gepubliceerd op 25 mei 2011
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 december 2001 tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten
11 MEI 2011. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 december 2001Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 28/12/2001 pub. 15/01/2002 numac 2001001332 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministerieel besluit tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten
De Minister van Binnenlandse Zaken, Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, artikel VII.I.1, tweede, derde en vierde lid;
Gelet op het ministerieel besluit van 28 december 2001Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 28/12/2001 pub. 15/01/2002 numac 2001001332 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministerieel besluit tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten;
Gelet op het advies van de Adviesraad van burgemeesters, gegeven op 26 april 2011;
Gelet op het protocol van onderhandeling nr. 281 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten, gesloten op 27 april 2011;
Gelet op het advies 49.418/2 van de Raad van State, gegeven op 18 april 2011, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Besluit :
Artikel 1.In het UBPol wordt een artikel VII.30 ingevoegd, luidende : « Art. VII.30. De generieke functies bedoeld in artikel VII.I.1, tweede lid, RPPol, worden vastgesteld in bijlage 26. »
Art. 2.In het UBPol wordt een artikel VII.31 ingevoegd, luidende : « Art. VII.31. De basis- en positiecompetenties van elke generieke functie, bedoeld in artikel VII.I.1, tweede lid, RPPol, worden vastgesteld in bijlage 27. »
Art. 3.In het UBPol wordt een artikel VII.32 ingevoegd, luidende : « Art. VII.32. De referentielijst van de basis- en positiecompetenties, bedoeld in artikel VII.I.1, derde lid, RPPol, wordt vastgesteld in bijlage 28. »
Art. 4.In het UBPol wordt een artikel VII.33 ingevoegd, luidende : « Art. VII.33. De referentielijst van de specifieke competenties alsook de methodologie voor de omschrijving van de specifieke competenties, bedoeld in artikel VII.I.1, vierde lid, RRPol, worden vastgesteld in bijlage 29. »
Art. 5.In het UBPol worden de bijlagen 26, 27, 28 en 29 ingevoegd die respectievelijk als bijlagen 1, 2, 3 en 4 zijn gevoegd bij dit besluit.
Brussel, 11 mei 2011.
Mevr. A. TURTELBOOM
Bijlage 1 bij het ministerieel besluit van 11 mei 2011 tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 december 2001Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 28/12/2001 pub. 15/01/2002 numac 2001001332 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministerieel besluit tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten Bijlage 26 bij het ministerieel besluit van 28 december 2001Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 28/12/2001 pub. 15/01/2002 numac 2001001332 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministerieel besluit tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten Methodologie : Om een beoordeling te kunnen geven omtrent de overeenstemming van de beroepsbekwaamheden van de geëvalueerde persoon met het competentieprofiel van de uitgeoefende functie, moet op voorhand aan de geëvalueerde persoon het competentieprofiel van zijn functie worden meegedeeld.
Het opstellen van de profielen gebeurt overeenkomstig de volgende methodologie.
Elk personeelslid oefent een functie uit binnen de organisatie. De plaats van die functie in de organisatie blijkt uit de na overleg in het bevoegde comité vastgelegde personeelsformatie. Die functie wordt bepaald, enerzijds door een geheel van uit te voeren activiteiten en anderzijds door de bijdrage van de persoon die ze uitoefent. De combinatie van die twee elementen laat toe de beroepsbekwaamheden noodzakelijk voor een optimale uitoefening van de functie vast te stellen.
De functies binnen de organisatie worden in families gehergroepeerd op basis van een soortgelijke bijdrage aan de organisatie. Die functies zijn aldus, op het vlak van competenties, een weergave van een gemeenschappelijke noemer. Die gemeenschappelijke noemer vormt het generieke profiel van elke familie van functies.
Om de families van de functies te bepalen, worden 2 progressie-assen in aanmerking genomen : - de as « omkadering » (ofwel maakt het personeelslid deel uit van een ploeg en werkt het mee aan gemeenschappelijke taken ofwel heeft het een redelijk belangrijk aantal personen onder zijn verantwoordelijkheid en wordt het coördinator, diensthoofd, ...), - en de as « verwacht niveau van bijdrage van de functie » (omvang van de geleverde bijdrage aan de werking van de organisatie; dit begrip verwijst enigszins naar de verwachtingen betreffende de kennis, de ervaring en de know-how).
De combinatie van die twee progressie-assen laat toe om 13 posities te definiëren. Die verschillende posities verwijzen naar de 13 aanwezige rollen in de organisatie (zie tabel I).
Aan elk van de zo gedefinieerde posities is een familie van functies verbonden die een vergelijkbare rol spelen in de organisatie. Aan elke familie van functies is een generieke titel verbonden. Dankzij die indeling wordt elke functie geklasseerd in één van de families volgens het behaalde niveau in de twee progressie-assen. Dit is de positionering (zie tabel II).
Om een functie te kunnen positioneren moet men dus de klasseringscriteria kunnen definiëren op de horizontale en verticale as : - horizontale progressie-as « omkadering » : voor het klassement op deze as is een tabel uitgewerkt op basis van bijlage 3 van het RPPol (zie tabel III) - verticale progressie-as « verwacht niveau van bijdrage van de functie » : voor deze as gebeurt de klassering volgens de niveaus A, B, C of D van de bijdrage van de functie (verwijzing naar de niveaus in het openbaar ambt). Zo komt de positie « uitvoering » overeen met de functies met een bijdrage van niveau C en D ( met twee aparte profielen, een profiel voor de functies van niveau D en een profiel voor de functies van niveau C en de agenten van politie), de positie « raadgeving » komt overeen met de functies met een bijdrage van niveau B en ten slotte komen de posities « advies » en « advies-expertise » overeen met de functies met een bijdrage van niveau A (de positie « advies-expertise » is voorbehouden voor de functies waarvan de impact duidelijk op een strategisch niveau te situeren is).
Behalve voormelde algemene principes, moet er worden verduidelijkt dat de functie « inspecteur », omwille van de vereiste aanvullende politieopleiding en de omvang van de bijdrage, wordt geklasseerd in de positie « raadgeving » en dat de functie « hoofdinspecteur », omwille van de vereiste opleiding, maar ook vanwege de coördinatietaken die vaak met die functie gepaard gaan, wordt geklasseerd in de positie « raadgeving-coördinatie » (eenzelfde functie zonder enige omkaderingstaak, zou zich in de positie « raadgeving » bevinden).
Bij wijze van uitzondering kan een functie in een hogere positie (hoger niveau op één en/of andere progressie-as) worden geklasseerd dan deze waar ze bij een strikte toepassing van de hierboven beschreven principes zou worden geklasseerd. Dit is enkel maar mogelijk indien die herpositionering volledig gerechtvaardigd is vanuit functioneel oogpunt, op basis van de jobinhoud zelf.
Indien de positionering van de functie niet op basis van de personeelsformatie als dusdanig kan worden uitgevoerd, dient dit bijkomend te worden overlegd in het bevoegde comité.
Samengevat verloopt de bepaling van een profiel in meerdere fasen : - aan de functie wordt, overeenkomstig de personeelsformatie, één van de 13 posities die voor de geïntegreerde politie werden gedefinieerd, gegeven; - aan de functie wordt het in artikel VII.I.1, derde lid, RPPol bedoelde generieke profiel gekoppeld. Dit profiel herneemt het geheel van de generieke competenties die vastgelegd zijn in de referentielijst van de competenties; - indien hij dit nodig acht, kan de evaluator het profiel aanvullen met één of meerdere specifieke competenties (zie bijlage 29).
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 11 mei 2011 tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 december 2001Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 28/12/2001 pub. 15/01/2002 numac 2001001332 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministerieel besluit tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.
De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM
Bijlage 2 bij het ministerieel besluit van 11 mei 2011 tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 december 2001Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 28/12/2001 pub. 15/01/2002 numac 2001001332 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministerieel besluit tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten Bijlage 27 bij het ministerieel besluit van 28 december 2001Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 28/12/2001 pub. 15/01/2002 numac 2001001332 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministerieel besluit tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten Basis- en positiecompetenties Methodologie : De basis- en positiecompetenties vormen het generieke deel van het competentieprofiel. Een « generiek profiel » is zo vastgesteld voor elke familie van functies : de keuze van de competenties die er deel van uitmaken evenals de bepaling van het niveau van de competenties dat moet worden bereikt, is gebeurd volgens een logica van hoger gestelde eisen in functie van de uitgeoefende betrekking. Die generieke profielen mogen in geen geval worden gewijzigd, noch wat de keuze van de competenties die het profiel vormen betreft, noch in het te behalen niveau voor elk van deze competenties.
Alle basiscompetenties worden gedefinieerd in de referentielijst van de competenties; ze zijn van toepassing, op verschillende niveaus, op alle personeelsleden en komen aldus voor in alle competentieprofielen ongeacht de uitgeoefende functie.
De positiecompetenties zijn opgenomen in de referentielijst van de competenties. Niet alle positiecompetenties zijn op alle functies van toepassing; enkel de competenties die relevant zijn voor de uitgeoefende functie worden in het profiel van de functie in kwestie opgenomen.
De generieke profielen kunnen, in vergelijking met het dagelijks functioneren, « abstract » en/of te algemeen lijken. Daarenboven kan eenzelfde profiel toegekend worden voor functies met een zeer verschillende inhoud. Daarom is het aangewezen om de verschillende competenties van het profiel te « contextualiseren », dit wil zeggen op een concrete manier te verduidelijken. De contextualisering van een competentie houdt tegelijkertijd rekening met de beoogde activiteiten en het type bijdrage dat van de desbetreffende functie wordt verwacht.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 11 mei 2011 tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 december 2001Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 28/12/2001 pub. 15/01/2002 numac 2001001332 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministerieel besluit tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.
De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM
Bijlage 3 bij het ministerieel besluit van 11 mei 2011 tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 december 2001Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 28/12/2001 pub. 15/01/2002 numac 2001001332 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministerieel besluit tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten Bijlage 28 bij het ministerieel besluit van 28 december 2001Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 28/12/2001 pub. 15/01/2002 numac 2001001332 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministerieel besluit tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten Tabel referentielijst van de competenties Methodologie : De referentielijst van de competenties herneemt een geheel van competenties die alle weergegeven worden volgens de hierna beschreven niveaus.
Aan elke functie is een « competentieprofiel » verbonden dat een geheel van competenties, weergegeven op 5 niveaus, omvat : - niveau 1 : kennis zonder meer, nog geen know-how; - niveau 2 : capaciteit om de kennis aan te wenden in eenvoudige en zich herhalende situaties; - niveau 3 : beheersing van de competentie in uiteenlopende situaties die echter nog steeds vallen onder het gebruikelijk functioneren; - niveau 4 : volledige beheersing van de competentie in complexe situaties en/of situaties die buiten het gebruikelijk functioneren vallen; - niveau 5 : capaciteit om vernieuwende antwoorden te bedenken en/of te piloteren voor complexe en/of onbekende situaties.
Het competentieprofiel hergroepeert zich tot 3 types van competenties : - de basiscompetenties : een geheel van basisvaardigheden, aanwezig in de profielen van alle functies die binnen de geïntegreerde politie bestaan (kunnen lezen, kunnen schrijven,...); - de generieke competenties verbonden aan de positie : een geheel van competenties die gedeeld worden door alle functies van eenzelfde positie binnen de organisatie; - de specifieke competenties : competenties die gelinkt zijn aan de specificiteit van de functie, het strategisch referentiedomein en de uitgevoerde activiteiten (cfr. bijlage 29).
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 11 mei 2011 tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 december 2001Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 28/12/2001 pub. 15/01/2002 numac 2001001332 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministerieel besluit tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.
De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM
Bijlage 4 bij het ministerieel besluit van 11 mei 2011 tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 december 2001Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 28/12/2001 pub. 15/01/2002 numac 2001001332 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministerieel besluit tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten Bijlage 29 bij het ministerieel besluit van 28 december 2001Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 28/12/2001 pub. 15/01/2002 numac 2001001332 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministerieel besluit tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten Specifieke competenties Methodologie : Als men ondanks de contextualisering van de verschillende competenties (cfr. methodologie in de bijlage 27) nog te « algemeen » meent te zijn, is het mogelijk om het generieke profiel aan te vullen met één of meerdere specifieke competenties. Deze kunnen gekozen worden uit de hiernavolgende referentielijst van de competenties.
Het is eveneens mogelijk om competenties te « creëren ». In dat geval is het onontbeerlijk om coherent te blijven met de methodologie van het systeem en, in het bijzonder, om de competentieniveaus zoals deze gedefinieerd werden, te respecteren (cfr. methodologie in de bijlage 28). Voor de coherentie van het systeem, zal elke nieuwe competentie noodzakelijk moeten worden gedefinieerd volgens die logica van de niveaus. Daarenboven dienen nodeloze herhalingen van reeds gedefinieerde competenties te worden vermeden.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 11 mei 2011 tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 december 2001Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 28/12/2001 pub. 15/01/2002 numac 2001001332 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministerieel besluit tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.
De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM