gepubliceerd op 07 november 2008
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten
1 OKTOBER 2008. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten
VERSLAG AAN DE KONING Sire, De artikelen 143 tot 145 van de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen (I) hebben de volgende wetten gewijzigd (1) : - artikel 6, § 1, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (cf. artikel 143); - artikel 7 van de wet van 26 juni 2002 inzake consulaire bevolkingsregisters en identiteitskaarten (cf. artikel 144).
Door deze beide wetswijzigingen kunnen de Belgen die in het buitenland verblijven : - hun elektronische identiteitskaart die voor hun vertrek werd afgegeven door een Belgische gemeente verder gebruiken tot de einddatum van de geldigheid van de kaart; - bij de consulaire post een identiteitskaart vragen die identiek is met de elektronische identiteitskaart die wordt afgeleverd aan de burgers in België.
De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van de beide wetswijzigingen.
Het huidige ontwerp van koninklijk besluit strekt er derhalve toe het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten in overeenstemming te brengen met artikel 143 van voornoemde wet van 24 juli 2008,zodat de elektronische identiteitskaart geldig blijft bij een vertrek naar het buitenland voor de duur vermeld op de kaart.
Het ontwerp werd voorgelegd aan het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De Commissie bracht een gunstig advies uit op 27 februari 2008 (2).
Het ontwerp werd eveneens voorgelegd aan het advies van de Raad van State. De Raad bracht zijn advies uit op 21 april 2008 (3).
De Raad van State heeft geoordeeld dat in de toenmalige stand van de desbetreffende wetten van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en identiteitskaarten en van 26 juni 2002 inzake consulaire bevolkingsregisters en identiteitskaarten niet kon worden aanvaard dat één en dezelfde identiteitskaart het document uitmaakt waarin respectievelijk deze voormelde wetten voorzien. Beide wetten moesten dus worden herzien zodat er voor gezorgd wordt dat de bepalingen ervan op elkaar werden afgestemd, teneinde het gebruik van één enkele identiteitskaart mogelijk te maken, ongeacht of de Belg zijn hoofdverblijfplaats in België, dan wel in het buitenland heeft, a forteriori wanneer het erom gaat hem de mogelijkheid te bieden die identiteitskaart « uit te voeren » zonder te moeten voldoen aan enige andere vormvereiste wanneer hij België verlaat om naar het buitenland te gaan.
Door de wijziging van artikel 6, § 1, van de bovenvermelde wet van 19 juli 1991 en van artikel 7 van de bovenvermelde wet van 26 juni 2002 is aan het advies van de Raad van State volledig tegemoet gekomen.
Artikel 5, § 3 van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten moet bijgevolg aangepast worden om conform te zijn met de nieuwe wetsbepaling waarbij de identiteitskaart van de Belg, die uit de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente wordt afgevoerd wegens vertrek naar het buitenland, haar geldigheid blijft behouden in het buitenland en bij eventuele terugkeer naar België voor de duur vermeld op de kaart.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL _______ Nota's (1) Belgisch Staatsblad van 7 augustus 2008.(2) Advies nr.06/2008 van 27 februari 2008. (3) Advies nr.44.337/2 van 21 april 2008.
ADVIES NR. 06/2008 VAN 27 FEBRUARI 2008 Betreft : advies m.b.t. een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten (A/2008/007) De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (hierna "WVP"), inzonderheid artikel 29;
Gelet op het verzoek om advies van de heer Patrick Dewael, Minister van Binnenlandse Zaken ontvangen op 5 februari 2008;
Gelet op het verslag van de heer Bart De Schutter;
Brengt op 27/02/2008 het volgend advies uit : I. VOORWERP VAN DE AANVRAAG 1. Uit het verslag aan de Koning blijkt dat het koninklijk besluit van 23 januari 2003 aangaande de consulaire bevolkingsregisters en identiteitskaarten, zal worden aangepast zodat de Belgen die in het buitenland verblijven vanaf 1 maart 2008 : - de EID die hen voor hun vertrek werd verstrekt, tot de einddatum van de geldigheid van de kaart verder zullen kunnen gebruiken; - bij een consulaire post een identiteitskaart zullen kunnen vragen die conform is met de EID die wordt afgeleverd in België. 2. Momenteel bepaalt artikel 5, § 3, van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten, dat een identiteitskaart als vervallen wordt beschouwd in geval van afvoering van ambtswege of van afvoering voor het buitenland.Bijgevolg verliest een EID haar geldigheid van zodra de houder ervan niet langer in de bevolkingsregister van een Belgische gemeente is ingeschreven. Deze bepaling valt dus niet te rijmen met de voorgenomen gewijzigde bepalingen van het koninklijk besluit van 23 januari 2003. 3. Het voorgelegde ontwerp strekt ertoe om deze tegenstrijdigheid weg te werken door de gewraakte passage in artikel 5, § 3, van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 weg te laten. II. ONDERZOEK VAN DE ONTWERPTEKST 4. De Commissie ontving op 12 februari 2008 vanwege de aanvrager ter informatie de tekst van het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 januari 2003 aangaande de consulaire bevolkingsregisters en identiteitskaarten zoals die voor advies werd voorgelegd aan de Raad van State.Zij neemt akte van het feit dat er kennelijk vrij ingrijpende wijzigingen zullen aangebracht worden aan het koninklijk besluit van 23 januari 2003 zonder dat hieromtrent haar advies werd ingewonnen, noch dat van het Sectoraal comité van het Rijksregister. Dit laatste is krachtens artikel 16 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, nochtans belast met het toezicht op de inachtneming van alle wettelijke en reglementaire bepalingen inzake identiteitsdocumenten. 5. Het voorgestelde nieuwe artikel 7 van het koninklijk besluit van 23 januari 2003 bepaalt dat : « De elektronische identiteitskaart afgegeven door een Belgische gemeente blijft geldig voor verder gebruik in het buitenland tot de einddatum van geldigheid van de kaart. De elektronische identiteitskaart blijft geldig bij wijziging van de hoofdverblijfplaats. De wijziging van de hoofdverblijfplaats wordt enkel aangebracht in de elektronische component van de identiteitskaart.
De elektronische identiteitskaart afgegeven na inschrijving in de consulaire bevolkingsregisters blijft geldig bij vertrek uit het ambtsgebied van de consulaire post tot de einddatum van geldigheid van de kaart. » 7. De Commissie stelt vast dat de toepassing van dit artikel problematisch zal zijn, gelet op het bestaan van een tegenstrijdige bepaling ter zake.Artikel 5, § 3, van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 zegt immers uitdrukkelijk dat de EID van iemand die naar het buitenland wordt afgevoerd, vervalt. 8. Het voor advies voorgelegd ontwerp maakt een einde aan deze tegenstrijdigheid door in voormeld artikel 5, § 3, de woorden "of afvoering voor het buitenland" te schrappen.De Commissie kan instemmen met deze aanpassing gelet op het feit dat : - tegenstrijdige bepalingen onduidelijkheid en rechtsonzekerheid creëren; - wanneer een Belg naar het buitenland vertrekt, hij niet noodzakelijk alle banden met België en zijn overheden verbreekt. Het feit dat hij zijn EID verder kan gebruiken (instrument voor identificatie en authenticatie in elektronische contacten, plaatsen van elektronische handtekening) stelt hem in staat om, naarmate meer e-government-diensten beschikbaar worden, op een veilige manier een hele reeks administratieve formaliteiten te vervullen vanuit het buitenland zonder dat er papieren documenten over en weer moeten gestuurd en eventueel gelegaliseerd worden.
Om deze redenen, de Commissie verleent een gunstig advies, voor zover de voorgenomen aanpassing van artikel 7 het koninklijk besluit van 23 januari 2003 aangaande de consulaire bevolkingsregisters en identiteitskaarten, daadwerkelijk wordt doorgevoerd.
De Administrateur, (get.) J. Baret.
De Voorzitter, (get.) W. Debeuckelaere.
ADVIES VAN RAAD VAN STATE Advies nr. 44.337/2 van 21 april 2008 van de afdeling wetgeving van de Raad van State De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 25 maart 2008, door de Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten", heeft het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördneerde wetten op de Raad van State, zoals het vervangen is bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voormelde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Het ontwerp van koninklijk besluit strekt tot wijziging van artikel 5, § 3, van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten zodat de identiteitkaart niet meer als vervallen zal worden beschouwd in geval van afvoering doordat de houder ervan naar het buitenland vertrekt.
Het thans voorliggende ontwerp is gegrond op de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van eenRijksregister van de natuurlijke personen. Krachtens artikel 6, § 1, eerste lid, van die wet, geldt de identiteitskaart als bewijs van inschrijving in de bevolkingsregisters.
Dat ontwerp gaat samen met een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 januari 2003 aangaande de consulaire bevolkingsregisters en identiteitskaarten, waarvoor de Raad van State advies 44.064/4 gegeven heeft op 3 maart 2008.
Dat laatse ontwerp is gegrond op de wet van 26 juni 2002 inzake consulaire bevolkings-registers en identiteitskaarten waarvan het artikel 7, § 1, eerste lid, bepaaldt dat aan de Belgen die in de consulaire bevolkinsregisters van een Belgische consulaire post zijn ingeschreven, een identiteitskaart wordt afgegeven, waarop, krachtens artikel 3 van diezelfde wet, inzonderheid de lokalisatie vermeld staat van de betrokken persoon, dit is, met toepassing van artikel 7, eerste lid, 5e streepje, van het voornoemde koninklijk besluit van 23 januari 2003, het adres van de hoofdverblijfplaats, welke hoofdverblijfplaats vermeld staat in het consulaire bevolkingsregister (artikel 1,eerste lid, 4°, van datzelfde besluit).
Bij de huidige stand van de wetteksten kan niet worden aanvaard dat een en dezelfde identiteitskaart het document uitmaakt waarin respectievelijk de wet van 19 juli 2001 en die van 26 juli 2002 voorzien. Beide wetten moeten worden herzien zodat ervoor gezorgd wordt dat de bepalingen ervan op elkaar worden afgestemd, teneinde het gebruik van één enkele identiteitskaart mogelijk te maken, ongeacht of de Belg zijn hoofdverblijfplaats in België, dan wel in het buitenland heeft, a fortiori wanneer het erom gaat hem de mogelijkheid te bieden die identiteitskaart "uit te voeren" zonder te moeten voldoen aan enig andere vormvereiste wanneer hij België verlaat om naar het buitenland te gaan.
In het licht daarvan zal de Raad van State het ontwerp van koninklijk besluit niet verder onderzoeken.
De kamer was samengesteld uit de heren : Y. Kreins, kamervoorzitter, P. Vandernoot, staatsraden, Mevrouwen : M. Baguet, staatsraden, A.-C. Van Geersdaele, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Vandernoot.
De griffier, A.-C. Van Geersdaele.
De voorzitter Y. Kreins.
1 OKTOBER 2008. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 6, § 1, tweede en derde lid, ingevoegd bij de wet van 24 juli 2008;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten;
Overwegende de wet van 26 juni 2002 inzake consulaire bevolkingsregisters en identiteitskaarten;
Overwegende het koninklijk besluit van 23 januari 2003 aangaande de consulaire bevolkingsregisters en identiteitskaarten;
Gelet op het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 27 februari 2008;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 21 april 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 5, § 3, van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten vervallen de woorden « of van afvoering voor het buitenland ».
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008.
Art. 3.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 oktober 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL