gepubliceerd op 28 december 2001
Ministerieel besluit tot vaststelling van de bewijsstukken voor de inkomsten bij de indiening van een aanvraag voor een sociale woning
7 DECEMBER 2001. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de bewijsstukken voor de inkomsten bij de indiening van een aanvraag voor een sociale woning
De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Huisvesting, Gelet op de ordonnantie van 9 september 1993 houdende de wijziging van de Huisvestingscode voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en betreffende de sector van de sociale huisvesting, gewijzigd bij de ordonnantie van 8 juni 2000;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van de woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen, gewijzigd door de besluiten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 maart 1997 en 20 september 2001 en in het bijzonder op artikel 4 van dit besluit, dat in § 1 stelt dat : « Het bewijs van inkomsten wordt geleverd door het aanslagbiljet voor de inkomsten van het referentiejaar of door elk bewijsstuk waarvan de lijst door de Minister wordt opgesteld. »;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 juli 1999 tot vaststelling van de bevoegdheden van de Ministers van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;
Gelet op het ministerieel besluit van 30 augustus 1999 tot vaststelling van de bevoegdheden van de Gewestelijke Staatssecretaris toegevoegd aan de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;
Op de voordracht van de Staatssecretaris voor Huisvesting, Besluit :
Artikel 1.Dit besluit bepaalt de documenten die de kandidaat kan voorleggen als bewijs van zijn inkomsten voor het referentiejaar, zoals omschreven in artikel 2 van het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 of van de inkomsten op het ogenblik van de aanvraag.
Art. 2.Als het ingediende document betrekking heeft op een trimester, een maand, een halve maand, een week of een dag, moet het vergezeld zijn van een verklaring op erewoord van de betrokkene waarin verklaard wordt dat het document representatief is voor het gemiddeld maandelijks inkomen van de aanvrager.
Als de aanvrager beschikt over vervangingsinkomens zoals omschreven in artikel 5 wordt het inkomen uit beroepsactiviteit slechts in rekening gebracht als de aanvrager deze activiteit voor een ononderbroken duur van minstens 3 maanden heeft uitgeoefend voorafgaand aan het ogenblik waarop het eigenlijke inkomen in rekening wordt gebracht. Duurde de activiteit minder lang dan dat, dan worden de inkomens berekend alsof de persoon vervangingsinkomens is blijven ontvangen.
Art. 3.De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij maakt jaarlijks bij omzendbrief de bedragen bekend die als forfaitaire beroepskosten afgetrokken kunnen worden.
Art. 4.Wanneer het betrokken gezinslid een bezoldigde beroepsactiviteit uitoefent, dan kan diens netto belastbaar inkomen berekend worden als volgt : aan de hand van het document « 281.10 » dat door de werkgever wordt afgeleverd met het oog op de belastingaangifte. aan de hand van een maandelijkse salarisstrook, waarvan het netto belastbaar inkomen vermenigvuldigd wordt met 13,85, behalve wanneer de betrokkene onweerlegbaar kan aantonen dat hij geen dertiende maand onvangen heeft of werkt als personeelslid van de openbare dienst. In deze gevallen, wordt vermenigvuldigd met 12,85.
Om de ontvankelijkheid van de kandidatuur te beoordelen, dient de maatschappij vooraf, in verhouding tot het inkomen, de bedragen af te trekken bedoeld in artikel 3 van dit besluit.
Art. 5.Wanneer het betrokken gezinslid een uitkering krijgt van de ziekte- en invaliditeitsverzekering of werkloosheid, dan kan diens netto belastbaar inkomen vastgesteld worden op grond van de door de uitkeringsinstelling afgeleverde berekeningsnota die dient om de belastingaangifte in te vullen, ook formulier « 281.11 » of « 281.12 » genoemd. Het kan eveneens berekend worden op grond van het dagbedrag vermeld op het door de uitbetalingsinstelling afgeleverde document vermenigvuldigd met 312.
Art. 6.Wanneer het gezinslid bijstand ontvangt van een Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn, kan diens netto belastbaar inkomen vastgesteld worden op grond van een bewijs van het jaarlijks inkomen of van een bewijs van het maandelijks inkomen zoals deze door het voornoemde instelling worden afgeleverd. In dit geval wordt het vermeld bedrag vermenigvuldigd met 12.
Art. 7.Wanneer het gezinslid uitkeringen ontvangt van het Ministerie van Sociale Voorzorg wordt enkel de inkomensvervangende toelage in rekening gebracht. Het bedoelde bedrag wordt bepaald op grond van een bewijs van het jaarlijks inkomen of van een bewijs van het maandelijks inkomen zoals deze door de voornoemde instelling worden afgeleverd. In dit geval wordt het vermelde bedrag vermenigvuldigd met 12.
Art. 8.Als het gezinslid een ouderdoms- of overlevingspensioen ontvangt, kan het in rekening te brengen bedrag bepaald worden aan de hand van de som van alle jaarlijkse pensioenstroken, « 281.11 » genaamd, of van het pensioenuittreksel. Deze documenten moeten steeds vergezeld zijn van een verklaring op erewoord die stelt dat alle pensioenen en inkomens hiermee werden meegedeeld.
Art. 9.Als het gezinslid, dat geen kind te laste is, een aftrekbaar onderhoudsgeld ontvangt of betaalt, dan wordt dit bedrag toegevoegd aan of afgetrokken van het gezinsinkomen op grond van de volgende formule : 80 % van het maandelijks uitgekeerd bedrag vermenigvuldigd met 12.
Art. 10.Met betrekking tot het inkomen van zelfstandigen en vergoedingen voor blijvende ongeschiktheid als gevolg van een arbeidsongeval of een beroepsziekte van personen met een arbeidsongeschiktheidsgraad van meer dan 20 % worden ter bepaling van het inkomen enkel documenten aanvaard afkomstig van het bestuur voor belastingen.
Art. 11.Als het bedoelde gezinslid een brugpensioen ontvangt, wordt de werkloosheidsuitkering berekend overeenkomstig de voorschriften van artikel 5 van dit besluit. De bijkomende wedde die door de werkgever wordt uitbetaald, moet vermenigvuldigd worden met 12.
Art. 12.Het gebrek aan inkomen van een gezinslid kan worden vastgesteld op grond van documenten waarop duidelijk staat vermeld dat de echtgeno(o)t(e) geen inkomen ontvangt van de uitbetalingsinstelling van vervanginsinkomens zoals bedoeld in artikel 5 van dit besluit.
Art. 13.Het gebrek aan inkomen van een gezinslid kan eveneens worden vastgesteld op voorlegging van een salarisstrook van de echtgeno(o)t(e), waarop dit vermeld staat. In dat geval vult de betrokkene het dossier aan met een verklaring op erewoord.
Art. 14.Het gebrek aan inkomen van een gezinslid kan worden vastgesteld op grond van een verklaring op erewoord van de betrokkene.
Art. 15.Bij verdenking van fraude zijn de maatschappijen bevoegd de toegezonden gegevens te controleren met aanwending van alle rechtsmiddelen.
Art. 16.Het kandidaat-huurdersgezin kan aantonen dat het beantwoordt aan de inkomensvoorwaarde bedoeld in artikel 4, § 1, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996, hetzij voor het voorlaatste jaar vóór het jaar dat aan de aanvraag voorafgaat, hetzij op grond van zijn huidige inkomen met inachtneming van de bepalingen van dit besluit.
Brussel, 7 december 2001.
De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Werkgelegenheid, Economie, Energie en Huisvesting, E. TOMAS De Staatssecretaris van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Huisvesting, A. HUTCHINSON