Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 09 maart 1999
gepubliceerd op 13 mei 1999

Ministerieel besluit houdende de nadere regels betreffende de subsidieverlening voor projecten in het kader van het Vlaamse minderhedenbeleid

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999035558
pub.
13/05/1999
prom.
09/03/1999
ELI
eli/besluit/1999/03/09/1999035558/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 MAART 1999. - Ministerieel besluit houdende de nadere regels betreffende de subsidieverlening voor projecten in het kader van het Vlaamse minderhedenbeleid


De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, Gelet op het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden, inzonderheid op artikel 43;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 14 juli 1998 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de centra en diensten voor het Vlaamse minderhedenbeleid, inzonderheid op artikel 68;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1997 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 28 september 1998 en 19 december 1998;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 1 maart 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het besluit van de Vlaamse regering van 14 juli 1998 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de centra en diensten voor het Vlaamse minderhedenbeleid in werking is getreden op 1 juli 1998; dat de voorwaarden voor de toekenning van deze projectsubsidie en de aanvraagprocedure onverwijld moeten worden vastgelegd, teneinde vanaf 1999 de subsidiëring van experimentele, aanvullende of vernieuwende projecten voor het Vlaamse minderhedenbeleid mogelijk te maken, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : het lid van de Vlaamse regering, bevoegd voor de bijstand aan personen;2° administratie : de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;3° project : een project als bedoeld in artikel 43 van het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden. HOOFDSTUK II. - Procedure

Art. 2.De minister legt jaarlijks de thema's vast om de subsidie-aanvragen voor de projecten te kunnen indienen, evalueren, vast te stellen en uit te betalen.

Art. 3.1° De subsidies zijn bedoeld om projecten met een experimenteel, aanvullend en/of vernieuwend karakter, die beantwoorden aan maatschappelijke relevante noden, behoeften en problematiek en die vooralsnog niet kunnen worden opgenomen door de reguliere sector tijdelijk te ondersteunen en dit op vlak van personeels- en werkingskosten inherent aan de realisatie van het project. 2° De projecten zijn vernieuwend qua doelgroep, processen en methodieken en beogen resultaten waarbij de vertaling ervan naar heel de sector/beleidsdomein concreet worden omschreven.De resultaten van deze projecten dienen, mits een positieve evaluatie inzake efficiëntie en effectiviteit, op termijn implementeerbaar te worden in andere beleidsdomeinen.

Art. 4.De initiatiefnemer kan zowel een openbaar bestuur als een vereniging zonder winstoogmerk zijn.

Art. 5.De aanvraag voor een projectsubsidie is ontvankelijk indien ze wordt ingediend bij de administratie met een aangetekend schrijven uiterlijk 15 april van het jaar waarin de projectsubsidie wordt aangevraagd en indien ze de volgende stukken bevat : 1° De aanvraag is opgemaakt volgens een standaarddocument dat door de administratie is opgemaakt en dat als bijlage bij dit besluit is opgenomen.2° De aanvraag bevat een projectomschrijving en een begroting.Deze begroting bevat een raming van alle inkomsten en uitgaven die betrekking hebben op de realisatie van het project waarvoor een subsidie wordt gevraagd. 3° De aanvraag bevat een balansrekening over het laatste boekingsjaar.4° In geval de aanvrager een vzw is, worden de kopieën van de in het Belgisch Staatsblad gepubliceerde statuten bij het aanvraagformulier gevoegd.Openbare besturen of diensten die ervan afhangen dienen andere identificatiebewijzen voor te leggen.

Art. 6.Onvolledig ingevulde aanvragen, aanvragen waarin de bijlagen ontbreken of te laat worden ingestuurd zijn niet-ontvankelijk. Deze aanvragen worden uiterlijk dertig dagen na ontvangst door de administratie teruggezonden aan de aanvrager met vermelding van de reden van het niet-in behandeling nemen van de aanvraag.

Art. 7.Een project vangt ten vroegste aan de 1ste januari van het jaar van de aanvraag en eindigt ten laatste 31 oktober van het jaar volgend op het jaar van de aanvraag en heeft een maximale looptijd van een jaar.

Art. 8.De minister beslist over de ontvankelijke aanvragen binnen de drie maanden na de indiening ervan en bepaalt welke projecten in aanmerking komen voor subsidiëring.

Art. 9.Indien een aanvrager meerdere projecten indient, dan dient hij prioriteiten en een rangorde te bepalen.

Art. 10.§ 1 Wanneer de aanvraag definitief is goedgekeurd, ontvangt de indiener een voorschot van 25 % op de toegekende subsidie onmiddellijk na ondertekening van het ministerieel besluit. Het tweede en derde voorschot zal worden uitbetaald bij respectievelijk het tweede en derde kwartaal van de werkingsperiode. Het saldo van 25 % zal worden uitbetaald na controle van de verslagen bedoeld in artikelen 12 en 13. § 2 In afwijking van § 1 wordt voor kortlopende projecten of projecten waarvan het bedrag minder dan 250.000 fr bedraagt een voorschot uitbetaald van 90 % en een saldo zoals bepaald in § 1 van 10 %.

Art. 11.De initiatiefnemer dient na afloop van de werkingsperiode de aanwending van de subsidies te verantwoorden door een werkings- en financieel verslag over te maken aan te administratie voor 1 maart van het jaar dat volgt op het jaar van de toekenning van de subsidie of onmiddellijk na afloop van de werkingsperiode. Eenzelfde kost kan niet dubbel gesubsidieerd worden.

Art. 12.Het werkingsverslag, bedoeld in artikel 11, omvat : 1° een omschrijving van het verloop van het project; 2 een kritische beschouwing en toetsing van de vooropgestelde doelstellingen; 3°een beschrijving van de beoogde en behaalde resultaten en desgevallend een opgave van de redenen waarom deze resultaten niet of slechts gedeeltelijk zijn gehaald; 4 desgevallend een beschrijving van een toekomstscenario.

Art. 13.De financiële afrekening, bedoeld in artikel 11, wordt opgemaakt volgens het standaardformule in bijlage.

Brussel, 9 maart 1999.

L. MARTENS

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om bijgevoegd te worden bij de ministeriële besluiten van 9 maart 1999 houdende de nadere regels betreffende subsidieverlening voor projecten in het kader van het Vlaamse minderhedenbeleid houdende de toekenningsvoorwaarden van een projectsubsidie in het kader van het Vlaamse minderhedenbeleid voor 1999.

De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn L. MARTENS

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP Administratie voor Gezin en Maatschappelijk Welzijn Afdeling Algemeen Welzijnsbeleid Markiesstraat 1 - 3e verdieping

1000 Brussel 02/553 33 85 of 02/553 33 30 EXPERIMENTELE PROJECTSUBSIDIES 1999 BEGROTING/ AFREKENING (1) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om bijgevoegd te worden bij de ministeriële besluiten van 9 maart 1999 houdende de nadere regels betreffende subsidieverlening voor projecten in het kader van het Vlaamse minderhedenbeleid houdende de toekenningsvoorwaarden van een projectsubsidie in het kader van het Vlaamse minderhedenbeleid voor 1999.

De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS

^