gepubliceerd op 05 november 2003
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994
28 SEPTEMBER 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op de artikelen 164, vierde lid, vervangen bij de wet van 24 december 1999 en gewijzigd bij de wet van 24 december 2002, 166, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000, en 194, § 1, b);
Gelet op het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op de artikelen 318, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 mei 1999, 20 juli 2000 en 11 december 2001, en bij de wet van 26 juni 2000, 326, § 3, en 327, § 2, vervangen bij het koninklijk besluit van 7 mei 1999;
Gelet op het advies van het Comité van de Dienst voor administratieve controle, gegeven op 25 maart 2003;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 16 april 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 6 mei 2003;
Gelet op advies 35.518/1 van de Raad van State, gegeven op 10 juli 2003;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 318 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 mei 1999, 20 juli 2000 en 11 december 2001, en bij de wet van 26 juni 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 6° wordt vervangen als volgt : « 6° : van 62,50 euro, wanneer ingevolge het niet stuiten van de verjaring, als bedoeld in artikel 174, 5° of 6° van de gecoördineerde wet, of ingevolge het niet-hernieuwen ervan een onverschuldigde betaling van 300 euro of meer oninvorderbaar is geworden;» 2° de bepaling onder 9°, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « 9° : van 125 euro, wanneer zij na afloop van de in artikel 326 bepaalde termijn een onverschuldigde betaling van 300 euro of meer niet heeft teruggevorderd.Bedraagt de onverschuldigde betaling meer dan 1 250 euro dan wordt het bedrag van de sanctie verhoogd tot 250 euro. »
Art. 2.Artikel 326, § 3 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 7 mei 1999, wordt aangevuld als volgt : « d) de datum van neerlegging van het verzoekschrift tot de einddatum van de looptijd van de minnelijke aanzuiveringsregeling zoals bedoeld in artikel 1675/10 Gerechtelijk Wetboek of van de gerechtelijke aanzuiveringsregeling zoals bedoeld in artikel 1675/11 Gerechtelijk Wetboek. »
Art. 3.Artikel 327, § 2, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 7 mei 1999, wordt aangevuld als volgt : « c) de aanvraag betrekking heeft op een bedrag van minstens 300 euro, behalve wanneer een bedrag van minder dan 300 euro het saldo is van een ten onrechte betaald bedrag van minstens 300 euro. ».
Art. 4.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 september 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE