Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 05 mei 1999
gepubliceerd op 29 mei 1999

Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 23 december 1993 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop

bron
ministerie van financien
numac
1999003345
pub.
29/05/1999
prom.
05/05/1999
ELI
eli/besluit/1999/05/05/1999003345/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 MEI 1999. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 23 december 1993 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop


De Minister van Financiën, Gelet op de algemene wet inzake douane en accijnzen, gecoördineerd op 18 juli 1977 (1), inzonderheid op artikel 286;

Gelet op de Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (2), inzonderheid op artikel 13, gewijzigd bij de Richtlijn 94/74/EG van de Raad van 22 december 1994 (3) en artikel 19, § 1;

Gelet op de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (4), inzonderheid op artikel 13, gewijzigd bij de wet van 4 mei 1999 (5) en artikel 24, § 1;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 mei 1999 tot uitvoering van artikel 13 van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (6);

Gelet op het ministerieel besluit van 23 december 1993 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (7), gewijzigd bij het ministerieel besluit van 27 november 1998 (8), inzonderheid op artikels 4, 6, 15 en 22;

Gelet op het advies van de Douaneraad van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 (9), inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980 (10), van 16 juni 1989 (11), van 4 juli 1989 (12) en van 4 augustus 1996 (13);

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat artikel 13 van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, die werd gewijzigd door de wet van 4 mei 1999 houdende accijnsbepalingen, aan de Koning de toelating verleent om, in de door hem bepaalde situaties en onder de door hem gestelde voorwaarden, het bedrag van de zekerheid verbonden aan de belastingentrepots voor de productie, de verwerking en het voorhanden hebben, te verhogen; dat, rekening houdend met de snelle evolutie van de fraudesystemen, de voorwaarden die door de Koning werden vastgesteld eveneens mogen evolueren; dat de Koning bijgevolg delegatie heeft verleend aan de Minister van Financiën om het bedrag van de zekerheid te verhogen voor de vergunningen die, overeenkomstig artikel 22, § 1, van dezelfde wet, werden gewijzigd; dat, in die omstandigheden dit besluit zonder uitstel moet worden genomen en dat het gelijktijdig in werking moet treden met het koninklijk besluit van 4 mei 1999 tot uitvoering van artikel 13 van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, Besluit :

Artikel 1.In het ministerieel besluit van 23 december 1993 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop werd een hoofdstuk IIIbis ingevoegd, luidend als volgt : « HOOFDSTUK IIIbis. - Vaststelling van de zekerheid

Art. 5bis.§ 1. Indien de erkend entrepothouder of de persoon die deze vergunning heeft aangevraagd voor het verwerven van de hoedanigheid van erkend entrepothouder zich in de situatie bevindt omschreven in artikel 1 van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 tot uitvoering van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, mag de directeur de zekerheid, voorzien in artikel 13, 1°, van dezelfde wet, op 50 pct. brengen of vaststellen van de accijns met betrekking tot de producten die worden geproduceerd, verwerkt of voorhanden zijn in het belastingentrepot. § 2. Het bedrag van 50 pct. bedoeld in paragraaf 1 wordt behouden voor een proefperiode van één jaar te rekenen vanaf de dag van aanvaarding van deze zekerheid door de ontvanger. § 3. Indien tijdens deze proefperiode geen onregelmatigheden of overtredingen van dezelfde aard als deze voorzien in paragraaf 1 meer worden vastgesteld, mag de directeur het bedrag van de zekerheid terugbrengen tot het niveau voorzien bij artikel 13, 1°, van de wet. § 4. Indien tijdens deze proefperiode een onregelmatigheid of overtreding van dezelfde aard als deze voorzien in paragraaf 1 wordt vastgesteld, kan de directeur het bedrag van de zekerheid verhogen tot 100 pct. van de in het spel zijnde accijnzen.

In dit geval kan het terugbrengen door de directeur van het bedrag van de zekerheid tot het niveau voorzien bij artikel 13, § 1, van de wet, slechts plaatsvinden na een proefperiode van twee jaar met ingang van de datum van aanvaarding van de zekerheid door de ontvanger zoals die werd vastgesteld in de eerste alinea, en voor zover er geen overtredingen of onregelmatigheden van dezelfde aard als deze voorzien in paragraaf 1 werden vastgesteld. § 5. Elk supplement van zekerheid moet binnen de tien dagen van de kennisgeving aan de erkend entrepothouder van de beslissing van de directeur, worden gedeponeerd. »

Art. 2.In artikel 6, § 1, van hetzelfde ministerieel besluit, worden de woorden « 11 februari 1991 » vervangen door de woorden « 22 juli 1998 ».

Art. 3.In artikel 15, § 1, van hetzelfde ministerieel besluit, worden de woorden « bijlage XVII » en « 11 februari 1991 » vervangen door respectievelijk « bijlage XI » en « 22 juli 1998 ».

Art. 4.Artikel 22, § 1, van hetzelfde ministerieel besluit, wordt aangevuld als volgt : « Bovendien kan de directeur-generaal voorzien dat, voor de accijnsproducten die hij aanduidt, een kopie van het exemplaar A, per communicatiemiddel of communicatiemiddelen die hij bepaalt, moet worden toegezonden aan het door hem aangeduide kantoor, ten laatste een uur vóór de verzending. »

Art. 5.In datzelfde artikel 22 van hetzelfde ministerieel besluit, wordt een paragraaf 4 toegevoegd die luidt als volgt : « § 4. Bij ontvangst hier te lande van producten onderworpen aan accijns, die verzonden werden onder dekking van een geleidedocument, kan de directeur-generaal voorzien dat, voor de accijnsproducten die hij aanduidt, op het ogenblik van hun ontvangst, een kopie van het exemplaar 4 van genoemd geleidedocument, per communicatiemiddel of communicatiemiddelen die hij bepaalt, moet worden toegezonden aan het door hem aangeduide kantoor. In dit geval moeten de ontvangen producten, een uur te rekenen vanaf het versturen van genoemd exemplaar 4, ter beschikking blijven van de ambtenaren. »

Art. 6.Dit besluit treedt in werking tien dagen na zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Brussel, 5 mei 1999.

J.-J. VISEUR _______ Nota's (1) Belgisch Staatsblad van 21 september 1977;(2) Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen nr.L76 van 23 maart 1992; (3) Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen nr.L365 van 31 december 1994; (4) Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1997;(5) Belgisch Staatsblad van 29 mei 1999;(6) Belgisch Staatsblad van 29 mei 1999;(7) Belgisch Staatsblad van 7 januari 1994;(8) Belgisch Staatsblad van 1 december 1998;(9) Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973;(10) Belgisch Staatsblad van 15 augustus 1980;(11) Belgisch Staatsblad van 17 juni 1989;(12) Belgisch Staatsblad van 25 juli 1989; (13) Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1996.

^