gepubliceerd op 20 maart 2006
Koninklijk besluit betreffende koolzaadolie gebruikt als motorbrandstof
10 MAART 2006. - Koninklijk besluit betreffende koolzaadolie gebruikt als motorbrandstof
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit besluit bevat de maatregelen waarvan het opstellen wordt toevertrouwd aan de Koning, overeenkomstig de bepalingen opgenomen in de programmawet van 11 juli 2005; terzake betreft het de volgende bepalingen : - artikel 33 bepaalt dat de Koning de toepassingsvoorwaarden bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, van artikel 32 van de programmawet van 11 juli 2005, vervangen door de programmawet van 27 december 2005; - artikel 34 bepaalt dat de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de datum bepaalt waarop artikel 32 in werking treedt.
Rekening houdend met de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, is de eigenlijke accijns gemeenschappelijk voor België en het Groot-Hertogdom Luxemburg, terwijl de bijzondere accijns, de controleretributie en de bijdrage op de energie voorbehouden zijn voor België. Deze situatie heeft het noodzakelijk gemaakt om dit koninklijk besluit te onderwerpen aan het advies van voornoemde Economische Unie.
Artikel 1 van dit besluit bepaalt de datum van inwerkingtreding van de situaties van vrijstelling van accijnzen vermeld in artikel 32 van de programmawet van 11 juli 2005, vervangen door de programmawet van 27 december 2005.
De betrokken situaties zijn de volgende : - koolzaadolie van de GN-code 1514, gebruikt als motorbrandstof, wanneer deze door een natuurlijke persoon of rechtspersoon wordt geproduceerd en zonder tussenpersoon aan de eindverbruiker wordt verkocht. Hierbij handelt de producent alleen of in een samenwerkingsverband, op basis van zijn eigen productie; - zuivere koolzaadolie, van de GN-code 1514, gebruikt als motorbrandstof door de voertuigen van de gewestelijke maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer.
Artikel 2 bepaalt de te volgen procedure teneinde te kunnen genieten van de vrijstelling van accijnzen zoals vermeld in artikel 32 van de programmawet van 11 juli 2005, vervangen door de programmawet van 27 december 2005; terzake wordt verwezen naar de procedure vastgesteld door de Minister van Financiën, zoals deze reeds van toepassing is voor het geheel van situaties van vrijstelling opgenomen in artikel 429 van de programmawet van 27 december 2004.
Aangezien koolzaadolie die zo op de markt wordt gebracht niet voldoet aan de normen vastgesteld in artikel 3, § 1 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 betreffende de benamingen en de kenmerken van de biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen voor motorvoertuigen en voor niet voor de weg bestemde mobiele machines, moet bij de voltooiing van de procedure waarvan sprake in het vorige lid, de belanghebbende beschikken over de beslissing tot afwijking waarvan sprake in artikel 3, § 2 van het voornoemde besluit.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS
10 MAART 2006. - Koninklijk besluit betreffende koolzaadolie gebruikt als motorbrandstof ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de programmawet van 27 december 2004, inzonderheid op artikel 431;
Gelet op de programmawet van 11 juli 2005, inzonderheid op artikel 32, vervangen door de programmawet van 27 december 2005 en op artikelen 33 en 34;
Gelet op het advies van de Douaneraad van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 23 februari 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 23 februari 2006;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat, teneinde te beantwoorden aan de behoeften geuit door de landbouwsector en de gewestelijke maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer, de vrijstelling van accijnzen op koolzaadolie gebruikt als motorbrandstof in werking moet treden op 3 april 2006;
Gelet op het advies 39.986/2 van de Raad van State, gegeven op 6 maart 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 32 van de programmawet van 11 juli 2005, vervangen door de programmawet van 27 december 2005, treedt in werking op 3 april 2006.
Art. 2.De personen en maatschappijen bedoeld in artikel 32 van de programmawet van 11 juli 2005, vervangen door de programmawet van 27 december 2005, moeten zich laten erkennen door de administratie der douane en accijnzen, volgens de procedure vastgesteld door de Minister van Financiën.
Bij hun aanvraag tot erkenning moeten deze personen en maatschappijen een beslissing tot afwijking, afgeleverd overeenkomstig artikel 3, § 2 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 betreffende de benamingen en de kenmerken van de biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen voor motorvoertuigen en voor niet voor de weg bestemde mobiele machines, voegen.
Art. 3.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 maart 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën D. REYNDERS