Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 september 2005
gepubliceerd op 07 oktober 2005

Koninklijk besluit betreffende de bevordering van het gecombineerd goederenvervoer

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2005014157
pub.
07/10/2005
prom.
30/09/2005
ELI
eli/besluit/2005/09/30/2005014157/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 SEPTEMBER 2005. - Koninklijk besluit betreffende de bevordering van het gecombineerd goederenvervoer


VERSLAG AAN DE KONING Sire, In de meeste Europese landen kan het gecombineerd vervoer rekenen op een min of meer belangrijke steun van de overheid. In het bijzonder voor afstanden van minder dan 300 km liggen de kosten hoger dan de markttarieven, met name door de overslagkosten die eigen zijn aan dit soort vervoer.

De NMBS, die een financieel evenwicht moet proberen te bereiken, met name voor het goederenvervoer, dat niet als een verplichting tot openbare dienstverlening wordt beschouwd, heeft maatregelen genomen om zowel haar productiekosten te verminderen als haar tariefniveau te verhogen. Binnen deze context blijkt dat er een kans bestaat dat het gecombineerd spoorvervoer over korte afstanden verdwijnt uit het spoorvervoer, daar het de operatoren en klanten wordt ontraden ervan gebruik te maken omwille van de tarieven, die hoger liggen dan de markttarieven, met name die van het wegvervoer.

Het betreft hier ongeveer 300 000 zendingen die op korte termijn via het wegvervoer zouden kunnen gebeuren, met alle negatieve gevolgen vandien. Een dergelijke situatie zou tegenstrijdig zijn met het mobiliteitsbeleid van de Regering en zou een bijkomende moeilijkheid vormen bij het nastreven van de Kyotodoelstellingen.

Bovendien komt het erop aan te handelen volgens het beleid dat tot stand is gekomen door het Witboek van de Europese Commissie, waarin met name het gebruik van het spoor en andere soorten milieuvriendelijk transport aangemoedigd wordt, teneinde hiervan concurrentiele opties te maken om het mobiliteitsprobleem op te lossen.

Daarom werd, in navolging van tal van andere Europese landen, een financiële steun bedacht, dit niet alleen om het bestaande spoorwegvervoer te kunnen behouden, maar tevens om de ontwikkeling van deze activiteit te steunen. Deze steun bestaat enerzijds uit een premie per vervoerde eenheid, in functie van de afstand, en anderzijds uit een forfait voor de vaste vervoerskosten, waaronder de overslag.

Om elke vorm van concurrentievervalsing op internationaal vlak te vermijden zal deze slechts toegekend worden aan binnenlands vervoer van meer dan 50 km.

Tijdens zijn vergadering van 20 maart 2004 had de Ministerraad al ingestemd met een ontwerptekst betreffende de subsidiëring van het gecombineerd vervoer per spoor.

Hoewel het ontwerp wat betreft de inhoud niet gewijzigd is, hebben zowel de vorm als de uitvoeringsmodaliteiten ervan belangrijke wijzigingen ondergaan, enerzijds ingevolge de opmerkingen van de Raad van State inzake het gekozen begrotingspad en anderzijds ingevolge de talrijke informele contacten met de Commissie, die de voorkeur geeft aan steun die toegankelijk is voor elke operator van het gecombineerde vervoer en die uitsluitend van toepassing is op de trajecten afgelegd door de intermodale transporteenheid (ITE).

Het aldus gewijzigde ontwerp werd op 11 maart 2005 goedgekeurd in de Ministerraad en werd nadien ter beraadslaging voorgelegd aan de Gewestregeringen, die een positief advies hebben gegeven.

Het advies van de Inspectie van Financiën werd gegeven op 10 maart 2005.

Het ontwerp van koninklijk besluit werd voor onderzoek voorgelegd aan de Raad van State, in het kader van de procedure bedoeld in artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State voor een advies te ontvangen binnen een termijn van 5 dagen.

Het advies werd uitgebracht op 11 augustus 2005.

Bovendien zijn de teksten het voorwerp geweest van een notificatie aan de Europese Commissie krachtens de bepalingen van artikelen 73 en 87 van het Verdrag.

De beslissing uitgebracht op 5 juli 2005 is opgenomen als bijlage.

De steunregeling aan het gecombineerde vervoer treedt in werking vanaf 1 januari 2005 en zou moeten eindigen op 31 december 2007. Deze regeling vormt een kost van 30 miljoen euro op jaarbasis (15 miljoen in 2005), ten laste van de basisallocatie 51.14.31.01 van het budget van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, waarvan de kredieten beschikbaar en voldoende zijn.

Gelet op de Kyotoverplichtingen en binnen het kader van de duurzame ontwikkeling zou de maatregel moeten resulteren in een vermindering van de CO2-emissies met 11 k/ton per jaar.

Bespreking van de artikelen van het ontwerp van koninklijk besluit Artikel 1 : Het artikel definieert de actoren en de elementen betreffende de in aanmerking komende verrichtingen.

Artikel 2 : Het betreffende gecombineerd vervoer per spoor vindt enkel plaats binnen België voor een traject dat in aanmerking komt vanaf 51 km.

In paragraaf 5 beschrijft het artikel het beheer verricht door het Directoraat-generaal Vervoer te Land van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.

Een elektronische aanpak is noodzakelijk wil men een soepele en volledige omkadering en controle van de verrichtingen met betrekking tot de ITE's.

Door gebruik te maken van elektronische vrachtbrieven van het COTIF vermijdt men dat er nieuwe documenten dienen te worden opgesteld en dat er een administratieve overlast is voor alle partijen.

Artikel 3 : Het artikel preciseert de berekeningswijze van de voorziene subsidie, te weten een coëfficiënt « Y » enerzijds toegepast op de afstand en anderzijds op een forfait, de index 50, dat betrekking heeft op de vaste vervoerskosten (o.a. de overslag van elke ITE).

Artikel 4 : De waarde van de coëfficiënt « Y », maximaal 0,40 euro/km, zal jaarlijks berekend worden in functie van het weerhouden vervoer en van het bedrag van het beschikbare krediet.

Artikel 5 : Het artikel verduidelijkt de aangerekende afstanden.

Artikel 6 : Verwijzend naar de Europese regels zal de subsidie niet hoger mogen zijn dan 30 % van de kost.

Artikel 7 : Jaarlijks zal een bericht in het Belgisch Staatsblad de modaliteiten van het indienen van de kandidaturen preciseren.

Artikel 8 : Het artikel beschrijft de elementen die de kandidaten dienen voor te leggen. Het heeft onder andere tot doel zich te vergewissen van de betrouwbaarheid van de kandidaat aan de hand van kennisname van het vervoer dat de 12 voorgaande maanden door deze verzekerd werd.

Artikel 9 en 10 : Deze artikelen behoeven geen commentaar.

Artikel 11 : Het artikel beschrijft de modaliteiten van directe en indirecte controles van de Administratie.

Artikel 12 : De uitbetaling van de subsidie vindt plaats per trimestriële tranche met een eventuele aanpassing voor de laatste tranche volgens het eindresultaat.

In § 2 kan de Minister de betaling verminderen of stopzetten indien het aangekondigde vervoer niet wordt verwezenlijkt zoals overeengekomen.

Artikel 13 : Het artikel behoeft geen commentaar.

Artikel 14 : Het retroactieve effect is voorzien voor het begrotingsjaar 2005.

Artikel 15 : Het voordeel dat de klant geniet door toedoen van de huidige maatregel dient te worden gegarandeerd. Er zal een controle uitgevoerd worden waarbij de operator wordt uitgesloten ingeval een tekortkoming wordt vastgesteld.

Artikel 16 : Het artikel behoeft geen commentaar.

Artikel 17 : De steunregeling is voorzien van 1 januari 2005 tot 31 december 2007. Hiertoe zal een verlenging van de bepalingen van het voorliggende koninklijk besluit verzekerd worden aan de hand van een in Ministerraad overlegd besluit.

Artikel 18 : Het artikel behoeft geen commentaar.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

30 SEPTEMBER 2005. - Koninklijk besluit betreffende de bevordering van het gecombineerd goederenvervoer ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het verdrag van 25 maart 1957 tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap goedgekeurd bij de wet van 2 december 1957, inzonderheid op artikelen 73 en 87;

Gelet op de wet van 27 december 2004 houdende de Algemene Uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2005, inzonderheid op artikel 2.33.3;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, Overwegende dat het dringend nodig is om bepaalde maatregelen te nemen om te vermijden dat het merendeel van het nationale goederenvervoer het spoor verlaat en over de weg zou gebeuren;

Overwegend dat het project het ontwerp is geweest van discussies met de Europese Commissie tussen juni 2004 en juni 2005;

Overwegend dat de goedkeuring van de Europese Commissie, het advies van de Gewesten en het advies van de Raad van State zo spoedig mogelijk vereist moeten worden om de toekenning van een subsidie voor het vervoer toe te laten vanaf 1 januari 2005;

Overwegend dat de discussie met de Europese Commissie aanleiding hebben gegeven tot wijziging van het project, die een nieuwe betrokkenheid van de Gewesten noodzakelijk hebben gemaakt;

Overwegend dat het advies van de Raad van State slechts na ontvangst van de beslissingen van de Europese Commissie en van de Gewesten gevraagd mag worden;

Overwegend dat de beslissing van de Europese Commissie de regeling als verenigbaar met het EG-Verdrag te beschouwen op 5 juli 2005 werd genomen;

Overwegend dat wegens redenen van rechtszekerheid, het nodig is om de omvang van de terugwerkende kracht tot het minimum te beperken en om te vragen aan de Raad van State om zijn advies binnen de 5 dagen te geven;

Overwegende dat het gecombineerd vervoer een alternatief biedt voor het goederenvervoer over de weg, waarvan de voortdurende aangroei zorgt voor toenemende problemen op het vlak van verkeerscongestie, verkeersveiligheid en milieu;

Overwegende dat de maatregelen ter bevordering van het gecombineerd vervoer kunnen bestaan uit de toekenning van subsidies aan de operatoren van het gecombineerd vervoer die hun vervoer via het spoor organiseren, om het verschil in kosten te compenseren t.o.v. het wegvervoer, en vooral dan voor het vervoer over korte afstanden;

Overwegende dat deze steun niet enkel toelaat om het huidige spoorwegverkeer te behouden maar ook om het met ongeveer 20 % te doen toenemen in de komende drie jaar;

Overwegende dat het nieuwe evenwicht tussen de vervoerswijzen en de verbetering van de werking van de intermodale keten tot de doelstellingen behoren van het Witboek van de Europese Commissie « Het Europees beleid tot het jaar 2010 : tijd om te kiezen;

Overwegende dat het Europese programma Marco Polo eveneens de doelstelling nastreeft om het gehele vervoersysteem milieuvriendelijker te maken door een gedeelte van de vracht van de weg af te halen ten voordele van het vervoer via de zee, per spoor en via de binnenscheepvaart;

Overwegende dat de verschuiving van het wegverkeer naar het milieuvriendelijkere spoorverkeer een antwoord biedt aan de noden m.b.t. de coördinatie van het vervoer;

Overwegende dat het behoud en de ontwikkeling van de gecombineerde vervoersactiviteit duidelijk aan meerdere belangen tegemoetkomt : de strijd tegen de milieuoverlast, de verkeersveiligheid en de decongestie van het wegverkeer;

Overwegende dat de geplande steun beperkt wordt tot de compensatie van de externe kosten die niet worden gedragen in het kader van het gebruik van concurrerende transportinfrastructuren;

Overwegende dat de geplande steun toegankelijk is voor alle operatoren van gecombineerd nationaal goederenvervoer en dus niet discriminerend is;

Overwegende dat de beperking van de steun tot het nationale gecombineerde vervoer vermijdt dat er valse concurrentie zou ontstaan in de internationale relaties, niet enkel tussen de operatoren van verschillende landen maar ook tussen havens en terminals;

Overwegende dat de geplande steun in het algemeen belang is in de mate dat de verschuiving van het wegvervoer naar het spoor een onderdeel uitmaakt van het duurzame mobiliteitsbeleid dat zowel op Europees als op nationaal vlak wordt nagestreefd;

Overwegende dat het effect van de maatregel zeer beperkt zal zijn wat de concurrentie tussen het vervoer per spoor en via de waterwegen betreft;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 maart 2005;

Gelet op akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 8 maart 2005;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerp van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op de beslissing van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, genomen op 5 juli 2005;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 38.970/2/V, gegeven op 11 augustus 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Begroting en Onze Minister van Mobiliteit en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemeenheden

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : - Minister : de Minister die bevoegd is voor de mobiliteit; - administratie : het Directoraat-generaal Vervoer te Land van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer; - intermodale transporteenheid : iedere land- of zeecontainer, iedere wissellaadbak of iedere oplegger, hierna ITE genoemd; - intermodaal overslagcentrum : iedere installatie waar de ITE's van een schip of een wegvoertuig op een spoorwegwagon worden overgeslagen, en omgekeerd, hierna overslagcentrum genoemd; - knooppunt : ieder verzamelpunt van ITE's dat bedoeld is voor de verzending en/of distributie van deze ITE's naar andere landen of naar verscheidene overslagcentra op het Belgisch grondgebied; - operator gecombineerd goederenvervoer die gebruikt maakt van het spoorvervoer : iedere onderneming met een uitbatingszetel op het grondgebied van een Lidstaat van de Europese Unie, die de contractuele aansprakelijkheid op zich neemt om de intermodale transporteenheden per spoor te vervoeren, hierna de operator genoemd; - vrachtbrief : ieder elektronisch document dat werd opgesteld overeenkomstig de artikelen 12 en 13 van de Uniforme regels betreffende de overeenkomst van het internationaal spoorwegvervoer van goederen (CIM), bijlage B bij het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980, dat bij wet van 25 april 1983 werd goedgekeurd.

Art. 2.§ 1. Ten laste en binnen de grenzen van de kredieten ingeschreven op de begroting van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer kan aan de operatoren een subsidie worden toegekend volgens de voorwaarden en volgens de bepalingen van dit besluit. § 2. Voor de toekenning van de in § 1 bedoelde subsidie wordt enkel met het spoorwegvervoer tussen twee overslagcentra op het Belgisch grondgebied rekening gehouden. § 3. Wordt gelijkgesteld met het in § 2 bedoelde spoorwegvervoer, het organiseren per spoor van de ophaling van ITE's op het Belgisch grondgebied, teneinde ze te groeperen en te verzenden naar andere landen, alsook het organiseren per spoor van de distributie vanuit andere landen afkomstige ITE's tussen het verzamelpunt en de verschillende overslagcentra op het Belgisch grondgebied. § 4. De subsidie wordt toegekend, wanneer het spoorgedeelte van het gecombineerd vervoer minstens gelijk is aan een afstand van 51 kilometer. § 5. Enkel de ITE's met een begeleidende vrachtbrief voor het binnenlandsverkeer kunnen op de in § 1 bedoelde subsidie aanspraak maken. HOOFDSTUK II. - Berekeningsmodaliteiten van de subsidie

Art. 3.De in artikel 2, § 1, bedoelde subsidie wordt toegekend voor elke ITE die volgens de voorwaarden van dit besluit vervoerd wordt, en volgens de volgende formule berekend : Y(Km F + 50) - « Km F » staat voor het aantal per spoor afgelegde kilometer; - de factor « Y » staat voor een waarde in euro.

Art. 4.De waarde « Y » wordt ieder jaar op grond van het door de operatoren voorziene vervoer door de Minister vastgelegd, opdat het totaal van de subsidies het jaarlijks beschikbare krediet op de in artikel 2, § 1 bedoelde begroting niet zou overschrijden. Deze waarde mag 0,40 euro niet overschrijden.

Art. 5.§ 1. Het aantal aangerekende spoorkilometer volgens de formule bedoeld in artikel 3, komt overeen met de afstand tussen twee of meer overslagcentra op het Belgisch grondgebied. § 2. Bij het organiseren van ITE-ophalingen teneinde ze te groeperen en te verzenden, of teneinde ze te groeperen en te verdelen volgens artikel 2, § 3, komt de in aanmerking genomen afstand overeen met de afstand tussen het overslagcentrum en het knooppunt. § 3. De in § 1 en § 2 bedoelde afstanden omvatten niet de door de ITE's afgelegde afstanden ingevolge de sorteerverrichtingen en het samenstellen van de treinen.

Art. 6.De subsidie van een vervoersverrichting mag 30 % van de vervoerskosten niet overschrijden. Hierin zijn vervat de spoortractiekosten, de overslagkosten alsook de gebeurlijke kosten voor het vervoer tussen het vertrekpunt en het overslagcentrum, en tussen het overslagcentrum en de plaats van bestemming. HOOFDSTUK III. - Toekenningsprocedure van de subsidie Afdeling 1. - Indiening van een aanvraag tot subsidie

Art. 7.Ieder jaar publiceert de administratie een bericht in het Belgisch Staatsblad waarbij de kandidaat-operatoren worden verzocht, de in artikel 2, § 1 bedoelde aanvraag tot subsidie in te dienen.

Art. 8.§ 1. Teneinde op de in artikel 2, § 1 bedoelde subsidie aanspraak te kunnen maken, moet de operator uiterlijk 30 dagen na de publicatie van het in artikel 7 bedoeld bericht bij de administratie een aanvraagdossier indienen. § 2. Het in § 1 bedoelde dossier moet de volgende stukken omvatten : - het door de Kruispuntbank van Ondernemingen toegekende ondernemingsnummer of vestigingseenheidnummer, of een afschrift van de statuten; - een lijst van de in de loop van de jongste twaalf maanden uitgevoerde spoortransporten, met inbegrip van inzonderheid het aantal overgeslagen ITE's per vervoersverbinding en per maand; - een prognose van de spoortransporten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, met inbegrip van inzonderheid het aantal overgeslagen ITE's per vervoersverbinding en per maand; - het toegepaste tarief en het voorziene tarief rekening houdend met de toekenning van de subsidie zoals berekend in artikel 6. Afdeling II. - Toekenningsmodaliteiten van de subsidie

Art. 9.§ 1. De Minister verdeelt het krediet ingeschreven op artikel 51.14.31.01 van de begroting van de FOD Mobiliteit en Vervoer onder de operatoren wier aanvraag met de voorwaarden van dit besluit overeenstemt. Zij worden door de administratie hierover ingelicht. § 2. Deze verdeling houdt rekening met de vervoersprognoses bedoeld in artikel 8, § 2, derde streepje en met de waarde « Y » bedoeld in artikel 3.

Art. 10.De operator stelt een maandelijkse samenvattende lijst op van de spoortransporten die werden uitgevoerd overeenkomstig de in artikel 2 bedoelde voorwaarden, onder vermelding van ten minste de in de bijlage bedoelde elementen, en stuurt ze naar de administratie.

Art. 11.§ 1. De administratie controleert de juistheid van de in artikel 10 bedoelde gegevens en steunt hierbij inzonderheid op de vrachtbrieven, waartoe de operator haar via elektronische weg toegang verschaft. Zij controleert eveneens, of de in dit besluit vastgelegde voorwaarden worden nageleefd. § 2. De administratie kan aan de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel alsook aan de spoorwegonderneming die de tractie van de ITE's heeft verricht, alle informatie over de in artikel 10 bedoelde spoortransporten opvragen. HOOFDSTUK IV. - Uitbetaling van de subsidie

Art. 12.§ 1. Na controle en goedkeuring van de in artikel 10 bedoelde maandelijkse gegevens betaalt de administratie het subsidiebedrag in opeenvolgende schijven van 25 % in de maand die volgt op iedere verstreken trimester. § 2. Indien uit de in artikel 10 bedoelde gegevens blijkt dat er duidelijk minder vervoerd werd dan volgens de in artikel 8, § 2, derde streepje bedoelde prognoses, kan de Minister op grond van een gemotiveerd voorstel van de administratie de uitbetaling van de derde schijf inperken of opschorten.

In dit geval kan de Minister de in artikel 9 bedoelde verdeling herzien ten voordele van de operator wiens gegevens wijzen op een vervoersstijging ten opzichte van de in artikel 8, § 2, derde streepje bedoelde prognoses. § 3. De uitbetaling van het laatste eventueel aangepaste bedrag van de trimestrialiteit geschiedt na de controle van de gegevens voor de maand december en uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar.

Art. 13.Iedere subsidie die na verloop van het begrotingsjaar niet kan worden gerechtvaardigd, moet door de operator op een rekening van de administratie worden teruggestort. HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen

Art. 14.Voor het begrotingsjaar 2005 kan de in artikel 2, § 1 voorziene subsidie voor de vanaf 1 januari 2005 uitgevoerde transporten met terugwerkende kracht worden toegekend. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 15.§ 1. De operator moet de subsidie die werd toegekend voor de in opdracht van een klant uitgevoerde transporten naar deze klant doorschuiven.

Opdat deze maatregel zou kunnen worden gecontroleerd, bezorgt de operator op vraag van de administratie alle bestanddelen van de kosten en tarieven die de klanten worden aangerekend. § 2. Bij niet-naleving van de in § 1 bedoelde maatregel sluit de Minister de operator uit van verdere subsidies voor een door hem vastgestelde termijn die drie jaar niet mag overschrijden.

Bovendien moet de operator de subsidies terugstorten voor de periode van zes maanden die aan de datum waarop de niet-naleving werd vastgesteld, voorafgaat.

Art. 16.De door de Minister aangewezen personeelsleden van de administratie kunnen bij de operatoren en bij de spoorwegondernemingen alle stukken en documenten ter staving van de uitgevoerde spoortransporten alsook de toegepaste prijzen opvragen. De aldus verkregen gegevens worden strikt vertrouwelijk behandeld.

Art. 17.§ 1. Dit besluit is van kracht van 1 januari tot 31 december 2005. § 2. De bepalingen van de artikelen 1 tot 13, 15 en 16 worden verlengd bij besluit, overlegd in de Ministerraad, voor de jaren 2006 en 2007, in de mate dat de wetten met betrekking tot de algemene begroting van de uitgaven voor deze jaren het toelaten en voorzien in de nodige kredieten.

Art. 18.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Onze Minister van Mobiliteit zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 september 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

Bijlage aan het koninklijk besluit De maandelijkse samenvattende lijst van de spoortransporten die werden uitgevoerd, bevat tenminste volgende elementen (cfr. art. 10) : - het kenmerk van het dossier bedoeld in artikel 8 - het nummer van de vrachtbrief - de datum van vertrek - het station van vertrek - het station van aankomst - de afstand tussen de overslagplaatsen en/of knooppunten bediend op het Belgisch grondgebied - het (de) nummer(s) van de trein(en) - het nummer van de wagon - het nummer van de ITE - de kostprijs van het vervoer zonder Belgische overheidssubsidies - het bedrag van de korting toegepast op basis van de Belgische overheidssteun.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 30 september 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

Bijlage aan het Verslag aan de Koning Betreft : Steunmaatregel N 249/2004. - België Steunregeling voor het gecombineerd vervoer Excellentie, 1. Procedure 1.Bij brief van 19 mei 2004, die op 10 juni 2004 bij het Secretariaat-generaal van de Europese Commissie is geregistreerd onder nummer N 249/2004, hebben de Belgische autoriteiten de Commissie in kennis gesteld van bovenvermelde maatregel overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag. 2. Een technische bijeenkomst van de Belgische autoriteiten en de diensten van de Commissie heeft plaatsgevonden op 1 juli 2004.Nadere informatie is door de Belgische autoriteiten toegezonden op 22 juli 2004; deze is geregistreerd onder nummer DG TREN A/26728. 3. Een tweede technische bijeenkomst heeft plaatsgevonden op 22 september 2004. Aanvullende gegevens zijn toegezonden bij brief van 18 januari 2005, die is geregistreerd onder nummer DG TREN A/1536. Een verzoek om aanvullende gegevens is verzonden op 16 maart 2005. Bij brief van 13 april 2005 en bij brief van 23 mei 2005 hebben de Belgische autoriteiten op dit verzoek geantwoord. 4. Een klacht over deze steunregeling is op 26 februari 2004 bij de Commissie binnengekomen en is geregistreerd onder nummer SG (2004) A/2220.Een antwoord aan de klager is verzonden op 31 maart 2004. 2. Gedetailleerde beschrijving van de steunmaatregel 2.1 Doel 5. De steunregeling heeft als doel het gecombineerd spoorvervoer in België op binnenlandse trajecten van ten minste 51 km te ontwikkelen. Er wordt naar gestreefd het bestaande vervoersvolume per spoor te handhaven op 300.000 ITE (intermodale transporteenheden) door te voorkomen dat dit door het wegvervoer wordt overgenomen, en dit volume bovendien over een periode van drie jaar met 20 % op te voeren. 6. Voor beperkte afstanden zijn aan het organiseren van gecombineerd vervoer exploitatiekosten verbonden die niet volledig door de vervoerstarieven op de markt kunnen worden gedekt.Verwacht wordt dan ook dat de hoofdmoot van het nationale spoorvervoer door het wegvervoer zal worden overgenomen. Om dit te keren hebben de Belgische autoriteiten besloten aan de exploitanten van gecombineerd vervoer een premie toe te kennen wanneer zij gebruik maken van het spoor.

Deze premie is bedoeld om het verschil in kosten tussen de weg en het spoor, dat met name aanzienlijk is op korte afstanden, te overbruggen. 7. De ondergrens van 51 kilometer is bedoeld om te voorkomen dat subsidie wordt verleend voor transporten over te korte afstanden, die economisch weinig verantwoord zijn (behalve in concrete gevallen waarbij geografische factoren een doorslaggevende rol spelen), of voor de herverdeling van vervoersactiviteiten binnen haven- of industriegebieden. 2.2 Juridische grondslag 8. Wet betreffende de bevordering van het gecombineerd goederenvervoer per spoor en koninklijk besluit houdende toepassing van de wet betreffende de bevordering van het gecombineerd goederenvervoer per spoor. 2.3 Begunstigden van de steun 9. De begunstigden zijn exploitanten van gecombineerd goederenvervoer die gebruik maken van het spoor, meer bepaald elke onderneming die een exploitatievestiging op het grondgebied van een lid-Staat van de Europese Unie heeft, en die de contractuele verantwoordelijkheid op zich neemt om intermodale transporteenheden per spoor te vervoeren. 2.4 Aard van de steun en procedure 10. Alleen spoorvervoer tussen twee overslagcentra op het Belgische grondgebied wordt in aanmerking genomen.Het organiseren per spoor van de ophaling van ITE's op het Belgische grondgebied om ze te groeperen en naar andere staten te zenden en, omgekeerd, van de distributie van uit andere landen afkomstige ITE's tussen het verzamelpunt en de verschillende overslagcentra op Belgisch grondgebied worden hiermee gelijkgesteld. 11. De subsidie wordt toegekend wanneer het spoorgedeelte van het gecombineerd vervoer ten minste 51 km bedraagt.De steun wordt na het verlenen van de prestaties uitbetaald op basis van in elektronische vorm verstrekte opgaven. Alleen de ITE's met begeleidende vrachtbrief (1) voor het binnenlandse verkeer kunnen op de subsidie aanspraak maken.12. De hoogte van de steun wordt zodanig vastgesteld dat het verschil in externe kosten tussen het spoor- en het wegvervoer wordt overbrugd; het is de bedoeling een financiële compensatie te verlenen voor de externe kosten die bij gebruik van het concurrerende wegvervoer niet worden gedragen. 13. De externe kosten zijn door de samenleving gedragen kosten waarvan de vervoersbedrijven over het algemeen slechts een gering deel voor hun rekening nemen.Voor de berekening van de subsidie worden de externe kosten in aanmerking genomen die samenhangen met de uitstoot van toxische gassen en broeikasgassen, verkeersonveiligheid, verkeerslawaai en congestie op de wegen. Als referentie zijn de indicatieve bedragen voor de externe kosten genomen die door de Commissie zijn gehanteerd bij de analyse van Marco Polo-projecten (2), namelijk 35 euro per 1 000 ton/kilometer voor het wegvervoer en 15 euro per 1 000 ton/kilometer voor het spoorvervoer; tussen beide vervoersmodaliteiten is er dus een verschil van 20 euro per 1000 ton/kilometer. 14. De steun bestaat uit twee onderdelen : - een vast gedeelte (20 euro), dat bedoeld is als gedeeltelijke compensatie voor de extra overslagkosten; - een variabel gedeelte (maximum 0,40 euro per kilometer). 15. De subsidie wordt berekend volgens de formule : y (km F + 50) - « km F » staat voor het aantal per spoor afgelegde kilometers; - de factor « y » staat voor een waarde in euro. 16. De waarde « y » wordt ieder jaar op grond van het door de exploitanten verwachte vervoer door de Minister op een zodanig niveau vastgesteld, dat het totaal van de subsidies het jaarlijks beschikbare krediet niet overschrijdt.Deze waarde mag niet hoger zijn dan 0,40 euro, waardoor het vaste gedeelte niet meer kan bedragen dan 20 euro (0,40 x 50 = 20 euro). 17. De waarde « y » is variabel omdat ervan wordt uitgegaan dat het verkeer zal toenemen en het aantal exploitanten van gecombineerd vervoer zal stijgen tot een veelvoud van het huidige;zo hoeft de steunregeling in die situatie niet te worden stopgezet bij gebrek aan kredieten. Er is dus voorzien in een maximumbedrag dat gebaseerd is op de vooruitzichten van de exploitanten en dat eventueel zal worden verlaagd om overschrijding van de kredieten te voorkomen. 18. Voor de vaststelling van de maximumwaarde van « y » hebben de Belgische autoriteiten gekeken naar een aantal representatieve vervoersoperaties.De kosten daarvan, met en zonder subsidie, zijn vergeleken met de kosten van het vervoer over de weg. Ook is rekening gehouden met de jaarbegroting, de totale omvang van het betrokken vervoer, het subsidiemaximum van 30 % van de vervoerskosten alsook met het verschil in externe kosten. 19. Het aantal spoorkilometers in de formule komt overeen met de afstand tussen twee of meer overslagcentra op het Belgische grondgebied.20. Bij het organiseren van ITE-ophalingen teneinde ze te groeperen en te verzenden, of teneinde ze te groeperen en te distribueren, komt de in aanmerking genomen afstand overeen met de afstand tussen het overslagcentrum en het knooppunt.Deze afstand omvat niet de door de ITE's afgelegde afstanden bij de sorteerverrichtingen en het samenstellen van de treinen. 21. Om op de steun aanspraak te kunnen maken moeten de exploitanten van gecombineerd vervoer van tevoren hun vervoersprognoses indienen; daarbij baseren zij zich met name op de lopende contracten en de vooruitzichten voor het volgende jaar. 22. Om te voorkomen dat het begrotingskrediet wordt overschreden zijn bovenvermelde bedragen maximumbedragen.Indien met de op de vervoersprognoses gebaseerde aanvragen van de exploitanten een totaalbedrag gemoeid is dat hoger is dan het begrotingskrediet, zullen de steunbedragen dienovereenkomstig worden verlaagd. 23. De subsidie voor een vervoersoperatie mag 30 % van de vervoerskosten niet overschrijden.24. De exploitant van gecombineerd vervoer moet de subsidie die werd toegekend voor de in opdracht van een klant uitgevoerde transporten naar deze klant doorsluizen.Bij niet-naleving van deze bepaling kan de exploitant van verdere subsidie worden uitgesloten. 2.5 Cumulatie met andere subsidies 25. De subsidie kan niet worden gecumuleerd met andere nationale of communautaire subsidies voor hetzelfde doel. 2.6 Budget en looptijd van de steunregeling 26. De steunregeling geldt voor de periode 1 januari 2005 tot 31 december 2007.Het budget bedraagt 30 miljoen euro per jaar (15 miljoen in 2005). 27. Er is geen subsidie verleend voorafgaand aan de vaststelling van een besluit door de Commissie.Voor het begrotingsjaar 2005 zal de subsidie voor de vanaf 1 januari 2005 uitgevoerde transporten met terugwerkende kracht kunnen worden toegekend. 2.7 Controle en betaling 28. De exploitant moet een maandelijkse samenvattende opgave van de uitgevoerde spoortranporten opstellen en deze naar de administratie sturen.29. De administratie controleert de juistheid van deze gegevens en steunt hierbij met name op de vrachtbrieven, waartoe de exploitant haar via elektronische weg toegang verschaft.Zij controleert eveneens of de in dit besluit vastgelegde voorwaarden worden nageleefd. 30. De administratie kan bij de naamloze vennootschap naar publiek recht Infrabel alsook bij de spoorwegonderneming die de tractie voor het vervoer van de ITE's heeft geleverd, alle informatie over de spoortransporten opvragen.31. De administratie kan bij de exploitanten en bij de spoorwegondernemingen alle stukken en documenten ter staving van de uitgevoerde spoortransporten alsook de toegepaste prijzen opvragen.32. Na controle en goedkeuring van de maandelijkse gegevens betaalt de administratie het subsidiebedrag uit in opeenvolgende schijven van 25 % in de maand die volgt op ieder verstreken kwartaal.Indien uit de gegevens blijkt dat er duidelijk minder vervoerd werd dan volgens de prognoses, kan de Minister de betaling van de derde schijf verlagen of opschorten. 33. Hoe dan ook moet iedere subsidie die na afloop van het begrotingsjaar niet kan worden gerechtvaardigd, door de exploitant worden teruggestort. III. Beoordeling van de maatregel 3.1 Aanwezigheid van steun 34. Volgens artikel 87, lid 1, van het Verdrag, zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lid-Staten ongunstig beïnvloedt.35. Volgens de voorgestelde regeling ontvangen de begunstigden een bijdrage van de staat ter verlaging van de kosten die zijn verbonden aan spoortrajecten van tenminste 51 km die in het kader van gecombineerd vervoer in België worden afgelegd, terwijl andere in deze sector actieve ondernemingen deze bijdrage niet ontvangen.Deze maatregelen versterken dus het concurrentievermogen van de betrokken exploitanten ten opzichte van andere in het intracommunautaire handelsverkeer actieve exploitanten. De Commissie merkt op dat de toegang tot de markt voor de betrokken vervoerssector wordt opengesteld krachtens de geldende bepalingen van het Verdrag of het afgeleid recht. 36. Gezien het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de aangemelde maatregel steun in de zin van artikel 87, lid 1, behelst, die in principe verboden is tenzij deze als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden aangemerkt krachtens een van de uitzonderingen waarin het Verdrag of het afgeleid recht voorziet. 3.2 Toepasselijkheid van een uitzondering 37. De aangemelde steunmaatregel heeft als doel het bestaande gecombineerde railwegvervoer op peil te houden en over een periode van drie jaar met 20 % op te voeren.38. Artikel 87, lid 2, van het Verdrag, stelt dat : « Met de gemeenschappelijke markt zijn verenigbaar : a) steunmaatregelen van sociale aard aan individuele verbruikers op voorwaarde dat deze toegepast worden zonder onderscheid naar de oorsprong van de producten;b) steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen;c) steunmaatregelen aan de economie van bepaalde streken van de Bondsrepubliek Duitsland die nadeel ondervinden van de deling van Duitsland, voorzover deze steunmaatregelen noodzakelijk zijn om de door deze deling berokkende economische nadelen te compenseren.» 39. De Commissie is van oordeel dat geen enkele van de in artikel 87, lid 2, van het EG-Verdrag bedoelde uitzonderingen op de regeling van toepassing is.Bovendien is de betrokken staatssteun niet bedoeld om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen of een ernstige verstoring in de economie van een lid-Staat op te heffen in de zin van artikel 87, lid 3, onder b), en al evenmin om de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen in de zin van artikel 87, lid 3, onder d). 40. De Commissie meent dat, op grond van de hierna aangegeven redenen, de aangemelde regeling beantwoordt aan de behoeften van de coördinatie van het vervoer in de zin van artikel 73 van het Verdrag, dat een geschikte juridische grondslag is voor de beoordeling van de verenigbaarheid van de door de lidstaten voorgestelde coördinatiemaatregelen met de gemeenschappelijke markt.De Commissie is van oordeel dat hier mag worden gesproken van steun die beantwoordt aan de behoeften van de coördinatie van het vervoer vanwege het feit dat overheidsingrijpen noodzakelijk is om de onvolkomenheden van de markt te corrigeren (3). De markt voor vervoer over land brengt aanzienlijke externe kosten met zich mee; de vervoerstarieven weerspiegelen namelijk niet de werkelijke kosten voor de samenleving (4). Aangezien een communautair regelgevingskader ontbreekt dat het mogelijk maakt deze kosten te internaliseren, beantwoordt het overheidsingrijpen aan de behoeften van de coördinatie van het vervoer in de zin van artikel 73. 41. Verordening (EEG) nr.1107/70 van de Raad van 4 juni 1970 betreffende de steunmaatregelen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren (5) geeft uitvoering aan artikel 73 van het Verdrag en voorziet in specifieke uitzonderingen voor steun die bedoeld is om te voorzien in de behoeften van de coördinatie van het binnenlands vervoer. 42. Artikel 3, lid 1, onder a), van Verordening 1107/70 is niet van toepassing aangezien de begunstigden van de steunregeling exploitanten van gecombineerd vervoer zijn en geen spoorwegondernemingen. 43. In artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening 1107/70 is echter het volgende gepreciseerd : « ... tot het in werking treden van gemeenschappelijke voorschriften inzake de toerekening van de kosten van de weg, wanneer de steun wordt toegekend aan ondernemingen die de kosten van de door hen gebruikte infrastructuur moeten dragen, terwijl andere ondernemingen zulks niet doen; bij de beoordeling van de hoogte der aldus toegekende steun moet rekening worden gehouden met de infrastructuurkosten welke de concurrende takken van vervoer niet behoeven te dragen; » 44. In de gedragspraktijk van de Commissie (6) zijn drie eisen uitgekristalliseerd waaraan moet worden voldaan opdat steun beantwoordt aan de behoeften van de coördinatie van het vervoer en in aanmerking komt voor de uitzondering als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening 1107/70 van de Raad : - de bijdrage van de staat moet noodzakelijk zijn om de uitvoering van het project of de activiteit in het belang van de Gemeenschap mogelijk te maken; - de toegang tot de steun moet op niet-discriminerende basis worden verleend; - de steun mag niet tot distorsie van de mededinging leiden in een mate die strijdig is met het gemeenschappelijk belang. ? Noodzaak van de bijdrage van de Staat voor de uitvoering van het project of de activiteit in het belang van de Gemeenschap 45. De aangemelde steunregeling zal het mogelijk maken het bestaande vervoersvolume per spoor te handhaven op 300.000 ITE (intermodale transporteenheden) door te voorkomen dat dit door het wegvervoer wordt overgenomen, en dit volume bovendien over een periode van drie jaar met 20 % op te voeren. Ook zullen door de steunregeling diensten voor gecombineerd binnenlands vervoer een concurrerend alternatief voor het wegvervoer worden, aangezien de exploitant van het gecombineerd vervoer de subsidie die werd toegekend voor de in opdracht van een klant uitgevoerde transporten naar deze klant moet doorsluizen. 46. Het concept van duurzame mobiliteit waarop de ontwikkeling van het gemeenschappelijk vervoerbeleid gebaseerd is veronderstelt de aanwezigheid van een geïntegreerd vervoerssysteem waarbinnen de verschillende vervoersmodaliteiten eerlijk met elkaar concurreren. Binnen die opzet betaalt de gebruiker de interne en externe kosten van de vervoersdienst die specifiek zijn voor het gebruikspunt. Het is de taak van de exploitanten vervoersketens op te zetten waarbinnen elke vervoersmodaliteit wordt ingezet voor het deel van het traject waarvoor zij de meest concurrerende oplossing is. 47. Aan gecombineerd vervoer zijn extra operationele kosten verbonden door de overslag.48. In dit geval bestaat de steun in een financiële compensatie voor de externe kosten die niet worden doorberekend in de tarieven voor het concurrerende wegvervoer.Als referentie voor de berekeningsparameters die worden gebruikt voor de vergelijking van de steunintensiteit en de externe kosten is het niveau van externe kosten genomen dat door de Commissie is vastgesteld voor het Marco Polo-programma. 49. Het feit dat in de steunregeling de begunstigde de exploitant van gecombineerd vervoer is betekent dat de opzet van de regeling rekening houdt met de hele vervoersketen en de daaraan verbonden kosten, en niet alleen met de hanteringskosten.Gecombineerd vervoer is per definitie een keten, waarvan het spoortraject een van de schakels is.

Wanneer subsidie wordt verleend voor één schakel, heeft dit tot gevolg dat de kosten van de hele keten worden verlaagd. 50. Bovendien is de maatregel verenigbaar met het vervoerbeleid.De Gemeenschap werkt al geruime tijd aan de ontwikkeling van een beleid dat erop gericht is tot een evenwichtige dosering tussen de verschillende vervoersmodaliteiten te komen en de concurrentiepositie van het gecombineerd vervoer te verbeteren ten opzichte van die van het wegvervoer. De kerndoelstelling van het communautaire beleid inzake gecombineerd vervoer is een verschuiving van het wegvervoer naar andere vervoersmodaliteiten teweeg te brengen. Het Marco Polo-programma (7) heeft als doel de vervoers- en logistieksector te helpen een duurzame modal shift van het wegvervoer naar de korte vaart, het spoor en de binnenwateren tot stand te brengen. Bovendien bevordert het beleid van de Gemeenschap, zoals omschreven in het Witboek over het vervoersbeleid (8), het gebruik van milieuvriendelijke vervoersmodaliteiten zodat deze kunnen uitgroeien tot concurrerende alternatieven voor het wegvervoer. 51. Bijgevolg concludeert de Commissie dat de voorgenomen steun noodzakelijk is om het doel van de aangemelde regeling te bereiken. ? Niet-discriminerende behandeling 52. Het steunprogramma wordt op niet-discriminerende basis toegepast en staat open voor alle exploitanten uit de Europese Unie die in België in het kader van gecombineerd vervoer spoortrajecten van tenminste 51 kilometer verzorgen.53. Om een zo groot mogelijk aantal exploitanten te bereiken wordt onder « binnenlands vervoer » ook verstaan de ophaling van ITE's om ze te groeperen in een sorteercentrum (hub) en naar het buitenland te verzenden en, omgekeerd, de distributie van uit andere landen afkomstige ITE's vanuit een sorteercentrum in België.54. Gelijke behandeling van alle begunstigde exploitanten wordt gegarandeerd door de steun te berekenen volgens een transparante en voor iedereen identieke formule.55. De in de steunregeling vastgestelde criteria hebben betrekking op kwantitatieve gegevens om een effectieve controle op de toe te kennen subsidies mogelijk te maken.56. De Commissie is bijgevolg van oordeel dat de regeling voldoende garanties biedt voor een niet-discriminerende behandeling. ? Afwezigheid van distorsie van de mededinging die strijdig is met het gemeenschappelijk belang 57. Om na te gaan of er geen sprake is van onaanvaardbare distorsie van de mededinging moet de mogelijkheid van concurrentievervalsing tussen het gecombineerd vervoer en het wegvervoer en tussen de verschillende bestaande intermodale diensten worden geanalyseerd : (1) Gecombineerd vervoer-wegvervoer 58.De aangemelde steunregeling zal de prijs voor het gebruik van gecombineerd vervoer en wegvervoer op hetzelfde niveau helpen brengen.

Een afname van het wegvervoer is dus te verwachten. 59. De van de subsidie verwachte verschuiving van het wegvervoer naar het gecombineerd vervoer vormt echter geen distorsie van de mededinging die strijdig is met het gemeenschappelijk belang, aangezien het van de weg afhalen van vracht ten voordele van andere vervoersmodaliteiten, waardoor het wegvervoer afneemt, door het gemeenschappelijk vervoerbeleid wordt bevorderd.60. Een eerlijke verdeling van het vervoer over de verschillende modaliteiten is een van de hoofddoelstellingen van het gemeenschappelijk vervoerbeleid.Dit is als prioriteit aangemerkt omdat de ongelijke groei van de verschillende vervoersmodaliteiten moet worden tegengegaan en de congestie op bepaalde belangrijke verkeersassen, de schadelijke milieu- en volksgezondheidseffecten, alsook de zware tol van de verkeersonveiligheid moeten worden teruggedrongen. 61. Om deze redenen is de Commissie van mening dat de regeling in het handelsverkeer tussen de lidstaten geen distorsie creëert die strijdig is met het gemeenschappelijk belang.(2) Bestaande intermodale vervoersdiensten 62.In de eerste plaats dient te worden opgemerkt dat de steun zal worden uitbetaald aan de exploitanten van gecombineerd vervoer en niet aan de terminalbeheerder. Hierdoor wordt voorkomen dat deze een selectief voordeel geniet (doordat exploitanten van gecombineerd vervoer massaal overstappen van een ongesubsidieerde naar een gesubsidieerde terminal). 63. Voor de concurrentie tussen het spoor en de binnenvaart zal het effect van de maatregel zeer beperkt zijn.Enerzijds omdat deze vervoersmodaliteiten verschillende en specifieke marktsegmenten bedienen (met verschillende producten en levertijden). Zo is er totaal geen aanbod van spoorvervoer vanaf Antwerpen naar Luik of naar de terminals langs het Albertkanaal. Anderzijds omdat de Gewesten eveneens maatregelen ter bevordering van de binnenvaart hebben getroffen. 64. Voorts wordt voor beide vervoersmodaliteiten verschillend materieel gebruikt, in de meeste gevallen zeecontainers voor de binnenvaart en wissellaadbakken voor gecombineerd spoor-wegvervoer.65. Tenslotte geldt de regeling slechts voor een zeer beperkte periode.66. Om deze redenen is de Commissie van oordeel dat de regeling in het handelsverkeer tussen de lid-Staten geen distorsie creëert die strijdig is met het gemeenschappelijk belang. Bijgevolg wordt de aangemelde regeling als verenigbaar met het Verdrag beschouwd krachtens artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening 1107/70 en artikel 73 van het EG-Verdrag. 4. Besluit. Gezien bovenstaande overwegingen heeft de Commissie besloten : - de aangemelde regeling als verenigbaar met het EG-Verdrag te beschouwen en geen bezwaar te maken.

Ingeval deze brief vertrouwelijke gegevens mocht bevatten die niet mogen worden bekendgemaakt, wordt U verzocht de Commissie daarvan binnen vijftien werkdagen vanaf de ontvangst van dit schrijven in kennis te stellen. Ontvangt de Commissie binnen de vastgestelde termijn geen met redenen omkleed verzoek, dan neemt zij aan dat U instemt met mededeling aan derden en bekendmaking van de volledige tekst van dit schrijven in de authentieke taal op Internet : http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids. Dit verzoek dient bij aangetekend schrijven of bij faxbericht te worden gericht aan : Europese Commissie Directoraat-generaal Energie en vervoer Directoraat A B-1049 Brussel Fax nr. : (32) (0) 2 296 41 04.

Met bijzondere hoogachting, Voor de Commissie : Jacques Barrot Vice-voorzitter _______ Nota's (1) Elk elektronisch document dat is opgesteld overeenkomstig de artikelen 12 en 13 van de Uniforme regelen betreffende de overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van goederen (CIM), Appendix B bij het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980, die is goedgekeurd bij wet van 25 april 1983.(2) Verordening (EG) nr.1382/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2003 betreffende de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoersysteem te verbeteren ("Marco Polo-programma"). PB L 196/1 van 2.8.2003. (3) Besluit van de Commissie van 20 juni 2001, N 219/2001- Oostenrijk - Proefprogramma Donau;besluit van de Commissie van 22 oktober 1997, N 79/97 - Nederland, PB C 377 van 12 december 1997, blz. 3; besluit van de Commissie van 21 april 1999, N 588/98 - Denemarken, PB C 166 van 12 juni 1999, blz. 6; besluit van de Commissie van 4 mei 1999, C 21/98 - Italië, 28 augustus 1999, blz. 12, besluit van de Commissie van 14 september 2000, N 208/2000 - Nederland (SOIT), PB C 315 van 4 november 2000, blz. 9, besluit van de Commissie van 4 oktober 2000, N 577/99 - Nederland (RSC/ECT) PB C 354 van 9 december 2000, blz. 20, besluit van de Commissie van 15 november 2000, N 755/99 - Italië (Provincie Bolzano-wet nr. 9/1998), 3 maart 2001, blz. 19; besluit van de Commissie van 21 december 2000, N 815/A/99 - Italië (Regio Piemonte), PB C 71 van 3 maart 2001, blz. 20. (4) Besluit van de Commissie van 21 april 1999, N 588/98 - Denemarken, PB C 166 van 12 juni 1999, blz.6. (5) PB L 130 van 15 juni 1970, blz.1. (6) N 617/98 - "Container terminal Lage Weide Utrecht" (Nederland), besluit van de Commissie van 22 december 1999, met uitgebreidere verwijzingen;staatsteunmaatregel N 638/2001 - Italië - Steun voor gecombineerd vervoer in de autonome provincie Bolzano-Alto-Adige;

Regels ter uitvoering van artikel 9 van provinciale wet nr. 37 van 14 december 1974, gewijzigd bij artikel 29, lid 2, van provinciale wet nr. 2/2001.

Besluit van de Commissie van 13 februari 2002; Staatssteunmaatregel N 335/03 - Italië (Friuli-Venezia Giulia) - Steun voor het opzetten van diensten voor het vervoer van vrachtwagens en opleggers per spoor.

Besluit van de Commissie van 3 maart 2004. (7) Verordening (EG) nr.1382/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2003 betreffende de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoersysteem te verbeteren ("Marco Polo-programma"). PB L 196/1 van 2.8.2003. (8) Witboek - Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010 : tijd om te kiezen.COM (2001) 370.

^