gepubliceerd op 01 december 1998
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 december 1969 tot regeling van de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van sommige militairen
29 OKTOBER 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 december 1969 tot regeling van de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van sommige militairen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 20 mei 1994 betreffende de geldelijke rechten van de militairen, inzonderheid op artikelen 11 en 12;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 december 1969 tot regeling van de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van sommige militairen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 december 1973, 8 april 1974, 15 maart 1988 en 21 maart 1991;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 13 juni 1995;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 7 april 1998;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 23 maart 1998;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het opschrift van het koninklijk besluit van 16 december 1969 tot regeling van de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van sommige militairen wordt vervangen door het volgende opschrift : « Koninklijk besluit tot regeling van de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van sommige militairen en sommige van hun familieleden ».
Art. 2.Artikel 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 april 1974 en 21 maart 1991, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Artikel 1.Dit besluit is toepasselijk op : 1° het weddetrekkend personeel van de krijgsmacht, met uitzondering van de militairen met onbepaald verlof die wederoproepingen of vrijwillige prestaties van korte duur verrichten;2° de in vredestijd aan de hand van een dienstneming of wederdienstneming dienende soldijtrekkende vrijwilligers, die zich in één van de volgende standen of deelstanden bevinden : a) in werkelijke dienst;b) in non-activiteit om gezondheidsredenen;c) in non-activiteit bij tuchtmaatregel;d) met schorsing bij ordemaatregel.».
Art. 3.Artikel 2, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 december 1973, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 3. De vergoeding mag het twaalfde niet overschrijden van het bedrag vastgesteld bij toepassing van artikel 39, 1e, 3de, 4de en 5de lid van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971. ».
Art. 4.Een artikel 5bis, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «
Art. 5bis.In afwijking van de bepalingen van de artikelen 2, 3 en 5 genieten de rechthebbenden van de militairen overleden tijdens operaties buiten het nationaal grondgebied, die tegelijkertijd rechthebbende zijn van de bijzondere vergoeding voor morele schade overeenkomstig artikel 42 van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, de terugbetaling van de gedragen begrafeniskosten evenwel beperkt tot een maximumbedrag van 150 000 frank.
In afwijking van de bepalingen van de artikelen 2, 3 en 5 genieten de militairen aangewezen in het buitenland of hun rechthebbenden, bij het overlijden van de militair of van één van zijn familieleden die met de militair in het buitenland verblijven, de terugbetaling van de kosten opgelopen voor de behandeling van het stoffelijk overschot evenwel beperkt tot een maximumbedrag van 40 000 frank.
De bedragen waarvan sprake in §§ 1 en 2 worden gekoppeld aan de mobiliteitsregeling toepasselijk op de wedden van het personeel der ministeries. Zij worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01. ».
Art. 5.Dit besluit is enkel toepasselijk op de leden van de krijgsmacht.
Art. 6.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 29 oktober 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, J.-P. PONCELET De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY