gepubliceerd op 16 juni 2017
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 mei 1994 over de inhouding en de vergoeding van de roerende voorheffing overeenkomstig hoofdstuk I van de wet van 6 augustus 1993 betreffende de transacties met bepaalde effecten
31 MEI 2017. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 mei 1994 over de inhouding en de vergoeding van de roerende voorheffing overeenkomstig hoofdstuk I van de wet van 6 augustus 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de transacties met bepaalde effecten
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Ik heb de eer aan Uwe Majesteit een besluit ter ondertekening voor te leggen, dat tot doel heeft om diverse bepalingen aan te passen van het koninklijk besluit van 26 mei 1994 over de inhouding en de vergoeding van de roerende voorheffing overeenkomstig hoofdstuk I van de
wet van 6 augustus 1993Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/08/1993
pub.
18/12/1998
numac
1998015163
bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting
type
wet
prom.
06/08/1993
pub.
04/06/2015
numac
2015000253
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits
sluiten betreffende de transacties met bepaalde effecten (hierna "de
wet van 6 augustus 1993Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/08/1993
pub.
18/12/1998
numac
1998015163
bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting
type
wet
prom.
06/08/1993
pub.
04/06/2015
numac
2015000253
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits
sluiten" en "het koninklijk besluit van 26 mei 1994" genoemd), teneinde rekening te houden met de Europese ontwikkelingen die tot doel hebben het opzetten van een technisch platform (Target2-Securities of T2S genoemd), dat beoogd één Europese markt te creëren voor diensten van effecten in het kader van werking van het effectenvereffeningsstelsel dat door de Nationale Bank van België wordt beheerd (X/N-vereffeningsstelsel).
De voormelde in overweging genomen evoluties noodzaken meer bepaald een actualisering van het toepassingsgebied rationae personae van de regels die worden toegepast voor het effectenvereffeningsstelsel van de Nationale Bank van België voor de deelnemers die centrale effectenbewaarinstellingen zijn zoals bedoeld door de Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012, evenals voor hun onderdeelnemers gevestigd in het buitenland, en die uitsluitend vrijgestelde rekeningen bijhouden bedoeld in artikel 1, 5° van de wet van 6 augustus 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten.
Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 Artikel 1 van het ontwerp past artikel 3bis, van het koninklijk besluit van 26 mei 1994 aan rekening houdend met de wijzigingen die worden aangebracht door artikel 2 van dit ontwerp aan het artikel 6bis van hetzelfde besluit, waarnaar artikel 3bis, verwijst.
Artikel 2 Artikel 2 van dit ontwerp past het artikel 6bis van het koninklijk besluit van 26 mei 1994 aan teneinde erin te voorzien dat de uitzondering op de bepalingen van de artikelen 5 en 6 van hetzelfde besluit van toepassing wordt op alle centrale effectenbewaarinstellingen zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, 1) van de Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012, en op hun onderdeelnemers gevestigd in het buitenland, voor zover dat deze deelnemers en onderdeelnemers uitsluitend de in artikel 1, 5° van de wet van 6 augustus 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten bedoelde vrijgestelde rekeningen ("X-rekeningen") aanhouden.
Tot nu toe is artikel 6bis van het koninklijk besluit van 26 mei 1994 enkel van toepassing op de instellingen die worden genoemd in artikel 1, § 2, b en c, van het koninklijk besluit van 14 juni 1994 tot vaststelling van de regels van toepassing op het aanhouden op rekening van gedematerialiseerde effecten uitgedrukt in vreemde munten of in redeneenheden, en op hun onderdeelnemers gevestigd in het buitenland.
Om opeenvolgende aanpassingen van artikel 1 van het voormelde koninklijk besluit van 14 juni 1994 te vermijden en met het oog op de aanpassing van het door de Nationale Bank van België beheerde effectenvereffeningsstelsel aan de invoering van technisch platform Target2-Securities (T2S) lijkt het te verkiezen om de verwijzing naar de lijst in artikel 1 van het koninklijk besluit van 14 juni 1994 door een definitie van de in artikel 6bis van het koninklijk besluit van 26 mei 1994 bedoelde instellingen, te vervangen.
Deze definitie is deze die van toepassing is op de centrale effectenbewaarinstellingen in navolging van artikel 2, lid 1, 1) van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012.
Artikel 2, lid 1, 1), van Verordening (EU) nr. 909/2014 definieert de "centrale effectenbewaarinstelling" of "CSD" als "een rechtspersoon die een effectenafwikkelingssysteem als bedoeld in punt 3 van afdeling A van de bijlage exploiteert en ten minste één andere kerndienst als bedoeld in afdeling A van de bijlage verstrekt".
De lijst van de diensten als bedoeld in afdeling A van de bijlage aan Verordening nr. 909/2014 is de volgende : "Kerndiensten van centrale effectenbewaarinstellingen 1. Initiële vastlegging van effecten in een giraal systeem (notariële dienst");2. Verstrekken en aanhouden van effectenrekeningen bovenaan de houderschapsketen (centrale dienst voor het aanhouden van effectenrekeningen"); 3. Exploiteren van een effectenafwikkelingssysteem (afwikkelingsdienst")." De instellingen die op heden vermeld worden in artikel 1, § 2, b en c, van het koninklijk besluit van 14 juni 1994 waarnaar in artikel 6bis van het koninklijk besluit van 26 mei 1994 wordt verwezen, vallen allen binnen deze definitie.
Draagwijdte van de uitzondering van het artikel 6bis van het koninklijk besluit van 26 mei 1994 : Artikel 6bis van het koninklijk besluit van 26 mei 1994 wijkt af van de artikelen 5 en 6 van hetzelfde besluit ten gunste van de voormelde instellingen en van hun onderdeelnemers gevestigd in het buitenland.
Samenvattend bepaalt artikel 5 in essentie dat de houder van de rekening aan de instelling die de rekeningen bijhoudt een attest moet afleveren dat toelaat de houder of de verkrijgers van de inkomsten van de rekening te identificeren bij de opening van een vrijgestelde rekening (X-rekening).
Artikel 6 van hetzelfde besluit voorziet er meer bepaald in dat de houders van de rekeningen, ten laatste op 15 januari van ieder jaar, aan de systeembeheerder (in dit geval de Nationale Bank van België) een nominatieve opgave laten toekomen van alle personen en instellingen die tijdens het voorbije kalenderjaar houders waren van één of meerdere vrijgestelde rekeningen.
In navolging van artikel 6, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, moet de beheerder deze opgaven ter beschikking houden van de administratie die bevoegd is voor de vestiging of de inning en de invordering van de inkomstenbelastingen.
Twee voorwaarden worden niettemin opgelegd voor de toepassing van de in artikel 6bis van het koninklijk besluit van 26 mei 1994 vermelde afwijkingen : - de betrokken instellingen moeten uitsluitend X-rekeningen aanhouden; - ze moeten in staat zijn de houder van de rekening te identificeren.
Rekening houdend met het personele toepassingsgebied van artikel 6bis van het koninklijk besluit van 26 mei 1994, wordt deze bepaling aangevuld met een tweede lid waarin wordt voorzien dat de toepassing van het eerste lid is onderworpen aan de voorwaarde dat in de contracten die werden gesloten door de deelnemers die handelen als bedoelde centrale effectenbewaarinstellingen en door de in het eerste lid bedoelde onderdeelnemers gevestigd in het buitenland de verbintenis is opgenomen dat al hun klanten, titularis van een rekening, opgenomen zijn in het toepassingsgebied van artikel 4 van het koninklijk besluit van 26 mei 1994. Het voormelde artikel 4 vermeldt de categorieën van personen waarvoor, overeenkomstig artikel 16, 1°, van de wet van 6 augustus 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, wordt afgezien van de inning van de roerende voorheffing.
Het naleven van de voorwaarde bedoeld in artikel 6bis, tweede lid in ontwerp is de noodzakelijkheidsvoorwaarde voor de toepassing van de uitzondering voorzien in artikel 6bis. Bij het niet naleven van deze voorwaarde zijn de bepalingen van de artikelen 5 en 6 van het koninklijk besluit van 26 mei 1994 van toepassing in hoofde van de betrokken deelnemers en onderdeelnemers.
Gevolgen van de niet naleving van de vrijstellingsvoorwaarden : Wanneer blijkt dat niet vrijgestelde rekeningen (N-rekeningen) werden aangehouden door de betrokken instellingen, zal de ten onrechte niet ingehouden roerende voorheffing verschuldigd zijn door in gebreke gebleven deelnemer, overeenkomstig artikel 9 van de wet van 6 augustus 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten.
Artikel 3 Artikel 3 van het ontwerp past artikel 16, § 1, 4°, van het koninklijk besluit van 26 mei 1994 aan rekening houdend met de wijzigingen die worden aangebracht door artikel 2 van dit ontwerp aan het artikel 6bis van hetzelfde besluit, waarnaar artikel 16, verwijst.
Dit besluit zal in werking treden op de tiende dag na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 4 Artikel 4 regelt de uitvoering van dit besluit.
Dit is, Sire, de draagwijdte van het besluit dat U wordt voorgelegd.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT
ADVIES 61.386/2 VAN 22 MEI 2017 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT "TOT WIJZIGING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 26 MEI 1994 OVER DE INHOUDING EN DE VERGOEDING VAN DE ROERENDE VOORHEFFING OVEREENKOMSTIG HOOFDSTUK I VAN DE WET VAN 6 AUGUSTUS 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten BETREFFENDE DE TRANSACTIES MET BEPAALDE EFFECTEN" Op 24 april 2017 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 mei 1994 over de inhouding en de vergoeding van de roerende voorheffing overeenkomstig hoofdstuk I van de wet van 6 augustus 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de transacties met bepaalde effecten".
Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 22 mei 201 7. De kamer was samengesteld uit Pierre Vandernoot, kamervoorzitter, Martine Baguet en Bernard Blero, staatsraden, Marianne Dony, assessor, en Colette Gigot, griffier.
Het verslag is opgesteld door Jean-Luc Paquet, eerste auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Wanda Vogel, staatsraad.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 22 mei 2017.
Wanneer de afdeling Wetgeving een advies heeft gegeven, heeft ze de bevoegdheid opgebruikt die ze krachtens de wet heeft; het komt haar derhalve niet toe om zich opnieuw uit te spreken over reeds onderzochte bepalingen, ongeacht of ze herzien zijn teneinde rekening te houden met de opmerkingen die in het eerste advies gemaakt zijn, dan wel ongewijzigd blijven (1).
Met uitzondering van het tweede lid van het ontworpen artikel 6bis (artikel 2 van het ontwerp), verschilt het ontwerp in casu niet van het ontwerp waarover de afdeling Wetgeving van de Raad van State op 13 februari 2017 advies 60.854/2 heeft gegeven.
In die mate heeft de afdeling Wetgeving dus haar bevoegdheid opgebruikt door dat advies te geven, zodat zij niet bevoegd is om het opnieuw te onderzoeken.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de bevoegdheid van de steller van de handeling, de rechtsgrond van het ontwerp en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat die drie punten betreft, geeft het tweede lid van het ontworpen artikel 6bis (artikel 2 van het ontwerp), geen aanleiding tot enige opmerking.
De griffier, C. Gigot.
De voorzitter, P. Vandernoot. (1) Zie het jaarverslag van de Raad van State 2008-2009, www.raadvst-consetat.be, tab "De instelling", blz. 42; zie ook Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 232.
31 MEI 2017. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 mei 1994 over de inhouding en de vergoeding van de roerende voorheffing overeenkomstig hoofdstuk I van de wet van 6 augustus 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de transacties met bepaalde effecten FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 6 augustus 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de transacties met bepaalde effecten, inzonderheid op artikel 16, eerste lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 mei 1994 over de inhouding en de vergoeding van de roerende voorheffing overeenkomstig hoofdstuk I van de wet van 6 augustus 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de transacties met bepaalde effecten;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 23 maart 2017;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 05 avril 2017;
Gelet op advies nr. 61.386/2 van de Raad van State, gegeven op 22 mei 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 3bis, van het koninklijk besluit van 26 mei 1994, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 januari 1995 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 mei 1996, worden de woorden "een instelling vermeld in artikel 1, § 2, b en c, van het koninklijk besluit van 14 juni 1994 tot vaststelling van de regels van toepassing op het aanhouden op rekening van gedematerialiseerde effecten uitgedrukt in vreemde munten of in rekeneenheden andere dan ecu" vervangen door de woorden "een centrale effectenbewaarinstelling zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, 1) van de Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012".
Art. 2.Artikel 6bis, van het koninklijk besluit van 26 mei 1994, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 januari 1995 en vervangen bij het koninklijk besluit van 7 mei 1996, wordt vervangen als volgt : "
Art. 6bis.De artikelen 5 en 6 zijn niet van toepassing op de centrale effectenbewaarinstellingen zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, 1) van de Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012, die handelen in de hoedanigheid van deelnemer aan een vereffeningsstelsel evenals hun in het buitenland gevestigde onderdeelnemers, op voorwaarde dat deze instellingen uitsluitend rekeningen bijhouden bedoeld in artikel 1, 5° van de wet en zij in staat zijn de titularis van de rekening te identificeren.
De toepassing van het eerste lid is onderworpen aan de voorwaarde dat in de contracten die werden gesloten door de deelnemers die handelen als centrale effectenbewaarinstellingen en door de in het eerste lid bedoelde onderdeelnemers de verbintenis is opgenomen dat al hun klanten, titularis van een rekening, opgenomen zijn in het toepassingsgebied van artikel 4.".
Art. 3.In artikel 16, § 1, 4°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 januari 1995, worden de woorden "de instellingen vermeld in artikel 1, § 2, b en c, van het koninklijk besluit van 14 juni 1994 tot vaststelling van de regels van toepassing op het aanhouden op rekening van gedematerialiseerde effecten uitgedrukt in vreemde munten of in rekeneenheden andere dan ecu" vervangen door de woorden "de centrale effectenbewaarinstellingen zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, 1) van de Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012".
Art. 4.De minister die bevoegd is voor Financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 31 mei 2017.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT