Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 maart 2019
gepubliceerd op 15 april 2019

Koninklijk besluit tot vaststelling van de toekenningsvoorwaarden en uitvoeringsmodaliteiten van een financiële steunregeling op basis van de heffingen op het zakencijfer van de farmaceutische specialiteiten, ingesteld door artikel 191quinquies van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2019040870
pub.
15/04/2019
prom.
29/03/2019
ELI
eli/besluit/2019/03/29/2019040870/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 MAART 2019. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de toekenningsvoorwaarden en uitvoeringsmodaliteiten van een financiële steunregeling op basis van de heffingen op het zakencijfer van de farmaceutische specialiteiten, ingesteld door artikel 191quinquies van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, artikel 191quinquies ingevoegd bij de wet houdende diverse bepalingen inzake gezondheid van 30 oktober 2018;

Gelet op de wet van 20 juli 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2006 pub. 08/09/2006 numac 2006022888 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet betreffende de oprichting en de werking van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten sluiten betreffende de oprichting en de werking van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten, artikel 7, gewijzigd bij de wet van 11 augustus 2017;

Gelet op het advies van de Commissie voor Begrotingscontrole gegeven op 17 oktober 2018;

Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, gegeven op 22 oktober 2018;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 november 2018;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 16 januari 2019;

Gelet op de adviesaanvraag binnen 30 dagen, die op 30 januari 2019 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de Wet : de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;2° de Vrijstellingsverordening (EG) : Verordening nr.651/2014 van de Europese Commissie waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard; 3° het RIZIV : het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering;4° het FAGG : het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten, opgericht bij de wet van 20 juli 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2006 pub. 08/09/2006 numac 2006022888 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet betreffende de oprichting en de werking van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten sluiten;5° de bijdrageplichtige aanvrager : de aanvrager die bijdrageplichtig is in de zin van artikel 191 van de wet;6° de niet-bijdrageplichtige aanvrager : de niet-bijdrageplichtige aanvrager in de zin van artikel 191 van de wet wiens activiteiten tot doel hebben om onderzoek te doen in het medisch domein teneinde nieuwe therapeutische wegen/opties te identificeren en/of nieuwe farmacologische behandelingen te ontwikkelen voor menselijk gebruik en voor commerciële doeleinden;7° de aanvrager : de bijdrageplichtige of niet-bijdrageplichtige aanvrager, met uitzondering van organisaties voor onderzoek die zijn vastgelegd in art.2-83 van de Vrijstellingsverordening (EG); 8° organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding : een entiteit die is bedoeld in art.2-83 van de Vrijstellingsverordening, zoals een universiteit of een onderzoeksinstelling, ongeacht haar rechtsvorm (publiek- of privaatrechtelijke organisatie) of financieringswijze, die zich in hoofdzaak bezighoudt met het onafhankelijk verrichten van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling, of met het breed verspreiden van de resultaten van die activiteiten door middel van onderwijs, publicaties of kennisoverdracht; 9° het boekjaar t : het jaar waarvoor de aanvrager zijn aanvraag indient teneinde de steunregeling uit artikel 191quinquies van de wet te genieten en de hulp ontvangt in de vorm van een voorschot in geval van ontvankelijkheid van zijn aanvraag;10° geneesmiddelen voor menselijk gebruik : de geneesmiddelen voor menselijk gebruik in de zin van artikel 1, § 1, 1, a, van de wet op de geneesmiddelen van 25 maart 1964;11° klinische proeven : elke klinische proef in de zin van artikel 2-2 (2) van Verordening nr.536/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik; 12° fundamenteel onderzoek : experimentele of theoretische werkzaamheden die voornamelijk worden verricht om nieuwe kennis te verwerven over de fundamentele aspecten van verschijnselen en waarneembare feiten, zonder dat hiermee een directe commerciële toepassing of een direct commercieel gebruik wordt beoogd in de zin van art.2-84 van de Vrijstellingsverordening (EG); 13° industrieel onderzoek : planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het vergaren van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten of om bestaande producten, waaronder de preklinische proeven, opmerkelijk te verbeteren, in de zin van art.2-85 van de Vrijstellingsverordening (EG); 14° experimentele ontwikkeling : het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van producten, waaronder de klinische proeven van fase I, in de zin van art.2-86 van de Vrijstellingsverordening (EG); 15° preklinische proeven : elke proef die erin bestaat het effect en de veiligheid van het gebruik van werkzame bestanddelen te testen op verschillende soorten dieren door progressief soorten te gebruiken die meer en meer bij de mens aanleunen;16° klinische proeven van fase I : op gezonde vrijwilligers of op bepaalde types patiënten uitgevoerde studie zonder therapeutische doeleinden in de zin van art.3-8 van de wet van 7 mei 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/05/2017 pub. 22/05/2017 numac 2017012146 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Wet betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik; 17° activiteiten van onderzoek, ontwikkeling of innovatie (O&O&I) : het fundamentele onderzoek, het industrieel onderzoek (waaronder de preklinische proeven) of de experimentele ontwikkeling (waaronder de klinische proeven van fase I);18° communautaire kaderregeling O&O&I (EG) : de communautaire kaderregeling 2014/C 198/01 betreffende staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie van de Europese Commissie van 27 juni 2014; 19° akkoord voor contractueel onderzoek : de akkoorden voor contractueel onderzoek in de zin van punt 2.2.1 van de communautaire kaderregeling O&O&I; 20° samenwerkingsakkoord : de samenwerkingsakkoorden in de zin van punt 2.2.2 van de communautaire kaderregeling O&O&I, 21° daadwerkelijke samenwerking : een samenwerking in de zin van art. 2-90 van de Vrijstellingsverordening (EG) tussen ten minste twee onafhankelijke partijen om kennis of technologie uit te wisselen of om een gemeenschappelijke doelstelling op basis van een taakverdeling te bereiken, waarbij de partijen samen de omvang van het samenwerkingsproject bepalen, bijdragen aan de tenuitvoerlegging ervan en het risico en de resultaten ervan delen. Contractonderzoeken worden niet als vormen van daadwerkelijke samenwerking beschouwd; 22° ondernemingen in moeilijkheden : de ondernemingen bedoeld in art. 2-18 van de Vrijstellingsverordening (EG); 23° kleine ondernemingen : de kleine ondernemingen bedoeld in bijlage I van de Vrijstellingsverordening (EG);24° middelgrote ondernemingen : de middelgrote ondernemingen bedoeld in bijlage I van de Vrijstellingsverordening (EG);25° het Procedurereglement (EU): Verordening nr.2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. HOOFDSTUK 2. - Bepalingen opgenomen in uitvoering van artikel 191quinquies van de wet

Art. 2.§ 1 De steunregeling ingesteld bij artikel 191quinquies van de wet, wordt verleend aan de aanvragers die investeren in de activiteiten van O&O&I in de sector van de geneesmiddelen voor menselijk gebruik, op voorwaarde dat, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk, de toegekende steun een stimulerend effect teweegbrengt in de zin van art. 6 van de Vrijstellingsverordening (EG).

De volgende aanvragers komen echter niet in aanmerking : 1° de ondernemingen in moeilijkheden;2° de bijdrageplichtige aanvragers die niet al hun bijdragen, die overeenkomstig artikel 191 van de wet verschuldigd zijn voor het boekjaar t-2, betaald hebben. § 2. De in aanmerking komende investeringen zijn de investeringen in O&O&I-projecten die op hun vroegst op 1 juli van het boekjaar t en/of uiterlijk op 1 juli van het jaar t+1 moeten worden gestart, ofwel door de individuele vennootschap van de aanvrager, ofwel, indien de aanvrager tot een vennootschapsgroep behoort die onderworpen is aan een consolidatieplicht overeenkomstig artikelen 110 en 111 van het Belgisch Wetboek van vennootschappen, door een vennootschap die tot diezelfde vennootschapsgroep behoort, of door die vennootschapsgroep zelf, en die betrekking hebben op : 1° O&O&I-activiteiten die intra muros uitgevoerd worden door dochterondernemingen of stabiele vestigingen van de aanvrager die in België gevestigd zijn, of van een vennootschap van de groep waartoe hij behoort;of 2° O&O&I-activiteiten die in België of een andere Lidstaat van de Europese Unie uitgevoerd worden door een andere vennootschap of rechtspersoon, aan wie deze dochterondernemingen en stabiele vestigingen die taak hebben toevertrouwd in het kader van een contractueel onderzoeks- of samenwerkingsakkoord dat de omvang van de O&O&I-activiteiten bepaalt die moeten worden uitgevoerd, en waarvan de opvolging en het toezicht uitgeoefend worden door het wetenschappelijk personeel van de betrokken dochterondernemingen en stabiele vestigingen. Overeenkomstig artikel 25-3 van de Vrijstellingsverordening (EG) wordt de totale waarde van de uitgaven die zijn verbonden aan deze investeringen, berekend op basis van de volgende kosten : 1° de uitgaven inzake personeel (onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel), voor zover zij aangeworven zijn voor O&O&I-activiteiten die in aanmerking genomen worden;2° de kosten van de instrumenten en het materiaal, voor zover en voor de duur dat zij worden gebruikt voor O&O&I-activiteiten die in aanmerking worden genomen;indien die instrumenten en dat materiaal niet gedurende hun volledige levensduur voor de uitvoering van die activiteiten worden gebruikt, worden enkel de afschrijvingskosten die met de activiteitsduur overeenstemmen en die worden berekend overeenkomstig goede boekhoudkundige praktijken, in aanmerking genomen; 3° de kosten van de gebouwen en de terreinen, voor zover en voor de duur dat zij worden gebruikt voor O&O&I-activiteiten die in aanmerking worden genomen;wat de gebouwen betreft, wordt er enkel rekening gehouden met de afschrijvingskosten die worden berekend overeenkomstig goede boekhoudkundige praktijken of met de huurkosten die overeenstemmen met de duur van die activiteiten; wat de terreinen betreft, wordt er rekening gehouden met de kosten van de commerciële overdracht of met de investeringskosten die effectief zijn gemaakt; 4° de kosten van het onderzoek dat overeenkomstig het eerste lid, 2° wordt uitgevoerd door andere vennootschappen of rechtspersonen waarmee de aanvrager een contractueel onderzoeks- of samenwerkingsakkoord heeft gesloten;5° de bijkomende algemene kosten en de andere exploitatiekosten die rechtstreeks verband houden met de O&O&I-activiteiten die in aanmerking worden genomen. Deze kosten worden geraamd op basis van de resultatenrekening en op basis van de analytische boekhouding van de aanvrager of van de vennootschappen van het consortium waartoe die aanvrager behoort of, bij gebrek aan een dergelijke boekhouding, op basis van elke andere valorisatiebron waarmee die kosten specifiek kunnen worden toegewezen aan de investeringen bedoeld in het eerste lid.

Art. 3.De verdeling van de jaarlijkse budgettaire enveloppe tussen de in aanmerking komende aanvragers zoals bepaald in artikel 191quinquies van de wet, gebeurt als volgt : 1° de totale waarde van de uitgaven die zijn verbonden aan de O&O&I-activiteiten die zijn opgenomen in de investeringsplannen en die door elke aanvrager voor het boekjaar t zijn goedgekeurd, wordt gewogen per type activiteit volgens de maximale steunintensiteiten bedoeld in artikel 25-5 en artikel 29-4 van de Vrijstellingsverordening (EG), namelijk : a) 100 % van de in aanmerking komende kosten voor fundamenteel onderzoek, b) 50 % van de in aanmerking komende kosten voor industrieel onderzoek;met inbegrip van de preklinische proeven, verhoogd met 10 % voor de middelgrote ondernemingen, met 15 % voor de ondernemingen die deelnemen aan projecten van effectieve samenwerking en met 20 % voor de kleine ondernemingen, in overeenstemming met artikel 25-6 (b) van de Vrijstellingsverordening (EG); c) 25 % van de in aanmerking komende kosten voor experimentele ontwikkeling, met inbegrip van de klinische tests van fase I, verhoogd met dezelfde percentages vermeld in punt 1° (b);2° op basis van de totale waarde van de uitgaven die verbonden zijn aan die investeringen, die op deze manier voor elke aanvrager worden gewogen, wordt de budgettaire enveloppe evenredig verdeeld tussen de in aanmerking komende aanvragers, met dien verstande dat 84 % van die enveloppe wordt voorbehouden aan de aanvragers die een jaarlijkse bijdrage verschuldigd zijn, zoals bepaald in het eerste lid van artikel 191quinquies van de wet, terwijl 16 % is voorbehouden aan aanvragers die deze bijdragen niet verschuldigd zijn;3° het bedrag dat voor elke aanvrager uit deze verdeelsleutel voortvloeit, wordt nog beperkt, indien nodig : a) voor elke aanvrager : tot het bedrag dat overeenstemt met 25 % van de totale waarde van de uitgaven die zijn verbonden aan de investeringen in O&O&I-activiteiten overeenkomstig § 82 van de communautaire kaderregeling O&O&I, met dien verstande dat krachtens artikel 8-1 van de Vrijstellingsverordening (EG) betreffende de cumulatie, dat bedrag eerst moet worden verminderd met elk financieel voordeel, met inbegrip van elke belastingvermindering, die verkregen werd in het kader van andere steunregelingen die bedoeld zijn om de O&O&I-activiteiten aan te moedigen;en b) voor elke bijdrageplichtige aanvrager : tot het bedrag van de heffingen, buiten opslag en verwijlinteresten, die verschuldigd zijn voor het boekjaar t-2, overeenkomstig artikel 191quinquies van de wet.

Art. 4.Om van de steunregeling bedoeld in artikel 191quinquies van de wet te kunnen genieten, dienen de aanvragers per aangetekende brief met bericht van ontvangst, een gedateerde en ondertekende aanvraag in te dienen bij de Dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV, uiterlijk op 1 mei van het boekjaar t.

Die aanvraag moet op straffe van onontvankelijkheid het volgende bevatten : 1° het ingevulde aanvraagformulier, waarvan het model als bijlage bij dit besluit is opgenomen;2° een kopie van het investeringsplan O&O&I bedoeld in artikel 3 (1° ), dat de volgende informatie bevat : a) de soorten O&O&I-projecten die de aanvrager voorstelt met de verwachte steun te financieren, met vermelding of het gaat om fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek (met inbegrip van preklinische proeven) en/of experimentele ontwikkeling (met inbegrip van klinische proeven van fase I), en een gedetailleerde omschrijving van elk van de O&O&I-projecten;b) de investeringskosten van elk van die O&O&I-projecten;c) een zo nauwkeurig mogelijke raming van het stimulerende effect dat de steun voor elk in aanmerking komend O&O&I-project zal hebben, door de reikwijdte van het project en/of het bedrag dat de aanvrager er zelf aan besteedt en/of de snelheid waarmee de aanvrager het project hoopt te voltooien, aanzienlijk te vergroten;3° een schriftelijk verslag opgesteld door de bestuursorganen van de betrokken aanvrager, waarin het volgende wordt vastgelegd : a) de verbintenis om aan elk van die O&O&I-projecten steunbedragen toe te kennen met naleving van de maximale steunintensiteitspercentages zoals bedoeld in artikel 25-5 en artikel 29-4 van de Vrijstellingsverordening (EG), rekening houdende met de regel betreffende de cumulatie van steun zoals bedoeld in artikel 8-1 van die verordening;b) de waarde van elk financieel voordeel, met inbegrip van elke belastingvermindering die werd verkregen of aangevraagd en die wordt verwacht in het kader van andere bestaande steunmaatregelen die bedoeld zijn om de O&O&I-activiteiten aan te moedigen, om rekening te houden met de regel betreffende de cumulatie van steun zoals bedoeld in artikel 8-1 van de Vrijstellingsverordenng (EG);c) het bewijs dat de aanvrager geen onderneming in moeilijkheden is;d) de kwalificatie van al dan niet middelgrote onderneming van de aanvrager;e) in het geval van een bijdrageplichtige aanvrager, de totale waarde van de heffingen die hij verschuldigd was voor het boekjaar t-2, en het bewijs van de betaling ervan;f) in het geval van een niet-bijdrageplichtige aanvrager, elk document met betrekking tot de opdracht van zijn onderneming (met inbegrip van de oprichtingsakte en de statuten), aan de hand waarvan kan worden nagegaan of hij in aanmerking komt voor steun, in het bijzonder met betrekking tot het commerciële karakter van zijn onderzoeksactiviteiten.4° een omstandig schriftelijk verslag opgesteld door de commissaris van de betrokken aanvrager of, bij ontstentenis van deze, door een bedrijfsrevisor aangewezen door zijn bestuursorgaan, waarin gecertificeerd wordt dat het investeringsplan O&O&I bedoeld in punt 2° een trouw beeld geeft van de totale waarde van de uitgaven die verbonden zijn aan de investeringen, de toegekende steunbedragen en het verwachte stimulerende effect van die steunbedragen juist zijn en dat de verklaringen in het verslag dat de beheersorganen hebben opgesteld zoals bedoeld in punt 3°, waar zijn. De Dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV controleert de ontvankelijkheid van elke aanvraag. Voor de aanvragen die worden ingediend door de niet-bijdrageplichtige aanvragers, wordt die dienst bijgestaan door de Cel Innovation van het FAGG. Krachtens artikel 7 van de wet van 2006, wordt deze met name gevraagd om de echtheid van de informatie bedoeld in het voormelde punt 3 (f), te bevestigen.

De Dienst voor Geneeskundige verzorging van het RIZIV brengt de aanvrager op de hoogte van de ontvankelijkheid van zijn aanvraag, vóór 31 mei van het boekjaar t. Indien de aanvraag onontvankelijk is, heeft de aanvrager tot 15 juni van het boekjaar t om zijn aanvraag te vervolledigen. Indien de bijkomende stukken niet binnen de voorgeschreven termijn ontvangen werden, of indien de aanvraag nog steeds onontvankelijk is, heeft de aanvrager geen recht op de steun voor het boekjaar t.

De Dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV deelt uiterlijk op 30 juni van het boekjaar t aan elke aanvrager het bedrag van het voorschot van de steun mee en betaalt deze laatste uiterlijk op 31 december van het boekjaar t.

Art. 5.De Dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV stuurt uiterlijk op 31 december van het boekjaar t een vragenlijst naar de aanvrager om van hem een omstandig schriftelijk verslag te bekomen over de projecten die zijn geïdentificeerd in zijn aanvraag, bedoeld in artikel 4. Dat verslag geeft een omstandige toelichting die bewijst dat het bedrag van de aan elk project toegekende steun werkelijk bijgedragen heeft aan het vergroten van de omvang, reikwijdte en/of uitvoeringssnelheid van deze projecten zoals bedoeld in artikel 6-3 van de Vrijstellingsverordening (EG). In voorkomend geval, en in het bijzonder met betrekking tot meerjarige O&O&I-projecten die zouden worden opgegeven of waarvan de omvang, de reikwijdte of de uitvoeringssnelheid zouden worden beperkt, worden in dit verslag ook de redenen gerechtvaardigd die de aanvrager ertoe hebben gebracht deze projecten op te geven of hun omvang, reikwijdte of uitvoeringssnelheid te verminderen.

De ingevulde en ondertekende vragenlijst, vergezeld van een omstandig schriftelijk verslag opgesteld door de commissaris van de betrokken aanvrager of, bij ontstentenis van deze, door een bedrijfsrevisor aangewezen door zijn bestuursorgaan, waarin wordt gecertificeerd dat het om een trouw beeld van vergroting van de betrokken projecten gaat, moet door de aanvrager uiterlijk op 30 september van het boekjaar t+1 worden teruggestuurd aan de Dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV, per aangetekende brief met bericht van ontvangst. Op basis van de gegeven antwoorden, deelt de Dienst voor de Geneeskundige Verzorging aan elke aanvrager uiterlijk op 31 december van het boekjaar t+1, het bedrag mee van de steun waarop hij recht heeft.

Op basis van de antwoorden die gegeven worden op die vragenlijsten, schrijft de Dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV een evaluatierapport betreffende het stimulerende effect dat de steunregeling werkelijk heeft gehad, dat uiterlijk op 31 maart van het boekjaar t+2 aan de Europese Commissie wordt voorgelegd.

Indien de vermindering voor een bepaalde aanvrager niet geleid heeft tot het vergroten van de omvang, reikwijdte en/of uitvoeringssnelheid van de projecten bedoeld in het derde lid, rekening houdende met de criteria opgesomd in afdeling 4 van de communautaire kaderregeling O&O&I, deelt de Dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV dit mee aan de Minister die Sociale Zaken onder zijn bevoegdheden heeft, die dan zorgt voor de terugvordering van het bedrag dat deze aanvrager in de vorm van een voorschot ontvangen heeft met toepassing van artikel 191quinquies van de wet, en dat binnen de voorgeschreven termijn van 10 jaar zoals bepaald in artikel 17 van het Procedurereglement (EU). HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen

Art. 6.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 7.In afwijking van artikel 4, wordt het tijdschema versneld vanaf het boekjaar t 2020 : 1° de gedateerde en ondertekende aanvragen dienen te worden ingediend door de in aanmerking komende aanvragers, uiterlijk op 15 februari van het boekjaar t, per aangetekende brief met bericht van ontvangst;2° de termijn om de aanvraag eventueel te vervolledigen in geval van onontvankelijkheid eindigt op 15 maart van het boekjaar t;3° de Dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV deelt het bedrag van het voorschot van de steun mee aan de aanvragersuiterlijk op 30 mei van het boekjaar t;4° de Dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV betaalt deze bedragen uiterlijk op 30 juni van het boekjaar t.

Art. 8.Vanaf het boekjaar t 2019 wordt de in artikel 3 bedoelde budgettaire enveloppe tot 42 miljoen euro vastgesteld.

Art. 9.De minister bevoegd voor Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 maart 2019 FILIP Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, M. DE BLOCK

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^