gepubliceerd op 19 september 2006
Ministerieel besluit houdende diverse controlemaatregelen inzake accijnzen
11 SEPTEMBER 2006. - Ministerieel besluit houdende diverse controlemaatregelen inzake accijnzen
De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Gelet op de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop, gewijzigd door de wet van 4 mei 1999 en door de programmawet van 22 december 2003, inzonderheid artikel 37;
Gelet op de programmawet van 27 december 2004, gewijzigd door de programmawet van 27 december 2005, inzonderheid artikel 432, § 1;
Gelet op de programmawet van 11 juli 2005 gewijzigd door de programmawet van 27 december 2005, inzonderheid artikel 33;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 februari 2006 houdende diverse bepalingen betreffende de controle van energieproducten en elektriciteit inzake accijnzen, inzonderheid artikel 2;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 maart 2006 betreffende koolzaadolie gebruikt als motorbrandstof, inzonderheid artikel 2;
Gelet op het ministerieel besluit van 14 mei 2004 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop, gewijzigd door het ministerieel besluit van 27 oktober 2005, inzonderheid de artikelen 22 en 22ter ;
Gelet op het ministerieel besluit van 27 oktober 2005 betreffende de belasting van energieproducten en elektriciteit, inzonderheid de artikelen 3, 5, 11 t/m 13, 21 en 26;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat dit besluit in het bijzonder de bepalingen vastlegt voor de inwerkingtreding van de vrijstelling voor koolzaadolie geproduceerd en verkocht door landbouwers en dat deze vrijstelling in werking is getreden op 3 april 2006 in overeenstemming met het koninklijk besluit van 10 maart 2006 betreffende de koolzaadolie gebruikt als motorbrandstof; dat, onder deze voorwaarden, dit besluit zonder uitstel moet worden genomen.
Gelet op het advies van de Douaneraad van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, gegeven op 3 juli 2006, Besluit :
Artikel 1.In het ministerieel besluit van 14 mei 2004 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop, gewijzigd door het ministerieel besluit van 27 oktober 2005 worden de volgende wijzigingen aangebracht : § 1. Er wordt een artikel 18bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 18bis.De distributeur van aardgas en/of elektriciteit, bedoeld in artikel 424, § 1 van de programmawet van 27 december 2004, moet zijn zekerheid stellen bij de ontvanger waar zijn maatschappelijke zetel van afhangt. » § 2. Artikel 22 wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 22.Wanneer een energieproduct of elektriciteit van artikel 419 van de programmawet van 27 december 2004 in verbruik wordt gesteld, moeten de facturen opgesteld tijdens de oorspronkelijke levering of tijdens latere leveringen, het toegepaste tarief inzake accijnzen vermelden. » § 3. Artikel 22ter wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 22ter.§ 1. Bij gebruik van kerosine of van gasolie als motorbrandstof voor industriële en commerciële doeleinden in de zin van artikel 420, § 4 van de programmawet van 27 december 2004, kan de inning van de aanvullende accijnzen die het verschil vertegenwoordigen tussen de accijnzen vastgesteld voor dit gebruik en deze vastgesteld voor gebruik als verwarmingsbrandstof, geschieden door middel van een aangifte volgens het model opgenomen in bijlage X. Hetzelfde geldt voor vloeibaar petroleumgas, indien het gebruik ervan onderworpen is aan een hoger tarief inzake accijnzen dan dit waartegen het werd verworven.
Deze aangifte die wordt opgesteld door de gebruiker van deze energieproducten, moet bij de ontvanger worden ingediend uiterlijk de 10e van de maand die volgt op hun levering. § 2. De handelaar in energieproducten in de zin van hoofdstuk IV van het ministerieel besluit van 27 oktober 2005 betreffende de belasting van energieproducten en elektriciteit kan de betaling van de aanvullende accijnzen bedoeld in § 1 op zich nemen. Hij kan eveneens de betaling op zich nemen van de aanvullende accijnzen die voortvloeien uit de levering van gasolie gebruikt als motorbrandstof voor industriële en commerciële doeleinden aan een pompstation, overeenkomstig artikel 40, § 2 van het ministerieel besluit van 27 oktober 2005 betreffende de belasting van energieproducten en elektriciteit.
De inning van de aanvullende accijnzen geschiedt door middel van een aangifte volgens het model opgenomen in bijlage X. Deze aangifte die wordt opgesteld door de handelaar in energieproducten, moet bij de ontvanger worden ingediend uiterlijk de 10e van de maand die volgt op zijn leveringen. » § 4. Bijlage X wordt vervangen door de volgende bijlage : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 2.In het ministerieel besluit van 27 oktober 2005 betreffende de belasting van energieproducten en elektriciteit worden de volgende wijzigingen aangebracht : § 1. Het artikel 3, § 3 wordt vervangen door de volgende bepaling : « De directeur-generaal kan, onder de door hem te stellen voorwaarden, de handelaar in zware stookolie die jaarlijks een hoeveelheid van meer dan 1 000 000 kg van dit product verkoopt, evenals de handelaar in vloeibaar petroleumgas die jaarlijks een hoeveelheid van meer dan 250 000 kg van deze producten verkoopt, vrijstellen van het voorhanden hebben van een fysieke voorraad. § 2. In artikel 3, § 4, 2de lid, de woorden « in een belastingentrepot » vervangen door de woorden « onder de schorsingsregeling »; § 3. Artikel 5, 2de lid wordt als volgt aangevuld : « Verder zijn de stukken vermeld in de letters e) en f) niet vereist voor de personen bedoeld in artikel 429, § 2, m) van de wet. » § 4. In artikel 11 wordt een § 3 bis ingevoegd, luidend als volgt : « § 3bis. Bij de aanvraag tot het bekomen van een vergunning energieproducten en elektriciteit van de volgende types moet worden bijgevoegd : - voor « distributeur van aardgas » of « distributeur van elektriciteit » : een kopie van de akte van zekerheidstelling vereist door artikel 2 van het koninklijk besluit van 2 februari 2006 houdende diverse bepalingen betreffende de controle van energieproducten en elektriciteit inzake accijnzen; - voor « producent en handelaar in kolen, cokes en bruinkool of zijn fiscaal vertegenwoordiger » : wanneer de producent, invoerder of eventueel zijn fiscaal vertegenwoordiger overeenkomstig artikel 425 van de wet, in de plaats treedt van de bedrijven die aan de kleinhandelaar leveren, de lijst van deze leveranciers en een attest van hen waarmee ze zich akkoord verklaren met deze substitutie. » § 5. Artikel 12, § 1, 5de streepje wordt vervangen door de volgende bepaling : « - vloeibaar petroleumgas, aan het hoogste tarief dat overeenstemt met het gebruik als verwarmingsbrandstof zoals bepaald in artikel 419, h) iii) van de wet;»; § 6. In artikel 13, § 3, worden de woorden « de erkend entrepothouder die hem heeft bevoorraad » vervangen door de woorden « een erkend entrepothouder ». § 7. Artikel 21 wordt aangevuld met het volgende lid : « Deze aanvraag moet vergezeld gaan van een dossier dat aantoont dat die persoon zich bevindt in een situatie die toelaat om te genieten van een van deze vrijstellingen. » § 8. Artikel 26 wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 26.De reactiemotorbrandstof die, overeenkomstig artikel 429, § 1, f) van de wet, wordt geleverd voor het gebruik als motorbrandstof of als verwarmingsbrandstof voor de luchtvaart, geniet automatisch van de vrijstelling bij de uitslag uit het belastingentrepot, voorzover de erkend entrepothouder onmiddellijk overgaat tot de bevoorrading van de luchtvaartuigen.
De erkend entrepothouder houdt een lijst van de hoeveelheid geleverde producten, per duidelijk geïdentificeerd luchtvaartuig. Iedere levering moet worden bevestigd door de luchtvaartmaatschappij, door de boordcommandant of door de eigenaar van het luchtvaartuig. » § 9. De artikelen 37bis tot 37quater worden ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 37bis.In de gevallen van vrijstelling waar een vergunning geëist wordt door dit hoofdstuk, mag de leverancier van energieproducten en elektriciteit slechts leveringen verrichten, met vrijstelling van accijnzen, aan een persoon die de vergunning heeft verkregen. Deze vergunning dient hem te worden overgelegd.
Indien de energieproducten worden ingevoerd en tot verbruik worden aangegeven met vrijstelling van accijnzen dient de vergunning overgelegd te worden op het kantoor van invoer.
Art. 37ter.Iedere persoon, alleen handelend of in een samenwerkingsverband, die koolzaadolie van de GN-code 1514 verkoopt overeenkomstig artikel 429, § 2, m) van de wet moet beschikken over een vergunning energieproducten en elektriciteit « andere ».
Wanneer de vergunningsaanvraag wordt ingediend, moet zij in het vakje « Bijzondere bepalingen » of het producentnummer (landbouwer), toegekend door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Vlaams of het Waals Gewest, of, wanneer het gaat om een coöperatie, de lijst van de nummers toegekend door de Gewesten aan de leden van die coöperatie, vermelden.
Bovendien moet een ondertekende verklaring worden bijgevoegd die de administratie der douane en accijnzen toelaat de gegevens op te vragen die worden meegedeeld aan de Gewesten in het kader van de oppervlakteverklaring.
Art. 37quater.Iedere gewestelijke maatschappij voor openbaar vervoer die zuivere koolzaadolie van de GN-code 1514 wil gebruiken als motorbrandstof overeenkomstig artikel 429, § 2, n) van de wet moet beschikken over een vergunning energieproducten en elektriciteit « eindgebruiker ». » § 10. De bijlagen IV en V worden vervangen door de volgende bijlagen :
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Brussel, 11 september 2006.
D. REYNDERS