gepubliceerd op 03 juni 2005
Ministerieel besluit tot vaststelling van de modaliteiten voor het gebruik door derden van de infrastructuur van het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis
4 MEI 2005. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de modaliteiten voor het gebruik door derden van de infrastructuur van het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis
De Minister van Landsverdediging, Gelet op de programmawet van 30 december 2001, inzonderheid op artikel 95;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 maart 2003 tot vaststelling van de organieke voorschriften voor het financieel en materieel beheer van het Koninklijk Museum voor het Leger en de Krijgsgeschiedenis, wetenschappelijke instelling die ressorteert onder de Minister van Landsverdediging, als Staatsdienst met afzonderlijk beheer, inzonderheid op artikel 26;
Gelet op het voorstel van 9 december 2004 van de beheerscommissie van het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 april 2005;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Gelet op het feit dat de modaliteiten voor het gebruik door derden van sommige lokalen van het Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis dringend moet vastgesteld worden met het oog op het beantwoorden van talrijke verzoeken en om het Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis toe te laten de eruit voortvloeiende inkomsten te innen en in het kader van zijn statutaire opdracht aan te wenden, Besluit :
Artikel 1.In de zin van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° de Minister : de Minister van Landsverdediging;2° het Museum : het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis;3° de Directeur : de hoofdconservator van het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis;4° de beheerscommissie : de beheerscommissie van het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis;5° de derden : de personen, diensten en organismen die geen deel uitmaken van het Ministerie van Landsverdediging;6° de diensten van Landsverdediging : de diensten of organismen die onderworpen zijn aan het hiërarchisch gezag of aan de voogdij van de Minister van Landsverdediging.
Art. 2.De toelating tot het gebruik door derden van infrastructuur van het Museum wordt gegeven door de Directeur, onder voorbehoud van de voorafgaande goedkeuring van de beheerscommissie voor elk gebruik dat een vergoeding van meer dan 25.000 EUR tot gevolg heeft, en voorzover dit gebruik gebeurt voor culturele en prestige doeleinden.
Art. 3.De vergoeding die de derden moeten betalen voor het gebruik van de infrastructuur van het Museum is gelijk aan de forfaitaire bedragen die per dag of per uur worden vastgesteld in de tabel gevoegd bij dit besluit.
De vergoeding die moet betaald worden voor elke ruimte van het Museum die niet vermeld is in de tabel gevoegd bij dit besluit wordt vastgesteld, onverminderd de bepalingen van artikel 2, door de Directeur op het ogenblik dat hij de aanvraag van de derde onderzoekt.
De vergoeding dekt enkel de kosten voor het bezetten van de lokalen, alsook de energiekosten en het verbruik van water.
Vanaf het jaar 2006, en dit in de maand januari van elk jaar zullen de forfaitaire bedragen vermeld in de tabel gevoegd bij huidig besluit vermenigvuldigd worden door de consumptieindex van de maand december van het vorige jaar en gedeeld worden door de consumptieindex van de maand december van het jaar 2004, zijnde 115,56.
Art. 4.Indien het gebruik buiten de gewone openingsuren plaats heeft, dient de derde bewakingskosten te betalen tot beloop van 40 EUR per uur en per bewaker; dit bedrag wordt op 80 EUR gebracht op zon- en feestdagen.
De Directeur bepaalt het aantal vereiste bewakers.
Art. 5.Wanneer het gebruik door derden van de infrastructuur van het Museum aanvaard wordt, maakt dit het voorwerp uit van een overeenkomst tussen de Directeur en de fysieke persoon die behoorlijk gemachtigd is om de derde te vertegenwoordigen. Deze overeenkomst wordt opgesteld op basis van een model dat, net zoals het reglement van inwendige orde, voorafgaandelijk voor beslissing worden voorgelegd aan de beheerscommissie.
Art. 6.Iedere overeenkomst, bedoeld in artikel 5, zal de volgende vermeldingen bevatten : 1° de verplichting in hoofde van de derde om de bestemming van de instelling te eerbiedigen;2° de verplichtingen van de derde inzake veiligheid, verzekering, netheid en controle op de toegang;3° de storting van een forfaitaire som voor gebruik van de infrastructuur van het Museum;4° de andere vermeldingen die de Directeur desgevallend nuttig acht om toe te voegen om het goede verloop van het gebruik door de derde van de infrastructuur van het Museum te verzekeren.
Art. 7.Het aantal keer dat de infrastructuur van het Museum door derden mag gebruikt worden wordt vastgesteld door de Directeur. Dit aantal moet verenigbaar zijn met het respect voor de opdrachten van algemeen nut van de instelling en het globaal aantal prestaties die opgelegd zijn aan het personeel, overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake de arbeidsduur.
Art. 8.De infrastructuur van het Museum kan, mits akkoord van de Directeur, ter beschikking gesteld worden van diensten van Landsverdediging of van verenigingen zonder winstoogmerk die hun sociale zetel in het Museum hebben.
Art. 9.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Brussel, 4 mei 2005.
A. FLAHAUT Bijlage bij het ministerieel besluit van 4 mei 2005 tot vaststelling van de modaliteiten voor het gebruik door derden van de infrastructuur van het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis Prijslijst (in euro) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 4 mei 2005 tot vaststelling van de modaliteiten voor het gebruik door derden van de infrastructuur van het KLM. A. FLAHAUT