gepubliceerd op 25 juli 2002
Ministerieel besluit tot vaststelling van de referentiemethoden en de principes van de routinemethoden voor de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk geleverd aan kopers
6 NOVEMBER 2001. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de referentiemethoden en de principes van de routinemethoden voor de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk geleverd aan kopers
De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990 en 5 februari 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 maart 1994 betreffende de erkenning van interprofessionele organismen voor het bepalen van de kwaliteit en de samenstelling van melk, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 september 2000;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 maart 1994 betreffende de productie van melk en tot instelling van een officiële controle van melk geleverd aan kopers, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 juli 1996 en 3 september 2000;
Gelet op het ministerieel besluit van 17 maart 1994 betreffende de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk geleverd aan kopers, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 11 juli 1996, 4 oktober 2000, 6 oktober 2000 en 29 december 2000;
Gelet op de Beschikking 91/180/EEG van de Commissie van 14 februari 1991 tot vaststelling van analyse- en testmethoden voor rauwe en voor warmtebehandelde melk;
Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de noodzaak om onverwijld maatregelen te nemen inzake analysemethoden voor de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk geleverd aan kopers voortvloeit uit de verplichting rekening te houden met de evolutie van de techniek en van de toestellen voor de analyse, Besluit :
Artikel 1.De referentiemethoden voor de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk worden hernomen in bijlage 1.
Art. 2.De principes van de routinemethoden voor de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk worden hernomen in bijlage 2.
Art. 3.De routinemethoden moeten voorafgaandelijk erkend worden door de Dienst Zuivel- en Pluimveeproductie van het Bestuur voor de Dierengezondheid en de Kwaliteit van de Dierlijke Producten (DG 5) van het Ministerie en door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.
Deze zullen een beslissing nemen na raadpleging van het Wetenschappelijk Comité van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.
Art. 4.De apparatuur aangewend bij de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk moet voorafgaandelijk erkend worden door de Dienst Zuivel- en Pluimveeproductie van het Bestuur voor de Dierengezondheid en de Kwaliteit van de Dierlijke Producten (DG 5) van het Ministerie en door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.
Elke verwerving van nieuwe apparatuur voor de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk moet voorafgaandelijk ter kennis worden gebracht van hen.
Deze zullen een beslissing nemen na raadpleging van het Wetenschappelijk Comité van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.
Art. 5.De lijst met de erkende routinemethoden en de erkende apparatuur wordt jaarlijks gepubliceerd bij middel van een omzendbrief.
Art. 6.De interprofessionele organismen voor het bepalen van de kwaliteit en de samenstelling van melk vermelden in hun protocol voor de bepaling van elke kwaliteits- en samenstellingsparameter een gedetailleerde beschrijving van de gebruikte methode(n).
De gedetailleerde beschrijving van elke gebruikte methode moet minstens de volgende punten omvatten : 1. Principe 2.Meetgebied 3. Reagentia : herkomst, aanmaak, houdbaarheid, bewaaromstandigheden 4.Apparatuur en uitrusting : naam, leverancier van de apparatuur, beschrijving van de hulpapparaten 5. Voorbereiding van de monsters 6.Werkwijze : . voor de instrumentele methoden een beschrijving van de opstart en de kalibratie van het apparaat . uitvoering van de methode . beschrijving van de interne controle van de methode aan de hand van blancomonsters en pilootmonsters . beschrijving van de registratie van de uitgevoerde controles . uitdrukking van het resultaat De gedetailleerde beschrijving van elke gebruikte methode en elke wijziging van deze beschrijvingen worden bekendgemaakt in het Belgische Staatsblad.
Art. 7.Het ministerieel besluit van 14 oktober 1994 tot vaststelling van de analysemethoden voor de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk geleverd aan kopers, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 29 augustus 1997, wordt opgeheven.
Art. 8.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt Brussel, 6 november 2001.
Mevr. M. AELVOET
Bijlagen bij het ministerieel besluit van 6 november 2001 tot vaststelling van de referentiemethoden en de principes van de routinemethoden voor de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk geleverd aan kopers Bijlage 1 : Referentiemethoden 1. Bepaling van de bacteriologische kwaliteit De referentiemethode voor de bepaling van de bacteriologische kwaliteit is de telplaatmethode bij 30 °C beschreven in de meest recente versie van de internationale norm FIL 100 B : 1991 of ISO 4833 : 1991 of van de Franse norm NF-VO8/051. Principe : Een bepaald volume van een melkmonster wordt in Petri platen gemengd met een bepaald groeimedium en wordt geïncubeerd bij 30 °C gedurende 72 uren. De kolonies worden geteld en het aantal kolonievormende eenheden wordt uitgedrukt per milliliter melk. 2. Bepaling van het vriespunt De referentiemethode voor de bepaling van het vriespunt is de cryoscopische methode beschreven in de internationale norm FIL 108 B : 1991, of de meest recente versie. Principe : Een bepaalde hoeveelheid melk wordt onderkoeld tot de, van het toestel afhankelijke, gewenste temperatuur en vervolgens wordt kristallisatie veroorzaakt door mechanische trilling. De temperatuur stijgt snel door de kristallisatie tot een bepaald niveau bereikt wordt dat overeenstemt met het vriespunt van het melkmonster. De cryoscoop wordt geijkt met behulp van twee standaardoplossingen. 3. Bepaling van het vetgehalte De referentiemethode voor de bepaling van het vetgehalte is de Röse-Gottlieb methode beschreven in de internationale norm FIL 1D : 1996, of de meest recente versie. Principe : Het vetgehalte van een melkmonster wordt bepaald door extractie van een ammoniak- en ethanolhoudende oplossing van een bepaalde hoeveelheid melk met diethylether en petroleumether. De solventen worden verwijderd door distillatie en verdamping. De massa van het geëxtraheerde vet wordt bepaald. 4. Bepaling van het eiwitgehalte De referentiemethode voor de bepaling van het eiwitgehalte is de Kjeldahl methode beschreven in de internationale norm FIL 20 B : 1993, of de meest recente versie. Principe : Een bepaalde hoeveelheid melk wordt gedestrueerd met een mengsel van geconcentreerd zwavelzuur en kaliumsulfaat in de aanwezigheid van koper(II)sulfaat als katalysator. De organische stikstof aanwezig in het melkmonster wordt omgezet in ammoniumsulfaat. Een overmaat aan natriumhydroxide wordt toegevoegd aan de zure gekoelde oplossing om de ammoniak vrij te maken. De vrijgemaakte ammoniak wordt gedistilleerd en in een boorzuuroplossing geabsorbeerd. Vervolgens wordt de hoeveelheid overgebrachte ammoniak bepaald door titratie met chloorzuur en het stikstofgehalte wordt berekend op basis van de geproduceerde hoeveelheid ammoniak. Het stikstofgehalte wordt geconverteerd naar eiwitgehaalte met behulp van een vermenigvuldigingsfactor 6,38.
Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 6 november 2001.
De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Mevr. M. AELVOET
Bijlage 2 : Principe van de routinemethoden 1. Bepaling van micro-organismen Telling van het aantal aërobe bacteriën De bacteriën worden gekleurd met een aangepaste kleurstof en worden vervolgens geteld met behulp van een epifluorescentiemicroscoop. Indien de resultaten niet weergegeven worden in CFU (colony forming units), moeten deze omgezet worden met behulp van een conversietabel, opgesteld aan de hand van de referentiemethode. 2. Bepaling van het gehalte aan somatische cellen De somatische cellen zijn de deeltjes met een minieme fluorescentie-intensiteit als gevolg van een kleuring van het DNA in de cellen.Dankzij de ontwikkelde fluorescentie kunnen de cellen geteld worden met behulp van een epifluorescentiemicroscoop. 3. Opsporen van remstoffen Het opsporen van remstoffen in melk is gebaseerd op een microbiologische inhibitortest gekenmerkt door een kleuromslag.Alle melkmonsters die na een voorgeschreven incubatieduur in een eerste screening een positief resultaat geven, worden onderworpen aan een bevestigingsproef. Beoordeling van de kleur gebeurt door spectrofotometrische meting van de absorptie bij één of meer specifieke golflengten. De gevolgde werkwijze wordt geverifieerd met behulp van standaarden. 4. Bepaling van het vriespunt De vriespuntbepaling gebeurt indirect met behulp van een spectrofotometrische meting in het middeninfrarood gebied gekoppeld aan een geleidbaarheidsmeting.De met deze methode bekomen resultaten worden beoordeeld ten opzichte van een limietwaarde. Monsters die niet voldoen worden bevestigd met de referentiemethode. 5. Onderzoek naar de zichtbare zuiverheid - Filtratieproef Ter vaststelling van de zichtbare zuiverheid wordt een filtratieproef uitgevoerd.Hierbij wordt een bepaald volume melk met een apparaat gefiltreerd door een wattenschijfje. De beoordeling wordt geverifieerd met behulp van een standaard. 6. Opsporen van resten van oxiderende ontsmettingsmiddelen Door inwerking van oxidatiemiddelen op kaliumjodide in zuur milieu ontstaat vrij jood, dat na toevoeging van een zetmeeloplossing blauw kleurt.Vergelijking van de bekomen kleurintensiteiten gebeurt met behulp van een standaardoplossing. 7. Bepaling van vet- en eiwitgehalte door midden-infrarood spectrometrie Het vet en eiwit bevatten elk specifieke bindingen die bij bepaalde golflengten licht absorberen in het midden-infrarood spectrum.De elektromagnetische absorptie gemeten bij deze golflengten laat de kwantitatieve bepaling van vet en eiwit in de melk toe. De wederzijdse beïnvloeding van de absorptie door de melkbestanddelen vet, eiwit en lactose wordt gecompenseerd met behulp van intercorrectiefactoren. De bekomen absorpties worden gekalibreerd ten opzichte van de referentiemethode.
Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 6 november 2001.
De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Mevr. M. AELVOET