gepubliceerd op 01 november 2001
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 26 november 1997 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van de stagemeesters in de huisartsgeneeskunde
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN, VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU
13 JULI 2001. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 26 november 1997 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van de stagemeesters in de huisartsgeneeskunde
De Minister van Volksgezondheid, Gelet op het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, inzonderheid op artikel 35sexies, ingevoegd door de wet van 19 december 1990;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen, inzonderheid op artikel 3;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 juni 1993 en 8 november 1995;
Gelet op het ministerieel besluit van 26 november 1997 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van de stagemeesters in de huisartsgeneeskunde;
Gelet op het advies van de Hoge Raad van geneesheren-specialisten en van huisartsen;
Gelet op het advies 30.969/3 van de Raad van State, gegeven op 17 mei 2001, Besluit : Enig artikel. In artikel 4 van het ministerieel besluit van 26 november 1997 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van de stagemeesters in de huisartsgeneeskunde wordt het tweede lid vervangen als volgt : « De stagemeester moet bij zijn erkenningsaanvraag een attest voorleggen waaruit blijkt dat hij een opleiding voor stagemeester in de huisartsgeneeskunde heeft gevolgd. Deze opleiding bestaat uit ten minste één dag opleiding, georganiseerd op initiatief van een universitaire instelling, alleen of in samenwerking met een wetenschappelijke vereniging van huisartsen.
Bovendien zal hij jaarlijks deelnemen aan ten minste één dag continue opleiding, specifiek gericht op de wetenschappelijke en de didactische opleiding en begeleiding van kandidaat-huisartsen, georganiseerd op initiatief van een universitaire instelling, alleen of in samenwerking met een wetenschappelijke vereniging van huisartsen. » Brussel, 13 juli 2001.
Mevr. M. AELVOET