gepubliceerd op 29 mei 1999
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
7 MEI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op de artikelen 164, vierde en vijfde lid, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, 166 en 194, § 1, b);
Gelet op het koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op de artikelen 318, 326 en 327;
Gelet op het advies van het Comité van de Dienst voor administratieve controle, uitgebracht op 23 maart 1999;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat wijzigingen aangebracht aan de procedure tot terugvordering van de ten onrechte verleende prestaties, ingevolge de inwerkingtreding van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het handvest van de sociaal verzekerde, voor de verzekeringsinstellingen een toestand van rechtsonzekerheid hebben geschapen, die dringend dient beëindigd te worden.
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 15 april 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 318 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 6° wordt vervangen als volgt : « 6° van 5 000 F, wanneer ingevolge het niet-stuiten van de verjaring, als bedoeld in artikel 174, 5° of 6° van de gecoördineerde wet, of ingevolge het niet-hernieuwen ervan een onverschuldigde betaling oninvorderbaar is geworden »;b) de bepaling onder 9° wordt vervangen als volgt : « 9° van 2 500 F, wanneer zij na afloop van de in artikel 326 bepaalde termijn een onverschuldigde betaling van minder dan 12 000 F niet heeft teruggevorderd.Die straf wordt op 5 000 F gebracht wanneer het onverschuldigde en niet teruggevorderde bedrag meer dan 12 000 F bedraagt, maar zonder dat het 50 000 F overschrijdt. Het niet terugvorderen binnen de vastgestelde termijn van een onverschuldigd bedrag van meer dan 50 000 F geeft aanleiding tot de toepassing van een straf van 10 000 F. De sanctie wordt niet toegepast wanneer de verzekeringsinstelling overeenkomstig artikel 327 vrijgesteld is om het in het eerste lid bedoeld bedrag te boeken als administratiekosten. »; c) de bepaling onder 12° wordt vervangen als volgt : « 12° van 5 000 F, wanneer ze niet de nodige maatregelen neemt ten einde volledige schadeloosstelling of terugbetaling te bekomen van een zorgverlener wiens vergissingen of bedrog onrechtmatige betalingen van minstens 6 000 F tot gevolg hadden.»
Art. 2.Artikel 326 van het voormelde koninklijk besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 326.§ 1. De terugvordering van de ten onrechte betaalde prestaties wordt door de verzekeringsinstelling gedaan binnen een termijn van twee jaar, met ingang van de datum van : a) de vaststelling voor de gevallen bedoeld in artikel 325, a);b) de kennisgeving door de Dienst voor administratieve controle voor de gevallen bedoeld in artikel 325, b);c) de uitspraak van de gerechtelijke eindbeslissing voor de gevallen bedoeld in artikel 325, c) en d). § 2. De termijn bedoeld in § 1 wordt verlengd met de periode die is bepaald door : a) de gerechtelijke eindbeslissing, die termijnen aan de schuldenaar toekent;b) de overeenkomst die tussen de verzekeringsinstelling en de schuldenaar is gesloten voor de terugbetaling van de onverschuldigde prestaties.Die overeenkomst moet door de Dienst voor uitkeringen worden goedgekeurd wanneer het uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid betreft; c) de inhoudingen, die overeenkomstig artikel 1410, § 4 van het Gerechtelijk Wetboek ambtshalve worden verricht vanaf de aanvraag ervan tot op het ogenblik dat wordt meegedeeld dat de inhoudingen zijn beëindigd, of de betalingen, die door de schuldenaar of een derde worden verricht in uitvoering van een beslag of een afstand van loon. § 3. De termijn bedoeld in § 1 wordt opgeschort vanaf : a) de datum van indienen van de aanvraag om erkenning van de arbeidsongeschiktheid of van de aanvraag om te verzaken aan de terugvordering overeenkomstig artikelen 101 of 102 van de gecoördineerde wet, tot de beslissing van de Geneeskundige Raad voor invaliditeit en/of van het Beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen;b) de datum van indienen van de aanvraag om te verzaken aan de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen, overeenkomstig artikel 22, § 2, a) van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het handvest van de sociaal verzekerde tot de beslissing van het Verzekeringscomité van de Dienst voor geneeskundige verzorging of van het Beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen;c) de datum van overlijden van de schuldenaar tot aan de datum van aangifte van de nalatenschap of van de aanwijzing van de curator van de onbeheerde nalatenschap en van de aanvangsdatum van de procedure tot gerechtelijk akkoord of van faillissement tot aan de definitieve gerechtelijke uitspraak. § 4. Wanneer het totaal bedrag van de ten onrechte aan een sociaal verzekerde betaalde prestaties voor de geneeskundige verzorging kleiner is dan 500 F of voor de uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid kleiner is dan 1 000 F, wordt de verzekeringsinstelling van de terugvordering van dat bedrag vrijgesteld. »
Art. 3.Artikel 327 van het voormelde koninklijk besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art. 327, § 1. Behoudens de gevallen bepaald in § 2, worden de bedragen van de ten onrechte betaalde prestaties, die nog niet zijn teruggevorderd binnen drie maanden na het aflopen van de termijnen bepaald in artikel 326, afgeschreven door ze als administratiekosten te boeken. § 2. De leidend ambtenaar van de Dienst voor administratieve controle kan de verzekeringsinstelling vrijstellen van de boeking als administratiekosten wanneer : a) de onverschuldigde betaling niet voortvloeit uit een fout, een vergissing of een nalatigheid van de verzekeringsinstelling;b) de verzekeringsinstelling alle te harer beschikking staande middelen, rechtsmiddelen inbegrepen, heeft aangewend om de terugbetaling te vorderen.Die voorwaarde wordt als vervuld beschouwd wanneer de terugvordering van de onverschuldigde prestaties wordt beschouwd als onzeker of wanneer de kosten verbonden aan de uitvoering van de definitieve gerechtelijke beslissing het terug te vorderen bedrag overschrijden.
De verzekeringsinstelling moet de aanvraag per aangetekende brief indienen vóór het einde van de in § 1 bepaalde termijn.
De beslissing van de leidend ambtenaar wordt ter kennis van de verzekeringsinstelling gebracht per aangetekende brief die als ontvangen wordt beschouwd op de eerste werkdag na de afgifte van de brief in de post. Tot die datum blijft het bedrag waarop de aanvraag betrekking heeft, in de speciale rekening geboekt. »
Art. 4.Onze Minister van Sociale Zaken wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 mei 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN