gepubliceerd op 27 november 2008
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 oktober 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten, betreffende de vrijstelling van arbeidsprestaties in het kader van de eindeloopbaanproblematiek en de toekenning van bijkomende verloven ten voordele van bepaalde categorieën personeelsleden
1 OKTOBER 2008. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 oktober 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten, betreffende de vrijstelling van arbeidsprestaties in het kader van de eindeloopbaanproblematiek en de toekenning van bijkomende verloven ten voordele van bepaalde categorieën personeelsleden (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten;
Op de voordracht van De Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 oktober 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten, betreffende de vrijstelling van arbeidsprestaties in het kader van de eindeloopbaanproblematiek en de toekenning van bijkomende verloven ten voordele van bepaalde categorieën personeelsleden.
Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 oktober 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 oktober 2005 Vrijstelling van arbeidsprestaties in het kader van de eindeloopbaanproblematiek en de toekenning van bijkomende verloven ten voordele van bepaalde categorieën personeelsleden (Overeenkomst geregistreerd op 24 januari 2006 onder het nummer 78221/CO/305) HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers, met uitzondering van de artsen, van : - de inrichtingen die aan de wet op de ziekenhuizen onderworpen zijn; - de psychiatrische verzorgingstehuizen; - de samenwerkingsverbanden voor de oprichting en het beheer van initiatieven van beschut wonen; - de rustthuizen voor bejaarden, de rust- en verzorgingstehuizen en de dagverzorgingscentra; - de revalidatiecentra; - de thuisverpleging; - de geïntegreerde diensten voor thuisverzorging; - de diensten voor het bloed van het Rode Kruis van België; - de medisch-pediatrische centra; - de wijkgezondheidscentra.
Onder "werknemers" wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendepersoneel.
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst geeft uitvoering aan de punten 3, 4 en 5 van het sociaal akkoord betreffende de federale gezondheidssectoren (privésector) van 26 april 2005. HOOFDSTUK II. - Vrijstelling van arbeidsprestaties
Art. 3.Vallen onder de toepassing van de regeling vrijstelling van arbeidsprestaties : § 1. Personeel behorend tot volgende groepen heeft ambtshalve recht op vrijstelling van arbeidsprestaties zoals omschreven in de artikelen 4 tot en met 6, op voorwaarde dat ze effectief de vermelde functie uitoefenen : - het verplegend personeel (inbegrepen de sociaal verpleegkundigen en "gradués en santé communautaires"); - het verzorgend personeel; - de ambulanciers van de spoeddiensten; - de laboratoriumtechnologen en -technici; - de technologen en technici medische beeldvorming; - de bedieners van medisch materiaal, onder andere het personeel tewerkgesteld in de sterilisatiediensten, de apothekers en apotheekassistenten; - de medewerkers patiëntenvervoer; - de werknemers die morele, filosofische of godsdienstige bijstand verlenen; - de opvoeders en begeleidend personeel geïntegreerd in de zorgteams; - de logistieke medewerkers geïntegreerd in de zorgteams; - de maatschappelijk assistenten en psychologisch assistenten tewerkgesteld in de zorgteams of geïntegreerd in het therapeutisch programma; - de werknemers bedoeld in artikel 54bis en artikel 54ter van het koninklijk besluit nr. 78; - de kinesitherapeuten, ergotherapeuten, logopedisten, audiologen, diëtisten, psychologen, orthopedagogen en pedagogen, animatoren en alle andere personeelsleden tewerkgesteld in de zorgteams of geïntegreerd in het therapeutisch programma.
De diensthoofden en adjunct-diensthoofden die rechtstreeks bovenstaande personeelsgroepen omkaderen, genieten eveneens ambtshalve van de vrijstelling van arbeidsprestaties. § 2. Het gelijkgesteld personeel Onder "gelijkgesteld personeel" wordt verstaan : de werknemers die niet behoren tot bovenstaande lijst en gedurende de referentieperiode van 24 maanden die voorafgaan aan de maand waarop de werknemer de leeftijd van 45, 50 en 55 jaar bereikt, minstens 200 uren prestaties hebben verricht bij dezelfde werkgever, in één of meerdere functies, waarvoor een vergoeding voor onregelmatige prestaties (zondag, zaterdag, feestdag, nachtdienst of onderbroken diensten), het zij een andere bij collectieve arbeidsovereenkomst vastgelegde vergoeding werd betaald of de overeenstemmende compensatierust werd toegekend.
De werknemer die geen 200 uren onregelmatige prestaties heeft verricht bij dezelfde werkgever, op het ogenblik dat hij/zij 45, 50 en 55 jaar is, verwerft het statuut van gelijkgesteld personeel en dus de vrijstelling van arbeidsprestaties, van zodra hij alsnog binnen elke periode van 24 maanden deze 200 uren heeft verricht, volgens de modaliteiten bepaald in artikel 7, § 3, infra.
Voor de deeltijds tewerkgestelde werknemers moeten deze 200 uren onregelmatige prestaties berekend worden pro rata de contractuele arbeidstijd op het moment dat het recht geopend wordt.
Voor de berekening van het aantal uren onregelmatige prestaties zoals bedoeld in de voorgaande alinea's, worden de periodes van arbeidsonderbreking zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemeen uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, omgezet in een fictief aantal uren (Y) onregelmatige prestaties dat aan het aantal werkelijk gepresteerde uren dient toegevoegd en verrekend volgens volgende formule : Y = A/B x C waarbij : A = het aantal uren effectief verrichte onregelmatige prestaties B = het aantal effectief gepresteerde uren gedurende de in alinea 1 hierboven vastgestelde referentieperiode C = het aantal uren schorsing van het arbeidscontract
Art. 4.§ 1. Het voltijds personeel, bedoeld in artikel 3, dat de leeftijd van 45 jaar heeft bereikt, heeft recht op toekenning van vrijstelling van prestaties van zijn gemiddelde wekelijkse arbeidstijd onder de vorm van 96 betaalde uren van vrijstelling van prestaties per jaar, toegekend volgens de modaliteiten van artikel 9.
Voor de deeltijdse werknemers wordt het aantal uren vrijstelling van prestaties berekend volgens de formule : X = 96 x Y/Z waarbij : X = aantal uren vrijstelling van prestaties Y = contractuele wekelijkse arbeidsduur van de werknemer Z = de sectorale of instellingsconventionele wekelijkse arbeidsduur voor een voltijdse werknemer § 2. Het personeel, bedoeld in artikel 3, kan evenwel opteren voor het behoud van prestaties conform zijn contractuele wekelijkse arbeidstijd. Als tegenwaarde hiervan heeft het personeelslid recht op een premie, gelijk aan 5,26 pct., berekend op zijn loon. Vanaf 1 oktober 2005 hebben de werknemers geen mogelijkheid meer om te opteren voor de premie van 5,26 pct. en het behoud van prestaties, met uitzondering van het verpleegkundig personeel, evenals de verpleegkundige diensthoofden en adjunct-diensthoofden, zoals bedoeld in artikel 3.
Evenwel behoudt het personeel dat voor 1 oktober 2005 ressorteerde onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 2001 inzake vrijstelling van arbeidsprestaties in het kader van de eindeloopbaanproblematiek en dat heeft gekozen voor de premie bedoeld in voormelde overeenkomst, het recht op deze premie.
In de loop van het eerste semester van 2008 zullen de ondertekenende partijen onderzoeken of het gepast is het recht op keuze voor het verpleegkundig personeel te behouden. § 3. De voltijdse werknemers die in uitvoering van deze overeenkomst vrijgesteld zijn van prestaties, blijven steeds beschouwd als werknemers met een voltijdse arbeidsovereenkomst.
De deeltijdse werknemers die in uitvoering van deze overeenkomst vrijgesteld zijn van prestaties, blijven beschouwd als werknemers die hun contractuele arbeidstijd behouden. § 4. In onderling akkoord tussen de werknemer en de werkgever kan voor de deeltijds tewerkgestelde werknemer de contractueel vastgelegde arbeidsduur worden verhoogd met het aantal uren vrijstelling van prestaties waarvan de deeltijdse werknemer kan genieten op basis van de oorspronkelijke contractuele arbeidstijd.
Art. 5.§ 1. Het voltijds personeel, bedoeld in artikel 3, dat de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt, heeft recht op toekenning van vrijstelling van prestaties van zijn gemiddelde wekelijkse arbeidstijd onder de vorm van 192 betaalde uren van vrijstelling van prestaties per jaar, hierbij inbegrepen de uren vrijstelling van prestaties bedoeld in artikel 4 en toegekend volgens de modaliteiten van artikel 9.
Voor de deeltijdse werknemers wordt het aantal uren vrijstelling van prestaties berekend volgens de formule : X = 192 x Y/Z waarbij : X = aantal uren vrijstelling van prestaties Y = contractuele wekelijkse arbeidsduur van de werknemer Z = de sectorale of instellingsconventionele wekelijkse arbeidsduur voor een voltijdse werknemer § 2. Het personeel, bedoeld in artikel 3, kan evenwel opteren voor het behoud van prestaties conform zijn contractuele wekelijkse arbeidstijd. Als tegenwaarde hiervan heeft het personeelslid recht op een premie, gelijk aan 10,52 pct., berekend op zijn loon. Vanaf 1 oktober 2005 hebben de werknemers geen mogelijkheid meer om te opteren voor de premie van 10,52 pct. en het behoud van prestaties, met uitzondering van het verpleegkundig personeel, evenals de verpleegkundige diensthoofden en adjunct-diensthoofden, zoals bedoeld in artikel 3.
Evenwel behoudt het personeel dat voor 1 oktober 2005 ressorteerde onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 2001 inzake vrijstelling van arbeidsprestaties in het kader van de eindeloopbaanproblematiek en dat heeft gekozen voor de premie bedoeld in voormelde overeenkomst, het recht op deze premie.
In de loop van het eerste semester van 2008 zullen de ondertekenende partijen onderzoeken of het gepast is het recht op keuze voor het verpleegkundig personeel te behouden. § 3. De voltijdse werknemers die in uitvoering van deze overeenkomst vrijgesteld zijn van prestaties, blijven steeds beschouwd als werknemers met een voltijdse arbeidsovereenkomst.
De deeltijdse werknemers die in uitvoering van deze overeenkomst vrijgesteld zijn van prestaties, blijven beschouwd als werknemers die hun contractuele arbeidstijd behouden. § 4. In onderling akkoord tussen de werknemer en de werkgever kan voor de deeltijds tewerkgestelde werknemer de contractueel vastgelegde arbeidsduur worden verhoogd met het aantal uren vrijstelling van prestaties die de deeltijdse werknemer kan genieten op basis van de oorspronkelijke contractuele arbeidstijd.
Art. 6.§ 1. Het voltijds personeel, bedoeld in artikel 3, dat de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, heeft recht op toekenning van vrijstelling van prestaties van zijn gemiddelde wekelijkse arbeidstijd onder de vorm van 288 betaalde uren van vrijstelling van prestaties per jaar hierbij inbegrepen de uren vrijstelling van prestaties bedoeld in artikelen 4 en 5 en toegekend volgens de modaliteiten van artikel 9.
X = 288 x Y/Z waarbij : X = aantal uren vrijstelling van prestaties Y = contractuele wekelijkse arbeidsduur van de werknemer Z = de sectorale of instellingsconventionele wekelijkse arbeidsduur voor een voltijdse werknemer § 2. Het personeel, bedoeld in artikel 3, kan evenwel opteren voor het behoud van prestaties conform zijn contractuele wekelijkse arbeidstijd. Als tegenwaarde hiervan heeft het personeelslid recht op een premie, gelijk aan 15,78 pct., berekend op zijn loon. Vanaf 1 oktober 2005 hebben de werknemers geen mogelijkheid meer om te opteren voor de premie van 15,78 pct. en het behoud van prestaties, met uitzondering van het verpleegkundig personeel, evenals de verpleegkundige diensthoofden en adjunct-diensthoofden, zoals bedoeld in artikel 3.
Evenwel behoudt het personeel dat voor 1 oktober 2005 ressorteerde onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 2001 inzake vrijstelling van arbeidsprestaties in het kader van de eindeloopbaanproblematiek en dat heeft gekozen voor de premie bedoeld in voormelde overeenkomst, het recht op deze premie.
In de loop van het eerste semester van 2008 zullen de ondertekende partijen onderzoeken of het gepast is het recht op keuze voor het verpleegkundig personeel te behouden. § 3. De voltijdse werknemers die in uitvoering van deze overeenkomst vrijgesteld zijn van prestaties, blijven steeds beschouwd als werknemers met een voltijdse arbeidsovereenkomst.
De deeltijdse werknemers die in uitvoering van deze overeenkomst vrijgesteld zijn van prestaties, blijven beschouwd als werknemers die hun contractuele arbeidstijd behouden. § 4. In onderling akkoord tussen de werknemer en de werkgever kan voor de deeltijds tewerkgestelde werknemer de contractueel vastgelegde arbeidsduur worden verhoogd met het aantal uren vrijstelling van prestaties die de deeltijdse werknemer kan genieten op basis van de oorspronkelijke contractuele arbeidstijd.
Art. 7.§ 1. De werkgever moet aan het verpleegkundig personeel evenals de verpleegkundige diensthoofden en adjunct-diensthoofden die hen omkaderen, zoals bedoeld in artikel 3, in de loop van de 3e maand voorafgaand aan de maand waarin de werknemer de leeftijd van respectievelijk 45, 50 of 55 jaar bereikt, de keuze, zoals voorzien in de artikelen 4, § 2, 5, § 2 en 6, § 2 voorleggen.
De werknemer heeft één maand om zijn keuze aan zijn werkgever mede te delen. De vrijstelling van prestaties of de toekenning van de premie gaat in vanaf de 1e dag van de maand waarin de voornoemde leeftijden worden bereikt. De werknemer heeft het recht om bij elke leeftijdssprong (50 en 55 jaar) zijn keuze te bepalen. De optie vrijstelling van prestaties is steeds definitief. De optie uitkering van een premie kan ten allen tijde omgezet worden in vrijstelling van prestaties.
Vanaf 50 jaar is een combinatie van vrijstelling van prestaties en uitkering van een premie mogelijk.
Voor de werknemers op een tussentijdse leeftijd, dient de keuze te worden voorgelegd door de werkgever van zodra de werknemer aan alle voorwaarden voldoet. De werknemer heeft één maand de tijd om zijn keuze mee te delen. De vrijstelling of premie dient toegekend vanaf de eerste dag van de maand volgend op de bekendmaking van de keuze. § 2. Voor alle andere personeelsgroepen gaat de vrijstelling van arbeidsprestaties automatisch in de eerste van de maand waarin de werknemer 45, 50 of 55 jaar wordt.
Voor de werknemer bedoeld in artikel 3, § 1, op een tussenliggende leeftijd gaat de vrijstelling in de eerste dag van de maand volgend op deze waarin de werknemer aan alle voorwaarden voldoet.
De optie uitkering van een premie kan te allen tijde omgezet worden in vrijstelling van prestaties. § 3. De werknemer die geen 200 uren onregelmatige prestaties heeft verricht, op het ogenblik waarop hij 45, 50 of 55 jaar is, verwerft het statuut van gelijkgesteld personeel en geniet dus van de vrijstelling van arbeidsprestaties, van zodra hij alsnog binnen elke periode van 24 maanden bedoelde 200 uren heeft verricht. De werkgever verwittigt de werknemer van zodra de werknemer het quotum van 200 uren heeft bereikt. De vrijstelling van de arbeidsprestaties gaat in de eerste dag van de 2de maand volgend op de maand waarin de werknemer voldoet aan de gestelde voorwaarde. HOOFDSTUK III. - De toekenning van bijkomend verlof ten voordele van bepaalde categorieën personeelsleden
Art. 8.§ 1. De werknemers die niet behoren tot het toepassingsgebied zoals omschreven in artikel 3 hebben, vanaf 1 oktober 2005, jaarlijks recht op : - 38 uren vrijstelling van arbeidsprestaties vanaf 50 jaar; - 38 bijkomende uren vrijstelling van arbeidsprestaties vanaf 52 jaar.
Vanaf 1 oktober 2007 hebben deze werknemers jaarlijks recht op : - 76 bijkomende uren vrijstelling van arbeidsprestaties vanaf 55 jaar. § 2. Voor de deeltijdse werknemers wordt het aantal uren vrijstelling van prestaties berekend volgens de formule : X = het aantal uren vrijstelling bepaald in § 1 hierboven x Y/Z waarbij : X = aantal uren vrijstelling van prestaties Y = contractuele wekelijkse arbeidsduur van de werknemer Z = de sectorale of instellingsconventionele wekelijkse arbeidsduur voor een voltijdse werknemer § 3. De voltijdse werknemers die in uitvoering van deze overeenkomst vrijgesteld zijn van prestaties, blijven steeds beschouwd als werknemers met een voltijdse arbeidsovereenkomst.
De deeltijdse werknemers die in uitvoering van deze overeenkomst vrijgesteld zijn van prestaties, blijven beschouwd als werknemers die hun contractuele arbeidstijd behouden. HOOFDSTUK IV. - Toepassingsmodaliteiten
Art. 9.§ 1. De vrijstelling van prestaties, voortvloeiend uit deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gerealiseerd onder de vorm van volle dagen. § 2. Op ondernemingsniveau kan de modaliteit van toekenning van vrijstelling van prestaties onder de vorm van volle dagen gewijzigd worden door middel van wijziging van het arbeidsreglement in de instellingen met een ondernemingsraad of een vakbondsafvaardiging.
Bij ontstentenis van ondernemingsraad of een vakbondsafvaardiging kan enkel worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst.
Modaliteiten waarbij vrijstelling van prestaties gegeven wordt in kleinere eenheden dan een volledig uur zijn evenwel niet toegelaten.
Art. 10.De vrijstelling van prestaties toegekend overeenkomstig artikel 9 wordt per kalendermaand genomen en op voorhand vastgelegd in het werkrooster. Op ondernemingsniveau kunnen in het arbeidsreglement andere modaliteiten terzake bedongen worden.
Art. 11.Alle rechten worden toegekend pro rata de contractuele jobtime en pro rata het aantal maanden van het jaar waarin het recht van toepassing is.
Art. 12.De regeling inzake de vrijstelling van arbeidsprestaties zoals hierboven bepaald, wordt niet cumulatief toegepast voor de werknemers die reeds genieten van compensatiedagen ingevolge een collectieve arbeidsuurvermindering beneden de sectorale arbeidsduur per week, voor het equivalent bedoeld in de artikelen 4, 5 en 6 van onderhavige overeenkomst, en dit voor maximaal het aantal dagen van onderhavige overeenkomst.
Art. 13.Indien echter binnen de onderneming, in toevoeging op de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 2001 inzake vrijstelling van arbeidsprestaties in het kader van de eindeloopbaanproblematiek, een vrijstelling van arbeidsprestaties zoals voorzien voor het verpleegkundig en verzorgend of gelijkgesteld personeel, bij collectieve arbeidsovereenkomst geheel of gedeeltelijk ook werd toegekend aan sommige andere personeelsgroepen, kunnen in geen geval meer dagen vrijstelling van arbeidsprestaties worden toegekend dan bepaald in de artikelen 4, 5 of 6.
Art. 14.§ 1. Indien aan een werknemer vrijstelling van arbeidsprestaties wordt toegekend volgens artikelen 4, 5 of 6 dan behoudt de werknemer de hem toegekende vrijstelling voor de volledige resterende duur van de arbeidsovereenkomst. § 2. Voldoet deze werknemer niet meer aan de voorwaarden voorzien in artikel 3 dan kan deze geen bijkomende vrijstelling van arbeidsprestaties meer verwerven zoals voorzien in artikel 5 of 6.
Indien een werknemer overgaat van het toepassingsgebied van artikel 3 naar het toepassingsgebied van artikel 8, dan wordt een vergelijking gemaakt tussen de reeds verworven vrijstelling van arbeidsprestaties en de toepassing van artikel 8, waarbij de meest gunstige vrijstelling van arbeidsprestaties zal worden toegepast. § 3. In afwijking op § 1 hierboven zal, indien de werknemer, op zijn verzoek, van functie wijzigt via een bijlage bij de arbeidsovereenkomst en hierdoor niet meer onder het toepassingsgebied van artikel 3 ressorteert, verliest hij de rechten verworven op basis van de artikelen 4, 5 of 6. De werknemer geniet dan de uren vrijstelling bedoeld in artikel 8 van onderhavige overeenkomst. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 15.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 oktober 2005.
Zij is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan worden opgezegd door elk der partijen, mits een opzeggingstermijn van drie maanden, gericht bij een ter post aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten tot vrijstelling van arbeidsprestaties in het kader van de eindeloopbaanproblematiek, enkel voor de instellingen die ressorteren onder het toepassingsgebied bepaald in artikel 1.
Art. 16.Partijen komen uitdrukkelijk overeen dat de voordelen bedongen in onderhavige overeenkomst slechts effectief zullen toegekend worden aan de werknemers, voor zover de regering de tenlasteneming van de kost verzekert volgens de bepalingen van de punten 3, 4 en 5 van het sociaal akkoord betreffende de federale gezondheidssectoren (privésector) van 26 april 2005.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 1 oktober 2008.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET