalde gebieden en sectoren; 3° visvergunning : visvergunning zoals bepaald in het koninklijk besluit van 21 juni 1994 tot het instellen van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden;4° vaartdag : een periode op zee zoals bepaald bij ministerieel besluit van 4 januari 1946 tot vaststelling der forfaitaire bedragen van bezoldiging op grond van dewelke de bijdragen voorzien bij artikel 3 der besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders berekend worden, wat betreft de werkgevers en werknemers verbonden door een aanwervingscontract voor de zeevisserij;5° motorvermogen : motorvermogen, desgevallend verhoogd met het bijkomend motorvermogen, vermeld op de visvergunning;6° speciaal visdocument : speciaal visdocument zoals bedoeld in verordening (EG) nr.1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten; 7° gewichten in kg : productgewicht bekomen na lossen en sorteren van de vangsten.

Art. 2.Het totale tongquotum in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium), voorbehouden aan de vissersvaartuigen met een motorvermogen van 221 kw of minder bedraagt, voor de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999, 594 ton.

Bij uitputting van dit quotum is het aan die vissersvaartuigen tot en met 31 december 1999 verboden nog tong aan te voeren uit de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium).

Art. 3.Het totale tongquotum in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) voorbehouden aan de vissersvaartuigen met een motorvermogen van meer dan 221 kw bedraagt, voor de periode van 1 januari 1999 tot en met 30 juni 1999, 700 ton.

Bij uitputting van dit quotum is het aan die vissersvaartuigen tot en met 30 juni 1999 verboden nog tong aan te voeren uit de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium).

Art. 4.Vanaf 1 januari 1999 tot en met 30 juni 1999 is het verboden dat in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) de tongvangst van een vissersvaartuig een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 3 000 kg, vermeerderd met een hoeveelheid die gelijk is aan 14 kg vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kw.

Art. 5.In afwijking van artikel 4 is het vanaf 1 januari 1999 tot en met 31 oktober 1999 verboden dat in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) de tongvangst van een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kw of minder een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 3 000 kg, vermeerderd met een hoeveelheid die gelijk is aan 37 kg vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kw.

Art. 6.§ 1. Indien de hoeveelheden tong, zoals bedoeld in de artikelen 4 en 5, door het vissersvaartuig worden overschreden, kan de visvergunning die aan het vissersvaartuig werd afgeleverd, gedurende een aantal opeenvolgende dagen ingetrokken worden. Per 500 kg overschrijding wordt de visvergunning één dag ingetrokken.

Onverminderd de bepalingen van het eerste lid wordt de minimumperiode van intrekking van de visvergunning vastgesteld op vijf dagen.

De periode van intrekking van de visvergunning treedt in werking op de dag volgend op die van de notificatie van de intrekking van de visvergunning per aangetekend schrijven door de Dienst Zeevisserij aan de eigenaar van het betrokken vissersvaartuig. Tijdens deze periode moet het vissersvaartuig inactief liggen in een Belgische vissershaven. § 2. De door een vissersvaartuig overschreden hoeveelheid tong in een bepaalde periode wordt in mindering gebracht op de hoeveelheid tong die aan het vissersvaartuig wordt toegekend in de eerstvolgende periode.

Art. 7.In de periode van 1 januari 1999 tot en met 30 juni 1999 mogen de tongvangsten van de vissersvaartuigen, in het betrokken i.c.e.s.-gebied, de volgende hoeveelheden niet overschrijden : - 8 kg per vol uur aanwezigheid in de i.c.e.s.-gebieden VIIa, VIIf, g, ingeval het motorvermogen 221 kw of minder bedraagt; - 15 kg per vol uur aanwezigheid in de i.c.e.s.-gebieden VIIa, VIIf, g, ingeval het motorvermogen meer dan 221 kw bedraagt; - 15 kg per vol uur aanwezigheid in de i.c.e.s.-gebieden Vb, VI, VIId, VIIh, j, k, ingeval het motorvermogen 221 kw of minder bedraagt; - 30 kg per vol uur aanwezigheid in de i.c.e.s.-gebieden Vb, VI, VIId, VIIh, j, k, ingeval het motorvermogen meer dan 221 kw bedraagt; - 200 kg per kalenderdag in het i.c.e.s.-gebied VIIe.

Art. 8.De visserij in de i.c.e.s.-gebieden VIIIa, b is verboden in de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 maart 1999.

Art. 9.Het vissen, het aan boord houden en de aanvoer van schol met een lengte van minder dan 27 cm is verboden.

Art. 10.§ 1. In de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999 is het verboden dat de scholvangst van een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kw of minder een hoeveelheid van 20 kg per vol uur aanwezigheid in de i.c.e.s.-gebieden Vb, VI, VIIa, d, e, h, j, k, VIII overschrijdt. § 2. In de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999 is het verboden dat de scholvangst van een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kw een hoeveelheid van 40 kg per vol uur aanwezigheid in de i.c.e.s.-gebieden VIIa, d, e, h, j, k, VIII overschrijdt. § 3. In de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999 is het verboden dat de scholvangst van een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kw of minder een hoeveelheid van 15 kg per vol uur aanwezigheid in de i.c.e.s.-gebieden VIIf,g overschrijdt. § 4. In de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999 is het verboden dat de scholvangst van een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kw een hoeveelheid van 30 kg per vol uur aanwezigheid in de i.c.e.s.-gebieden VIIf,g overschrijdt. § 5. In de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 maart 1999 is het verboden dat de scholvangst van een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kw een hoeveelheid van 25 kg per vol uur aanwezigheid in de i.c.e.s.-gebieden Vb, VI overschrijdt. § 6. In de periode van 1 april 1999 tot en met 31 december 1999 is het verboden dat de scholvangst van een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kw een hoeveelheid van 50 kg per vol uur aanwezigheid in de i.c.e.s.-gebieden Vb, VI overschrijdt.

Art. 11.§ 1. In de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 maart 1999 is het in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) verboden dat de totale scholvangst per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kw of minder, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 300 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 2. In de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 maart 1999 is het in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) verboden dat de totale scholvangst per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kw, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 600 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden.

Art. 12.De hoeveelheid tong, schol en kabeljauw die aan een vissersvaartuig wordt toegewezen, is niet overdraagbaar naar een ander vissersvaartuig.

Art. 13.Aan de vissersvaartuigen van de Scheldevissersvloot die enkel binnengaats mogen vissen, worden geen hoeveelheden tong, schol en kabeljauw in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) toegekend. Alle andere vissersvaartuigen, met uitzondering van de vissersvaartuigen van de Scheldevissersvloot die de toelating hebben om in het Schelde-estuarium te vissen, is het verboden tong, schol en kabeljauw te vangen op de Westerschelde, binnengaats.

Art. 14.In de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999 is de visserij verboden in het i.c.e.s.-gebied IIIa (Skagerrak).

In de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999 is de visserij op haring verboden.

Art. 15.§ 1. In de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999 is het verboden dat de totale kabeljauwvangst per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kw en dat volgens de "Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 1999" is uitgerust met de boomkor, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 800 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis.

In de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999 is het verboden dat de totale kabeljauwvangst per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een een motorvermogen van 221 kw of minder en dat volgens de "Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 1999" is uitgerust met de boomkor, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 400 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis.

In afwijking van lid 2 is het verboden dat de kabeljauwaanvoer van een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kw of minder, 4 000 kg per week bedraagt en dit vanaf maandag 4 januari 1999 tot en met 3 februari 1999. Een week begint op maandag 00.00 uur en eindigt op zondag 24.00 uur. Voor vissersvaartuigen die een zeereis verwezenlijken van meer dan tien vaartdagen blijft de beperking per vaartdag van toepassing. § 2. In de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999 is het voor alle vissersvaartuigen verboden de spanvisserij op kabeljauw te beoefenen. § 3. Onverminderd de bepalingen van § 1 en in afwijking van het bepaalde in § 2 is het in de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999 enkel voor de vissersvaartuigen met een tonnage van maximum 70 bt toegelaten de spanvisserij op kabeljauw te beoefenen.

Art. 16.In de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999 is het verboden dat de totale makreelvangsten per zeereis door een vissersvaartuig een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 50 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis.

Art. 17.In de loop van het jaar 1999 is het verboden voor alle vissersvaartuigen om per viermaandelijkse periode meer dan vijfennegentig vaartdagen te realiseren. De eerste viermaandelijkse periode neemt een aanvang op 1 januari 1999.

De onbenutte vaartdagen kunnen naar de eerstvolgende periode van 1999 worden overgedragen.

Bovendien is het in de loop van het jaar 1999 verboden om met een vissersvaartuig dat volgens de "Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 1999" is uitgerust met de boomkor meer dan tweehonderd vijfendertig vaartdagen te realiseren in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium).

Indien de gehele vangst van een zeereis volgens het EG-visserijlogboek is gerealiseerd in de i.c.e.s.-gebieden Vb, VI, VII en VIII, dan wordt het totale aantal vaartdagen van die zeereis niet aangerekend als vaartdagen gerealiseerd in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) voor zover de aanwezigheid in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) gedurende die zeereis niet meer dan twaalf uren bedraagt.

Art. 18.§ 1. Vanaf overschrijding door een vissersvaartuig van het maximaal toegelaten aantal vaartdagen, bedoeld in artikel 17, lid 1, met twee vaartdagen worden deze vaartdagen in mindering gebracht van het maximaal toegelaten aantal vaartdagen van de volgende viermaandelijkse periode. Het aantal in mindering te brengen vaartdagen wordt vermeerderd met één vaartdag per twee vaartdagen overschrijding. Wanneer de overschrijding gebeurt in de laatste viermaandelijkse periode van 1999 wordt het aantal in mindering te brengen vaartdagen afgetrokken van het aantal vaartdagen dat vanaf 1 januari 2000 aan dat vissersvaartuig zal worden toegekend. § 2. Bij herhaling van de overschrijding van het maximaal aantal toegelaten vaartdagen wordt het aantal overschreden vaartdagen in tweevoud afgetrokken. § 3. Vanaf overschrijding door een vissersvaartuig van het maximaal toegelaten aantal vaartdagen, bedoeld in artikel 17, lid 3, met twee vaartdagen worden deze vaartdagen in mindering gebracht op het aantal vaartdagen dat vanaf 1 januari 2000 aan dat vissersvaartuig zal worden toegekend. Bovendien kan de visvergunning die aan het vissersvaartuig werd toegekend per dag overschrijding één dag worden ingetrokken.

Art. 19.Per kalenderdag mag slechts uit één i.c.e.s.-gebied tong en/of schol en/of kabeljauw worden gevist en aangevoerd, voor zover in dit i.c.e.s.-gebied voor deze soorten een quotum beschikbaar is.

Art. 20.In geval van overtredingen van de artikelen 7 tot en met 16 of van de beperkingen aangebracht aan de visvergunningen kan de visvergunning die aan het vissersvaartuig werd afgeleverd voor een periode van vijf opeenvolgende dagen worden ingetrokken.

De periode van intrekking van de visvergunning treedt in werking op de dag volgend op die van de notificatie van de intrekking van de visvergunning per aangetekend schrijven door de Dienst Zeevisserij aan de eigenaar van het betrokken vissersvaartuig. Tijdens deze periode moet het vissersvaartuig inactief liggen in een Belgische vissershaven.

Art. 21.Overtredingen van de bepalingen van dit besluit en van de beperkingen aangebracht aan de visvergunningen worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 12 april 1957, waarbij de Koning ertoe gemachtigd wordt maatregelen voor te schrijven ter bescherming van de biologische hulpbronnen van de zee en van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijprodukten.

Art. 22.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999.

Dit besluit houdt op van kracht te zijn op 31 december 1999, om 24 uur, met uitzondering van de artikelen 6 en 18.

Brussel, 18 december 1998.

K. PINXTEN

^