gepubliceerd op 16 december 1997
Ministerieel besluit tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van de stagemeesters in de huisartsgeneeskunde
26 NOVEMBER 1997. Ministerieel besluit tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van de stagemeesters in de huisartsgeneeskunde
De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, Gelet op het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, inzonderheid op artikel 35sexies ingevoegd door de wet van 19 december 1990;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen, inzonderheid op artikel 3;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde, inzonderheid op artikel 1;
Gelet op het advies van de Raad van State, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° De stagemeester-huisarts : de als huisarts erkende geneesheer die verantwoordelijk is voor de stages van de kandidaat-huisarts;2° De stagemeester-specialist : de als specialist erkende geneesheer die verantwoordelijk is voor de stages van de kandidaat-huisarts;3° De kandidaat-huisarts : de geneesheer die stages verricht met het oog op de erkenning voor de bijzondere beroepstitel van huisarts;4° Het universitair centrum voor huisartsgeneeskunde of het interuniversitair centrum voor huisartsgeneeskunde : de universitaire instelling die onder andere instaat voor de organisatie van de seminaries ten behoeve van de kandidaat-huisartsen welke vereist zijn voor hun erkenning;5° Eerstelijnszorg : de curatieve en preventieve zorg die rechtstreeks toegankelijk is en waarop in de eerste plaats een beroep wordt gedaan;6° De verstrekkers van eerstelijnszorg : de huisartsen en andere medische hulpverleners die onder het toezicht van de huisartsen eerstelijnszorg verstrekken.7° Medico-sociaal centrum : een structuur waar een preventieve activiteit wordt uitgeoefend die zowel sociaal als medisch is.
Art. 2.De stagemeester-huisarts die de seminaries leidt voor de kandidaat-huisartsen is terzelfder tijd de stagemeester die het geheel van de opleiding van de kandidaat-huisartsen coördineert en daarop toezicht houdt.
Art. 3.Twee of drie erkende stagemeesters kunnen als de bevoegde kamer van de erkenningscommissie voor huisartsen het hen toestaat samen één kandidaat-huisarts in hun praktijken begeleiden. De kandidaat-huisarts geniet dan een ruimere ervaring. De stagemeesters verdelen de financiële verplichtingen. Een contract dient de stagemeesters onderling en de stagemeesters met de kandidaat-huisarts te verbinden. Dit contract zal voorafgaandelijk voorgelegd worden aan de bevoegde kamer van de erkenningscommissie. Een van de stagemeesters zal officieel verantwoordelijk zijn voor het goede verloop van de stage. HOOFDSTUK II. - Criteria voor erkenning van stagemeesters Afdeling I. Gemeenschappelijke erkenningscriteria waaraan de
stagemeesters-huisartsen moeten beantwoorden met inbegrip van de stagemeesters-huisartsen die de seminaries leiden, evenals de stagemeesters-specialisten
Art. 4.De stagemeester moet het bewijs leveren dat de opleiding en de begeleiding die hij verstrekt, stoelen op een wetenschappelijk onderbouwde praktijkvoering; hij besteedt daartoe bijzondere aandacht aan zijn eigen persoonlijke continue opleiding.
Hij zal jaarlijks deelnemen aan ten minste één dagbijeenkomst specifiek gericht op de wetenschappelijke en de didactische opleiding en begeleiding van kandidaat-huisartsen, georganiseerd door een centrum of organisatie daartoe erkend door de bevoegde overheid.
Hij verbindt zich er toe voldoende tijd en aandacht te besteden aan de opleiding en de begeleiding van de kandidaat-huisarts in zijn praktijk. Hij zal met hem op geregelde tijdstippen persoonlijke contacten hebben voor rapportering, werkoverleg en begeleiding, voor het aanleren van diagnostische en therapeutische vaardigheden, voor gevalsbesprekingen, evaluatie en bijsturing.
Hij staat ter beschikking van de kandidaat-huisarts die hem wordt toevertrouwd. Deze mag steeds een beroep op hem doen voor het verkrijgen van informatie, richtlijnen of raadgevingen in verband met de uitoefening van de huisartsgeneeskunde. Afdeling II. Bijzondere criteria waaraan de stagemeesters-huisartsen
moeten beantwoorden om erkend te worden.
Art. 5.De stagemeester-huisarts moet een erkend huisarts zijn en blijven. Hij moet gedurende ten minste zeven jaar de huisartsgeneeskunde en/of functies in rechtstreeks verband met onderzoek en/of onderwijs in de huisartsgeneeskunde uitgeoefend hebben. Hij is er toe gehouden deze activiteiten gedurende de hele duur van zijn erkenning als stagemeester te blijven uitoefenen.
De stagemeester-huisarts kan aan de kandidaat-huisarts geregeld huisartsgeneeskundig werk en/of studieopdrachten toevertrouwen. Hij dient er dan voor te zorgen dat wetenschappelijke en praktische werkzaamheden harmonisch samengaan.
Hij moet ook zorgen voor de noodzakelijke contacten met de stagemeester-coördinator die de seminaries leidt.
De stagemeester-huisarts moet aan het einde van iedere opleidingsperiode en alleszins op het einde van elk jaar de bevoegde kamer van de erkenningscommissie in kennis stellen van het verloop van de begeleide beroepspraktijk door middel van een evaluatierapport. Dit rapport dient de vorm te hebben die de bevoegde kamer van de erkenningscommissie zal voorschrijven en moet ten laatste vijftien dagen na de beëindiging van de betreffende periode bij deze kamer toekomen. Afdeling III. Criteria voor erkenning van stagemeesters-huisartsen die
seminaries leiden
Art. 6.De stagemeester leidt, eventueel met de medewerking van andere deskundigen, seminaries voor de kandidaat-huisartsen, georganiseerd door een universitair of interuniversitair centrum voor huisartsgeneeskunde. Deze centra zorgen voor de organisatorische, wetenschappelijke en didactische ondersteuning van deze seminaries.
Deze seminaries zullen ten minste 50 uren per jaar omvatten, gespreid over het hele jaar.
Hij leidt en coördineert op administratief vlak de opleiding van de kandidaat-huisartsen. Hij zal daarom regelmatig contacten onderhouden met alle kandidaat-huisartsen die hem zijn toevertrouwd, evenals met de stagemeester-huisarts en/of met de stagemeester-specialist in het ziekenhuis waar de kandidaat-huisarts zijn opleiding vervult, met de bevoegde kamer van de erkenningscommissie en met het universitair of interuniversitair centrum voor huisartsgeneeskunde dat verantwoordelijk is voor de organisatie en de wetenschappelijke en didactische ondersteuning van de seminaries.
Hij zal in de regel de coördinatie van de opleiding van minimum zes en maximum vijftien kandidaat-huisartsen per jaar verzorgen en verantwoordelijk zijn voor de seminaries van deze groep.
Voor elke kandidaat-huisarts voor wie hij de opleiding coördineert en de seminaries leidt, moet de stagemeester aan het einde van elke opleidingsperiode en alleszins na het eerste en het tweede jaar de bevoegde kamer van de erkenningscommissie in kennis stellen van het verloop van de begeleide beroepspraktijk door middel van een evaluatierapport. Dit rapport dient de vorm te hebben die door de bevoegde kamer van de erkenningscommissie wordt voorgeschreven na advies van de Hoge Raad van Geneesheren-Specialisten en van Huisartsen en moet ten laatste vijftien dagen na beëindiging van de betreffende periode bij de bevoegde kamer van de erkenningscommissie toekomen.
Hij is ertoe gehouden ten minste één keer per jaar een bezoek te brengen aan de praktijk van de kandidaat-huisartsen die hem zijn toevertrouwd en in hun eigen praktijk werken. Over dit praktijkbezoek rapporteert hij aan de bevoegde kamer van de erkenningscommmissie. Afdeling IV. Criteria voor erkenning van stagemeesters-specialisten
Art. 7.De stagemeester-specialist moet sedert ten minste zeven jaar erkend zijn als geneesheer-specialist en in een erkende ziekenhuisdienst regelmatige medische activiteiten uitoefenen gedurende de hele duur van de stage.
Hij moet het bewijs leveren dat de kandidaat-huisarts in zijn dienst zich kan vervolmaken in die aspecten van het medisch handelen die relevant zijn voor de huisartsgeneeskunde.
Hij moet zorgen voor de noodzakelijke contacten met de stagemeester-coördinator die de seminaries leidt. HOOFDSTUK III. - Criteria voor erkenning van huisartsenpraktijken, centra voor eerstelijnszorg, ziekenhuisstagediensten en medico-sociale centra die instaan voor de opleiding van kandidaat-huisartsen Afdeling I. Criteria voor erkenning van een huisartsenpraktijk
Art. 8.De beroepspraktijk van de stagemeester-huisarts moet bestaan uit raadplegingen, huisbezoeken en eventueel collectieve preventie-activiteiten. Deze preventie-activiteiten mogen niet meer dan een derde van de totale activiteiten van de stagemeester in beslag nemen.
De stagemeester-huisarts moet het bewijs kunnen leveren dat de kandidaat-huisarts er een gevarieerde morbiditeit zal aantreffen en een aantal patiënten, aangepast aan zijn vorderingen in de opleiding, zelfstandig zal kunnen behandelen; verder dient de stagemeester-huisarts er voor te zorgen dat de inrichting en de organisatie van de praktijk aangepast is voor wetenschappelijk onderbouwde uitoefening van de huisartsgeneeskunde, de continuïteit verzekerd wordt en dat er een specifiek dossiersysteem bestaat.
Indien reglementaire bepalingen de voorwaarden preciseren waaraan een huisartsenpraktijk moet beantwoorden om erkend te worden, zijn deze voorwaarden eveneens van toepassing voor de erkenning als praktijk waar een stage verricht wordt. Afdeling II. Criteria voor erkenning van een centrum voor
eerstelijnszorg
Art. 9.Een centrum voor eerstelijnszorg moet een extramuraal centrum zijn waar verscheidene als huisarts erkende geneesheren, in samenwerking met andere beoefenaars, zorg verstrekken aan niet vooraf geselecteerde patiënten.
Het centrum moet geleid worden door een stagemeester-huisarts die er zijn hoofdactiviteit uitoefent. Afdeling III. Criteria voor erkenning van ziekenhuisdiensten voor
opleiding van kandidaat-huisartsen.
Art. 10.Kunnen als stagedienst voor kandidaat-huisartsen erkend worden de ziekenhuisdiensten die het bewijs leveren dat zij voor de opleiding van kandidaat-huisartsen een samenwerkingsverband hebben met ten minste één andere erkende ziekenhuisdienst van dezelfde campus.
Deze ziekenhuisdiensten moeten een gevarieerde en relevante pathologie inzake huisartsgeneeskunde ter beschikking van de kandidaat stellen en door de Hoge Raad van Geneesheren-Specialisten en van Huisartsen voorgedragen worden.
Kunnen ook als stagedienst voor huisartsen fungeren, de ziekenhuisdiensten die als stagedienst voor opleiding van kandidaat-specialisten erkend zijn en door de Hoge Raad van Geneesheren-Specialisten en van Huisartsen aangenomen worden omdat zij beantwoorden aan de voorwaarden vermeld in het eerste en tweede lid van dit artikel.
Eenzelfde ziekenhuisdienst kan voor eenzelfde kandidaat-huisarts instaan voor een stage van maximum zes maanden. Afdeling IV. Criteria voor erkenning van een medico-sociaal centrum
voor opleiding van kandidaat-huisartsen
Art. 11.Kunnen als medico-sociaal centrum voor de opleiding van kandidaat-huisartsen erkend worden, de medico-sociale centra waar artsen en een of meer medewerkers, die hoofdzakelijk belast zijn met een sociale functie, actief zijn. Ten minste een van deze artsen moet er een voldoende activiteit uitoefenen en door de Minister van Volkgezondheid erkend zijn als stagemeester in de huisartsgeneeskunde.
Eenzelfde medico-sociaal centrum kan voor eenzelfde kandidaat-huisarts instaan voor een stage van maximum drie maanden. HOOFDSTUK IV. - Overgangsmaatregelen
Art. 12.De huisartsen die als stagemeester in de huisartsgeneeskunde erkend zijn door het ministerieel besluit van 15 december 1982 tot vaststelling van de criteria voor erkenning van de stagemeesters in de huisartsgeneeskunde met het oog op de toepassing van de wetgeving op de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering blijven erkend voor een periode van vijf jaar, zoals bepaald door artikel 39 van het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen.
Art. 13.Het ministerieel besluit van 15 december 1982 tot vaststelling van de criteria voor erkenning van de stagemeesters in de huisartsgeneeskunde met het oog op de toepassing van de wetgeving op de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering wordt opgeheven.
Brussel, 26 november 1997.
M. COLLA