gepubliceerd op 20 november 2017
Ministerieel besluit houdende vaststelling van nadere regels voor de subsidiëring van bepaalde werken, leveringen en diensten die in het Vlaamse Gewest door of op initiatief van lokale besturen worden uitgevoerd
VLAAMSE OVERHEID
Omgeving
12 OKTOBER 2017. - Ministerieel besluit houdende vaststelling van nadere regels voor de subsidiëring van bepaalde werken, leveringen en diensten die in het Vlaamse Gewest door of op initiatief van lokale besturen worden uitgevoerd
DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW, Gelet op het
decreet van 23 december 2011Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
23/12/2011
pub.
28/02/2012
numac
2012035118
bron
vlaamse overheid
Decreet betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen
sluiten betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, artikel 15, eerste lid, 2° ;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 januari 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/01/2004 pub. 25/02/2004 numac 2004035269 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering betreffende de subsidiëring van bepaalde werken, leveringen en diensten die in het Vlaamse Gewest door of op initiatief van lagere besturen of ermee gelijkgestelde rechtspersonen worden uitgevoerd sluiten betreffende de subsidiëring van bepaalde werken, leveringen en diensten die in het Vlaamse Gewest door of op initiatief van lokale besturen of ermee gelijkgestelde rechtspersonen worden uitgevoerd, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 april 2014 en 12 mei 2017;
Gelet op het ministerieel besluit van 22 mei 2014Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 22/05/2014 pub. 02/10/2014 numac 2014035912 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit houdende vaststelling van nadere regels voor de subsidiëring van bepaalde werken, leveringen en diensten die in het Vlaamse Gewest door of op initiatief van lokale besturen worden uitgevoerd sluiten houdende vaststelling van nadere regels voor de subsidiëring van bepaalde werken, leveringen en diensten die in het Vlaamse Gewest door of op initiatief van lagere besturen of ermee gelijkgestelde rechtspersonen worden uitgevoerd;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 september 2017, Besluit : Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.§ 1. Het algemene subsidiepercentage van de subsidieerbare materie bedraagt 50 % van het subsidieerbaar bedrag, exclusief btw, tenzij anders bepaald in het artikel zelf. § 2. De minimum netto-investering per aanvraag, eventueel opgesplitst in percelen, bedraagt 5.000 euro. Afdeling 2. - Preventie en selectieve inzameling van afvalstoffen en
materialen Onderafdeling 1. - Voorzieningen voor thuis- of wijkcompostering
Art. 2.De diverse voorzieningen voor thuiscompostering met toebehoren komen in aanmerking voor subsidiëring.
De maximaal subsidieerbare bedragen zijn voor : 1° compostvaten : 80 euro per m®;2° compostopstellingen van meer dan 500 liter : 50 euro per m®;3° bakken of vaten voor versnelde compostering : 20 euro per stuk. De minimumaantallen per subsidieaanvraag bedragen voor : 1° compostvaten : 1000 stuks;2° compostopstellingen van meer dan 500 liter : 500 stuks;3° bakken of vaten voor versnelde compostering : 100 stuks. Onderafdeling 2. - Investeringen die leiden tot het duurzaam beheer van materialen
Art. 3.Diverse voorzieningen in het kader van duurzame afvalvoorkomingsprojecten en voor het afvalbeheer van specifieke afvalstromen en voorzieningen in het kader van het duurzaam beheer van materialen en de circulaire economie komen in aanmerking voor subsidiëring.
De subsidieaanvrager verschaft de detailinformatie, gevraagd in de subsidiebeslissing, aan de bevoegde administratie.
De subsidies worden als volgt uitbetaald : 1° tot 70 % van de toegezegde subsidie bij de indiening van de vorderingsstaten en de eindafrekening van de voorziening;2° tot 100 % van de toegezegde subsidie na de voorlegging en goedkeuring van het eindrapport met betrekking tot het duurzame afvalvoorkomingsproject, of de investering in het kader van het duurzaam beheer van materialen en de circulaire economie. Indien er geen detailinformatie wordt gevraagd in de subsidiebeslissing, geldt een uitbetaling van 100 % van de toegezegde subsidie bij indiening van de vorderingsstaten en de eindafrekening.
Onderafdeling 3. - Huis-aan-huisinzameling en brengsystemen
Art. 4.De diverse voorzieningen die deel uitmaken van een diftar-systeem voor de ophaling van huishoudelijke en daarmee vergelijkbare afvalstoffen, komen in aanmerking voor subsidiëring.
De maximaal subsidieerbare bedragen zijn : 1° 17 euro per recipiënt ongeacht het aantal liter;2° 3 euro per identificatiemogelijkheid met inbegrip van plaatsing; 3° 40.000 euro voor de meerkosten van het plaatsen van een beladingssysteem op een vrachtwagen nodig voor een systeem van gewichtsdiftar.
De subsidieaanvrager verschaft de detailinformatie, vermeld in de subsidiebeslissing, aan de bevoegde administratie.
De subsidies worden als volgt uitbetaald : 1° tot 70 % van de toegezegde subsidie bij de indiening van de vorderingsstaten en de eindafrekening;2° tot 100 % van de toegezegde subsidie na de voorlegging en goedkeuring van de gevraagde detailinformatie, vermeld in het derde lid, verkregen via het diftar-systeem nadat het gedurende twee volledige kalenderjaren gewerkt heeft.
Art. 5.§ 1. Brengsystemen op korte afstand (zowel bovengronds, als gedeeltelijk ondergronds als volledig ondergronds) die een meerwaarde hebben vergeleken met de gebruikelijke huis-aan-huisinzameling, komen in aanmerking voor subsidiëring.
Deze brengsystemen passen in : 1° een duurzame mobiliteitsaanpak (verkeersvrije en verkeersluwe zones, niet of slecht toegankelijke straten en straatjes voor een vrachtwagen,...); 2° een aanpak van locaties waar huis-aan-huisinzameling of de opslag van afvalstoffen problemen geeft door de woonvorm, de veelheid van aanbieders of het gebrek aan opslagruimte (bijv.appartementsblokken); 3° toeristische zones zoals bepaald in de afvalkalender van kustgemeenten. Brengsystemen moeten aangepast zijn aan de in te zamelen fractie en zodanig ontworpen en ingericht dat ze ontwijkgedrag tegen gaan. § 2. Brengsystemen, vermeld in § 1, die voorzien zijn van een diftar-systeem dat toelaat de hoeveelheid afval per gebruiker of per groep van gebruikers te meten en overeenkomstig te tariferen, of een systeem met identificatie van de aanbieder, komen in aanmerking voor subsidiëring.
Het maximaal subsidieerbare bedrag is 8.000 euro per recipiënt met volumediftar-systeem of een systeem met identificatie van de aanbieder, plaatsingskosten inbegrepen.
Het maximaal subsidieerbare bedrag is 12.000 euro per recipiënt met gewichtsdiftar-systeem, plaatsingskosten inbegrepen.
De subsidieaanvrager verschaft de detailinformatie, vermeld in de subsidiebeslissing, aan de bevoegde administratie.
De subsidies worden uitbetaald in fasen op dezelfde wijze als vermeld in artikel 3, vierde lid. § 3. De brengsystemen, vermeld in § 1, die niet voorzien zijn van een diftar-systeem of een systeem met identificatie van de aanbieder, komen in aanmerking voor subsidiëring.
Het maximaal subsidieerbare bedrag is 4.000 euro per recipiënt, plaatsingskosten inbegrepen.
De subsidieaanvrager verschaft de detailinformatie, vermeld in de subsidiebeslissing, aan de bevoegde administratie.
Art. 6.§ 1. Het starten van een bijkomende selectieve inzameling van gft in een groenregio via een huis-aan-huisinzameling of een brengsysteem op korte afstand naast de bestaande inzamelsystemen met als doel het restafvalcijfer van het lokaal bestuur te laten dalen, komt in aanmerking voor subsidiëring.
Het maximaal subsidieerbaar bedrag is 4 euro per bediende inwoner per jaar. De periode van de startfase duurt maximaal 2 jaar. Na 2 jaar werking moet het lokaal bestuur kunnen aantonen dat minstens 50 % van de bediende ophaalpunten participeert aan de gft-inzameling.
Alleen kosten specifiek verbonden aan het starten van een gft-inzameling zijn subsidieerbaar.
Minstens 20 % van de kosten die in aanmerking komen voor deze subsidiëring, moet besteed worden aan één of meerdere van de navolgende items : 1° sensibilisering en communicatie;2° opvolgkosten van diverse aard;3° nazorg. De overige 80 % van de kosten kan bestaan uit loonkosten en investeringskosten (aankoop materiaal, hardware, software,...), andere dan bedoeld in artikel 4, specifiek gerelateerd aan de nieuwe inzameling.
In het aanvraagdossier kan het lokaal bestuur na het eerste jaar de uitbetaling van de subsidies voor dit eerste jaar reeds aanvragen, conform artikel 19 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 januari 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/01/2004 pub. 25/02/2004 numac 2004035269 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering betreffende de subsidiëring van bepaalde werken, leveringen en diensten die in het Vlaamse Gewest door of op initiatief van lagere besturen of ermee gelijkgestelde rechtspersonen worden uitgevoerd sluiten betreffende de subsidiëring van bepaalde werken, leveringen en diensten die in het Vlaamse Gewest door of op initiatief van lokale besturen of ermee gelijkgestelde rechtspersonen worden uitgevoerd.
De subsidieaanvrager verschaft de detailinformatie, vermeld in de subsidiebeslissing, aan de bevoegde administratie. De nieuwe inzameling mag niet gepaard gaan met de afbouw van een andere inzameling. De methodiek of frequentie van andere inzamelingen mag wel wijzigen. § 2. De bijkomende selectieve inzameling, vermeld in § 1, die voorzien is van een diftar-systeem dat toelaat de hoeveelheid afval per gebruiker of per groep van gebruikers te meten en overeenkomstig te tariferen, kan ook gebruik maken van de subsidies opgenomen in artikel 4. Beide subsidies kunnen worden gecumuleerd. Onderafdeling 4. - Recyclageparken van diverse aard
Art. 7.§ 1. Diftar-recyclageparken van gemeenten of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en de uitrusting ervan komen in aanmerking voor subsidiëring. § 2. De infrastructuurwerken en de uitrusting van nieuwe en bestaande diftar-recyclageparken die nodig zijn om huishoudelijk afval en vergelijkbaar bedrijfsafval op een efficiënte manier te verzamelen en te sorteren, komen in aanmerking voor subsidiëring. Het betreft de volgende voorzieningen : 1° de specifieke diftar-uitrusting;2° infrastructuurwerken en receptie-infrastructuur;3° voorzieningen voor de tijdelijke opslag van afvalstoffen;4° opslagruimte voor kga;5° toestellen die het afval verkleinen of het volume ervan reduceren, met uitzondering van hakselaars. § 3. Bij de berekening van het subsidieerbare bedrag worden de volgende beperkingen in acht genomen : 1° infrastructuurwerken en receptie-infrastructuur : 90 euro per m², tot maximaal 2000 m² verharde oppervlakte per pakket;2° voorzieningen voor de tijdelijke opslag van recycleerbare afvalstoffen : maximaal 240 m® per pakket;3° opslagruimte voor kga : maximaal 40 m² verharde en overdekte oppervlakte per pakket, die voldoet aan de VLAREM-reglementering;4° toestellen en recipiënten die het afval verkleinen of het volume ervan reduceren, met uitzondering van hakselaars om groenafval te verhakselen : één per pakket. § 4. Naast de bepalingen, vermeld in paragraaf 3, gelden de volgende bijzondere bepalingen : 1° de gemeenten van minder dan 7.500 inwoners hebben recht op één pakket, overeenkomstig de onderdelen van een diftar-recyclagepark als vermeld in paragraaf 2. Voor de andere gemeenten mag per schijf van 7.500 inwoners één pakket worden aangevraagd als nieuw diftar-recyclagepark of als uitbreiding van een bestaand diftar-recyclagepark; 2° er wordt rekening gehouden met de eerder ontvangen subsidies;3° de uitrusting en de infrastructuur voor vergelijkbaar bedrijfsafval, afkomstig van kmo's, waarin bijkomend voorzien wordt in combinatie met een nieuw of bestaand gemeentelijk diftar-recyclagepark, komen ook in aanmerking voor subsidiëring.Die subsidies worden bijkomend verleend ten opzichte van het normaal vastgestelde equivalent en stemmen overeen met één pakket per 15.000 inwoners; 4° de kustgemeenten en andere gemeenten die aantonen dat ze een belangrijke toeristische rol vervullen, kunnen een overeenkomstige verhoging verkrijgen ten opzichte van het vermelde quotum;5° de containers worden aangewend om fracties in te zamelen waarop geen aanvaardingsplicht van toepassing is. De subsidieaanvrager verschaft de detailinformatie, vermeld in de subsidiebeslissing, aan de bevoegde administratie.
De subsidies worden uitbetaald in fasen op dezelfde wijze als vermeld in artikel 3, vierde lid.
Art. 8.Mini-recyclageparken komen in aanmerking voor subsidiëring. In een mini-recyclagepark worden kleine hoeveelheden ingezameld, maximaal te beperken tot die hoeveelheden die te voet of met de fiets gebracht kunnen worden. Mini-recyclageparken kunnen vast zijn (vaste locatie) of mobiel en tijdelijk. Een mini-recyclagepark in dicht bevolkt gebied moet gemakkelijk bereikbaar zijn voor mensen zonder auto en ligt bij voorkeur dicht bij een locatie met een hoge bevolkingsdichtheid.
Art. 9.§ 1. De infrastructuurwerken en de uitrusting vaste mini-recyclageparken komen in aanmerking voor subsidiëring. Het betreft de volgende voorzieningen : 1° de specifieke diftar-uitrusting;2° infrastructuurwerken en receptie-infrastructuur;3° voorzieningen voor de tijdelijke opslag van afvalstoffen;4° opslagruimte voor kga. § 2. Bij de berekening van het subsidieerbare bedrag worden de volgende beperkingen in acht genomen : 1° infrastructuurwerken, receptie-infrastructuur, camerabewaking, omheining, toegangsregistratie, enz.: 120 euro per m², tot maximaal 150 m² oppervlakte; 2° voorzieningen voor de tijdelijke opslag van recycleerbare afvalstoffen : maximaal 20 m®. De limitering in de vorm van pakketten geldt niet voor mini-recyclageparken. Een lokaal bestuur kan meerdere mini-recyclageparken aanleggen ongeacht het inwoneraantal of de oppervlakte van het grondgebied.
Indien in het mini-recyclagepark ook fracties ingezameld worden die op het grondgebied van het lokaal bestuur ook huis-aan-huis ingezameld worden, geldt voor de inzameling in het mini-recyclagepark hetzelfde tarief als bij de reguliere huis-aan-huisinzameling. Indien via het mini-recyclagepark betalende stromen ingezameld worden, gelden in het mini-recyclagepark dezelfde tarieven als op het diftar-recyclagepark waar de inwoners van het grondgebied van het lokaal bestuur terecht kunnen.
De oprichting en uitbating van een mini-recyclagepark is ook subsidieerbaar als er geen betalende stromen worden ingezameld.
Art. 10.Het maximaal betoelaagbaar bedrag voor een mobiel mini-recyclagepark bedraagt 1200 euro/dag dat het mobiel mini-recyclagepark effectief ingezet wordt. Er wordt maximum 1 mobiel park per begonnen schijf tot 100.000 inwoners gesubsidieerd gedurende twee jaar. Een minimale inzet van 5 dagen in het eerste werkingsjaar en 10 dagen in het tweede werkingsjaar is een vereiste om in aanmerking te komen voor subsidie.
Indien in het mobiel mini-recyclagepark ook fracties ingezameld worden die op het grondgebied van het lokaal bestuur ook huis-aan-huis ingezameld worden, geldt hetzelfde tarief als bij de reguliere huis-aan-huisinzameling. Indien via het mobiel mini-recyclagepark betalende stromen ingezameld worden, gelden in het mobiel mini-recyclagepark dezelfde tarieven als op het diftar-recyclagepark waar de inwoners van het grondgebied van het lokaal bestuur terecht kunnen De oprichting en uitbating van een mobiel recyclagepark is ook subsidieerbaar als er geen betalende stromen worden ingezameld.
Onderafdeling 5. - Voorzieningen voor het afvalbeheer van specifieke afvalstromen
Art. 11.Koelinstallaties en andere voorzieningen voor de inzameling van dierenkrengen komen in aanmerking voor subsidiëring. Bij de berekening van het subsidieerbare bedrag wordt de volgende beperking in acht genomen : één koelinstallatie per intergemeentelijk samenwerkingsverband of per 100.000 inwoners.
Art. 12.Transportcontainers die een alternatief bieden voor wegtransport, komen in aanmerking voor subsidiëring. Bij de berekening van het subsidieerbaar bedrag wordt de volgende beperking in acht genomen : minimaal twintig containers voor alternatief transport. Afdeling 3. - Innovatieve projecten
Art. 13.Innovatieve projecten die een groot potentieel hebben om te leiden tot een lagere milieudruk op het vlak van materialengebruik en -verbruik, komen in aanmerking voor subsidiëring.
Art. 14.Een projectvoorstel omvat minimaal : 1° de administratieve gegevens van de projectaanvrager;2° een beschrijving van het project met de aanleiding, doelstelling(en), een overzichtelijk stappenplan van de geplande acties en de daaraan gekoppelde uitvoeringstermijnen;3° de partners die betrokken worden in het project, en de afspraken over de inbreng en taakverdeling;4° de effecten die met het project worden beoogd op het vlak van materialengebruik en -verbruik, de globale milieuwinst en de bijdrage die wordt geleverd aan de totstandkoming van een circulaire economie;5° een beschrijving van het innovatieve karakter van het project, het potentieel aan leerervaringen voor Vlaanderen en het lokaal bestuur;6° een raming van de totale kosten, zoals vermeld in artikel 16, en een specificatie van het deel van het project waarvoor een subsidie aangevraagd wordt;7° de wijze waarop het totale project gefinancierd wordt, rekening houdend met de eigen financiële inbreng, andere subsidies van de Vlaamse overheid of andere overheden. De bevoegde administratie kan een sjabloon vaststellen, dat gebruikt moet worden voor de indiening van het projectvoorstel.
De projecten worden geadviseerd door een expertencommissie die wordt samengesteld uit twee experten van de bevoegde administratie en telkens één expert uit de volgende organisaties : 1. het Kenniscentrum Vlaamse Steden;2. de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw;3. de Koepel van Milieuondernemers in de Sociale Economie vzw;4. de Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen vzw;5. het Agentschap voor Binnenlands Bestuur - Team Stedenbeleid;6. het departement Omgeving;7. Go4Circle vzw. De bevoegde administratie zit de commissie voor en zorgt voor het secretariaat en de verslaggeving.
Art. 15.Het eindrapport omvat een beschrijving van eventueel uitgevoerde studies, uitgevoerde acties, het doorlopen leertraject, de resultaten en een eindafrekening van de reëel gemaakte kosten en opbrengsten, zoals vermeld in artikel 18. Daarnaast bevat het rapport ook een evaluatie van het project in relatie tot de initiële doelstellingen en aanpak, en met aanwijzingen over de mogelijke opschaalbaarheid en aanbevelingen voor het beleid.
Art. 16.Alleen kosten ten behoeve van het project komen in aanmerking voor subsidiëring. Die kosten omvatten zowel investeringskosten, werkingskosten, directe loonkosten als externe prestaties.
De bevoegde administratie kan een sjabloon vaststellen dat gebruikt moet worden bij de opmaak van de projectbegroting.
Art. 17.Het subsidiebedrag wordt berekend op basis van de kosten die aanvaard worden binnen het project.
Art. 18.Na afloop van het project wordt een eindafrekening gemaakt.
De eindafrekening bevat een overzicht van alle reëel gemaakte kosten.
De facturen en de onkostennota's worden erbij gevoegd. De reële loonkosten per persoon worden gerapporteerd, waarbij een link wordt gelegd met de ingezette personeelsmiddelen. Loonfiches moeten op verzoek ter verantwoording voorgelegd worden. Als de reëel gemaakte kosten lager liggen dan aanvankelijk begroot, wordt het subsidiebedrag naar beneden aangepast.
Als meerkosten zijn gerealiseerd ten opzichte van de projectbegroting, moeten die gemotiveerd worden. Alleen als die meerkosten noodzakelijk zijn voor het welslagen van het project en niet te voorzien waren bij het projectvoorstel, kan de hoogte van het subsidiebedrag worden aangepast, na voorafgaande goedkeuring door de minister of zijn afgevaardigde. Meerkosten op het vlak van investeringskosten kunnen volledig in aanmerking komen. Meerkosten op het vlak van personeelskosten, werkingskosten en externe prestaties kunnen in aanmerking komen tot maximaal 20 % van het in de subsidiebeslissing vastgelegde bedrag per rubriek.
Aanpassingen, schrappingen en verschuivingen van de kostenposten tijdens de uitvoering van het project die het maximaal vastgelegde subsidiebedrag niet overschrijden, zijn toegelaten, mits deze functioneel verantwoord worden.
Art. 19.Als het project wordt beëindigd voor alle projectstappen uit het projectvoorstel zijn uitgevoerd, maar er wel een eindrapport en eindafrekening wordt opgemaakt, komen alle effectief gemaakte kosten in aanmerking voor subsidiëring. Als het project voortijdig wordt stopgezet zonder eindrapport en eindafrekening, vervalt de subsidiebelofte. Afdeling 4. - Zwerfvuil- en sluikstortbeleid
Art. 20.De plaatsing van afvalbakken of andere recipiënten ter voorkoming van zwerfvuil in het kader van een dossier openbare netheid komt in aanmerking voor subsidiëring. Het maximaal subsidieerbare bedrag per afvalbak, plaatsingskosten inbegrepen, bedraagt : 1° voor straatafvalbakken : 4 euro per liter inhoud met een maximum van 600 euro per afvalbak;2° voor recipiënten specifiek voor sigarettenpeuken : 100 euro per recipiënt;3° voor recipiënten specifiek voor hondenpoep : 200 euro per recipiënt. De subsidies voor deze investeringen worden als volgt uitbetaald : 1° tot 70 % van de toegezegde subsidie bij de indiening van de vorderingsstaten en de eindafrekening;2° tot 100 % van de toegezegde subsidie na de voorlegging en goedkeuring van het eindrapport van het dossier openbare netheid.
Art. 21.Diverse voorzieningen ter ondersteuning van het zwerfvuil- en sluikstortbeleid in het kader van een project openbare netheid komen in aanmerking voor subsidiëring. Voorbeelden van voorzieningen zijn camera-installaties, afvalcontainers voor het afzonderlijk bijhouden van ingezameld sluikstort en zwerfvuil met het oog op een betere monitoring ervan, afvalzuigers, kleine handstofzuigers/-bladzuigers en bladblazers. Veegwagens komen niet in aanmerking voor subsidies.
Het maximaal subsidieerbare bedrag voor een gemeente is 10.000 euro per begonnen schijf van 25.000 inwoners, toebehoren en omkaderende maatregelen inbegrepen.
De subsidies voor deze investeringen worden als volgt uitbetaald : 1° tot 70 % van de toegezegde subsidie bij de indiening van de vorderingsstaten en de eindafrekening;2° tot 100 % van de toegezegde subsidie na de voorlegging en goedkeuring van het eindrapport van het project openbare netheid. Afdeling 5. - Ondersteuning van lokale besturen
Art. 22.Taken waarvoor verenigingen van steden en gemeenten in het vigerend uitvoeringsplan voor huishoudelijk afval zijn aangeduid als trekker, komen in aanmerking voor subsidiëring. De subsidiering betreft de werkings- en personeelskost in zoverre die rechtstreeks verbonden is aan de uit te voeren actie. De subsidieerbare periode is de tijd die, conform het uitvoeringsplan nodig is om de actie uit te voeren. Uitbetaling per jaar is mogelijk. Afdeling 6. - Voorvergistingsinstallaties
Art. 23.Het algemene subsidiepercentage voor voorvergistingsinstallaties bedraagt 20 % op de netto investering, exclusief btw, met een maximum van 1.500.000 euro per installatie.
Jaarlijks kan maximaal 1.500.000 euro vastgelegd worden voor de subsidiëring van voorvergistingsinstallaties.
Art. 24.De voorvergistingsinstallaties die voor een gft-composteerinstallatie worden opgezet, komen in aanmerking voor subsidiëring. De subsidieerbare materie omvat alle infrastructuurwerken en uitrustingswerken die noodzakelijk zijn om een bedrijfsklare installatie te realiseren. Afdeling 7. - Asbestafbouwbeleid
Art. 25.Impulsprojecten in het kader van het asbestafbouwbeleid komen in aanmerking voor subsidiëring waarbij de projectdoelsteling zich situeert bij projecten en voorzieningen voor de ophaling aan de bronlocatie van asbesthoudende materialen. De totale subsidieerbare kosten omvatten de stortkosten en de inzamelkosten.
Het subsidiepercentage bedraagt maximaal 90 % van de totale subsidieerbare kosten (exclusief btw), begrensd tot maximaal 160 euro/ton asbestcement afval voor de dossiers ingediend uiterlijk 31 december 2018. Voor aanvragen ingediend vanaf 1 januari 2019 bedraagt het subsidiepercentage maximaal 75 %.
Voor het begrotingsjaar 2017 kunnen de stortkosten als subsidieerbare deelkost onder de vorm van projectversnellingstegoeden reeds voor de effectieve inzameling ingediend worden tot uiterlijk 1 december 2017.
De subsidiëring van deze deelkost bedraagt het volledige bedrag, exclusief btw, met een maximum van 65 euro/ton. Afdeling 8. - Slotbepalingen
Art. 26.De ontwerpdossiers die naar de bevoegde administratie zijn gestuurd voor de inwerkingtreding van dit besluit, worden afgehandeld volgens de bepalingen die geldig waren op het tijdstip van de indiening van de aanvraag.
Art. 27.Het ministerieel besluit van 22 mei 2014Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 22/05/2014 pub. 02/10/2014 numac 2014035912 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit houdende vaststelling van nadere regels voor de subsidiëring van bepaalde werken, leveringen en diensten die in het Vlaamse Gewest door of op initiatief van lokale besturen worden uitgevoerd sluiten houdende vaststelling van nadere regels voor de subsidiëring van bepaalde werken, leveringen en diensten die in het Vlaamse Gewest door of op initiatief van lagere besturen of ermee gelijkgestelde rechtspersonen worden uitgevoerd wordt opgeheven.
Art. 28.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 15 oktober 2017.
Brussel, 12 oktober 2017.
De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld