Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 17 maart 2005
gepubliceerd op 01 april 2005

Ministerieel besluit betreffende satellietgrondstations

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2005011155
pub.
01/04/2005
prom.
17/03/2005
ELI
eli/besluit/2005/03/17/2005011155/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 MAART 2005. - Ministerieel besluit betreffende satellietgrondstations


De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, De Minister van Werk, Gelet op de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving, inzonderheid op artikel 3, ten dele vernietigd bij arrest nr. 1/91 van het Arbitragehof van 7 februari 1991 en op artikel 11, gewijzigd bij de wet van 22 december 1989 en ten dele vernietigd bij arrest nr. 1/91 van het Arbitragehof van 7 februari 1991;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 april 1998 betreffende de satellietgrondstations, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 februari 2005 inzonderheid op de artikelen 1, 3, en 9;

Gelet op advies 37.907/4 van de Raad van State, gegeven op 29 december 2004, Besluit :

Artikel 1.Bij de registratie van de PLB wordt door het Instituut een gebruikscode toegekend. Die code is uniek en wordt slechts in één PLB geprogrammeerd.

Art. 2.Elke adresverandering van de vergunninghouder of van de contactpersoon wordt onmiddellijk aan het Instituut meegedeeld.

Art. 3.De eigenaar van een PLB moet alle maatregelen treffen opdat een derde geen toegang heeft tot het baken.

Art. 4.In het geval van een mobiel of transporteerbaar station wordt de identificatie van de drager aangegeven in de vergunning, hetzij via het registratienummer van het voertuig hetzij op een andere manier.

Art. 5.In het geval van de - zelfs tijdelijke - installatie van een grondstation op minder dan 500 m van de grenzen van een luchthaven of van een vliegveld, moet aan het Instituut een goedkeuring van de site worden gevraagd.

Art. 6.Er mag geen enkele wijziging aan de karakteristieken van een satellietgrondstation worden aangebracht zonder voorafgaand akkoord van het Instituut.

Worden als een wijziging beschouwd : 1° de vervanging of de wijziging van een vast station of een basisstation of van zijn antenne, hun overplaatsing naar een andere plaats dan de in de ministeriële vergunning vermelde plaats of de opstelling van een extra vast station of basisstation;2° de vervanging of de wijziging van een mobiel station, zijn overplaatsing van de ene drager naar een andere of de indienststelling van extra mobiele stations. Brussel, 17 maart 2005.

M. VERWILGHEN Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE

Advies 37.907/4 van de afdeling wetgeving van de Raad van State De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 13 december 2004 door de Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van ministerieel besluit « betreffende satellietgrondstations », heeft op 29 december 2004 het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het vervangen is bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voormelde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerking.

Rechtsgrond Artikel 3 Artikel 3, § 3, van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving belast de Minister met het bepalen van « de verplichtingen van de houders van een vergunning en de voorwaarden waaraan de toegelaten stations en netten voor radioverbinding moeten voldoen ».

De afdeling wetgeving ziet niet in wat de rechtsgrond is van artikel 3 van het ontwerp, welk artikel behoort te vervallen.

De kamer was samengesteld uit : Mevr. M.-L. Willot-Thomas, kamervoorzitter; de heer P. Liénardy, Mevrn M. Baguet, staatsraden;

C. Gigot, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de H. X. Delgrange, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. J. Jaumotte, staatsraad.

De griffier, C. Gigot De voorzitter, M.-L. Willot-Thomas

^